Regeling vervallen per 05-06-2019

Beleids- en toetsingskader cameratoezicht

Geldend van 21-11-2008 t/m 04-06-2019

Intitulé

Beleids- en toetsingskader cameratoezicht

BELEIDS- EN TOETSINGSKADER CAMERATOEZICHT

Algemeen

De afgelopen jaren is steeds meer gebleken dat er grenzen zijn aan de mogelijke inzet van toezichthouders en politiefunctionarissen bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid in het publieke domein. Het ligt dan ook voor de hand technische maatregelen te treffen waar dit noodzakelijk en effectief is. Cameratoezicht is hierbij een niet meer weg te denken instrument.

Het plaatsen van camera’s vergt een wettelijke normering omdat door cameratoezicht inbreuk kan worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van burgers. In artikel 151c van de Gemeentewet is sinds 1 februari 2006 die wettelijke normering vastgelegd. De wijziging van de Gemeentewet brengt mee dat tot plaatsing van camera’s kan worden overgegaan als dit noodzakelijk is voor handhaving van de openbare orde. In de vergadering van 26 september 2006 heeft de raad ingestemd met het opnemen van een artikel in de APV, waarin de raad de burgemeester de bevoegdheid heeft gegeven overeenkomstig artikel 151 c van de Gemeentewet tot plaatsing van vaste camera’s te besluiten voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. De regeling is zodanig ontworpen dat de burgemeester pas van deze bevoegdheid gebruik kan maken nadat hij een beleidskader heeft vastgesteld.

In oktober 2005 is de beleidsnotitie cameratoezicht uit 2003 herzien. Deze notitie is destijds uitgebreid besproken in de commissie Bestuur en heeft instemming gekregen als leidraad voor het beleid. De conclusie van de beleidsnotitie cameratoezicht 2005 was terughoudendheid te betrachten ten aanzien van cameratoezicht en particuliere initiatieven op dit terrein mogelijk maken.

De nu voorliggende, aan de raad aangekondigde, beleidsnotitie is gebaseerd op deze beleidsnotitie uit 2005 en geeft het daarbij behorende beleids- en toetsingskader weer. Hoewel deze beleidsnotitie een burgemeestersbevoegdheid betreft, is bij de wijziging van de APV in 2006 toegezegd dat de raad geïnformeerd zou worden over de beleidsnotitie.

Doel

Het algemene doel van cameratoezicht is het verhogen van de objectieve en subjectieve veiligheid in een van te voren afgebakend gebied.

Deze vorm van toezicht is nooit een op zich zelf staand gegeven, maar maakt altijd onderdeel uit van een integrale aanpak van de (on)veiligheid van dat gebied. De burgemeester zal met de betrokken partners dan ook moeten bespreken of het plaatsen van cameratoezicht op een bepaalde accentlocatie noodzakelijk is.

Vanwege de verschillende juridische implicaties is het van belang dat voorafgaand aan de plaatsing van camera’s wordt onderkend met welk doel ze geplaatst worden. De Gemeentewet is namelijk niet van toepassing op situaties waarin particulieren, bedrijven, of gemeente camera’s hanteren voor de veiligheid van hun pand of privédomein. Verantwoordelijken voor dergelijke camera’s zijn volledig gebonden aan de voorschriften van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Doel cameratoezicht Verantwoordelijke Wettelijke grondslag

Handhaving van de openbare orde, (ook binnen het integrale veiligheidsbeleid)

Handhaving van de openbare orde bij evenementen, rellen en grootschalige ordeverstoringen

burgemeester

Artikel 151 c Gemeentewet en artikel 2.10.1 (2:74) van de APV

Artikel 2 Politiewet 1993

Handhaving van de openbare orde in samenwerking met een particulier waarbij (een deel van) de openbare ruimte in beeld gebracht wordt.

Burgemeester en eigenaar/beheerder camerasysteem

Artikel 151 c Gemeentewet en artikel 2.10.1 (2:74) van de APV

Artikel 2 Politiewet 1993

Beveiliging van het eigen object (kan een pand of object zijn waar de gemeente eigenaar van is) inclusief het in beeld brengen van de eigen “voortuin”, eigen toegangspad of oprit.

Eigenaar/beheerder van het camerasysteem

Wbp, geen melding bij het Cbp op grond van artikel 38 van het Vrijstellingsbesluit Wbp

Beveiliging van het eigen object (kan een pand of object zijn waar de gemeente eigenaar van is) met in beeld brengen van meer dan de eigen “voortuin”, toegangspad of oprit.

Eigenaar/beheerder van het camerasysteem

Wbp, wel melding bij het Cbp

Cameratoezicht in Houten

De doelstelling van het gemeentelijk cameratoezicht vindt zijn begrenzing in de handhaving van de openbare orde, waaronder ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving en waarvan de regisserende rol van het gemeentebestuur bij het voeren van een lokaal veiligheidsbeleid deel uitmaakt

Uit landelijke onderzoeksgegevens blijkt dat cameratoezicht door betrokkenen het meest neutraal of positief wordt beoordeeld. Cameratoezicht wordt ingezet op locaties waar veel strafbare feiten plaatsvinden; de accentlocaties. Daarbij valt in zijn algemeenheid te denken aan de volgende soorten

locaties:

  • -

    specifieke uitgaans- of winkelcentra

  • -

    plekken waar regelmatig gedeald wordt

  • -

    haltes openbaar vervoer

  • -

    autokraken op bepaalde parkeerterreinen

  • -

    straten met scooteroverlast

  • -

    plekken waar hangjongeren zich verzamelen.

Vertaald naar de situatie in Houten zijn het Centrum, het Oude Dorp, het terrein rondom de discotheek, rondom het hotel en de omgeving van het station voorbeelden van locaties waarover de burgemeester een besluit tot toepassing van cameratoezicht kan nemen.

In de lijn van de beleidsnotitie cameratoezicht 2005 wordt vooralsnog de nadruk gelegd op het faciliteren van particuliere initiatieven, zoals de openbare ruimte rondom het hotel en de discotheek.

De burgemeester is bevoegd een besluit te nemen tot toepassing van cameratoezicht. Hij is hierbij echter gebonden aan het in de wet gestelde kader en moet rekening houden met de hierna volgende criteria. Per criterium wordt aangegeven wie welke actie doet of informatie inbrengt wanneer sprake is van particulier initiatief.

Toetsingscriteria

De burgemeester kan een besluit nemen tot toepassing van cameratoezicht als voldaan is aan de hierna volgende criteria:

Criteria:

Bij particulier initiatief:

1.

Het moet gaan om een openbare plaats in het kader van de Wet openbare manifestaties (Wom) of een openbare plaats die onder de reikwijdte van de Wom gebracht kan worden.

Toetsing door de burgemeester

2.

Het doel van cameratoezicht moet duidelijk zijn en worden vastgelegd. Alleen als er sprake is van handhaving van de openbare orde is de burgemeester bevoegd een besluit te nemen.

Duidelijke doelen zijn in ieder geval:

a.vermindering van de feitelijk plaatsvindende criminaliteit en/of de onveiligheidsgevoelens door de preventieve werking van camera's;

b.vroegtijdig signaleren van incidenten en daarmee effectieve inzet van politie (op de goede tijd en goede plek inzet politie);

c.herkennen van personen die betrokken zijn (geweest) bij strafbare feiten;

d.incidentenanalyse achteraf en mogelijk gebruik van de beelden voor bewijsvoering;

e.volgen van publiekstromen en verdeling van publiek bij evenementen (crowd control).

Bij de bepaling van het doel is het van belang om na te gaan of de camera’s worden ingezet om preventief of repressief te kunnen optreden. Deze vraag is met name van belang bij de keuze van het type camera, de wijze van plaatsing van de camera en het aantal camera’s dat nodig is. Bij de keuze voor preventief optreden zal bovendien veelal een groter deel van de openbare ruimte betrokken zijn.

Doelstelling wordt aangegeven door aanvrager en toetsing daarvan door de burgemeester

3.

Er moet een analyse van de situatie hebben plaatsgevonden. De analyse bevat in ieder geval een afweging omtrent het volgende:

a.criminaliteitscijfers en gegevens uit de leefbaarheidsmonitor;

b.de proportionaliteit;

c.de subsidiariteit;

d.de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die cameratoezicht tot gevolg kan hebben.

De aanvrager moet aangeven welke andere middelen zijn/kunnen worden ingezet. De burgemeester maakt een analyse waar de aanvrager zienswijzen op kan inbrengen.

4.

Het cameratoezicht moet aan burgers kenbaar worden gemaakt. Het kenbaarheidsvereiste houdt echter niet in dat de camera’s altijd zichtbaar moeten zijn of dat de burger op de hoogte gesteld moet worden van de precieze opnametijden van de camera’s.

De aanvrager geeft aan hoe hij dit wil verwezenlijken.

5.

Het besluit tot toepassing van cameratoezicht houdt niet in dat de gemeente automatisch bijdraagt in (een deel van) de kosten. De gemeente ziet zich in de prioriteitenstelling voortdurend geplaatst voor nieuwe financiële kaders. Gelet op deze prioriteitenstelling kan het voorkomen dat de wens vanuit de samenleving om cameratoezicht te plaatsen er wel is, maar dat de financiële middelen hiervoor ontbreken, of dat er voor een andere handhavingsvorm wordt gekozen of dat er om andere redenen geen prioriteit aan wordt gegeven. De handhaving van de openbare orde moet dan op een andere wijze gerealiseerd worden. Bij de uiteindelijke afweging zal de burgemeester dan ook altijd de financiële mogelijkheden van de gemeente betrekken. Bedacht moet worden dat cameratoezicht altijd een aanvullend karakter heeft en niet de zichtbare aanwezigheid van politie en andere toezichthouders in de publieke ruimte kan en mag vervangen. In de beleidsnotitie uit 2005 is cameratoezicht getypeerd als een aanvullende voorziening die kan worden ingezet als andere handhavingsmiddelen niet voldoende inzetbaar zijn of nut zullen opleveren. De algemene prioriteitstelling en de financiële dekking van het plan wordt dan ook meegewogen.

Bij particulier initiatief zorgt de aanvrager voor de middelen.

6.

Periodiek moet door middel van een evaluatie worden beoordeeld of het beoogde doel al is bereikt en of cameratoezicht noodzakelijk blijft. Daarom mag een besluit tot plaatsing slechts voor bepaalde duur zijn. De termijn waarbinnen een evaluatie plaatsvindt wordt op maximaal twee jaar gesteld. Er is gekozen voor een variabele termijn om - als dit door de omstandigheden nodig blijkt - eerder dan twee jaar te kunnen evalueren. De periode van maximaal twee jaar is gekozen omdat uit evaluaties van andere gemeenten is gebleken dat alle partijen moeten wennen aan cameratoezicht, zodat een langere periode van cameratoezicht nodig is om zinvol te kunnen evalueren. De indiener van een aanvraag om voor een accentlocatie in aanmerking te komen is verplicht om in ieder geval na twee jaar een evaluatie uit te voeren.

Gezamenlijke evaluatie

Het besluit om al dan niet tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats over te gaan is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Schematisch overzicht taak- en rolverdeling voor de overheid

De burgemeester

-is verantwoordelijk voor het gemeentelijk cameratoezicht;

-besluit op grond van de APV op welke openbare plaatsen en voor welke duur cameratoezicht zal plaatsvinden;

-bepaalt in overleg met de Officier van Justitie, de periode waarin de camera’s daadwerkelijk worden gebruikt en de beelden direct bekeken gaan worden.

Politie

-heeft de operationele regie;

-is belast met het waarnemen van de beelden;

-bepaalt wat er met de beelden gebeurt.

Openbaar ministerie

-voert overleg met de burgemeester over de periode waarin de camera’s daadwerkelijk worden gebruikt en de beelden direct bekeken gaan worden;

-beslist of de opgenomen beelden worden gebruikt ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten.