Verordening individuele inkomenstoeslag

Geldend van 27-01-2015 t/m heden

De raad van de gemeente Houten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

overwegende dat met ingang van 1 januari 2015 de individuele inkomenstoeslag in werking treedt;

dat de gemeenten die samenwerken binnen Werk en Inkomen Lekstroom streven naar een heldere en efficiënte uitvoering en daartoe in gemeenschappelijk overleg een eensluidende verordening hebben opgesteld met gelijke voorwaarden voor inwoners van de Lekstroomregio,

waarbij slechts de hoogte van de individuele inkomenstoeslag verschilt;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    wet: Participatiewet;

  • -

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand;

  • -

    peildatum: datum waarop in enig jaar het recht op de individuele inkomenstoeslag ontstaat;

  • -

    referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom vastgesteld formulier.

Artikel 3. Doelgroep

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor personen die 18 jaar zijn of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

  • 1. De individuele inkomenstoeslag wordt verstrekt aan de belanghebbende die voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 36 van de wet en deze verordening.

  • 2. Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Voor de individuele inkomenstoeslag komt niet in aanmerking de belanghebbende die op de peildatum een opleiding volgt of recentelijk (in de drie aan de peildatum voorafgaande jaren) heeft gevolgd als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos), dan wel als genoemd in de Wet Studiefinanciering (Wsf 2000).

  • 4. Belanghebbenden die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn hebben en geen zicht op inkomensverbetering hebben.

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar eenmalig een bedrag dat gelijk is aan 40% van de netto maandelijkse bijstandsnorm, die voor de aanvrager van toepassing is.

  • 2. Voor de berekening van de hoogte van de toeslag wordt uitgegaan van het maandelijkse netto bijstandsbedrag dat van toepassing is, inclusief de vakantietoeslag, zoals geldend op 1 januari van het kalenderjaar.

  • 3. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 4. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 5. Voor toepassing van het eerste, tweede en vierde lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom kan de artikelen 4 en 5 in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

De Verordening Langdurigheidstoeslag wordt ingetrokken per 1 januari 2015.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag WIL.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2014.

De raad van de gemeente Houten,

de griffier a.i.,

de voorzitter,

 

 

 

 

F.E.H.M. Backerra

W.M. de Jong

TOELICHTING

Algemeen

Tegelijk met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in 2004 is de langdurigheidstoeslag ingevoerd, als landelijke regeling. Mensen die langdurig een laag inkomen ontvingen konden met deze toeslag hun financiële reserves aanvullen. De toeslag was derhalve niet bedoeld als tegemoetkoming voor specifieke kosten. Sinds 1 januari 2009 was de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd en werd de langdurigheidstoeslag een vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 is de individuele inkomenstoeslag de vervanger van de langdurigheidstoeslag. De gemeenteraad heeft de opdracht om voor de verlening van de individuele inkomenstoeslag nadere regels vast te leggen in een verordening, met betrekking tot voorwaarden, doelgroepen en hoogte van de toeslag. Er kan in de verordening worden aangegeven welke groepen niet in aanmerking komen voor de toeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een regeling die strekt tot inkomensondersteuning voor bepaalde personen die langdurig zijn aangewezen op een laag inkomen en daarbij geen zicht hebben op inkomensverbetering. Dit was ook de gedachte achter de langdurigheidstoeslag. In deze verordening worden daarover regels vastgelegd. Op grond van deze verordening is er sprake van een laag inkomen wanneer dat inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Ook wordt in deze verordening vastgelegd wanneer er sprake is van zicht op inkomensverbetering en wanneer er in elk geval geen sprake is van zicht op inkomensverbetering.

Met ingang van 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen overgangsrecht. De individuele inkomenstoeslag (en voorheen de langdurigheidstoeslag) worden immers toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de wet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand, de langdurigheidstoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden niet als inkomen in aanmerking genomen.

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt. Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De aanvraagdatum is vaak de peildatum. De peildatum ligt niet voor de aanvraagdatum (tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden).

Referteperiode

Een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 4.

Artikel 2. Indienen verzoek

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een formulier zoals dat door WIL is vastgesteld en wordt gebruikt. Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag.

Artikel 3. Doelgroep

De doelgroep van de individuele inkomensvoorziening is iedereen van 18 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. De referteperiode gaat op zijn vroegst in vanaf het moment waarop de belanghebbende 18 jaar wordt. Dat betekent dat de individuele inkomenstoeslag ten vroegste 36 maanden daarna kan worden verstrekt. Daarom kan een belanghebbende de individuele inkomenstoeslag niet eerder ontvangen dan het moment waarop hij 21 jaar is geworden.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

Langdurig

De vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. Deze periode is vastgesteld op 36 maanden.

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit mag niet al te rigide worden beoordeeld. Een incidentele geringe overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd [1]. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is er geen sprake van een incidentele geringe overschrijding [2].

Scholing

Belanghebbenden die een opleiding volgen of recentelijk, dat wil zeggen in de 3 jaar voorafgaand aan de peildatum, hebben gevolgd (als bedoeld in de Wtos of Wsf 2000) werken aan hun toekomstige positie op de arbeidsmarkt en daarmee aan hun inkomenspositie. Zij hebben zicht op inkomensverbetering en voldoen daardoor niet aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 van de wet.

Volledig arbeidsongeschikt

Belanghebbenden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn hebben geen zicht op inkomensverbetering.

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaanden en gehuwden.

Gehuwden

Bij het begrip gehuwden worden ook bedoeld: personen die een gezamenlijke huishouding voeren. Gehuwden moeten op de peildatum beide voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de wet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.[3]

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, op grond van artikel 11 of 13 van de wet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande zou gelden.

Artikel 6. Hardheidsclausule.

Wanneer zich situaties voordoen waarin deze verordening niet voorziet, voorziet het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. Ook wanneer er sprake is van situaties van bijzondere hardheid bij toepassing van de artikelen 4 en/of 5 voorziet het dagelijks bestuur.

Noten

[1] CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.

[2] CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.

[3] CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.