inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen

Geldend van 26-11-2010 t/m heden

Intitulé

inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen

Nr. 6.3

De raad der gemeente Huizen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 oktober 2010;

gelet op artikel150 van de Gemeentewet

b e s l u i t :

vast te stellen de

inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen

Verordening over de wijze waarop ingezetenen van Huizen en belanghebbenden worden betrokken bij beleidsvorming van de gemeente. Verder te omschrijven als de ‘Inspraak- en participatieverordening Huizen’.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • 1.

    Beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

  • 2.

    Inspraak: het bieden van de formele gelegenheid aan ingezetenen en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken.

  • 3.

    Inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

  • 4.

    Participatie: het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van doelgroepen (burgers, instellingen, bedrijven en dergelijke) bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid.

  • 5.

    Randvoorwaarden: aan de participatie ten grondslag liggende feiten, waarop het bestuursorgaan geen invloed heeft, dan wel door het bestuursorgaan aan participatie gestelde kaders.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak of participatie

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak/participatie wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Geen participatie of inspraak wordt verleend:

    • a.

      Bij ondergeschikte herzieningen, uitwerkingen of toepassingen van eerder vastgesteld beleid.

    • b.

      Indien inspraak of participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.

    • c.

      Indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuurs-orgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft.

    • d.

      Inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

    • e.

      Indien de uitvoering van een beleidsvoornemen naar het oordeel van het bestuursorgaan zo spoedeisend is, dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht.

    • f.

      Indien het belang van participatie of inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samen-leving.

    • g.

      Als het een beleidsvoornemen betreft, dat betrekking heeft op interne organisa-torische aangelegenheden van de gemeente.

Artikel 3 Inspraak- of participatiegerechtigden

  • 1. Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

  • 2. Bij participatie zijn ingezetenen en belanghebbenden betrokken.

Hoofdstuk 2 Inspraak

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens andere inspraak-procedures vaststellen.

  • 3. Het bestuursorgaan beschrijft vooraf duidelijk het onderwerp en doelstelling van de inspraak, de verantwoordelijkheden, de wijze van informatieverstrekking, de wijze waarop belanghebbenden worden betrokken en de randvoorwaarden.

Artikel 5 Verslaglegging inspraak

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      Een beschrijving van de gevolgde procedure.

    • b.

      Een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht.

    • c.

      Een reactie op deze zienswijzen, waarbij gemotiveerd wordt op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Hoofdstuk 3 Participatie

Artikel 6 Participatieprocedure

  • 1. Het bestuursorgaan stelt voor elk onderwerp waarop participatie wordt verleend een procedure vast.

  • 2. De participatieprocedure bevat tenminste:

    • a.

      Een omschrijving van het onderwerp van participatie, zoals bedoeld in artikel 2.

    • b.

      Een aanduiding van de kring van ingezetenen en/of belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3.

    • c.

      De rol van college en raad.

  • 3. In aanvulling op lid 2 bevat deze procedure voor zover mogelijk:

    • a.

      De randvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 1 onder 5.

    • b.

      De manier waarop het participatieproces wordt vormgegeven.

    • c.

      Een tijdpad.

    • d.

      Een communicatieparagraaf.

    • e.

      Een financiële paragraaf.

  • 4. De in het tweede en derde lid genoemde onderdelen worden opgenomen in het plan van aanpak van het desbetreffende project.

  • 5. Het bestuursorgaan kan de procedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen dat vereist. Zoals artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht voorschrijft, geeft het bestuursorgaan hiervan schriftelijk kennis.

Artikel 7 Voorbereiding participatie

  • 1. Het bestuursorgaan informeert voorafgaand aan de participatie deelnemers hierover. Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud.

  • 2. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de kring van participanten voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede voorbereiding.

Artikel 8 Verslaglegging participatie

  • 1. Het bestuursorgaan draagt zorg voor verslaglegging van de in het kader van participatie gehouden bijeenkomsten.

  • 2. De verslagen worden aan alle aanwezigen bij de in het eerste lid bedoelde bijeen-komsten beschikbaar gesteld.

  • 3. Een weergave van de opbrengst van participatie maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden.

  • 4. Na besluitvorming worden het voorstel en besluit aan alle participanten beschikbaar gesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 2. De inspraakverordening Huizen van januari 2005 wordt ingetrokken op de dag dat de inspraak- en participatieverordening in werking treedt.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraak- en participatie-verordening Huizen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 11 november 2010
De voorzitter,
De griffier,

Artikelsgewijze toelichting Inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen

Artikelsgewijze toelichting Inspraak- en participatieverordening gemeente Huizen

Hoofdstuk 1 Algemeen

Participatie een formele plaats in de beleidsvorming.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Inspraak en participatie

Er zijn veel omschrijvingenmogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid (informatie, communicatie, inspraak, interactieve beleidsvorming etc.). Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de termen inspraak en participatie. Bij de in dit artikel opgenomen formulering van de begrippen-inspraak en participatie is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak en participatie maken onderdeel uit van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de gemeente en hebben een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belangheb-benden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

Inspraakprocedure

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over de wijze waarop bij de

voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Artikel 7, tweede lid geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

Beleidsvoornemen

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester.

Randvoorwaarden

Dit begrip is bedoeld om de ruimte voor inspraak of participatie af te bakenen, om

bijvoorbeeld te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen waarover het bestuursorgaan geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak of participatie

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegd-heden besluit of inspraak of participatie (of geen van beide) wordt verleend bij de voorbe-reiding van beleid van de gemeente. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemen aan inspraak of participatie onderwerpen.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak /participatie geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij commissievergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoor-nemens een andere wijze van inspraak/participatie wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak of participatie te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is opgenomen dat inspraak altijd wordt verleend, indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan nu bijvoorbeeld bij:

  • ·

    De voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7 van de Wet stedelijke vernieuwing).

  • ·

    De voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid van de Wet Milieubeheer).

  • ·

    De plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42).

  • ·

    De voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a. en b. van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

Artikel 3 Inspraak- of participatiegerechtigden

De omschrijving van inspraak- of participatie gerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie geldt ook voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 3 legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij inspraak of participatie te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met o.a. aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. De participatievisie is hiervoor uitgangspunt.

Hoofdstuk 2 Inspraakprocedure

Artikel 4 Inspraakprocedure

In het eerste lid is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikelen 3:10 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.

Artikel 5 Verslaglegging inspraak

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb, waarin slechts wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd etc.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. De bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid over de communicatie te verschaffen.

Hoofdstuk 3 Participatie

Artikel 6 Participatieprocedure

Ondanks het open en flexibele karakter van participatie dient omwille van de duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in ieder geval onderwerp, belanghebbenden en bestuurlijke vraag aan te geven, en - voor zover in de fase van gedachtevorming al mogelijk is -de overige elementen, zoals bedoeld in lid 3.

Uit het vijfde lid volgt dat ook het bestuursorgaan de procedure, indien noodzakelijk, kan wijzigen. Belanghebbenden worden hierover geïnformeerd.

Artikel 7 Voorbereiding participatie

In dit artikel zijn enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen. Voor participatie is geen minimale voorbereidingstijd van vier weken opgenomen om de flexibi-liteit van participatie niet te beperken. Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is.

Artikel 8 Verslaglegging van participatie

De verslaglegging van de resultaten van het participatieproces is uitermate belangrijk. Van de te houden bijeenkomsten wordt een verslag gemaakt. De verslaglegging is afhankelijk van het gekozen traject; een workshop is bijvoorbeeld niet altijd in een schriftelijk verslag vast te leggen.

Het is aan te bevelen om tijdens het proces al duidelijkheid over de communicatie te verschaffen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. Op de achtste dag na publicatie treedt de verordening in werking.