Regeling vervallen per 01-08-2017

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-07-2017

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 11 en 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen;

besluit vast te stellen het

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2016

Inleiding

Het gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning is bedoeld om alle bedragen en bijzonderheden met betrekking tot het gemeentelijke Wmo-beleid in op te nemen. Dit is van belang omdat de bedragen regelmatig worden aangepast.

Voor de begrippen genoemd in het Besluit wordt uitgegaan van de omschrijving in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

  • 1.

    Met behulp van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM) kan een beoordeling van de situatie van de cliënt op de verschillende levensdomeinen worden gemaakt (zie bijlage).

  • 2.

    Om te kunnen bepalen of reguliere of gespecialiseerde (groeps-)begeleiding ingezet moet worden, wordt gebruik gemaakt van de richtlijn indicatiestelling begeleiding (bijlage). In deze richtlijn wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan, voordat er sprake is van gespecialiseerde begeleiding. De keuze welk product wordt ingezet is maatwerk op basis van het keukentafelgesprek. De situatie en de zorgvraag van cliënt zijn leidend en niet het aanbod van de zorgaanbieder.

  • 3.

    Bij de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan – daar waar bovenstaande richtlijn en matrix niet toereikend zijn, de Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 MO Zaak, gebruikt worden(bijlage).

  • 4.

    Beschermd Wonen en maatschappelijke opvang

    De 13 Zeeuwse gemeenten hebben de uitvoering van het beschermd wonen opgedragen aan de gemeente Vlissingen. Ze hebben gezamenlijk nadere regels opgesteld voor de toegang tot het beschermd wonen. Iedere gemeente stelt –vanwege de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wet – de nadere regels, tarieven en eigen bijdragen individueel vast (zie bijlagen bij dit besluit). Door de late vaststelling van de PGB tarieven voor Beschermd Wonen 2016, houden klanten met overgangsrecht hetzelfde budget als in 2015.

  • 5.

    Om tot een indicatie te komen, kan advies worden gevraagd aan een (medisch) specialist of arbeidsdeskundige.

Artikel 2. Hoogte en verantwoording persoonsgebonden budget(pgb)

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen gelden voor de vaststelling van een pgb-dienstverlening de volgende maximum tarieven.

Benaming

Hulst max. ZIN tarief

Pgb (max.)

ongewijzigd

Eenheid

Huishoudelijke hulp

25,20

16,10

Uur

Individuele begeleiding

47,40

35,25

Uur

Spec. Ind. begeleiding

78,00

58,13

Uur

Reguliere dagbesteding

34,80

25,88

Dagdeel

Gespecialiseerde dagbesteding

52,80

39,38

Dagdeel

Kortdurend verblijf

160,08

119,25

Dag

Vervoer

7,55

5,63

Dag

Rolstoelvervoer

20,14

15,00

Dag

Offerte

Bijlage

Art. 1 lid 4

  • 3.

    De bedragen voor een pgb voor een zaak, worden bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt. In de situatie dat dit een niet nieuwe voorziening was geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Was de naturaverstrekking een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 4.

    Het pgb is bedoeld voor betaling van feitelijke zorg die bijdraagt aan het te bereiken resultaat en aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet (conform artikel 10 lid 3 van de Verordening) en mag niet worden aangewend voor zaken als een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener, bemiddelingskosten, administratiekosten en overige kosten verbonden aan het werkgeverschap .

  • 5.

    Budgethouders zorgen voor uitbetaling van de hulpverlener op basis van declaratie met een factuur.

  • 6.

    De verantwoording van het pgb gebeurt via de Sociale Verzekeringsbank of de gemeente; er wordt slechts tot betaling overgegaan indien aan de voorwaarden werd voldaan.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Naast de verstrekking van een maatwerkvoorziening bestaat de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken op grond van artikel 2.1.7 van de Wet.

Artikel 4. Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening

Voor de volgende algemene voorzieningen is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

  • a.

    Collectief vraagafhankelijk vervoer: een gereduceerde bijdrage voor een maximum van 900 zones per kalenderjaar ter hoogte van € 1,20 instaptarief en € 0,95 per zone; Na 1 juli 2016 geldt een maximaal aantal toe te kennen kilometers per jaar verhoogd met een instaptarief.

  • b.

    Dienstencheques voor het verrichten van klussen in en om de woning en was en strijkservice van ‘Hulst Werkt!’ en ‘Service in de regio’ een bedrag van € 15,00 per uur;

  • c.

    Dienstverlening ‘De Uitstap’ een bedrag van € 10,00 per deelname

  • d.

    Dienstverlening ‘De Instapper’ een bedrag van € 3,50 per deelname of € 21,00 per 6 ritten.

  • e.

    Huishoudelijke hulp op basis van de ‘Plus Hulp’ € 5,00 per uur

Artikel 5. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening bedraagt maximaal de maximale bedragen zoals genoemd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 artikel 3.8 lid 1 en volgen de jaarlijkse aanpassing zoals door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden bepaald.

    • a.

      voor de ongehuwde cliënt, niet meer dan € 19,40 per bijdrageperiode met dien verstande dat dit bedrag, indien zijn bijdrage-plichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9:

      1° meer bedraagt dan € 22.486 en hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.486;

      2° meer bedraagt dan € 16.887 en hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.887;

    • b.

      voor de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, niet meer dan € 27,80 per bijdrageperiode, met dien verstande dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9:

      1° meer bedraagt dan € 28.177 en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 28.177;

      2° 2 meer bedraagt dan € 23.374 en beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.374.

  • 2.

    Bij de toepassing van het eerste lid wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.

  • 3.

    De bijdrage, bedoeld in het eerste lid is niet verschuldigd:

    • a.

      indien de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of zijn echtgenoot een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is, of

    • b.

      indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat de verschuldigdheid hiervan kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige, waarvan degene aan wie die maatwerkvoorziening is verstrekt de minderjarige of de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, is.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de bijdrage in de kosten voor beschermd wonen of verblijf in een opvang.

  • 5.

    Voor rolstoelvoorzieningen is geen bijdrage verschuldigd.

  • 6.

    Voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is een bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN

Het college streeft naar passende ondersteuning en onderscheidt de volgende voorzieningen:

  • ·

    Huishoudelijke voorzieningen

  • ·

    Vervoersvoorzieningen

  • ·

    Woonvoorzieningen

  • ·

    Rolstoelvoorzieningen

  • ·

    Begeleidingsvoorzieningen

Artikel 6. Huishoudelijke voorzieningen

  • 1. De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning in natura als algemene voorziening met Plus Hulp, kostprijs € 5,00 per uur;

    • b.

      ondersteuning in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder, maximale eigen bijdrage € 25,20 per uur;

    • c.

      ondersteuning in de vorm van een pgb, maximale eigen bijdrage

      € 16,10 per uur.

  • 2. De omvang van huishoudelijke voorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

  • 3. De omvang van een pgb wordt vastgesteld door de toegangsorganisatie (gemeente/Stichting Hulst voor elkaar) op basis van het aantal uren per week, afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving.

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen (natura of pgb)

  • 1. De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor vervoer kan bestaan uit:

    • a.

      vervoer per taxi

    • b.

      vervoer per rolstoeltaxi

    • c.

      een aanpassing van een eigen auto

    • d.

      een al dan niet aangepaste (bruikleen) auto

    • e.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

    • f.

      een scootmobiel

    • g.

      een training voor een scootmobiel of een gesloten buitenwagen

    • h.

      een ander vervoersmiddel dan de vervoersmiddelen genoemd dan in e,f en g;

    • i.

      onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in e,f,g en h.

Artikel 8. Overige vervoersvoorzieningen

Behalve het bepaalde in artikel 7 van dit Besluit kan de door het college te verlenen vervoersvoorziening bestaan uit een financiële tegemoetkoming voor:

  • a.

    aanpassing eigen auto maximaal € 4.540,00 per 5 jaar

  • b.

    individueel (rolstoel-)taxivervoer € 2.650,00 per kalenderjaar

  • c.

    begeleiding op medische indicatie tijdens collectief vervoer € 100,00 per kalenderjaar

  • d.

    maximaal 10 rijlessen voor gebruik vervoersvoorzieningen in natura € 345,00

Artikel 9. Woonvoorzieningen (natura of pgb)

  • 1. De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor wonen kan bestaan uit:

    • a.

      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning;

    • b.

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning;

    • c.

      een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie in een woning;

    • d.

      een voorziening voor tijdelijke huisvesting, voor maximaal 26 weken;

    • e.

      het bezoekbaar maken van de woning;

    • f.

      een voorziening voor verhuizing en inrichting.

  • 2. Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,00.

  • 3. Woonvoorzieningen met een totale aanschafwaarde lager dan € 75,00 komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 10. Overige Woonvoorzieningen

  • 1. Onderstaande door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen voor wonen kunnen bestaan uit een financiële tegemoetkoming :

    • a.

      een bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten tot een maximum van € 2.500,00.

    • b.

      een bedrag voor bezoekbaar maken van de woning tot een maximum van € 5.000,00.

    • c.

      een bedrag voor woningsanering op medische indicatie voor de noodzakelijk te maken kosten tot een maximum van € 2.000,00.

    • d.

      een bedrag voor aanpassing van een woonwagen tot een maximum van € 1.000,00.

    • e.

      een bedrag voor verwijdering van een woonvoorziening tot een maximum van € 1.000,00

  • 2. Een tegemoetkoming voor de kosten van huurderving is pas mogelijk bij woningaanpassingen hoger dan € 5.000,00.

Artikel 11. Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor rolstoelen kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daarvan;

  • b.

    onderhoud en reparatie;

  • c.

    accessoires;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

Artikel 12. Rolstoelvoorzieningen als pgb

  • 1. De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van dit Besluit.

  • 2. Het bedrag voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt verstrekt als persoonsgebonden budget en bedraagt maximaal € 2.500,00 voor de periode van 3 jaar.

Artikel 13. Begeleidingsvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor begeleiding kan bestaan uit:

  • a.

    individuele begeleiding

  • b.

    specialistische individuele begeleiding

  • c.

    reguliere dagbesteding

  • d.

    gespecialiseerde dagbesteding

  • e.

    kortdurend verblijf

  • f.

    vervoer in combinatie met c en d

  • g.

    beschermd wonen

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1. De kostprijs voor begeleidingsvoorzieningen, beschermd wonen uitgezonderd, in natura bedraagt:

    • a.

      individuele begeleiding, € 47,40 per uur

    • b.

      specialistische individuele begeleiding, € 78,00 per uur

    • c.

      reguliere dagbesteding, € 34,80 per dagdeel

    • d.

      gespecialiseerde dagbesteding, € 52,80 per dagdeel

    • e.

      kortdurend verblijf, € 160,08 per dag

    • f.

      vervoer, rolstoel extra € 20,14 per dag, overig vervoer € 7,55 per dag

  • 2. De kostprijs voor de diverse voorzieningen beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente(Vlissingen)conform Bijlage Tarieven ZZP-GGZ arrangementen.

Artikel 15. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

  • 2. De omvang van de begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 14 a en b wordt bepaald in uren met een maximale omvang per week.

  • 3. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 14 c en d wordt bepaald in dagdelen.

  • 4. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura voor de onderdelen genoemd in artikel 14 e en f wordt bepaald in dagen met een maximale omvang per week.

Artikel 16. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

  • 1.

    De omvang van het pgb voor begeleidingsvoorzieningen is maximaal het bedrag genoemd in artikel 2 van dit besluit.

  • 2.

    PGB wordt geïndiceerd in (halve) uren/dagdelen/dagen per week.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17. Toezichthoudend ambtenaar

Het college voorziet in de benoeming van een toezichthoudend ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 6.1 van de Wet. Hierbij maakt het college onderscheid in een ambtenaar belast met pro-actief toezicht/contractbeheer en medewerker voor de uitvoering van reactief toezicht.

Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Het college stelt jaarlijks een budget voor mantelzorgondersteuning beschikbaar.

  • 2. Het college verzorgt in samenspraak met een vertegenwoordiging van de mantelzorgers de wijze waarop de jaarlijkse waardering zal vorm krijgen.

Artikel 19. Bedragen terugvordering en invordering

  • 1.

    Niet tot terugvordering wordt overgegaan indien de totale vordering € 50,00 of minder is, tenzij de aanvrager een lopende voorziening heeft.

  • 2.

    Het terug te vorderen bedrag wordt bij voorkeur meteen geheel terugbetaald. Indien dit niet mogelijk is, kan een betalingsregeling aangeboden worden met een maximale looptijd van 6 maanden en een minimum aflossingsbedrag van € 50,00 per maand.

Artikel 20. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2016.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Aldus vastgesteld op 22 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders van Hulst, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2015, dat door het college werd vastgesteld bij besluit d.d. 16 december 2014;

Hulst, 22 december 2015

Burgemeester en wethouders van Hulst,

De secretaris, De burgemeester,

S.ter Wal J.F. Mulder

TOELICHTING

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HULST 2016

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning vormt tezamen met de Kadernota Samenleving Hulst “Eigen Kracht” 2013-2016, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen en de inkoopdocumenten de basis van waaruit de ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 vorm zal krijgen. In dit besluit geeft het college meer concreet aan hoe de feitelijke ondersteuning vorm kan krijgen.

De veranderingen in de Wmo gestart in 2015 maakten onderdeel uit van de grootste verschuiving in de sociale wetgeving sinds de invoering van de AOW in 1957 en de invoering van de Algemene bijstandswet in 1965. De veranderingen hadden voor de gemeenten vooral betrekking op de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de invoering van de Participatiewet en de Jeugdwet, in wat nu het Sociaal Domein wordt genoemd.

Daarnaast werd de Wet langdurige zorg ingevoerd als vervanger van de AWBZ en vonden er veranderingen in de ziektekostenverzekeringswet en de invoering van Passend onderwijs.

Het sterk veranderend landschap geeft enerzijds onzekerheid maar biedt ook kansen, zowel voor gemeenten, maatschappelijke organisaties als voor burgers. De burger kan zelf meer vorm en inhoud geven aan de ondersteuning die hij nodig heeft. Gemeenten moeten dit oppakken door een integrale benadering van de vragen om advies en informatie.

Met de Wmo 2015 die per 1 januari 2015 in werking trad, is de eigen verantwoordelijkheid voor de inwoners van onze gemeente sterker in beeld gekomen. De inwoners worden meer aangesproken op het zelf vinden van oplossingen voor de beperkingen die zij ondervinden in het deelnemen in de maatschappij(participeren). Oplossingen die gevonden moeten worden in de directe omgeving (Huishouden waarvan de persoon deel uitmaakt), bij familie, vrienden en het verdere netwerk.

Om de burgers te ondersteunen zal de gemeente in de toekomst inzetten op versterking van de zelfredzaamheid en versterken van de sociale cohesie. In belangrijke mate zal het aanbod van algemene voorzieningen hierin een rol spelen. Algemene voorzieningen zijn voorzieningen waarop iedere inwoner, dus ook iemand met beperkingen, een beroep kan doen. Een gemeente kan dit aanbod bevorderen door het verlenen van (start-) subsidies.

De gemeente Hulst heeft er voor gekozen om kennis van algemene voorzieningen en individuele ondersteuning bijeen te brengen in de Stichting Hulst voor Elkaar. Door de Toegang tot maatwerkvoorzieningen middenin het welzijnsveld positioneren wordt de benutting van eigen kracht en algemene voorzieningen geoptimaliseerd.

Artikelsgewijze toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2015

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

In dit artikel is aangegeven dat onder andere gebruik wordt gemaakt van het gestelde in de CIZ Indicatiewijzer versie 7.1, met o.m. een definitie van “gebruikelijke zorg” en wat dient te worden verstaan onder “redelijkerwijs te vergen medewerking”. De definitie van gebruikelijke zorg blijft overigens in ontwikkeling; de definitie in de Wmo 2015 is leidend.

Zowel de CIZ Indicatiewijzer als de Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden jan 2011 MO Zaak zijn ondersteunend voor het bepalen van de noodzakelijkheid tot ondersteuning en het bepalen van de omvang van de ondersteuning. 

Indien er onverhoopt sprake mocht zijn van verschil in uitleg c.q. definiëring tussen het gestelde in de protocollen en dit besluit, is het gestelde in dit besluit bepalend. Hiermee is tevens bepaald dat de genoemde protocollen niet bindend zijn, maar dienen als kader om tot vaststelling van de benodigde voorzieningen te komen. Afwijking op grond van individuele omstandigheden is altijd mogelijk.

Lid 4 van dit artikel is nieuw en gaat over beschermd wonen. De gemeentebesturen van de 13 Zeeuwse gemeenten hebben voor dit onderdeel van de Wmo 2015 mandaat verleend aan de gemeente Vlissingen voor de uitvoering van de toekenning en verstrekking van voorzieningen (toegang) en de toekenning van uitvoeringsbudgetten aan uitvoerende instellingen. De gemeente Hulst heeft daarbij bepaald dat de uitvoering van het mandaat geschiedt binnen het budget voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen dat de gemeente Vlissingen van het Rijk ontvangt.

Met de invoering van de Wmo 2015 ontstond onduidelijkheid over de financiering van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en -in Zeeland- ook over de praktische uitvoering van beschermd wonen. Door het verlenen van mandaat aan de gemeente Vlissingen werd deze onduidelijkheid voor 2015 opgeheven. Voor 2016 zal een nieuw mandaatbesluit genomen worden waarin de bevoegdheden en kaders beschreven worden. Het besluit Beschermd Wonen en het besluit Maatschappelijke Opvang worden geacht onlosmakelijk deel uit te maken van dit besluit. De besluiten zijn als bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2. Hoogte en verantwoording persoonsgebonden budget (pgb)

De gemeente Hulst heeft het budget voor de zorgondersteuning (Begeleiding en Huishoudelijke hulp) -niet zijnde algemene voorziening-, overgedragen aan de zorgaanbieders. De zorgaanbieders dragen er zorg voor dat passende zorg wordt ingezet. Omdat de zorgaanbieders zelf de beschikking hebben over het budget is er geen sprake van een kostprijs maar van een rekenprijs. Dit bedrag wordt gehanteerd om de verleende zorg binnen het budget te verantwoorden, opgenomen in kolom ZIN-tarief.

De gemeente Sluis heeft er voor gekozen met de zorgaanbieders voor de zorgvoorzieningen voor de verschillende vormen van huishoudelijke ondersteuning, voor zover niet aangemerkt wordt als een algemene voorziening, door de zorgaanbieders te laten factureren en op basis hiervan de verschuldigde kosten te betalen. De zorgaanbieders hebben daartoe met de gemeente Sluis een kostprijs afgesproken. Binnen Zeeuws-Vlaanderen is afgesproken dat de facturatietarieven van de gemeente Sluis door de gemeenten Terneuzen en Hulst gehanteerd worden als verantwoordingstarief. Zo wordt de bureaucratie voor zorgaanbieders beperkt.

Indien de gemeente met een zorgaanbieder een budgetafspraak heeft voor levering van Zorg in Natura(ZIN), kan de aanvrager alleen met een bijzondere motivering in aanmerking komen voor een Pgb bij deze zorgaanbieder. De zorgaanbieder kan immers dezelfde zorg bieden in natura.

De aanvrager die kiest voor een pgb regelt alles zelf, zoals het zoeken van een hulp, afspraken maken en deze vastleggen in een contract, zorgen voor een andere hulp bij ziekte of vakantie, loondoorbetaling bij ziekte, werkgeversaansprakelijkheidsverzekering. De aanvrager maakt de keuze voor een pgb nadat hij/zij hierover duidelijk en begrijpelijk is voorgelicht. De Pgb-houders kunnen voor ondersteuning gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

In lid 2 van dit artikel is hoogte van de pgb-tarieven opgenomen. Voor de vaststelling van de hoogte van een Pgb wordt uitgegaan wordt van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Dit wordt nader uitgewerkt bij de afzonderlijke voorzieningen.

Het pgb-tarief voor HH is ongewijzigd, maar is nog steeds dusdanig dat het mogelijk moet zijn om daarmee hulp aan huis in te huren op de markt van (schoonmaak-)diensten. Voor begeleidingsdiensten is de hoogte van het pgb-tarief is in het besluit begrensd op 75% van het begeleidingstarief ZIN van het voorafgaande jaar.

Een Pgb-tarief kan lager zijn omdat over het algemeen minder overheadkosten meegerekend hoeven te worden. Aanvragers die kiezen voor een persoonsgebonden budget krijgen een bedrag uitgekeerd gebaseerd op het aantal uren per week, dagdelen, dagen dat ondersteuning nodig is.

Het college is verantwoordelijk voor de (zorg)inhoudelijke toetsing van de pgb-overeenkomsten tussen cliënt en zorg- c.q. dienstverlener, conform het gestelde artikel 2.3.6. van de Wet. De SVB is verantwoordelijk voor het betaalproces en de arbeidsrechtelijke toetsing van deze pgb-overeenkomsten. Nadat de overeenkomst en vervolgens de declaratie(s) zijn goedgekeurd door de SVB, zal deze namens de cliënt betalingen verrichten aan de zorg- c.q. dienstverlener. Met het trekkingsrecht worden dus alleen betalingen aan zorg- c.q. dienstverleners verricht waarover vooraf overeenstemming is tussen cliënt en het college.

De SVB verzorgt voor het college real-time inzicht in de bestedingen van de pgb's. Niet bestede pgb-bedragen worden teruggestort door de SVB naar het college. Het college zorgt voor maandelijkse bevoorschotting van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zodat die tijdig tot uitbetaling van de (periodieke) voorzieningen in de vorm van PGB kan overgaan, evenals indien van toepassing het hiermee verbonden budgetbeheer (trekkingsrecht).

Uit de pgb-vaststelling voor een zaak blijkt dat het ook mogelijk is om een tweedehands artikel aan te schaffen met een pgb, daartoe zijn immers steeds meer mogelijkheden zoals op Marktplaats, maar ook bij verstrekkers van hulpmiddelen. De kwaliteit van het artikel moet echter wel voldoende zijn.

In lid 4 is opgenomen dat het pgb bedoeld is voor betaling van feitelijke zorg en niet mag worden aangewend voor zaken als een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener, bemiddelingskosten, administratiekosten en andere werkgeverslasten. Om volledig te zijn is een verwezen naar: http://www.hetvenster.com/Content/DownloadDocs/2012/vergoedingenlijst%20PGB%202012.pdf

Lid 5 zegt iets over de mogelijke betalingsrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Uitbetaling met een vast maandbedrag voor een loondienstverband wordt vooralsnog niet toegestaan.

Lid 6 vermeldt dat verantwoording gebeurt op verschillende wijzen: enerzijds verantwoording vooraf door controle van de zorgovereenkomst en controle van de ingezonden declaraties voordat tot feitelijke uitbetaling wordt overgegaan, anderzijds door verantwoording bij het college van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 3 van dit Besluit. Hiervoor draagt het college immers de verantwoordelijkheid om te toetsen of de pgb-middelen efficiënt en doelmatig werden besteed.

De keuzes, zoals weergegeven in de leden 5 en 6, zijn contractueel overeenkomen met de Sociale Verzekeringsbank.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Naast de maatwerkvoorziening blijft ook, conform artikel 2.1.7 van de Wet de mogelijkheid om financiële tegemoetkoming te verstrekken. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een cliënt krijgt als tegemoetkoming in de (meer-)kosten die gemaakt worden in verband met beperkingen. Het hoeft niet te gaan om een kostendekkend bedrag. Voor een financiële tegemoetkoming geldt geen eigen bijdrage.

Artikel 4. Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening

De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van eigen bijdragen. Gemeenten hebben er belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt.

De bijdrage in kosten voor algemene voorzieningen mag het college zelf bepalen, voor de maatwerkvoorzieningen zijn landelijke regels gesteld.

De diverse algemene voorzieningen zoals die momenteel in onze gemeente beschikbaar zijn, of op korte termijn komen, worden in dit artikel opgesomd.

Algemene voorzieningen zijn per definitie voorliggende voorzieningen en hebben daarom het primaat boven de maatwerkvoorzieningen, als dit in de betreffende situatie een passende en toereikende oplossing biedt.

Vervoersvoorziening

Als vervoersvoorziening kennen we in onze gemeente het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Het primaat ligt bij het collectief systeem van aanvullend vervoer (= Wmo-doelgroepen vervoer), eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De concrete invulling van dit systeem is in een afzonderlijk gemeentelijk besluit geregeld. In dit besluit dat het collectief systeem van aanvullend vervoer regelt, zijn onder andere bepalingen opgenomen over het vervoersgebied, de beschikbaarheid, de verschuldigde eigen bijdrage per rit en de voorwaarden voor het meereizen van een sociaal en/of medisch begeleider, kinderen en blindengeleide honden. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem. Het aantal zones per kalenderjaar, per ondersteuningsbehoevende te maximeren op 900. Dit geldt voor zowel al bestaande als nieuwe cliënten. Met deze maximering van het aantal zones wordt nog steeds ruim voldaan aan de ondergrens van de zorgplicht, zoals blijkt uit zoals blijkt uit jurisprudentie van Centrale Raad van Beroep (CRvB), o.a. CRvB 12-03-2002,nr. 00/5131 WVG). In verband met de een nieuwe aanbesteding van het vraagafhankelijk vervoer per 1 juli 2016 wordt niet langer gerekend in (vervoers-) zones, maar in kilometers. Artikel 4 sub a regelt dat met ingang van 1 juli 2016 een indicatie voor het collectief systeem van aanvullend vervoer is geregeld in kilometers. Over de wijze waarop de huidige indicaties -gebaseerd op zones- worden omgezet naar de kilometersystematiek zal afzonderlijke besluitvorming plaatsvinden, na afronding van de aanbesteding. Deze verandering is zodanig dat geen sprake is van verlies van vervoersomvang.

Dienstencheques

Burgers met een ondersteuningsbehoefte, maar ook mantelzorgers en tweeverdieners kunnen met dienstencheques voorzien in klussen, die worden uitgevoerd door ‘Hulst Werkt!’. Hulst Werkt!’ (www.hulstwerkt.nl) voorziet in het verrichten van klussen in en om het huis, huishoudelijke hulp verstel- en strijkservice. Bij de dienstverlening kan verder gedacht worden aan ramen zemen, verplaatsen van meubilair, eenvoudige klusjes in en om het huis, uitruimen van een woning, schuur of kelder, kleine tuinklusjes zoals: grasmaaien of heg bij knippen, het onderhouden van de woning of tuin die te koop staat.

De dienstencheques zijn inmiddels op veel plaatsen verkrijgbaar. Afhankelijk van de inzetbaarheid van de medewerkers, kunnen met één dienstencheque ter waarde van 15 euro 2 medewerkers voor 1 uur worden ingeleend (7,50 euro per man/per uur). Meer ervaren medewerkers/deskundigen kosten één dienstencheque per uur.

De Uitstap

‘De Uitstap’ is een ontmoetingsmogelijkheid voor ouderen in de gemeente Hulst, die behoefte hebben aan ontmoeting, maar dit om diverse redenen niet zelf kunnen realiseren. ‘De Uitstap’ vindt plaats op diverse locaties in de gemeente en start met een 3-gangen diner, gevolgd door een middagprogramma dat in overleg met de deelnemers wordt samengesteld.

De Instapper

‘De Instapper!’ is een busje van Hulst Voor Elkaar waar 8 personen in kunnen. Het busje wordt bestuurd door een vrijwilliger. Met ‘De Instapper’ wordt een ontmoetingsmogelijkheid geboden voor inwoners van de gemeente Hulst mensen die normaal gesproken niet veel weg gaan. De uitstapjes worden georganiseerd per kern, meestal is er een maandelijks een uitje.

Plus Hulp

Voor de Plus Hulp wordt een overeenkomst afgesloten tussen zorgvrager en zorgaanbieder voor het afnemen van huishoudelijke hulp (in loondienst). Vaak zal het gaan om het inkopen van aanvullende/extra hulp, met name door de klanten waarbij het aantal uren huishoudelijke hulp gedaald is of door nieuwe (geïndiceerde) klanten. Om het uurtarief voor ondersteuningsbehoevenden aantrekkelijk te maken wordt de landelijk beschikbare HHT (huishoudelijke hulp toeslag) ingezet en bedraagt de eigen bijdrage slechts € 5,00 per uur. De Plus Hulp is beperkt beschikbaar voor het jaar 2016.

Artikel 5. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

In dit artikel wordt de omvang van de, door de cliënt te betalen, bijdrage voor de Wmo maatwerkvoorzieningen (zorg in natura en pgb) geregeld voor het jaar 2015, met uitzondering van de cliënten in beschermd wonen c.q. maatschappelijke opvang. Bij de bepaling van de eigen bijdragen zijn de bedragen en percentages genoemd in artikel 3.8 van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) integraal overgenomen.

De eigen bijdragen worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). De financiële positie van de gemeente Hulst staat het niet toe dan anders te besluiten dan gebruik te maken van de maximum variant, zoals bedoeld in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Hiermee wordt tevens voorkomen dat bij samenloop van voorzieningen (Wmo 2015 en Wlz) de niet door de gemeente benutte ruimte ten aanzien van de eigen bijdragen opgaat aan Wlz-eigen bijdragen.

Met bijdrageplichtig inkomen, zoals gebruikt in dit artikel wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Voor de cliënten in beschermd wonen, geldt een ander eigen bijdrage regime. Hierin is geen sprake van keuzevrijheid aan de zijde van het college.

Een eigen bijdrage wordt overigens niet toegepast bij de verstrekking van rolstoelen en bij verstrekkingen aan jongeren beneden de 18 jaar, echter voor een woningaanpassing ten behoeve van jongeren wordt wel een eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 6. Huishoudelijke voorzieningen

In dit artikel worden alle vormen van huishoudelijke voorzieningen opgesomd, zowel de algemene als de maatwerkvoorzieningen. Per onderdeel is de kostprijs of eigen bijdrage vermeld.

Indien de huishoudelijke voorziening wordt verstrekt in natura wil dit zeggen dat de huishoudelijke zorg wordt geleverd door een gekwalificeerde medewerker van een, door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder. Daarnaast is het mogelijk om huishoudelijke voorziening te verkrijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij het bepalen van de omvang wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden en artikel 1 van dit besluit.

De omvang het PGB voor huishoudelijke voorzieningen is bepaald op € 16,10 per uur, een lager bedrag dan het rekentarief voor de zorgaanbieders voor Zorg in natura voor 2015. Een PGB is namelijk goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Daarnaast is er door het verplichte trekkingsrecht via de SVB ook sprake van een administratieve lastenverlichting voor de cliënt. Het een bedrag van € 16,10 per uur voor 2015 is een adequate passende en toereikende voorziening voor huishoudelijke voorzieningen in de vorm van een PGB. Een PGB kan worden verstrekt op basis van hele of halve uren per week.

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen (natura of pgb)

De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi wordt als volgt vastgesteld:

In de uitzonderlijke individuele gevallen waarbij deze voorziening noodzakelijk is, er is immers sprake van een vervoersbehoefte waarin niet kan worden voorzien door de algemene voorziening, nl. het collectief systeem van aanvullend vervoer, wordt bij een leverancier die wel kan voorzien in deze voorziening (vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi), de prijs opgevraagd van de goedkoopst adequate voorziening. Het hiermee gemoeide bedrag wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf in deze vervoersbehoefte voorzien.

Een cliënt komt niet toe aan een maatwerkvoorziening voor vervoer als er een algemene voorziening is die passend en adequaat is. Het primaat ligt in dit geval bij het collectief systeem van aanvullend vervoer, eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De concrete invulling van dit systeem is in een afzonderlijk gemeentelijk besluit geregeld. In dit besluit dat het collectief systeem van aanvullend vervoer regelt, zijn onder andere bepalingen opgenomen over het vervoersgebied, de beschikbaarheid, de verschuldigde eigen bijdrage per rit en de voorwaarden voor het meereizen van een sociaal en/of medisch begeleider, kinderen en blindengeleide honden. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem.

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor de overige in artikel 7 genoemde voorzieningen geschiedt, met in achtneming van artikel 2 van dit Besluit, als volgt:

Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze prijs, voor zover van toepassing verhoogd met een aanvullend bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier, voor zover van toepassing, de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke vervoersvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een vervoersvoorziening aanschaffen.

Artikel 8. Overige vervoersvoorzieningen

Er zijn vervoersvoorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

De verantwoording hiervoor geschiedt aan het college.

Artikel 9. Woonvoorzieningen (natura of pgb)

In dit artikel worden de verschillende mogelijkheden qua maatwerkvoorziening op het gebied van wonen genoemd. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de wijze van vaststelling. Vanzelfsprekend worden alleen de noodzakelijke kosten conform het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening vergoed. Ten aanzien van een aantal kosten is tevens de maximale vergoeding genoemd.

Bij een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning wordt bij het vaststellen van de hoogte van de woonvoorziening rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. Daarnaast dient het UAV 2012 van toepassing te zijn op uitvoering van werken.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van

de voorziening.

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting

  • 7.

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze betaling verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 11.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de cliënt, voor zover de kosten onder 1 t/m 11 meer dan € 907,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 340,--.

Bij een voorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard moet gedacht worden aan voorzieningen die niet leiden tot een aanpassing of verbouwing van de woning. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn de douchestoel en de tillift.

Een voorziening voor de kosten van keuring, onderhoud en reparatie in de woning heeft betrekking op:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of staplateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

  • h.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder f tot en met h zijn gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder a tot en met e zijn contractueel vastgelegd in zogenaamde raamovereenkomsten met de leveranciers. Voor de genoemde kosten betreffende liften, die niet zijn opgenomen in de raamovereenkomst geldt een vergoeding, overeenkomstig het maximum bedrag dat vermeld staat in de raamovereenkomsten. De afhandeling van de facturen vindt rechtstreeks plaats tussen de leveranciers en de gemeente.

De hoogte van een door het college te verstrekken woonvoorziening in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag, voor een maximale periode van 26 werkbare weken.

Het college kan een woonvoorziening in het kader van bezoekbaar maken de woning verlenen indien het noodzakelijk is dat een cliënt, die woont en verblijft in een AWBZ/WLZ-instelling, de woonkamer en een toilet van de te bezoeken woning kan bereiken en gebruiken en indien de voorziening hiervoor noodzakelijk is. De hoogte van de te verstrekken woonvoorziening voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 5.000,00 (art.10).

Het in lid 2 genoemde bedrag is bedoeld als richtlijn. Al onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold de regel dat bij een aanvraag voor een woningaanpassing eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om de uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat verhuizing is onder de Wet voorzieningen gehandicapten in de jurisprudentie erkend, zij het wel dat enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld.

In de eerste plaats moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten aanvaardbaar zijn en dient de verhuizing te kunnen worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben of aanvrager binnen de verantwoorde termijn kan verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning.

Ook diverse andere relevante aspecten kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval, zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een stevig netwerk en mantelzorgers in de bestaande woonsituatie van de aanvrager.

Het in lid 3 opgenomen bedrag geldt als een administratieve drempel om aanvragen voor relatief kleine voorzieningen te voorkomen. Het vermijdt bureaucratie, terwijl de aanvrager uiteindelijk later via de eigen bijdrage CAK toch de kosten zelf betaalt.

Artikel 10. Overige woonvoorzieningen

Het bedrag voor verhuiskosten is een maximum bedrag. De aanvrager dient voor de verhuizing het verzoek tot vergoeding in te dienen. Bij een toekenning kan na indiening van de nota’s tot uitbetaling van de vergoeding overgegaan worden. De uitbetaling is niet hoger dan het in dit artikel genoemde maximum.

Artikel 11. Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

Het bedrag voor een sportrolstoel wordt uitsluitend als Pgb verstrekt. De aanvrager dient de rolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende drie jaar te onderhouden en indien nodig te repareren.

Artikel 12. Rolstoelvoorzieningen als pgb

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen geschiedt als volgt: Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze laatst vermelde prijs verhoogd met een bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke rolstoelvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een rolstoelvoorziening aanschaffen.

Er is ook een rolstoelvoorziening die als financiële tegemoetkoming wordt versterkt. Dit betreft een sportrolstoel. Deze kan worden verstrekt aan een cliënt, die zonder deze voorziening niet in staat is tot sportbeoefening. Als het gaat om professionele sportbeoefening wordt geen sportrolstoel verleend.

Artikel 13. Begeleidingsvoorzieningen

De omvang het persoonsgebonden budget voor begeleidingsvoorzieningen is bepaald op een vast bedrag per soort van begeleiding. Dit bedrag is gebaseerd op 75% van de ZIN-prijzen voor 2015. Dit is een wijziging ten opzichte van het besluit 2015.

In dit artikel worden de mogelijke voorzieningen op het gebied van begeleiding weergegeven die als maatwerkvoorziening in natura (via een gecontracteerde zorgaanbieder) of in de vorm een persoonsgebonden budget kunnen worden ingezet. Naast de genoemde voorzieningen in de notitie is het college ook verantwoordelijk voor de (her)indicatie van beschermd wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten die door omstandigheden (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen en waarbij een aanbieder voor beschermd wonen de cliënt (enige tijd) in een ‘gecontroleerde’ omgeving opvangt. Het gaat om cliënten met psychische of psychosociale problematiek. Om tot een goed oordeel te komen of een cliënt gebaat is bij beschermd wonen, is onderzoek nodig naar de mate van kwetsbaarheid en in hoeverre er sprake is van GGZ-problematiek. Het college zal hiervoor gebruikmaken van expertise ‘in het veld’, bijvoorbeeld via een (onafhankelijke) GGZ-instelling. De feitelijke uitvoering van het beschermd wonen, gebeurt via de aangewezen centrumgemeente, Vlissingen.

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen in natura

In lid 1 worden de prijzen genoemd die voor de diverse begeleidingsvoorzieningen zijn overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders.

De kostprijs voor beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente, vanzelfsprekend na overleg met de overige gemeenten (lid 2).

Artikel 15. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

In dit artikel is de maximale omvang van de geïndiceerde maatwerkvoorziening begeleiding per week bepaald. Voor de verschillende onderdelen zal dit gebeuren in (hele of halve) uren, dagdelen of dagen. Hiermee wordt in tegenstelling tot de AWBZ niet meer geïndiceerd in klassen, zodoende wordt meer flexibiliteit en maatwerk mogelijk gemaakt richting de cliënt en de zorgaanbieders.

Artikel 16. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

De omvang het persoonsgebonden budget voor begeleidingsvoorzieningen is bepaald op een percentage, namelijk 75% van de overeengekomen prijzen voor 2015 met de zorgaanbieders. Een pgb is namelijk goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Daarnaast is er door het verplichte trekkingsrecht via de SVB ook sprake van een administratieve lastenverlichting voor de cliënt. Voor 2015 is hiermee een adequate passende en toereikende voorziening voor begeleidingsvoorzieningen in de vorm van een pgb gerealiseerd. In het derde lid wordt de omrekening van dagdelen en dagen per week naar uren aangegeven. De reden hiervoor is dat de opgave aan de SVB uitsluitend kan geschieden in hele uren.

Artikel 17. Toezichthoudend ambtenaar

De toezichthoudende ambtenaar wordt genoemd in de Wet en in artikel 14 van Verordening. Het college had besloten de beleidsambtenaar belast met maatwerkvoorzieningen Wmo hiervoor aan te wijzen. Inmiddels wordt aan een nadere uitwerking van het toezicht gewerkt. Om pragmatische redenen en om de positie van iemand die een klacht indient, zo onafhankelijk en objectief te benaderen, wordt in Zeeuws verband een regeling voorbereid die voorziet in het beleggen van het reactieve onderdeel toezicht gezamenlijk te beleggen bij de GGD Zeeland.

De gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen kiezen ervoor om het proactieve onderdeel van toezicht te beleggen binnen hun organisatie, bij voorkeur bij iemand met kennis van het beleidsveld, maar zonder directe betrokkenheid bij de beleidsontwikkeling en of uitvoering. Deze medewerker heeft een 'overall view' op dit gebied en heeft periodiek overleg met de gecontracteerde (zorg)aanbieders. Daarnaast overwegen de Zeeuws-Vlaamse colleges de "proactief" werkende ambtenaar ook afwisselend bij de buurgemeenten in te zetten ten einde de werkzaamheden, de procedures zo onafhankelijk mogelijk te benaderen. Het feit dat de Zeeuws-Vlaamse gemeenten te maken hebben met dezelfde zorgaanbieders ondersteunt deze keuze.

Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de (reactief) toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudende ambtenaar doet vervolgens onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Er is geen specifieke procedure van toepassing voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college maakt waardering van mantelzorgers mogelijk middels subsidiëring aan de Stichting Hulst voor Elkaar. De Stichting kan hiervoor het Steunpunt Mantelzorg in werking houden. De waardering van mantelzorgers geschiedt momenteel o.a. door het geven van een kleine attentie op de Dag van de Mantelzorg, en een mantelzorgdiner en een financieel mantelzorgcompliment. In hoeverre aanpassing van de huidige waardering wenselijk is vormt onderwerp van gesprek tussen de gemeente, het Steunpunt Mantelzorg en cliëntenorganisaties als Wmo-raad.

Artikel 19. Bedragen terugvordering en invordering

Terugvordering komt regelmatig voor bij het verstrekken van pgb’s/financiële tegemoetkoming.

In de praktijk kan het voorkomen dat een relatief klein bedrag van het pgb/de tegemoetkoming niet (juist) werd besteed. Ter voorkoming van bureaucratie is in lid 1 een administratieve drempel opgenomen voor terugvordering. Indien het bedrag van terugvordering dus lager is, wordt niet tot terug- en invordering overgegaan, tenzij rechtstreekse verrekening met een lopende voorziening mogelijk is.

Als blijkt dat overheidsmiddelen niet of onjuist werden besteed, dienen deze zo snel mogelijk terugbetaald te worden. Alleen in schrijnende situaties en in situaties waarin bijvoorbeeld sprake is van schuldsanering kan een betalingsregeling worden aangeboden (lid 2).

Artikel 20. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

Ten behoeve van onvoorziene omstandigheden is dit artikel opgenomen.

Artikel 21. Citeertitel

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.

Bij dit besluit behoren de bijlagen 1 tot en met 8:

(De bijlagen 3 en 6 lenen zich niet voor elektronische bekendmaking en worden bekendgemaakt door deze voor een ieder ter inzage te leggen van 4 januari tot en met 28 maart 2016 in de gemeentewinkel gelegen aan de Grote Markt 24 te Hulst.)

Bijlage 1 Zelfredzaamheid-Matrix

Bijlage 2 Richtlijn indicatiestelling begeleiding

Bijlage 3 Richtlijn indicatieadvisering Hulst bij het Huishouden

Bijlage 4 Nadere uitvoeringsregels maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2016 gemeente Hulst

Bijlage 5 Tarieven ZZP-GGZ arrangementen

Bijlage 6 BESLISBOOM TOELATINGSPROCES BESCHERMD WONEN GGZ ZEELAND - gesubsidieerde zorgaanbieders -

Bijlage 7 TOEGANG BESCHERMD WONEN MET ZORG IN NATURA / BESCHERMD WONEN MET PGB IN ZEELAND - ROUTEKAART KLANTPROCES

Bijlage 8 TOEGANG BESCHERMD WONEN IN ZEELAND/TOELICHTING ROUTEKAART KLANTPROCES

Bijlagen 1 tot en met 8:

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3

[Bijlage 3:"Richtlijn indicatieadvisering Hulst bij het Huishouden" leent zich niet voor elektronische bekendmaking en wordt bekendgemaakt door terinzagelegging van 4 januari tot en met 28 maart 2016 in de gemeentewinkel gelegen aan de Grote Markt 24 te Hulst.]

Bijlage 4

Nadere uitvoeringsregels maatwerkvoorziening

Beschermd Wonen 2016 gemeente Hulst

1. Inleiding

1.1 Achtergrond

Deze uitvoeringsregels zijn een uitwerking van het beschermd wonen (hierna: BW) die is vastgesteld in de 13 Zeeuwse gemeenten. De uitvoeringsregels BW zijn onlosmakelijk verbonden aan de beleidsregels en verordeningen Wmo 2015 van de Zeeuwse gemeenten zoals vastgesteld in de gemeente Hulst

1.2. Begripsbepaling

In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

Beschermd wonen (WMO 2015, artikel 1.1.1)

- wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie,

- het psychisch en psychosociaal functioneren,

- stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld,

- het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen 

Besluit

besluit tot toewijzing van een maatwerkvoorziening beschermd wonen, vastgelegd in een beschikking, waarop de algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

Cliënt beschermd wonen samenleving (WMO 2015, artikel 1.1.1)

natuurlijke personen van 18 jaar en ouder met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

 

Eigen bijdrage

een inkomens- en vermogenafhankelijke bijdrage die een cliënt beschermd wonen verschuldigd is op basis van de verordening, het uitvoeringsbesluit WMO 2015 en het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2016.

 

Instelling

een rechtspersoon die beschermd wonen of trajecten voor beschermd wonen uitvoert met subsidie van gemeenten.

Maatwerkvoorziening beschermd wonen (WMO 2015, art 1.1.1, sub b)

een voorziening, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, voor zover hij in verband met psychische of psychosociale problemen niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.

 

Overbruggingszorg beschermd wonen

Indien een cliënt recht heeft op beschermd wonen, kan – in afwachting van de meest passende plek - overbruggingszorg worden geboden, bijvoorbeeld bij een andere aanbieder of locatie voor beschermd wonen, in de vorm van respijtzorg ter ontlasting van de mantelzorg of persoonsgebonden budget voor de begeleiding thuis. De overbruggingszorg wordt verleend in de vorm van een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid

Persoonsgebonden budget

Budget dat toegekend wordt door de gemeente waar cliënt ingezetene is en hem in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die de maatwerkvoorziening behoren van derden te betrekken mits dit op verantwoorde wijze gebeurt en de cliënt hiertoe zelf in staat is dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of vertegenwoordiger.

Toelichting:

Aangezien de maatwerkvoorziening beschermd wonen bestemd is voor mensen die niet in staat zijn zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving, wordt terughoudend omgegaan met de toekenning van een persoonsgebonden budget ten behoeve van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en zal een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie als regel voorliggend zijn.

 

Verordening

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen

1.3. Reikwijdte en toepasselijkheid.

De voorliggende uitvoeringsregels zijn van toepassing vanaf 1 januari 2016 voor nieuwe cliënten en voor bestaande cliënten, waaronder pgb-houders, van wie de eerder verstrekte AWBZ-indicatie (ZZP GGZ-C) afloopt in of vanaf 2015.

De uitvoeringsregels zijn vanaf deze datum eveneens van toepassing op de instellingen die in Zeeland een voorziening voor beschermd wonen exploiteren of daartoe trajecten uitvoeren.

De uitvoeringsregels worden aangevuld met een toelichting en twee bijlagen (B): ‘routekaart klantproces’ met toelichting en ‘beslisboom’ met toelichting, versie 22 september 2015 of versies die hierop volgen, uitgegeven door en opvraagbaar bij het CZW-bureau.

2. Toegang: melding, verwijzing, aanvraag BW, onderzoek

2.1 Melding

Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening beschermd wonen schriftelijk indienen bij de Zeeuwse gemeente tot welke hij zich wendt, ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen, gericht op

- het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie,

- het psychisch en psychosociaal functioneren,

- stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld,

- het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen.

De Zeeuwse gemeente tot welke de cliënt zich wendt, is verantwoordelijk voor de intake en registratie van de melding. Het vooronderzoek van de gemeente kan ertoe leiden dat voor de hulpvraag of problematiek van betreffende cliënt BW aangewezen kan zijn. Voor de aanvraag hiervan geldt het toegangsmodel dat is beschreven in de ‘routekaart klantproces’ (met toelichting) dat op 22 september 2015 is uitgegeven door het CZW-bureau (bijlage B), of de versie die daarvoor in de plaats komt (zie ook slotbepalingen, art. 4.1)

Indien de gemeente Hulst in het vooronderzoek vaststelt dat voor de cliënt een maatwerkvoorziening BW kan zijn aangewezen, geleidt de gemeente Hulst de melding maatwerkvoorziening BW door naar een hiervoor binnen Zeeland werkzame zorgaanbieder. Conform het besluit van de centrumgemeente zijn in Zeeland gevestigde aanbieders die vanwege de centrumgemeente gesubsidieerd c.q. gecontracteerd worden voor het uitvoeren van BW, gemandateerd om een onderzoek toegang tot BW uit te voeren. Het CZW-bureau stelt jaarlijks een lijst van deze zorgaanbieders beschikbaar aan de Zeeuwse gemeenten.

2.2 Cliëntondersteuning

De gemeente wijst de cliënt die een melding doet en zijn mantelzorger(s) en/of vertegenwoordiger(s) op de mogelijkheid zich gedurende de procedure te laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Tevens wijst de gemeente Hulst op de mogelijkheid om een persoonlijk plan voor ondersteuning in te dienen.

2.3. Aanvraag maatwerkvoorziening BW

De cliënt meldt zich bij de zorgaanbieder en dient een aanvraag in. De zorgaanbieder, hiertoe gemandateerd door de centrumgemeente Vlissingen, stelt na eigen onderzoek het recht op Beschermd Wonen vast aan de hand van de criteria in de door zorgaanbieders vastgestelde ‘beslisboom’ Zeeland (bijlage B). Zie voorts de toelichting bij dit artikel.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel en zoveel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

2.4 Eigen bijdrage BW

Overwegende dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen dat een cliënt een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage verschuldigd is voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget (WMO 2015, art 2.1.4), die kan verschillen per voorziening (lid 2), maar de kostprijs niet te boven gaan (lid 3), en binnen de landelijke kaders vastgelegd in het uitvoeringsbesluit WMO 2015 blijven, leggen Zeeuwse gemeenten voor de navolgende vormen van beschermd wonen een eigen bijdrage op.

2.5. Verstrekkingsvorm

  • 1.

    BW is beschikbaar als maatwerkvoorziening in de Wmo en kent bij voorkeur de verstrekkingsvorm Zorg (ondersteuning) in Natura (hierna: ZiN).

  • 2.

    BW kan tevens – onder voorwaarden, bepaald bij wet en te bepalen door de gemeente Hulst – worden verstrekt in de vorm van een pgb. Zie verder artikel 3.

 

2.5.1. Verstrekkingsvormen BW op basis van overgangsrecht AWBZ naar WMO 2015

Beschermd wonen (zorg in natura):

  • 1.

    cliënt heeft een AWBZ indicatie voor beschermd wonen (overgangsrecht)

  • 2.

    cliënt woont in de accommodatie van een instelling

  • 3.

    cliënt betaalt geen huur

  • 4.

    zorg betreft begeleiding inclusief wonen en voeding etc

  • 5.

    hoge eigen bijdrage

Beschermd wonen (pgb overgangsrecht tot 1-1-2016):

  • 1.

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente of een AWBZ indicatie voor beschermd wonen (overgangsrecht)

  • 2.

    cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • 3.

    cliënt betaalt geen huur

  • 4.

    zorg betreft begeleiding , persoonlijke verzorging of verpleging

  • 5.

    maximale eigen bijdrage per periode van 4 weken

Beschermd wonen (VPT overgangsrecht):

  • 1.

    cliënt heeft een AWBZ indicatie voor beschermd wonen.

  • 2.

    cliënt woont in een eigen woning = betaalt eigen woonlasten

  • 3.

    zorg betreft begeleiding, persoonlijke verzorging, voeding enz (VPT)

  • 4.

    lage eigen bijdrage

 

2.5.2. Verstrekkingsvormen BW  op basis van WMO 2015

Beschermd wonen (zorg in natura):

  • 1.

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • 2.

    cliënt woont in de accommodatie van een instelling

  • 3.

    cliënt betaalt geen huur

  • 4.

    zorg (all inclusive) betreft begeleiding inclusief wonen en voeding etc

  • 5.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • 6.

    hoge eigen bijdrage

Beschermd wonen (pgb):

  • 1.

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • 2.

    cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • 3.

    cliënt betaalt geen huur

  • 4.

    zorg betreft begeleiding inclusief wonen en voeding etc,

  • 5.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • 6.

    maximale eigen bijdrage per periode van 4 weken

Beschermd wonen, scheiden wonen & zorg:

  • 1.

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • 2.

    cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • 3.

    cliënt betaalt huur aan de instelling

  • 4.

    zorg betreft begeleiding en voeding etc

  • 5.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 12-24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • 6.

    lage eigen bijdrage

Beschermd wonen, scheiden wonen & zorg:

  • 1.

    cliënt heeft een beschikking van de gemeente voor beschermd wonen

  • 2.

    cliënt woont in een woning waarvoor hij zelf de huur betaalt aan de corporatie / eigenaar anders dan de instelling

  • 3.

    zorg betreft begeleiding en voeding etc

  • 4.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 12-24 uur oproepbaarheid, 12-24 uur aanwezigheid

  • 5.

    lage eigen bijdrage

 

 

2.6. Landelijke toegang

Bij de beoordeling van de verhuiswens van de BW-cliënt kunnen één of meer van de volgende zaken een belangrijke rol spelen.

- De wens van de BW-cliënt ten aanzien van een specifieke voorziening of woonplaats.

- De woonplaats van familie of andere personen waarmee de BW-cliënt een positieve sociale relatie onderhoudt.

- De plaats waar de BW-cliënt eerder gebruik heeft gemaakt van een voorziening voor beschermd wonen.

- De geschiedenis van de BW-cliënt voorafgaand aan opname in een behandelsetting of voorafgaand aan detentie (dit bijvoorbeeld aan de hand van de geschiedenis in de basisregistratie personen (BRP)).

- De noodzaak voor een specifieke begeleiding gericht op specifieke problematiek gezien de zorgvraag van de BW-cliënt

Voor BW-cliënten met overgangsrecht geldt dat de nieuwe beschikking in de gemeente waar de cliënt naartoe verhuist in overeenstemming is met de nog geldige AWBZ-indicatiebesluit. Er wordt geen nieuw uitgebreid intake-onderzoek gedaan en na afloop van het overgangsrecht of bij verandering in zelfredzaamheid of problematiek wordt gekeken op welke wijze het beschermd wonen vervolgd gaat worden.

Indien er geen sprake is van overgangsrecht doet het toegangsorgaan van de ontvangende centrumgemeente nader onderzoek en geeft een beschikking af conform de eigen regelgeving.

 

2.7. Zorgtoewijzing , beschikking en geldigheidsduur

De toewijzing van zorg binnen de WMO 2015 vindt niet eerder plaats dan nadat onderzoek is gedaan naar aanleiding van een melding door de cliënt. De regiogemeenten in Zeeland hebben dit gemandateerd aan de centrumgemeente Vlissingen als houder van het budget voor beschermd wonen. De centrumgemeente heeft de aanbieders op zijn beurt gemandateerd namens het college de zorgtoewijzing te toetsen en waar nodig een toelatingsbeschikking af te geven op grond waarvan een cliënt gebruik kan maken van een maatwerkvoorziening beschermd wonen.

 

De gemeente Hulst beoordeelt door heronderzoek na maximaal twee jaar de voortzetting van de beschikking.

 

Tegen de afgegeven beschikking kan de cliënt bezwaar maken. In de beschikking wordt vermeld op welke wijze dit kan geschieden.

 

2.8. Overbruggingszorg

Indien voor de cliënt geen, of niet binnen een redelijke termijn, plaats is in de instelling van zijn keuze (voorkeursaanbieder), is de voorkeursaanbieder gehouden plaatsing bij een andere aanbieder in of buiten de regio te regelen. Indien ook hier geen plaats is, regelt de zorgaanbieder respijtzorg in de vorm van begeleiding thuis of kortdurend verblijf in een logeervoorziening. Voor de financiering van de overbruggingszorg treft de centrumgemeente een regeling met de betrokken zorgaanbieder.

 

3. Verstrekking BW in pgb (persoonsgebonden budget)

3.1. Algemeen

Binnen de vernieuwing in het sociale domein past dat de cliënt zelf zoveel mogelijk regie voert over de zorg die aan hem/haar verleend wordt. Daarom kan op verzoek van betrokkene ook in de vorm van een pgb worden geleverd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die de wet en de gemeente Hulst hieraan stelt. De Zeeuwse gemeenten hebben onderling afgesproken om, gelet op de kwetsbaarheid van de doelgroep, de uitgifte van het pgb-BW aan nieuwe cliënten zeer kritisch te beoordelen. Zie hiervoor tevens de toelichting bij dit artikel.

 

3.2. criteria toekenning persoonsgebonden budget BW

3.2.1. De toekenning van een persoonsgebonden budget voor BW (pgb-BW) is voorbehouden aan de gemeente Hulst.

 

3.2.2. De toekenning van een pgb-BW door de gemeente Hulst is mogelijk indien een in Zeeland gevestigde, en hiertoe gemandateerde zorgaanbieder heeft vastgesteld dat voor de cliënt een maatwerkvoorziening BW is aangewezen.

 

3.2.3. Op verzoek van de cliënt wordt een pgb-BW verstrekt als:

a. de cliënt op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke inschatting van zijn belangen en als hij zelf of met hulp van zijn sociale netwerk in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wil ontvangen;

c. de cliënt dit formuleert in een door hem zelf opgesteld persoonlijk plan;

d. het persoonlijk plan onderdeel uitmaakt van de zorgovereenkomst tussen cliënt en zorgaanbieder/dienstverlener;

e. de zorgovereenkomst aantoonbaar bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht. De zorgovereenkomst omvat een motivering voor de aard en omvang van de gewenste begeleiding en formuleert hiervoor doelstellingen en resultaten; 

f. gewaarborgd is dat de maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren veilig, doeltreffend en

cliëntgericht worden verstrekt. 

 

3.2.4. Het pgb-BW kan in principe verzilverd worden bij een niet door de centrumgemeente gesubsidieerde c.q. gecontracteerde zorgaanbieder. De cliënt dient afdoende te motiveren waarom hij de zorg niet in natura wilt ontvangen. Zie hiervoor artikel 3.2.2. lid b t/m e.

De kosten van het pgb kunnen niet hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening zoals deze wordt geleverd door een gesubsidieerde c.q. gecontracteerde zorgaanbieder. Indien het door de cliënt gewenste aanbod duurder is dan het aanbod van de gecontracteerde zorgaanbieder, dient de cliënt het meerdere zelf bij betalen.

 

3.2.5. Als een cliënt meerdere ondersteuningsvormen nodig heeft, is het mogelijk dat hij de ene

vorm van ondersteuning in natura ontvangt en het andere met een pgb zelf regelt. Het is niet mogelijk om één vorm van ondersteuning deels in natura en deels als pgb te ontvangen.  

 

3.2.6. Inzake BW wordt de  wooncomponent niet in pgb verstrekt. De cliënt die het pgb ontvangt, dient zelf te huren, ofwel bij de zorgaanbieder of het wooninitiatief waarbij cliënt is aangesloten, ofwel bij een woningcorporatie of een andere, bij de gemeente Hulst bekende, verhuurder of instantie.

 

3.2.7. De gemeente Hulst kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3., besluiten om aan de cliënt een persoonsgebonden budget toe te kennen voor besteding bij een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk, of bij een niet-professionele en/of niet door het college goedgekeurde aanbieder. De beloning van het sociale netwerk dient in elk geval beperkt te worden tot die gevallen waarin het de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, dit aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning, en aantoonbaar doelmatiger is.

 

3.2.8. De cliënt maakt in zijn zorgovereenkomst afspraken met de zorgaanbieder over hoe en op welke momenten begeleiding en ondersteuning geleverd moeten worden.

 

3.2.9. De besteding van het persoonsgebonden budget aan tussenpersonen, belangenbehartigers en aan ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget is niet toegestaan.

 

3.2.10. De gemeente Hulst onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het persoonsgebonden budget.

 

Artikel 3.3. Tariefstelling

3.3.1. Het tarief voor het pgb-BW wordt vastgesteld door de gemeente Hulst. Het tarief is afgeleid van de door NZa bepaalde natura-tarieven voor de verschillende productcategorieën en wordt gemaximeerd.

 

3.3.2. voor het tarief geldt als richtlijn het overzicht zoals opgenomen in bijlage C.

 

3.3.3 Voor het jaar 2016 wordt het pgb-BW tarief voor cliënten met overgangsrecht gelijk gehouden aan de NZa tarieven uit 2014.

 

Artikel 3.4 Eigen bijdrage

3.4.1. De cliënt betaalt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

 

3.4.2. Het CAK berekent en int de eigen bijdrage. Het CAK stelt de bijdrage vast op maximaal het toegestane bedrag in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

3.4.3. Het college kan nadere regels stellen inzake de inhoud en hoogte van de eigen bijdrage.

 

3.4.4. met ingang van 1 januari 2016 worden alle noodzakelijke gegevens voor de administratie en inning van de eigen bijdrage door de gemeente Hulst overgedragen aan de centrumgemeente Vlissingen.

 

Slotbepalingen

4.1. Evaluatie en indexering

De uitvoeringsregel wordt door de gemeente Hulst jaarlijks voor 1 november geëvalueerd en geïndexeerd.

Indien deze evaluatie en indexatie daartoe aanleiding geven, wordt de uitvoeringsregel aangepast.

 

 4.2. Inwerkingtreding

De uitvoeringsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

 

4.3. Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsregel Beschermd Wonen Zeeland 2016.”

 

TOELICHTING.

Inleiding

Op grond van de Wmo 2015 zijn formeel alle gemeenten verantwoordelijk voor Beschermd Wonen. Het Rijk en de VNG hebben afgesproken dat deze verantwoordelijkheid vooralsnog wordt belegd bij de centrumgemeenten die nu zorgen voor de maatschappelijke opvang. Met ingang van 1 januari 2015 is de centrumgemeente Vlissingen verantwoordelijk voor de bekostiging van Beschermd Wonen en heeft in samenwerking met de gemeenten die tot haar regio behoren, de regie op de plaatsing. Tot de regio behoren de gemeenten: Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen (hierna Zeeuwse gemeenten).

 

De voorliggende uitvoeringsregel is opgesteld en overeengekomen met de hiervoor genoemde gemeenten. De gemeente Hulst neemt deze uitvoeringsregels over, tenzij in deze toelichting anders vermeldt.

De uitvoeringsregel geeft een nadere toelichting op de beoordeling en toekenning van Beschermd Wonen in Zeeland. De centrumgemeente Vlissingen mandateert het CZW-bureau om namens haar de financiering van zorgaanbieders (ZiN) uit te voeren.

 

In nauwe samenwerking met de hiervoor genoemde gemeenten vervult het CZW-bureau de nodige gemeente-overstijgende taken wat betreft beleidsontwikkeling en uitvoering van Beschermd Wonen, en faciliteert de gemeenten bij de uitvoering van hun lokale taken. Vanuit deze rol doet het CZW-bureau het voorstel tot instelling van deze uitvoeringsregel in de hiervoor genoemde gemeenten.

 

De uitvoeringsregel wordt voor 1 november 2016 geëvalueerd op basis van de ervaringen die de centrumgemeente Vlissingen en de gemeenten in de praktijk hebben opgedaan. Daarnaast kan evaluatie nodig zijn als de toegang tot de Wlz voor de doelgroep duidelijk wordt (naar verwachting eind 2016).

 

Bij de afweging of er een maatwerkvoorziening BW is aangewezen is, moet er rekening mee gehouden worden dat er veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden zijn die algemeen gebruikelijk kunnen zijn en die een burger zelf kan aanschaffen of inzetten. Die oplossingen kunnen bijvoorbeeld liggen bijvoorbeeld bij de volgende categorieën:

  • 1.

    Eigen kracht of de inzet van algemene voorzieningen en (welzijns)activiteiten zoals computercursus, taalles, eettafels, ontmoetingsavonden, personenalarmering, ondersteuning of gezelschap door vrijwilligers, domotica in huis;

  • 2.

    Sociaal netwerk: ook bij beschermd wonen wordt het begrip gebruikelijke hulp gehanteerd. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg, die partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren.

 

Het is ook mogelijk dat voor een cliënt andere voorzieningen of voorliggende voorzieningen meer passend zijn dan beschermd wonen. Daarom is een afbakening nodig met zowel lichtere als zwaardere vormen. De volgende figuur laat zien dat er vijf andere type voorzieningen zijn waarvoor die afbakening in het bijzonder nodig is:

- De ambulante maatwerkvoorzieningen in de Wmo 2105, m.n. begeleiding;

- De maatschappelijke opvang (MO Wmo);

- Extramurale GGz-behandeling of persoonlijke verzorging (Zvw);

- Intramurale GGz-behandeling (Zvw);

- Beschermd wonen op forensische titel (justitie).

 

Tegelijkertijd is voor een deel van de –thans bestaande– cliëntengroep BW stabilisatie van het functioneren het hoogst haalbare. Langdurig verblijf in een beschermde woonvorm is hier noodzakelijk. Voor dit deel van de cliëntengroep ligt aansluiting met de Wet langdurige zorg (Wlz) voor de hand. Realisatie hiervan is afhankelijk van de ontwikkeling van landelijke criteria en wetgeving. Tot nader order wordt deze groep cliënten opgenomen in het beleid ten aanzien van BW en geldt het afwegingskader met in aanmerking genomen de bovenstaande opmerkingen. Voor nieuwe cliënten is voor een goede afbakening tussen Wmo 2015 en Wlz de vaststelling van de psychiatrische aandoening/beperking (diagnose) door een deskundige geboden.

 

Artikel 2.1 t/m 2.5. Toegang: melding, verwijzing, aanvraag BW, onderzoek

De gemeente Hulst wijkt in de artikelen 2.1 tot en met 2.3 af. De begrippen “melding”, “vooronderzoek” en “aanvraag”  worden conform de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen toegepast.

 

De vraag naar Beschermd Wonen kan binnen elke gemeente en bij diverse plekken binnenkomen afhankelijk van de lokale inrichting (sociale teams, Wmo-loketten e.d.) alsmede via de gecontracteerde zorgaanbieders (zie bijlage B). De Zeeuwse gemeenten analyseren voor hun burgers welke lokale en regionale voorzieningen voor welk doel/resultaat nodig zijn.

 

Voor het bieden van Beschermd Wonen kan aanleiding bestaan indien iemand er vanwege psychische of psychosociale problematiek niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht of ondersteuning. En niet op eigen kracht, met steun van de omgeving, met een algemene voorziening of maatwerkvoorziening geholpen is.

 

Wanneer blijkt dat Beschermd Wonen aan de orde is of kan zijn, worden met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens de cliëntgegevens overgedragen naar een zorgaanbieder die door de centrumgemeente Vlissingen is gemandateerd om een onderzoek uit te voeren. Hierdoor hoeft de screening/intake (die lokaal plaatsvindt) in beginsel niet overgedaan te worden. Wat aan gegevens van de cliënt beschikbaar wordt gesteld, is afhankelijk van de lokale inrichting van de screening/intake. Eventuele onduidelijkheden worden in eerste instantie opgelost door contact tussen de zorgaanbieder die het onderzoek uitvoert en de betreffende gemeente. Voorop staat dat de cliënt zo weinig mogelijk hinder heeft van het feit dat de beoordeling van Beschermd Wonen elders plaatsvindt. Gegevensuitwisseling vindt plaats met inachtneming van de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens.

 

Vaststelling van de psychiatrische aandoening/beperking (diagnose) door een ter zake kundige is tevens noodzakelijk voor de afbakening met de Wmo 2015 en met de Wet langdurige zorg (Wlz). Als de psychische gezondheidstoestand zodanig is dat levenslang Beschermd Wonen nodig is en zonder uitzicht op verbetering, ligt het in de rede dat de Wlz van toepassing is. Een diagnose ter zake kan dan een belangrijk criterium zijn. Nieuwe cliënten met alleen een psychiatrische aandoening komen overigens pas voor de Wlz in aanmerking nadat de maximum duur van verblijf en behandeling in de de Zvw is verstreken.

 

Met behulp van- bijvoorbeeld - de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM) kan een beoordeling van de situatie van de cliënt op de verschillende levensdomeinen worden gemaakt (zie bijlage D). Iemand die voor Beschermd Wonen in aanmerking komt, heeft veelal op verschillende levensdomeinen in meer of mindere mate ondersteuning nodig. In ieder geval is er sprake van problematiek in de geestelijke gezondheid. De volgende scores per levensdomein zijn in het geval van Beschermd Wonen van toepassing:

 

Domein Zelfredzaamheid-Matrix

Score

Geestelijke gezondheid

Alleen 2

Leidend

Financien

2-3-4-5

Aanvullend

Dagbesteding

2-3-4

Huisvesting

2-3

Huiselijke relaties

2-3-4

Lichamelijke gezondheid

2-3-4-5

Verslaving

2-3-4-5

Activiteiten Dagelijks Leven

2

Sociaal netwerk

2-3

Maatschappelijke participatie

2-3

Justitie

2-3-4-5

 

Toelichting:

Score 2: niet zelfredzaam, score 3: beperkt zelfredzaam, score 4: voldoende zelfredzaam en score 5: volledig zelfredzaam. In de praktijk kan er op de levensdomeinen verschillend 'gescoord' worden.

Duidelijk is dat score 1 (acute problematiek, zie ZRM) niet voorkomt in bovenstaande tabel.

 

• Geestelijke gezondheid. Score 1 bij geestelijke gezondheid is een acute fase en dan is intramurale behandeling in een instelling nodig. Score 1 in de andere levensdomeinen is ook een contra-indicatie voor Beschermd Wonen. Score 1 impliceert acute problematiek en dit heeft prioriteit. De crisis moet eerst voorbij zijn. Er moet enige stabiliteit zijn op alle levensdomeinen wil Beschermd Wonen passend zijn.

N.B. Wanneer er in het totaalbeeld toch op een levensdomein een score 1 voorkomt, maakt de centrumgemeente Vlissingen in afstemming met de regiogemeente en samen met de aanbieder de afweging.

 

• Van belang is ook de afbakening met de maatschappelijke opvang (MO). Hier is sprake van dakloosheid (iemand die zijn thuissituatie heeft verlaten of door uitzetting in verband met huiselijk geweld). Zo is de combinatie GGZ (1,2), Huisvesting (1), Verslaving (1 t/m 5), Financiën (1) en Justitie (1 t/m 4) dus NIET te gebruiken als toelating voor Beschermd Wonen. Deze combinatie verwijst naar MO/OGGZ-problematiek.

 

NB: zie voor dit onderwerp tevens de “Wegwijzer naar ondersteuning Wmo voor mensen met psychische aandoeningen” uitgegeven door de VNG:

https://vng.nl/files/vng/publicaties/2015/20150608-wegwijzer-naar-ondersteuning.pdf

 

Het aanbod BW is in eerste instantie gericht op ontwikkeling en herstel. De mogelijkheden en kracht van de mens staan centraal. Herstellen is ook zeer goed mogelijk wanneer de aandoening niet geheel verdwijnt. Dit vraagt om een ontwikkeling van het leveren van een bepaald aanbod waar cliënten recht op hebben, naar dienstverlening gericht op de doelstelling uit de Wmo ‘bijdragen aan het zelfstandig functioneren op een leefgebied’.

De algemene doelen voor elke BW voorziening formuleren we als volgt:

  • 1.

    Veilig, gezond en in goede sfeer wonen m.b.v. passende zorg en passende structurering (stabilisatie);

  • 2.

    Gerichtheid op ontwikkeling (zelfredzaamheid, leren van vaardigheden, eigen kracht);

  • 3.

    Dagbesteding gericht op bovenstaande ontwikkelingsdoelen (activiteiten, vrijwilligerswerk, begeleiding naar werk);

  • 4.

    Participatie in de samenleving (meedoen).

 

Artikel 2.6. Regiobinding.

Bij Beschermd Wonen is sprake van landelijke toegankelijkheid. Dit betekent dat burgers zich in principe tot iedere gemeente kunnen wenden voor Beschermd Wonen. Het betekent niet dat in iedere gemeente een vorm van Beschermd Wonen geboden moet worden. Verder is een cliënt die vanuit Beschermd Wonen zelfstandig gaat wonen, vrij zijn woonplaats te kiezen. Beschermd Wonen wordt bij voorkeur verstrekt door de gemeente waar de voorwaarden voor herstel, zelfredzaamheid en participatie voor de cliënt het gunstigst zijn (regiobinding). In dit licht zijn de toelatingscriteria Zeeland bedoeld. Is er regiobinding in Zeeland dan kan de cliënt Beschermd Wonen genieten in Zeeland. Wanneer er in de betreffende regiogemeente geen beschermende woonvormen zijn, wordt in overleg met de cliënt Beschermd Wonen aangeboden in een andere gemeente van Zeeland. Wanneer de hiervoor bedoelde regiobinding buiten Zeeland blijkt te zijn, vindt overdracht plaats naar de betreffende centrumgemeente.

Aantoonbare bekendheid bij instellingen/ziekenhuizen is geen zwaarwegend feit. Gespecialiseerde instellingen/ziekenhuizen waar de doelgroep gebruik van maakt, zijn vaak alleen in bepaalde plaatsen in Nederland gevestigd.

 

Artikel 2.8. Overbruggingszorg

Dit artikel is in de gemeente Hulst verder aangescherpt om zo duidelijkheid te krijgen in de verdeling van verantwoordelijkheden tussen centrumgemeente en de gemeente Hulst.

 

Artikel 2.9. Beschikking, geldigheidsduur.

In geval van levering van ZiN geeft de zorgaanbieder die door de centrumgemeente Vlissingen hiervoor is gemandateerd de beschikking af.

De beschikking vermeldt:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

In de beschikking wordt tevens aangegeven dat uit het besluit iemand Beschermd Wonen toe te kennen, niet automatisch het recht volgt op plaatsing in een bepaalde instelling voor Beschermd Wonen, omdat dit afhankelijk is van het beschikbaar zijn van een plaats.

 

In geval van levering in pgb vermeldt de beschikking tenminste:

a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

 

De decentralisatie van Beschermd Wonen (voor de GGZ-cliëntgroep) heeft onder andere tot doel mensen niet langer dan nodig institutioneel en beschermd te laten wonen. Door het stimuleren van de eigen kracht en het uitgaan van de mogelijkheden van de cliënt kan de huidige gemiddelde verblijfsduur mogelijk worden bekort. Periodieke herbeoordeling van de toekenning op Beschermd Wonen (om de twee jaar) ligt daarom in de rede. Dit is om sturing te geven aan het structureel begeleiden van mensen in Beschermd Wonen en daar waar het kan mensen daadwerkelijk de kans te geven door te stromen. Daarnaast is een geldigheidsduur die te overzien is van belang in verband met de Wlz die op termijn toegankelijk wordt voor de ZZP GGZ C-groep. Landelijke objectieve inhoudelijke criteria voor de Wlz komen beschikbaar omstreeks 2017.

 

Artikel 3. Verstrekkingsvorm pgb.

Gezien de achtergronden van de inwoners die nu Beschermd wonen ontvangen, zijn deze inwoners minder goed in staat om zelf regie te voeren. We vinden daarom dat een pgb bij voorkeur in uitzonderingssituaties kan worden verstrekt. Omdat het pgb aanbod in de praktijk heeft bijgedragen aan het bieden van maatwerk waar dit regulier niet of nauwelijks mogelijk was, openen we met ingang van 2016 de mogelijkheid voor pgb-aanbieders om onder nader te stellen voorwaarden naast het pgb eveneens ZiN aan te bieden. Zo vergroten we de variatie in het aanbod van Beschermd wonen en creëren een gelijkwaardig speelveld voor grotere- en kleine aanbieders, zodat nieuwe combinaties en innovaties in aanbod mogelijk worden.

Er zullen nadere (kwaliteits)eisen worden gesteld aan een pgb-aanbieder voor de overgang naar ZiN.

 

De cliënt kiest zelf of hij zijn pgb gebruikt voor:

- begeleiding met verblijf in de beschermde woonsetting van een wooninitiatief of

- ambulante begeleiding en verzorging in de eigen woning.

De inzet van pgb-BW vergroot de keuzevrijheid van cliënten maar leidt op dit moment ook tot moeilijk beheersbare kosten. Centrumgemeente en lokale gemeenten willen meer grip krijgen op het totale budget door de pgb-verzilvering mee te nemen in de budgetbeheersing. De intentie is daarom om het verstrekken van pgb’s voor BW terug te dringen door bij de herbeoordeling kritisch te kijken naar:

  • 1.

     waar de echte behoefte van de klant zit

  • 2.

     hoe het sociale netwerk van de klant te betrekken bij de ondersteuning.

  • 3.

    of basis-ondersteuning via de gemeentelijke Wmo-zorg beschikbaar / mogelijk is.

 

De artikelen 3.2.3 t/m 3.2.9 en 3.3.1. zijn erop gericht om de gemeenten voldoende middelen in handen te geven om een juiste afweging te maken tussen cliëntbelang en de belangen van (financiële) beheersbaarheid van de uitgaven. Daarnaast geven de artikelen de gemeente de mogelijkheid om zicht te houden op de doelstellingen en het functioneren van organisaties en zorginstellingen die met pgb-houders een zorgovereenkomst aangaan.

Bijlage 5

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6

[Bijlage 6:"BESLISBOOM TOELATINGSPROCES BESCHERMD WONEN GGZ ZEELAND - gesubsidieerde zorgaanbieders -" leent zich niet voor elektronische bekendmaking en wordt bekendgemaakt door terinzagelegging van 4 januari tot en met 28 maart 2016 in de gemeentewinkel gelegen aan de Grote Markt 24 te Hulst.]

Bijlage 7

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling