Regeling vervallen per 01-10-2012

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten

Geldend van 01-08-2009 t/m 30-09-2012

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten

De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juli 2009, nr. 2009-026 gelezen en besluit;

overwegende dat het gewenst is om de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten te actualiseren;

gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning;

vast te stellen de

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten

Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen.

Artikel 1.2. Beperkingen.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 2.1. Keuzevrijheid.

Artikel 2.2. Voorziening in natura.

Artikel 2.3. Financiële tegemoetkoming.

Artikel 2.4. Persoonsgebonden budget.

Artikel 2.5. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3.1. Vormen van hulp bij het huishouden.

Artikel 3.2. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

Artikel 3.3. Gebruikelijke zorg.

Artikel 3.4. Omvang van de hulp bij het huishouden.

Artikel 3.5. Omvang van het persoonsgebonden budget.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.1. Vormen van woonvoorzieningen.

Artikel 4.2. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

Artikel 4.3. Soorten individuele woonvoorzieningen.

Artikel 4.4. Primaat van de verhuizing.

Artikel 4.5. Uitsluitingen.

Artikel 4.6. Hoofdverblijf.

Artikel 4.7 Woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Artikel 4.8 Noodzakelijke extra te verwerven grond voor woningaanpassing

Artikel 4.9. Beperkingen.

Artikel 4.10. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Artikel 4.11 Kosten in verband met huurderving

Artikel 4.12 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

Artikel 4.13. Terugbetaling bij verkoop.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 5.1. Vormen van vervoersvoorzieningen.

Artikel 5.2. Het recht op een algemene voorziening

Artikel 5.3. Soorten individuele vervoersvoorzieningen

Artikel 5.4. Het primaat van het collectief vervoer.

Artikel 5.5. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

Artikel 5.6. Omvang in gebied en in kilometers.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 6.1. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

Artikel 6.2. Rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik

Artikel 6.3. Rolstoelvoorziening voor incidenteel gebruik

Artikel 6.4. Rolstoelvoorziening voor sportbeoefening

Artikel 6.5. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 7.1. Gebruik aanvraagformulier.

Artikel 7.2. Relatie met de AWBZ.

Artikel 7.3. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

Artikel 7.4. Samenhangende afstemming.

Artikel 7.5. Wijzigingen in de situatie.

Artikel 7.6. Intrekking van een voorziening

Artikel 7.7. Terugvordering

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 8.1. Hardheidsclausule.

Artikel 8.2. Indexering.

Artikel 8.3. Evaluatie.

Artikel 8.4 Overgangsregeling bestaande afspraken WVG

Artikel 8.5 Overgangsregeling bestaande afspraken AWBZ

Artikel 8.6. Citeertitel en Inwerkingtreding.

------------------------------------------------------------------------------------

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische of psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden; bij het normale gebruik van een woning; bij het zich verplaatsen in en om de woning; bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon uit de directe omgeving van een hulpbehoevende, die niet in het kader van zijn beroep langdurige zorg verleent aan de hulpbehoevende, waarbij bedoelde zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt of niet aanwezig is;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten van toepassing zijn;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget: een individueel te verstrekken geldbedrag zoals bedoeld in artikel 6 van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Houten te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: de kosten van een te verlenen voorziening, die de algemeen gebruikelijke kosten te boven gaan;

  • p.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • q.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • r.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Houten;

  • s.

    Besluit maatschappelijke ondersteuning: de door het college vast te stellen regels ter uitwerking van het in deze verordening gestelde;

  • t.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • u.

    Wvg: Wet Voorzieningen Gehandicapten;

  • v.

    Inkomen:

    • 1.

      het bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de persoon met beperkingen indien deze persoon met beperkingen 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid g onder 6 Wmo;

    • 2.

      het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de ouders of pleegouders van de persoon met beperkingen indien deze persoon met beperkingen jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid g onder 6 Wmo;

    • 3.

      het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de persoon met beperkingen en zijn echtgenoot indien deze persoon met beperkingen een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid g onder 6 Wmo; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering;

Artikel 1.2. Beperkingen.

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van een huishouden, het wonen en het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid onder a, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoerssysteem zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a.

  • 3.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Houten;

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen van een hoger niveau zijn dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Houten dan wel de voormalige Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingstermijn voor deze voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • h.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke bepaling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op een algemene of individuele voorziening bestaat;

    • i.

      indien het tot de eigen verantwoordelijkheid behoort van de aanvrager om een oplossing voor de beperking te vinden.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 2.1. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan worden verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget al dan niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten neergelegde criteria.

Artikel 2.2. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst, dienstverleningsovereenkomst of raamovereenkomst van de gemeente Houten van toepassing.

Artikel 2.3. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de van toepassing zijnde voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.4. Persoonsgebonden budget.

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5.

    Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, kan de budgethouder door het college gevraagd worden te verstrekken:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie en/of het verantwoordingsformulier; volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten opgenomen

  • 6.

    Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 2.5. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn of kan de financiële tegemoetkoming afgestemd worden op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3.1. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 3.2. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1.onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1. onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in artikel 3.1 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 3.3. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 3.4. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;

Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;

Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;

Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 3.5. Omvang van het persoonsgebonden budget.

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget bedraagt het geïndiceerde aantal uren benodigde zorg vermenigvuldigd met het uurtarief zoals dat door het college vastgesteld en vastgelegd wordt in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Houten;

  • 2.

    Budgethouders die bij inwerkingtreding van de wijzigingsverordening een geldige indicatie hebben, behouden gedurende de indicatieperiode tenminste het budget waar zij tot de inwerkingtreding recht op hadden. Dit overgangsrecht vervalt bij herindicatie.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.1. Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

  • 3.

    een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de wet kan niet voor een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.3 onder b in aanmerking worden gebracht, indien de door het college als subsidiabel aangemerkte kosten het bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten te boven gaan.

Artikel 4.3. Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 4.1 onder b. c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en daarbij behorende keuring, onderhoud en reparatie;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 4.4. Primaat van de verhuizing.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 4.5. Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten ( fokuswoningen) en ouderen gerichte woongebouwen ( verzorgings - en verpleeghuizen) voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 4.6. Hoofdverblijf.

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten vast te leggen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 4.7 Woonwagens, woonschepen en binnenschepen

  • 1.

    Het college verleent slechts een woonvoorziening in de aanpassingskosten aan woonwagens, indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

    • d.

      de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 2.

    Het college verleent slechts een woonvoorziening in de aanpassingskosten van een woonschip, indien:

    • a.

      de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal 5 jaar is en;

    • b.

      het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • 3.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten het bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Houten.

  • 4.

    Het college verleent slechts een woonvoorziening in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun de gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

    • a.

      in het register, bedoeld in artikel 783 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boekgestelde schepen 1992; en

    • b.

      bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het Metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 4.8 Noodzakelijke extra te verwerven grond voor woningaanpassing

Indien het voor de woningaanpassing zoals bedoeld in artikel 4.3 onder onder b noodzakelijk is de bestaande woning uit te breiden, of een nieuw te bouwen woning groter te bouwen, kan het college eveneens een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra te verwerven grond. De financiële tegemoetkoming bedraagt ten hoogste het bedrag voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

Artikel 4.9. Beperkingen.

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan het verbreden van toegangsdeuren, elektrische deuropeners en het verwijderen van drempels;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • f.

    de aanvraag het gevolg is van het ontbreken van een verzekering of onderverzekering van een woonvoorziening waarvoor de aanvrager zich voldoende verzekerd dient te hebben.

Artikel 4.10. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 4.3 onder b indien de woonvoorziening in het kader van deze Verordening, de Verordening voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend en de woonvoorziening voorkomt op de in Bijlage I van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten genoemde lijst met voorzieningen, mits de persoon met beperkingen ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

Artikel 4.11 Kosten in verband met huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.250,00 is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt en onder voorwaarde dat de woningeigenaar uiterlijk 3 weken vóór het vrijkomen van de aangepaste woonruimte de gemeente schriftelijk in kennis stelt van het beschikbaar komen van de woonruimte.

Artikel 4.12 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • a.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan;

  • b.

    Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben;

  • c.

    De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt zes maanden;

  • d.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

Artikel 4.13. Terugbetaling bij verkoop.

1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 5.1. Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een individuele vervoersvoorziening.

Artikel 5.2. Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

Artikel 5.3. Soorten individuele vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De door het college te verstrekken individuele vervoersvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

    • b.

      een voorziening in natura in de vorm van:

      1. een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

      2. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

      3. een scootmobiel, voornamelijk geschikt voor vervoer buitenshuis;

      4. een ander verplaatsingsmiddel.

    • c.

      een tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:

      1. aanpassing van een eigen auto;

      2. gebruik van een bruikleenauto;

      3. gebruik van een taxi of een eigen auto;

      4. gebruik van een rolstoeltaxi;

      5. aanschaf en gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

      6. medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

  • 2.

    Als alternatief voor de in artikel 5.3 lid 1, onder b genoemde voorzieningen in natura kan het college ook een persoonsgebonden budget verstrekken.

Artikel 5.4. Het primaat van het collectief vervoer.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.3 lid 1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a. onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a. niet aanwezig is.

Artikel 5.5. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

  • 1.

    Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 keer in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks - en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

  • 2.

    Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend.

  • 3.

    Het gebruik van het collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer niet inkomensafhankelijk.

  • 4.

    De wijze waarop de hoogte van het inkomen en de hoogte van het norminkomen zoals bedoeld in het eerste lid wordt bepaald, wordt uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

Artikel 5.6. Omvang in gebied en in kilometers.

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie in beginsel rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen tot een maximum van 2000 kilometer per jaar mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 6.1. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

  • 1.

    Het college vertrekt voorzieningen tet compensatie van aantoonbare beperkingen die een persoon ondervindt bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening.

    Dit kunnen algemene en/of individuele voorzieningen zijn.

  • 2.

    De te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik;

    • b.

      een rolstoelvoorziening voor incidenteel gebruik;

    • c.

      een rolstoelvoorziening voor sportbeoefening;

    • d.

      een persoongebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening.

  • 3.

    De omvang van de in het tweede lid genoemde voorzieningen wordt geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

Artikel 6.2. Rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik

  • 1.

    Een persoon kan in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    De rolstoelvoorziening bedoeld in het vorige lid wordt in natura of als persoonsgebonden budget verstrekt en kan tevens omvatten aanpassing, onderhoud en reparatie van de rolstoel.

Artikel 6.3. Rolstoelvoorziening voor incidenteel gebruik

  • 1.

    Een persoon kan in aanmerking komen voor een rolstoel voor incidenteel gebruik indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    De rolstoelvoorziening bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend in natura verstrekt.

Artikel 6.4. Rolstoelvoorziening voor sportbeoefening

  • 1.

    Een persoon kan in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening voor sportbeoefening, indien aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde rolstoelvoorziening wordt uitsluitend in de vorm van een persoongebonden budget verstrekt en omvat tevens aanpassing, onderhoud en reparatie van de rolstoel.

Artikel 6.5. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2 lid 1 en 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 7.1. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 7.2. Relatie met de AWBZ.

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten stelt het college de plaats vast waar een aanvraag voor individuele voorzieningen inzake de Wmo en aanvragen inzake de AWBZ (zorg) worden ingediend..

Artikel 7.3. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundige(n) te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt het Centrum Indicatiestelling Zorg om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag voor hulpbij het huishouden;

    • b.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten te boven zal gaan;

    • c.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • d.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5.

    De beschikking vermeldt en motiveert inhoudelijk op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 7.4. Samenhangende afstemming.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.5. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.6. Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 7.7. Terugvordering

  • 1.

    Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het recht op een in natura en/of in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 8.1. Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2. Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de door de gemeente gehanteerde indexering.

Artikel 8.3. Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid, doelmatigheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 8.4 Overgangsregeling bestaande afspraken WVG

  • 1.

    Personen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog rechten op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten genieten, behouden gedurende de looptijd van de beschikking, maar ten hoogste tot één jaar na inwerkingtreding van de wet, hun oude rechten en plichten.

  • 2.

    Het ICF begrippenkader zal geleidelijk worden ingevoerd.

Artikel 8.5 Overgangsregeling bestaande afspraken AWBZ

  • 1.

    Personen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog rechten op grond van een indicatiebesluit op grond van de AWBZ ( hulp bij het huishouden) genieten, behouden gedurende de looptijd van het indicatiebesluit hun oude rechten en plichten, maar minimaal tot één jaar na inwerkingtreding van de wet, met dien verstande dat voor de eigen bijdrage de regeling als vermeld in lid 2 geldt.

  • 2.

    Voor de in het eerste lid genoemde personen geldt na een jaar na de inwerkingtreding van de wet de eigen bijdrage regeling zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde personen die onder de AWBZ hun hulp bij het huishouden in natura ontvingen, kunnen op hun verzoek in aanmerking komen voor een Persoongebonden budget, zodat zij desgewenst de bestaande relatie met hun hulpverlener kunnen voortzetten.

  • 4.

    Personen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog rechten op grond van een persoongebonden budget ( hulp bij het huishouden) hebben, behouden gedurende de looptijd van het PGB hun oude rechten en plichten, maar minimaal tot één jaar na inwerkingtreding van de wet.

  • 5.

    Het ICF begrippenkader is van toepassing.

Artikel 8.6. Citeertitel en Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • 2.

    Deze verordening trad voor het eerst in werking op 1 januari 2007 en is per 1 augustus 2009 gewijzigd met de vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ’.

  • 3.

    De Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Houten 2003 wordt op 31 december 2006 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 7 juli 2009.

De raad van de gemeente Houten,

de griffier,

de voorzitter,

P.M.H. van Ruitenbeek

C.H.J. Lamers