Regeling vervallen per 01-01-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2008

Geldend van 14-05-2008 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2008

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten; 

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 26 september 2006; 

stellen vast het:

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HOUTEN 2008

Inhoudsopgave:

Inleiding

Hoofdstuk 1 Regels over het persoonsgebonden budget

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Hoofdstuk 3 Hulp bij het Huishouden

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Hoofdstuk 8 Slotbepaling

BIJLAGE 1 bedragen voor maximale persoonsgebonden budget voorzieningen

BIJLAGE 2 bedragen voor maximale persoonsgebonden budget hulp huishouden

-------------------------------------------------------------------------------

Inleiding

De Gemeente Houten heeft, naast de gemeentelijke Verordening maatschappelijke ondersteuning Houten 2007 en het Productenboek maatschappelijke ondersteuning Houten, het financieel Besluit gemeente Houten opgesteld. In het Besluit zijn alle bedragen opgenomen die op basis van de Verordening vastgesteld moeten worden en alle regels waarvoor een delegatiebepaling voor het College is opgenomen. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in het Besluit is dat bij wijziging van de bedragen, mochten de bedragen door prijsindexering bijgesteld worden, niet de Verordening aangepast moet worden. Dit betekent anders dat de Verordening door de Gemeenteraad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit kan door het College aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Hoofdstuk 1 Regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2008;

  • b.

    budgethouder: degene aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend;

  • c.

    incidenteel gebruik: voorzieningen die minder dan drie maanden per jaar worden gebruikt;

  • d.

    inkomen:

  • 1.

    het bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de persoon met beperkingen indien deze persoon met beperkingen 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid g onder 6 van de Wmo;

  • 2.

    het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de ouders of pleegouders van de persoon met beperkingen indien deze persoon met beperkingen jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid g onder 6 van de Wmo;

  • 3.

    het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de persoon met beperkingen en zijn echtgenoot indien deze persoon met beperkingen een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid g onder 6 van de Wmo; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering;

  • e.

    Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2007;

  • f.

    Voorziening: een voorziening op grond van de Verordening.

Artikel 1.2 Verstrekking individuele voorziening

Lid 1.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier of gemeente Houten en de aanvrager van toepassing.

Lid 2.

Op verzoek van de aanvrager kan een verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden:

Een persoonsgebonden budget is mogelijk voor de volgende individuele voorzieningen:

  • a.

    Hulp bij het huishouden (artikel 3.1 van de Verordening);

  • b.

    woonvoorziening (artikel 4.1 van de Verordening);

  • c.

    individuele vervoersvoorziening (artikel 5.1 van de Verordening), met name een bruikleenauto, een gesloten buitenwagen, een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel (artikel 5.3 van de Verordening);

  • d.

    rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik (artikel 6.1, lid 2 onder a van de Verordening);

  • e.

    rolstoelvoorziening voor sportbeoefening (artikel 6.1, lid 2, onder c en artikel 6.4, lid 2 van de Verordening).

Artikel 1.3 Uitgesloten van verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget

Een aantal voorzieningen wordt uitsluitend in natura en in bruikleen verstrekt. Dit zijn rolstoelvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 1.2 onder d en e van het Besluit, die bestemd zijn voor incidenteel gebruik.

Artikel 1.4 Combinatie zorg in natura en persoonsgebonden budget

Een combinatie van zorg in natura en persoonsgebonden budget is mogelijk. Deze combinatie is niet mogelijk voor dezelfde voorziening. Wijzigen van zorg in natura naar een persoonsgebonden budget (en omgekeerd) voor Hulp bij het huishouden is eenmaal per kalenderjaar mogelijk. Vanaf 1 januari kan men veranderen van financieringsvorm. Op basis van de hardheidsclausule kan hiervan afgeweken worden.

Artikel 1.5 Voorwaarden persoonsgebonden budget

De aanvrager moet aan de volgende voorwaarden voldoen om een persoonsgebonden budget aan te vragen:

  • a.

    in Houten woonachtig zijn;

  • b.

    achttien jaar of ouder zijn;

  • c.

    niet in een instelling als bedoeld in de AWBZ verblijven.

Artikel 1.6 Overwegende bezwaren

De budgethouder komt niet voor een persoonsgebonden budget in aanmerking indien:

  • a.

    de budgethouder in gebreke is gebleven bij de verantwoording van een vorig persoonsgebonden budget;

  • b.

    de budgethouder niet meer in staat is tot zelfstandig handelen; Gedacht wordt aan cliënten met manische buien, verslavingsproblematiek, dementie en verstandelijke beperkingen. Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, indien de aanvrager kan aantonen over een een bewindvoerder of goed eigen netwerk van mensen te beschikken, die het beheer en het regelwerk namens de aanvrager doen.

  • c.

    de budgethouder het budget niet inzet voor het inkopen van een voorziening op het niveau waarvoor de budgethouder geïndiceerd is. Het budget kan dan teruggevorderd worden;

  • d.

    de verstrekking van een persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een adequate voorziening;

  • e.

    het budget is bedoeld voor een tijdelijke situatie; Er kan geen persoonsgebonden budget worden aangevraagd voor Hulp bij het huishouden voor een periode korter dan zeven weken.

  • f.

    verwacht wordt dat de budgethouder niet met het beschikbare geld om kan gaan. Dit is het geval als de budgethouder:

  • a .is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP);

  • b. deelneemt aan een (gemeentelijk) schuldhulpverleningstraject;

  • c. een budgetbeheersrekening heeft bij Plangroep;

    d. onder andere vormen van budgettering valt.

  • De gemeente zal in deze gevallen gebruik maken van artikel 6 van de Wmo dat stelt dat de gemeente een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan weigeren als daartegen overwegende bezwaren zijn.

Artikel 1.7 Overgangscliënten

In de Wmo zijn twee overgangsartikelen opgenomen voor mensen die op 31 december 2006 voorzieningen op basis van de Wvg ontvingen of een indicatiebesluit op grond van de AWBZ hadden voor huishoudelijke verzorging. Onder het overgangsrecht behielden zij gedurende de looptijd van de indicatie, maar ten hoogste één jaar na de inwerkingtreding van de Wmo hun oude rechten en plichten. De overgangscliënten die in 2007 een wijziging doorgaven bij de gemeenten kregen automatisch een Wmo-beschikking. Vanaf 1 januari 2008 zijn de nog geldende Wvg- en AWBZ-beschikkingen omgezet naar Wmo-beschikkingen. Voor de aanvragers is er niets veranderd, zij ontvangen dezelfde voorziening.

Artikel 1.8 Beschikking voor persoonsgebonden budget

De beschikking van de gemeente aan de budgethouder bevat ten minste de volgende gegevens:

  • a.

    de budgetperiode;

  • b.

    de motivatie waarom het budget is toegekend;

  • c.

    het persoonsgebonden budget en de wijze waarop dit budget is berekend;

  • d.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt bevoorschot;

  • e.

    de hoogte van het bedrag waarover de budgethouder geen verantwoording hoeft af te leggen en de wijze waarop dat bedrag is berekend;

  • f.

    de data waarop de verantwoording moet zijn ingediend;

  • g.

    informatie over organisaties die geraadpleegd kunnen worden voor ondersteuning;

  • h.

    de verplichte eigen bijdrage wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK);

  • i.

    de rechten en de plichten van de gemeente Houten en de budgethouder worden vermeld in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 1.9 Beschikking intrekken of wijzigen

De beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ;

  • c.

    met ingang van de dag vanaf welke de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget;

  • d.

    met ingang van de dag waarop de gemeente constateert dat meer dan 1,5% van een verleend voorschot is gebruikt voor andere doeleinden dan vermeld is in de beschikking;

  • e.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder de bij of krachtens artikel 1.10 van het Besluit opgelegde verplichtingen niet nakomt;

  • f.

    met ingang van de dag dat de budgethouder vertrekt uit de gemeente Houten;

  • g.

    als er overwegende bezwaren zijn, wanneer een budgethouder tijdens de budgetperiode in de schuldsanering terecht komt.

Artikel 1.10 Verantwoording

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt als volgt plaats:

  • a.

    de budgethouder gebruikt het budget uitsluitend voor de geïndiceerde voorziening;

  • b.

    de budgethouder overlegt de factuur en het betalingsbewijs van de aanschafwaarde van de voorziening aan de gemeente indien het om een voorziening gaat zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c, d en e van het Besluit;

  • c.

    de budgethouder ontvangt een beschikking voor een persoonsgebonden budget voor Hulp bij het huishouden; Binnen een week moet de budgethouder de uitvoeringsovereenkomst en het zorgcontract (zie d) ingevuld en getekend retour zenden. Nadat de gemeente deze twee formulieren heeft ontvangen, gaat zij over tot uitbetaling van het voorschot.

  • d.

    de budgethouder sluit een overeenkomst met de zorgverlener indien het om Hulp bij het huishouden gaat en vermeld daarin ten minste de gemaakte afspraken over de levering van zorg, de kwaliteit van de zorg, een overzicht van de dagen of dagdelen waarop wordt gewerkt, het uurtarief, de naam, het adres, woonplaats en BSN-nummer van de zorgverlener en de wijze van betaling. De budgethouder verstrekt deze gegevens via het zorgcontract, dat wordt meegestuurd met de beschikking;

  • e.

    de budgethouder is verplicht een administratie bij te houden van de bestedingen uit het persoonsgebonden budget, ten einde verantwoording te kunnen afleggen; Halfjaarlijks moet de budgethouder de urenstaat inleveren bij de gemeente waarop de bestedingen staan. Dit formulier is meegestuurd met de beschikking. Op grond van de belastingwetgeving is de budgethouder verplicht de administratie voor het persoonsgebonden budget zeven jaar te bewaren.

  • f.

    de budgethouder mag maximaal 1,5% van het budget met een maximum van € 1.250 vrij besteden. Hiervoor behoeft geen verantwoording te worden afgelegd en dat deel wordt niet gecontroleerd door de gemeente. Wijkt de budgetperiode af van een kalenderjaar (korter of langer) dan worden de percentages en bedragen in evenredigheid aangepast.

  • g.

    de budgethouder brengt gedurende de budgetperiode voor de vormen van voorziening, waarvoor het budget is verleend niet tevens een aanspraak op AWBZ tot gelding;

  • h.

    de budgethouder deelt de gemeente op haar verzoek of onverwijld uit eigener beweging alle feiten en omstandigheden mee, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het persoonsgebonden budget.

Artikel 1.11 Budgetperiode

De periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verleend, is de budgetperiode. Deze periode start op de dag met ingang waarvan de budgethouder volgens zijn indicatiebesluit op de voorziening is aangewezen en waarvoor het budget wordt verleend, en loopt tot de dag, waarop de geldigheidsduur van het indicatiebesluit eindigt.

Artikel 1.12 Ondersteuning budgethouder

De budgethouder heeft de mogelijkheid om ondersteuning voor de administratie te ontvangen vanuit de Sociale Verzekeringsbank, servicecentrum PGB. Hiervoor wordt een overeenkomst gesloten tussen de Sociale Verzekeringsbank en de gemeente. Er zal eerst een evaluatie plaatsvinden alvorens er een nieuwe overeenkomst wordt gesloten.

Artikel 1.13 Tweedehandse voorziening

De gemeente biedt de mogelijkheid om een voorziening zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c, d en e van het Besluit tweedehands in te kopen uit het gemeentelijke depot. Daarvoor hoeft de budgethouder slechts beperkte verantwoording af te leggen aan de gemeente.

Artikel 1.14 Kosten met betrekking tot onderhoud, reparatie en verzekering

De gemeente verplicht de aanvrager van een overige voorziening een onderhoudscontract af te sluiten met de leverancier van de voorziening. De onderhoudskosten worden vergoed door de Gemeente. Reparaties tot € 750, – mogen zonder overleg met de gemeente worden uitgevoerd door de leveranciers. Dit bedrag is opgenomen in de bruikleenovereenkomst. Van de aanvrager wordt tot een bedrag van € 35, – verwacht zelf een reparatie te betalen.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Artikel 2.1 Eigen bijdragen

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet:

a.die de Hulp bij het huishouden betreffen zoals genoemd in artikel 3.1 onder b en c van de

Verordening, is de budgethouder een eigen bijdrage verschuldigd.

b.die de woonvoorzieningen betreffen, zoals genoemd in artikel 4.3 onder b, c en d van de Verordening, is de budgethouder geen eigen bijdrage verschuldigd.

c.die de vervoermiddelen betreffen zoals genoemd in artikel 5.3 lid 1 van de Verordening, is de budgethouder geen eigen bijdrage verschuldigd.

d.die verplaatsingen in en om de woning (zoals rolstoelen) betreffen zoals genoemd in artikel 6.1 lid 2 van de Verordening, is de budgethouder geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 2.2 Omvang van gemeentelijke eigen bijdragen (bij Hulp bij het huishouden)

De gemeentelijke eigen bijdrage bedraagt € 12,40 per zorguur (AWBZ norm 2008).

Artikel 2.3 Omvang van de definitieve eigen bijdragen (bij Hulp bij het huishouden)

De definitieve eigen bijdrage wordt bepaald door het Centrale Administratie Kantoor (CAK). Hiervoor hanteert het CAK de volgende parameters die door het college zijn vastgesteld (AWBZ norm 2008):

  • a.

    het bedrag dat een eenpersoonshuishouden, jonger dan 65 jaar dient te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, indien het inkomen boven € 16.301 bedraagt wordt het bedrag van € 16,80 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.301;

  • b.

    het bedrag dat een eenpersoonshuishouden van 65 jaar of ouder dient te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, indien het inkomen boven € 14.365 bedraagt wordt het bedrag € 16,80 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 14.365;

  • c.

    het bedrag dat een meerpersoonshuishouden, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, als het inkomen boven € 21.002 bedraagt wordt het bedrag van € 24,20 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 21.002;

  • d.

    het bedrag dat een meerpersoonshuishouden, waar beiden 65 jaar of ouder zijn, dienen te betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, als het inkomen boven € 19.759 bedraagt wordt het bedrag van € 24,20 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 19.759.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het Huishouden

Artikel 3.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het artikel 1.6 van het Besluit neergelegde criteria.

In natura

Artikel 3.2 Hulp bij het huishouden in natura

Vanuit het oogpunt van keuzevrijheid, zoals geformuleerd in artikel 2.1 van de Verordening, hebben aanvragers een keuze uit verschillende zorgaanbieders.

De gemeente heeft een overeenkomst gesloten met drie zorgaanbieders waaruit de aanvrager kan kiezen. Dit zijn:

  • a.

    Vitras;

  • b.

    Zuwe;

  • c.

    Flexicare.

Persoonsgebonden budget

Artikel 3.3 Hulp bij het huishouden als persoonsgebonden budget

De vaststelling van het persoonsgebonden budget vindt voor Hulp bij het huishouden als volgt plaats:

het gemiddelde aantal uur per klasse maal de gemiddelde uurprijs voor Hulp bij het huishouden van de geselecteerde zorgaanbieders maal 75%. In bijlage 1 staan de maximale bedragen voor Hulp bij het huishouden waarvoor het college persoonsgebonden budget verstrekt.

Artikel 3.4 Bevoorschotting persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden

De gemeente maakt elke vier weken een voorschot van het persoonsgebonden budget over aan de budgethouder.

Artikel 3.5 Verstrekking netto budget

  • a. Het persoonsgebonden budget wordt netto vastgesteld en uitgekeerd aan de budgethouder.

  • b. De maximale eigen bijdrage wordt definitief vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en deze draagt zorg voor het inningsproces bij de budgethouder namens de gemeente.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Het recht op een woonvoorziening

Indien de als subsidiabel aangemerkte kosten van een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.2 lid 3 van de Verordening € 45.378 of meer bedragen, wordt deze woonvoorziening niet verstrekt onder toepassing van artikel 4.3 onder b van de Verordening.

Financiële tegemoetkoming

Artikel 4.2 Financiële tegemoetkoming woningsanering en rolstoelvast tapijt

Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de ouderdom van de artikelen die voor sanering in aanmerking komen.

-nieuwer dan twee jaar: 100% vergoeding;

-tussen twee en vier jaar: 75% vergoeding;

-tussen vier en zes jaar: 50% vergoeding;

-tussen zes en acht jaar: 25% vergoeding;

-ouder dan acht jaar: geen vergoeding.

De afschrijvingstermijnen gelden eveneens voor de vergoeding van de meerkosten voor vervanging van rolstoelvast tapijt.

Artikel 4.3 Financiële tegemoetkoming uitraasruimte

In artikel 4.3, lid d in de Verordening is de uitraasruimte opgenomen als woonvoorziening. Het aanleggen van een uitraasruimte is mogelijk.

Artikel 4.4 Financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor verhuis- en inrichtingskosten binnen de gemeente Houten zoals genoemd in artikel 4.1 onder a van de Verordening bedraagt € 2.268.

Artikel 4.5 Financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting

Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen zoals genoemd in artikel 4.12 van de Verordening. Deze tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.12 onder a, wordt alleen verstrekt als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat er dubbele woonlasten zouden ontstaan. De hoogte van het bedrag bedraagt de werkelijke huurprijzen tot een maximum van de huursubsidiegrens en wordt maximaal zes maanden verstrekt.

Artikel 4.6 Financiële tegemoetkoming extra te verwerven grond

De financiële tegemoetkoming, die slechts eenmaal wordt verstrekt, bij de extra te verwerven grond voor woningaanpassing zoals genoemd in artikel 4.8 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van een taxatierapport van een beëdigd makelaar.

Artikel 4.7 Financiële tegemoetkoming eigenaar van de woning

Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten als genoemd in artikel 4.11 van de Verordening voor de duur van maximaal vijf maanden. Deze vergoeding geldt bij huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.250 is aangepast. De financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal de werkelijke huurprijs voor de betreffende woning.

Artikel 4.8 Financiële tegemoetkoming aanpassingskosten

De hoogte van de te verstrekken financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip als genoemd in artikel 4.7 lid 3 van de Verordening, bedraagt maximaal

€ 910,00

Persoonsgebonden budget

Artikel 4.9 Persoonsgebonden budget voor woonvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 4.1 onder b, c en d van de Verordening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de geselecteerde leverancier. Het vastgestelde bedrag is, indien van toepassing, inclusief onderhoud en reparatie.

Artikel 4.10 Persoonsgebonden budget voor trapliften

Het persoonsgebonden budget dat verstrekt wordt voor trapliften bedraagt maximaal € 4.500, inclusief onderhoud en reparatie.

Artikel 4.11 Persoonsgebonden budget voor bezoekbaar maken van woonruimte

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte zoals genoemd in artikel 4.6 lid 4 van de Verordening bedraagt maximaal € 3.000 per budgethouder en/of gezin.

Artikel 4.12 Bevoorschotting persoonsgebonden budget voor woonvoorziening

De gemeente bevoorschot de budgethouder het persoonsgebonden budget op de volgende wijze:

a.conform de opgenomen betaaltermijnen voor de realisatie van de woonvoorziening zoals genoemd in de offerte;

b.indien van toepassing een tweejaarlijkse periodiek voor onderhoud, reparatie en/of verzekering.

Artikel 4.13 Afschrijvingsschema

  • a.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens de Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen waarbij sprake is van het verwerven van extra grond of van het vergroten van de woning en die binnen een periode van tien (10) jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om:

    • -

      voorafgaand aan de verkoop een taxatie te laten uitvoeren waarbij expliciet de meerwaarde van de woning, indien van toepassing inclusief de extra grond, als gevolg van het treffen van de voorziening dient te worden vermeld;

    • -

      binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen;

    • -

      de meerwaarde die eventueel door het treffen van de voorziening is ontstaan terug te storten.

  • b.

    De restitutie als bedoeld onder a bedraagt:

    • -

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • -

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • -

      voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • -

      voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • -

      voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde. In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Financiële tegemoetkoming

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkoming verplaatsingkosten

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik:

a.van een (eigen) auto bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 680;

b.van een bruikleen auto bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 828;

c.van een taxi bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 630;

d.van een rolstoeltaxi bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 1.896;

e.voor de medisch noodzakelijke begeleiding in het vervoer bedraagt op declaratiebasis maximaal het bedrag van € 420.

Artikel 5.2 Financiële tegemoetkoming auto

Bij een inkomen boven het bepaalde in artikel 5.5 moet de aanvrager een eigen bijdrage betalen ter grootte van de adviesprijs van het instapmodel van de meest verkochte auto van het afgelopen jaar. De meest verkochte auto in 2007 was de Peugeot 207, het instapmodel kost € 13.990.

Een financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen die medisch noodzakelijk zijn, is mogelijk.

Aanpassingen worden eens in de zeven jaar verstrekt, tenzij medische oorzaken of de kortere levensduur van de voorziening aanleiding geven tot het verrichten van een nieuwe aanpassing.

Artikel 5.3 Financiële tegemoetkoming gesloten buitenwagen

Een gesloten buitenwagen wordt in bruikleen verstrekt. De aanvrager kan een financiële tegemoetkoming ontvangen voor de gebruikskosten. Dit bedrag is gelijk aan 50% van het forfaitaire bedrag van de bruikleenauto.

Als de buitenwagen eigendom is van de aanvrager, dan wordt 50% van het forfaitaire bedrag voor gebruik van een eigen auto vergoed.

Artikel 5.4 Financiële tegemoetkoming aangepaste fiets

Er zijn verschillende aangepaste fietsen. De driewiel of vierwielfiets wordt in bruikleen verstrekt en zodra de VNG de driewielfiets als algemeen gebruikelijk verklaard, conformeert de gemeente zich hieraan. De driewielligfiets, rolstoelligfiets, tandem en verlengde fiets worden in eigendom verstrekt, via een persoonsgebonden budget. De aanvrager betaalt eventuele meerkosten en onderhouds- en reparatiekosten. Een fietszitje voor een kind vanaf vijf jaar kan volledig vergoed worden.

Artikel 5.5 Financiële tegemoetkoming reiskostenvergoeding

De taxikostenvergoeding voor jeugdigen wordt in vier categorieën ingedeeld:

-nul tot vijfjarigen: geen vergoeding;

-vijf tot twaalfjarigen: 50% van de norm;

-twaalf tot vijftienjarigen: 75% van de norm;

-vijftien jaar en ouder: 100 % van de norm.

Er kan incidenteel een vergoeding worden toegekend, als een kind dermate gehandicapt is dat er onder begeleiding geen gebruik kan worden gemaakt van de algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen, en aannemelijk wordt dat er extra kosten gemaakt worden. Het maximum aan vergoeding is € 52,50 per maand, op basis van declaraties.

De financiële tegemoetkoming in de begeleidingskosten in het openbaar vervoer bedraagt € 35, – per maand.

Algemene voorziening

Artikel 5.6 Algemene vervoersvoorzieningen

De 65+ en Wmo vervoerspassen worden aangemerkt als algemene voorziening. Bij de 65+ pas, betaalt de gemeente het tariefsverschil aan de vervoerder op basis van een declaratiesysteem. Bij de Wmo pas brengt de vervoerder de kosten in rekening bij de gemeente.

Een tweede algemene vervoersvoorziening is de Regiotaxi Utrecht.

Persoonsgebonden budget

Artikel 5.7 Persoonsgebonden budget vervoermiddelen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersmiddelen wordt vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald. In bijlage 2 staan de voorzieningen waarvoor het college een persoonsgebonden budget verstrekt.

Artikel 5.8 Bevoorschotting persoonsgebonden budget vervoermiddel

De gemeente bevoorschot de budgethouder het persoonsgebonden budget op de volgende wijze:

a.conform de aanschafwaarde zoals genoemd in de offerte vervoermiddel;

b.indien van toepassing een tweejaarlijkse periodiek voor onderhoud, reparatie en/of verzekering.

Artikel 5.9 Inkomensgrens vervoersvoorziening

a.De inkomensgrens waarboven een auto, of met een auto vergelijkbare voorziening, en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 5.5 van de Verordening, bedraagt anderhalfmaal de krachtens de Wet Werk en Bijstand van toepassing zijnde norm.

b.De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto, taxi, rolstoeltaxi of eigen auto wordt verminderd met het bedrag waarmee het inkomen de inkomensgrens van anderhalf maal het norminkomen te boven gaat (glijdende schaal). Is de bedoelde financiële tegemoetkoming lager dan € 0,90 per maand of € 10,80 per jaar, dan wordt deze niet uitbetaald en op nihil gesteld.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Persoonsgebonden budget

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget voor rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald. In bijlage 2 staan de voorzieningen waarvoor het college een persoonsgebonden budget verstrekt.

Artikel 6.2 Bevoorschotting persoonsgebonden budget voor rolstoel

De gemeente bevoorschot de budgethouder het persoonsgebonden budget op de volgende wijze:

a.conform de aanschafwaarde zoals genoemd in de offerte rolstoel;

b.indien van toepassing een tweejaarlijkse periodiek voor onderhoud, reparatie en/of verzekering.

Artikel 6.3 Persoonsgebonden budget voor sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit budget bedraagt € 2.174 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal drie jaar.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 7.1 Indicatie-advies

a.De aanvraag voor Hulp bij het huishouden wordt door de aanvrager ingediend bij de Gemeente Houten. De gemeente geeft een indicatie en kan eventueel een indicatie-advies vragen aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

b.De aanvraag voor de overige voorzieningen zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c en d worden ingediend bij de gemeente.

c.De gemeente vraagt een indicatie-advies bij het CIZ, als de voorziening, zoals bedoeld onder b, meer dan € 1.500 gaat kosten.

Artikel 7.2 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van een individuele voorziening samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek, inzake het advies artikel 7.4 van de Verordening, indien van toepassing aandacht besteed aan:

-de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

-de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

-de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

-het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

-de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Het college betrekt deze bevindingen in de besluitvorming en de motivering van het besluit.

Hoofdstuk 8 Slotbepaling

Artikel 8.1 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • a.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2008.

  • b.

    Het besluit treedt in werking op 1 januari 2008.

  • c.

    Dit besluit vervangt hiermee: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten 2007.

Aldus besloten in de vergadering van het college d.d. 15 april 2008.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

de burgemeester

J.Wiegel

C.H.J. Lamers

BIJLAGE 1 bedragen voor maximale persoonsgebonden budget

betreft Hulp bij hetHuishouden zoals genoemd in artikel 1.2 onder a van het Besluit.

Hoogte van het netto persoonsgebonden budget per week bij:

Hulp bij het Huishouden

Klasse 1 (0-1,9 uur per week)

16,25

Klasse 2 (2-3,9 uur per week)

48,75

Klasse 3 (4-6,9 uur per week)

89,38

Klasse 4 (7-9,9 uur per week)

138,13

Klasse 5 (10-12,9 uur per week)

186,88

Klasse 6 (13-15,9 uur per week)

235,63

Additionele uren boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend

Uurtarief 16,25

BIJLAGE 2 bedragen voor maximale persoonsgebonden budget betreft

voorzieningen zoals genoemd in artikel 1.2 onder b, c en d van het Besluit.

Voorziening

Persoonsgebonden budget

Scootermobiel standaard

€ 2591 *

Scootermobiel geveerd

€ 4000 *

Rolstoel permanent gebruik

€ 1797

Elektrische rolstoel binnen

€ 4300 *

Elektrische rolstoel binnen en buiten

€ 6627 *

Power pack

€ 1711

Handbike tracker

€ 2050

Driewielfiets

€ 1367

Driewiel lig fiets

€ 1375

Tandem

€ 1200

Douche toiletstoel standaard

€ 100

Vast douchezitje

€ 221

Douche toiletstoel verrijdbaar

€ 550

Tillift

€ 2127 *

* reparatie, onderhoud en verzekering worden vergoed door middel van een aparte bevoorschotting

op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten.