Regeling vervallen per 01-12-2017

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Regionale uitvoeringsdienst Utrecht

Geldend van 24-06-2014 t/m 30-11-2017

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Regionale uitvoeringsdienst Utrecht

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Regionale uitvoeringsdienst Utrecht

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Houten

Overwegende dat:

  • -

    de RUD Utrecht per 1 juli 2014start met haar taakuitvoering;

  • -

    de Gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 op 1 januari 2014 in werking is getreden met daarin de grondslag voor nadere regelgeving in het kader van mandaat, volmacht en machtiging;

  • -

    dit mandaatbesluit van toepassing is op de door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 verleende mandaten

  • -

    Het algemeen bestuur en de directeur van RUD Utrecht 2.0 hebben ingestemd met mandaatverlening door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 aan RUD Utrecht 2.0;

Gelet op:

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de wet- en regelgeving als genoemd in de bijlage bij dit besluit;

  • -

    artikel 2 lid 3, artikel 18 en artikel 19 lid 3 van de Gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0;

Besluit: vast te stellen navolgend:

MANDAATBESLUIT RUD UTRECHT / GEMEENTE HOUTEN

Artikel 1: Definities

De in artikel 1 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 opgenomen definities zijn van toepassing op dit besluit. Daarnaast wordt in dit besluit verstaan onder

1.

directeur:

de directeur van de Regionale uitvoeringsdienst, bedoeld in artikel 27 van de regeling.

2.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten

3.

dienstverlenings-overeenkomst:

de overeenkomst als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de regeling;

4.

gemeente:

de gemeente Houten

5.

schriftelijk:

ten behoeve van dit besluit wordt daaronder mede verstaan per e-mail en per fax.

Artikel 2: Mandaat en ondermandaat

  • 1. Het college verleent aan de directeur mandaat voor de bevoegdheden genoemd in de bijlage.

  • 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheden die in de bijlage uitdrukkelijk zijn uitgezonderd.

  • 3. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheid tot besluiten tot de intrekking van een vergunning overeenkomstig artikel 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 4. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, in ondermandaat opdragen aan personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage uitdrukkelijk is uitgesloten.

Artikel 3: Uitsluiting BRZO- en RIE 4-inrichtingen

  • Het mandaatbesluit geldt niet ten aanzien van bevoegdheden die betrekking hebben op vergunningverlening, toezicht en handhaving van de BRZO- en RIE 4-inrichtingen.

Artikel 4: Voorschriften

    • 1.

      Bij de uitoefening van een mandaat wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wettelijke regelingen, besluiten, verordeningen, circulaires, aanwijzingen, richtlijnen, beleidsregels van het Rijk en het college betrokken dan wel, indien dat in een van de genoemde regels is bepaald, in acht genomen, conform de algemene en specifieke instructies en financiële afspraken die gelden op grond van de regeling voor de uitoefening van de betreffende taak.

    • 2.

      Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht, van het college toe.

    • 3.

      Het college zorgt ervoor dat de directeur over de informatie beschikt die noodzakelijk is conform het eerste lid. De directeur zorgt ervoor dat de personen aan wie hij ondermandaat verleent eveneens kunnen beschikken over de informatie, bedoeld in de eerste volzin.

    • 4.

      Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Regionale uitvoeringsdienst uitvoert.

    • 5.

      De directeur treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de kaders of beleid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5: Informatieplicht

    • 1.

      De directeur informeert het college periodiek over ingekomen aanvragen en verzoekschriften en over de resultaten van de controles van de Regionale uitvoeringsdienst, die betrekking hebben op gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in artikel 2.

    • 2.

      Het college maakt binnen tien dagen na ontvangst van informatie, bedoeld in het eerste lid, kenbaar of nader overleg gewenst is.

    • 3.

      Onverminderd het eerste lid informeert een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend het college schriftelijk bij de toepassing van de procedures, bedoeld in afdeling 3.4, artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

    • 4.

      Onverminderd het eerste en derde lid heeft een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend een voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in de gemeenteraad of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of anderszins in rechte wordt aangesproken. In de gevallen, bedoeld in de vorige volzin, verschaft de directeur de benodigde informatie en voert overleg met het college alvorens de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, uit te oefenen.

    • 5.

      De directeur en het college overleggen regelmatig over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de bij of krachtens dit besluit in mandaat te nemen dan wel genomen besluiten.

    • 6.

      Periodiek wordt door de directeur in samenspraak met de colleges en gedeputeerde staten de mandaatverlening en de informatieverstrekking geëvalueerd waarover aan het dagelijkse bestuur wordt gerapporteerd.

Artikel 6: Volmacht en machtiging

  • Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijk gesteld de verlening van:

    • a.

      volmacht om in naam van het college privaatrechtelijke handelingen te verrichten, en

    • b.

      machtiging om in naam van het college handelingen te verrichten die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 7: Verslaglegging

  • De directeur draagt zorg voor periodieke verslaglegging van de door hem in mandaat genomen besluiten via de reguliere planningscyclus en control cyclus, een en ander in overleg met de mandaatgevers. De verslaglegging wordt ter kennisneming het ter zake bevoegd bestuursorgaan wordt gezonden.

Artikel 8: Ondertekening

    • 1.

      De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens de mandaatgever.

    • 2.

      De stukken in mandaat genomen worden door de RUD Utrecht als volgt ondertekend:

    Namens burgemeester en wethouders van de gemeente Houten

    (naam)

    Directeur RUD Utrecht

    3.Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het hiervoor bepaalde ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de gemandateerde medewerker in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de eerst gemandateerde, wordt geplaatst.

Artikel 9: Bekendmaking en inwerkingtreding

  • Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop het is bekendgemaakt.

Artikel 10: Citeertitel

  • Dit besluit wordt aangehaald als: mandaatbesluit RUD Utrecht gemeente Houten

    Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders

    op 10 juni 2014,

    Namens burgemeester en wethouders,

    de secretaris de burgemeester

TOELICHTING OP MODEL MANDAATBESLUIT

  • 1.

A. Algemeen deel

  • Om op 1 juli 2014 rechtsgeldig haar taken voor de deelnemers te kunnen uitvoeren is het van belang dat de RUD hiertoe gemandateerd is. Hiervoor is een mandaatregeling opgesteld. Uitgangspunt hierbij is een zo groot mogelijke uniformiteit op grond van de regeling.

    Als mandaatgever blijft het college van de gemeente, althans GS, evenwel bevoegd om voor bijzondere gevallen een specifiek besluit te nemen. Daarvoor zal dan steeds een apart collegebesluit nodig zijn. Voorliggend document betreft een toelichting op deze regeling.

    Bijna dagelijks moeten er heel veel besluiten door het college van Gedeputeerde Staten / Burgemeester en Wethouders (hierna te noemen: het college) worden genomen. Het zou niet werkbaar zijn als deze besluiten enkel via de vergaderingen van het college moeten worden genomen. Daarom bestaat de mogelijkheid dat deze bestuursorganen aan een ander de bevoegdheid toekennen om dit namens hem te doen; dit heet "mandaat". Dit besluit wat via deze weg genomen wordt geldt als een besluit van het bestuursorgaan zelf, en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. In de praktijk blijkt dat een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samenhangt met het vertrouwen van de mandaatgever in de gemandateerde, dat deze laatste ook zal handelen in de geest van de mandaatgever zodat die slechts in uitzonderingsgevallen de bevoegdheden naar zich toe zal trekken.

B. Specifieke toelichting

Artikel 1: Minimale en maximale mandatering

  • In de startnotitie juridische inrichting RUD Utrecht zijn een aantal juridische uitgangspunten vastgelegd omtrent de bevoegdheidsverdeling tussen de gemeente / provincie en de RUD. Er is geen sprake van overdracht van bevoegdheden. Gemeenten en provincie dragen de bij de taken behorende bevoegdheden op aan de RUD middels mandatering. Hiermee blijven zij te allen tijde bevoegd gezag, terwijl de RUD in staat wordt gesteld om de opgedragen taken rechtsgeldig uit te voeren.

    Voor de RUD Utrecht zijn twee modellen van mandatering ontwikkeld. Het betreft een beperkt en een ruime variant. Deelnemers van RUD Utrecht kunnen kiezen voor één van de twee opties. Deze geldt dan voor de uitoefening van alle taken, zowel basis- als plustaken.

    De maximale variant betreft een mandaat die zich uitstrekt van nemen van de benodigde besluiten tot en met het ondertekenen van de stukken en uitvoeren van de besluiten. In dat geval krijgt de RUD als het ware de vrije hand om haar taken uit te oefenen.

    De minimale variant betreft een beperkt mandaat. Dit betekent dat de deelnemer zelf nog veel van de besluiten neemt. De RUD bereidt de besluitvorming veelal voor, en neemt de administratieve afwikkeling en uitvoering van het besluit op zich.

Artikel 5: Informatieplicht

  • Omdat het college, ook al hebben zij mandaat verleend, verantwoordelijk blijft voor de 'in mandaat' genomen beslissing is het van belang dat zij tijdig op de hoogte worden gesteld van die beslissingen of handelingen waarvan kennisneming door hen van belang is. In het mandaatbesluit is daarom voorzien in een regeling waarbij alvorens bepaalde bevoegdheden worden uitgeoefend, overleg moet worden gevoerd met, of informatie moet worden verstrekt aan het bestuursorgaan dat het mandaat heeft gegeven. In het specifieke geval kan dan worden beslist of de bevoegdheid in mandaat kan worden uitgeoefend, dan wel kunnen door het bestuursorgaan instructies worden gegeven.

Bijlage 1: Mandaatlijst

  • Uit de jurisprudentie volgt dat mandatering over bevoegdheden dient te gaan die expliciet genoemd staan. Vervolgens kunnen er twee systemen gekozen worden. Het eerste systeem betreft mandatering van alle bij de taken behorende bevoegdheden, hetgeen expliciet als uitzondering genoemd staat. Het tweede systeem betreft de mandatering van expliciet opgesomde bevoegdheden. In deze mandaatregeling is gekozen voor het laatste systeem, welke als bijlage is toegevoegd.

    Bijlage