Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, 2de versie

Geldend van 01-08-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, 2de versie

INLEIDING

De aanpassingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, naar aanleiding van gewijzigde wetgeving, leiden tevens tot voorstellen tot aanpassing van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Het gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning is bedoeld om alle bedragen en bijzonderheden met betrekking tot het gemeentelijke Wmo-beleid in op te nemen. Dit is van belang omdat de bedragen regelmatig worden aangepast.

Voor de begrippen genoemd in het Besluit wordt uitgegaan van de omschrijving in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 16 en 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017;

besluit vast te stellen het:

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, 2de versie

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

  • 1. Met behulp van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM) kan een beoordeling van de situatie van de cliënt op de verschillende levensdomeinen worden gemaakt (zie bijlage 1).

  • 2. Bij het toekennen van het aantal uren hulp bij het huishouden wordt gebruik gemaakt worden van de “Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ van 12 augustus 2016 van KPMG Plexus en HHM (bijlage 5). Ten behoeve van de uitvoering is in een aparte bijlage 3 de uitvoeringsregels gemaakt.

  • 3. Bij het beoordelen en toekennen van een aanvraag om een begeleidingsvoorziening wordt de richtlijn indicatiestelling begeleiding (bijlage 2) gebruikt om te kunnen bepalen of reguliere of gespecialiseerde (groeps-)begeleiding ingezet moet worden.

  • 4. Beschermd Wonen en maatschappelijke opvang.

    De 13 Zeeuwse gemeenten hebben de uitvoering van het beschermd wonen opgedragen aan de gemeente Vlissingen. Ze hebben gezamenlijk nadere regels opgesteld voor de toegang tot het beschermd wonen. Iedere gemeente stelt –vanwege de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wet – de nadere regels, tarieven en eigen bijdragen individueel vast. Voor het beoordelen en vaststellen van een aanvraag voor Beschermd Wonen worden de "Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 " geacht integraal deel uit te maken van dit besluit.

    (bijlagen 4, 4a, 4b en 4c)

  • 5. Om tot een indicatie te komen, kan advies worden gevraagd aan een (medisch) specialist of arbeidsdeskundige.

Artikel 2. Tarieven persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017 gelden voor de vaststelling van een pgb-dienstverlening de volgende maximum tarieven.

    a. Huishoudelijke Hulp mix tarief (vervalt per 1-1-2017)

    € 16,00 per uur

    b. Huishoudelijke Hulp (nieuw per 1-1-2017)

    € 16,00 per uur

    c. Huishoudelijke Zorg (nieuw per 1-1-2017)

    € 16,00 per uur

    d. Individuele begeleiding,

    € 35,55 per uur

    e. Gespecialiseerde individuele begeleiding,

    € 58,50 per uur

    f. Reguliere dagbesteding,

    € 26,10 per dagdeel

    g. Gespecialiseerde dagbesteding,

    € 39,60 per dagdeel

    h. Kortdurend verblijf,

    € 120,06 per dagdeel

    i. Rolstoelvervoer, in combinatie met f en g

    € 15,11 per dag

    j. Overig vervoer, in combinatie met f en g

    € 5,66 per dag

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Naast de verstrekking van een maatwerkvoorziening bestaat de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken op grond van artikel 2.1.7 van de Wet.

(zie artikel 7 en 9 van dit besluit)

Artikel 4. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN

De noodzaak van een maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden wordt in een gesprek vastgesteld door de toegangsorganisatie (gemeente/Stichting Hulst voor Elkaar), afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving.

Het college streeft naar passende ondersteuning en onderscheidt de volgende voorzieningen:

  • Huishoudelijke voorzieningen

  • Vervoersvoorzieningen

  • Woonvoorzieningen

  • Rolstoelvoorzieningen

  • Begeleidingsvoorzieningen

Artikel 5. Huishoudelijke voorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan bestaan uit:

  • a.

    huishoudelijke hulp, in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder maximale eigen bijdrage € 20,00;

  • b.

    huishoudelijke zorg in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder, maximale eigen bijdrage € 25,80 per uur;

  • c.

    ondersteuning hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb, maximale eigen bijdrage € 16,00 per uur.

Artikel 6. Vervoersvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor vervoer kan bestaan uit:

  • a.

    vervoer per taxi;

  • b.

    vervoer per rolstoeltaxi;

  • c.

    een aanpassing van een eigen auto;

  • d.

    een al dan niet aangepaste (bruikleen) auto;

  • e.

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

  • f.

    een scootmobiel;

  • g.

    een training voor een scootmobiel of een gesloten buitenwagen;

  • h.

    een ander vervoersmiddel dan de vervoersmiddelen genoemd dan in e, f en g;

  • i.

    onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in e, f, g en h.

Artikel 7. Overige vervoersvoorzieningen

Behalve het bepaalde in artikel 6 van dit Besluit kan de door het college te verlenen vervoersvoorziening bestaan uit een maximale financiële tegemoetkoming voor:

  • a.

    aanpassing eigen auto maximaal € 4.540,00 per 5 jaar;

  • b.

    individueel (rolstoel-)taxivervoer maximaal € 2.650,00 per kalenderjaar;

  • c.

    begeleiding op medische indicatie tijdens collectief vervoer maximaal € 100,00 per kalenderjaar;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel of scootmobiel maximaal € 345,00.

Artikel 8. Woonvoorzieningen

  • 1. De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor wonen kan bestaan uit:

    • a.

      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning;

    • b.

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning;

    • c.

      een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie in een woning;

    • d.

      een voorziening voor tijdelijke huisvesting, voor maximaal 26 weken;

    • e.

      het bezoekbaar maken van de woning;

    • f.

      een voorziening voor verhuizing en inrichting.

  • 2. Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,00.

  • 3. Woonvoorzieningen met een totale aanschafwaarde lager dan € 75,00 komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 9. Overige Woonvoorzieningen

  • 1. Onderstaande door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen voor wonen kunnen bestaan uit een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      een bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten tot een maximum van € 2.500,00;

    • b.

      een bedrag voor bezoekbaar maken van de woning tot een maximum van € 5.000,00;

    • c.

      een bedrag voor woningsanering op medische indicatie voor de noodzakelijk te maken kosten tot een maximum van € 2.000,00;

    • d.

      een bedrag voor aanpassing van een woonwagen tot een maximum van € 1.000,00;

    • e.

      een bedrag voor verwijdering van een woonvoorziening tot een maximum van € 1.000,00.

  • 2. Een tegemoetkoming voor de kosten van huurderving is pas mogelijk bij woningaanpassingen hoger dan € 5.000,00.

Artikel 10. Rolstoelvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor rolstoelen kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daarvan;

  • b.

    onderhoud, reparatie en verzekering;

  • c.

    accessoires;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

  • e.

    sportrolstoel.

Artikel 11. Begeleidingsvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor begeleiding kan bestaan uit:

  • a.

    individuele begeleiding;

  • b.

    specialistische individuele begeleiding;

  • c.

    reguliere dagbesteding;

  • d.

    gespecialiseerde dagbesteding;

  • e.

    kortdurend verblijf;

  • f.

    vervoer in combinatie met c en d;

  • g.

    beschermd wonen.

Artikel 12. Begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1. De kostprijs voor begeleidingsvoorzieningen in natura bedraagt:

    a. individuele begeleiding,

    € 47,40 per uur

    b. specialistische individuele begeleiding,

    € 78,00 per uur

    c. reguliere dagbesteding,

    € 34,80 per dagdeel

    d. gespecialiseerde dagbesteding,

    € 52,92 per dagdeel

    e. kortdurend verblijf,

    € 160,32 per dag

    f. rolstoelvervoer, in combinatie met c en d,

    € 20,16 per dag

    g. overig vervoer, in combinatie met c en d,

    € 7,56 per dag

  • 2. De kostprijs voor de diverse voorzieningen beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente (Vlissingen). De gemeente Vlissingen regelt als centrumgemeente de uitvoering van het beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang voor de Zeeuwse gemeenten. Voor het beoordelen en vaststellen van een aanvraag voor Beschermd Wonen worden de "Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 gemeente Hulst" geacht integraal deel uit te maken van dit besluit. (bijlagen 4, 4a, 4b en 4c)

    Het tarief van het persoonsgebonden budget (PGB) voor Beschermd Wonen bedraagt maximaal:

    ondersteuningsprofiel

    basis

    extra

    intensief

    tarief ZiN gecontracteerde dienstverleners (tabel aanbesteding)

    105

    120

    154

    per etmaal

    tarief PGB begeleiding verzilverd bij dienstverlener/instelling

    95

    108

    139

    per etmaal

    tarief PGB begeleiding extramuraal zonder dagbesteding

    71

    75

    90

    per etmaal

    opslag t.b.v. dagbesteding

    26

    26

    28

    per dagdeel

    tarief PGB begeleiding / informele ondersteuning

    30

    30

    55

    per etmaal

    Ondersteuningsprofiel

    basis

    Extra

    intensief

    tarief ZiN gecontracteerde dienstverleners (tabel aanbesteding)

    38.325

    43.800

    56.210

    per jaar

    tarief PGB begeleiding verzilverd bij dienstverlener/instelling

    34.675

    39.420

    50.735

    per jaar

    tarief PGB begeleiding extramuraal zonder dagbesteding

    25.915

    27.375

    32.850

    per jaar

    opslag t.b.v. dagbesteding

    tarief PGB begeleiding / informele ondersteuning

    10.950

    10.950

    20.075

    per jaar

Artikel 13. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

  • 2. De omvang van de begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 11 a en b wordt bepaald in uren met een maximale omvang per week.

  • 3. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 11 c en d wordt bepaald in dagdelen.

  • 4. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura voor de onderdelen genoemd in artikel 11 e, f en g wordt bepaald in dagen met een maximale omvang per week.

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

  • 1. Het pgb tarief voor begeleidingsvoorzieningen, uitgezonderd het pgb voor Beschermd Wonen is maximaal het bedrag genoemd in artikel 2 van dit besluit.

  • 2. Het pgb wordt geïndiceerd in (halve) uren/dagdelen/dagen per week.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, 2de versie.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 (samen met de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017).

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 18 juli 2017 door het college van burgemeester en wethouders van Hulst, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, dat door het college werd vastgesteld bij besluit d.d. 20 december 2016;

Hulst, 18 juli 2017

Burgemeester en wethouders van Hulst,

De secretaris,

S. ter Wal

De burgemeester,

J.F. Mulder

TOELICHTING

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HULST 2017, 2de versie

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, 2de versie, vormt tezamen met de nota Kadernota Samenleving Hulst “Eigen Kracht” 2013-2016, de Nota Maatwerkvoorzieningen, de Nota Algemene voorzieningen 2015-2018, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017 en de inkoopdocumenten de basis van waaruit de ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 vorm zal krijgen. In dit besluit geeft het college meer concreet aan hoe de feitelijke ondersteuning vorm kan krijgen.

De gemeente Hulst heeft er voor gekozen om kennis van algemene voorzieningen en individuele ondersteuning bijeen te brengen in de Stichting Hulst voor Elkaar. Door de Toegang tot maatwerkvoorzieningen midden in het welzijnsveld positioneren wordt de benutting van eigen kracht en algemene voorzieningen geoptimaliseerd.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

Artikel 1.Protocollen, indicatiewijzer

In dit artikel is aangegeven dat onder andere gebruik wordt gemaakt van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM). Voor de toekenning van het aantal uren wordt gebruik gemaakt van de “Normering van de basisvoorziening “Schoon huis”, uitgave in opdracht van de gemeente Utrecht door KPMG plexus en Bureau HHM.

De Normering van de basisvoorziening “Schoon huis” is ondersteunend voor het bepalen van de aard en de omvang van de ondersteuning bij het huishouden. (uitvoeringsregels in bijlage 3).

Indien er onverhoopt sprake mocht zijn van verschil in uitleg c.q. definiëring tussen het gestelde in de protocollen en dit besluit, is het gestelde in dit besluit bepalend. Hiermee is tevens bepaald dat de genoemde protocollen niet bindend zijn, maar dienen als kader om tot vaststelling van de benodigde voorzieningen te komen. Afwijking op grond van individuele omstandigheden is altijd mogelijk.

Lid 4 van dit artikel gaat over beschermd wonen. De gemeentebesturen van de 13 Zeeuwse gemeenten hebben voor dit onderdeel van de Wmo 2015 mandaat verleend aan de gemeente Vlissingen voor de uitvoering van de toekenning en verstrekking van voorzieningen (toegang) en de toekenning van uitvoeringsbudgetten aan uitvoerende instellingen. De gemeente Hulst heeft daarbij bepaald dat de uitvoering van het mandaat geschiedt binnen het budget voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen dat de gemeente Vlissingen van het Rijk ontvangt.

Met de invoering van de Wmo 2015 ontstond onduidelijkheid over de financiering van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en -in Zeeland- ook over de praktische uitvoering van beschermd wonen. Door het verlenen van mandaat aan de gemeente Vlissingen werd deze onduidelijkheid voor 2015 opgeheven. In 2016 is een nieuw mandaatbesluit genomen voor het jaar 2017. Het besluit Beschermd Wonen en het besluit Maatschappelijke Opvang worden geacht onlosmakelijk deel uit te maken van dit besluit. De besluiten zijn als bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2.Tarieven persoonsgebonden budget(pgb)

De gemeente Hulst stelt samen met de gemeente Terneuzen en Sluis een tarief per maatwerkvoorziening vast. Aanbieders geven jaarlijks aan welke voorziening ze leveren. De gemeente Hulst regelt de bevoorschotting van de aanbieders op basis van de uitgaven in het voorafgaande jaar. De zorgaanbieders dragen er zorg voor dat passende zorg wordt ingezet. Het rekentarief wordt gehanteerd om de verleende zorg binnen het budget te verantwoorden.

Binnen Zeeuws-Vlaanderen is afgesproken dat de tarieven op elkaar af te stemmen. Zo wordt de bureaucratie voor zorgaanbieders beperkt. Met nieuwe contractpartijen kunnen individueel afspraken worden gemaakt over een budget ten behoeve van het startjaar.

Indien de gemeente met een zorgaanbieder een budgetafspraak heeft voor levering van Zorg in Natura(ZIN), kan de aanvrager alleen met een bijzondere motivering in aanmerking komen voor een pgb bij deze zorgaanbieder. De zorgaanbieder kan immers dezelfde zorg bieden in natura.

De aanvrager die kiest voor een pgb regelt alles zelf, zoals het zoeken van een hulp, afspraken maken en deze vastleggen in een contract, zorgen voor een andere hulp bij ziekte of vakantie, loondoorbetaling bij ziekte, werkgeversaansprakelijkheidsverzekering. De aanvrager maakt de keuze voor een pgb nadat hij/zij hierover duidelijk en begrijpelijk is voorgelicht. De pgb-houders kunnen voor ondersteuning gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Artikel 3.Financiële tegemoetkoming

Naast de maatwerkvoorziening blijft ook, conform artikel 2.1.7 van de Wet de mogelijkheid om financiële tegemoetkoming te verstrekken. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een cliënt krijgt als tegemoetkoming in de (meer-)kosten die gemaakt worden in verband met beperkingen. Het hoeft niet te gaan om een kostendekkend bedrag. Voor een financiële tegemoetkoming geldt geen eigen bijdrage.

Artikel 4.Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

In dit artikel wordt de hoogte van de, door de cliënt te betalen, bijdrage voor de Wmo maatwerkvoorzieningen (zorg in natura en pgb) vastgesteld op de kostprijs. Bij de bepaling van de eigen bijdragen wordt aangesloten bij het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo dat jaarlijks door de Rijksoverheid wordt vastgesteld.

De eigen bijdragen worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). De financiële positie van de gemeente Hulst staat het niet toe dan anders te besluiten dan gebruik te maken van de maximum variant, zoals bedoeld in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2016. Hiermee wordt tevens voorkomen dat bij samenloop van voorzieningen (Wmo 2015 en Wlz) de niet door de gemeente benutte ruimte ten aanzien van de eigen bijdragen opgaat aan Wlz-eigen bijdragen. Met bijdrage plichtig inkomen, zoals gebruikt in dit artikel wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2016.

Voor de cliënten in beschermd wonen, geldt een ander eigen bijdrage regime. Hierin is geen sprake van keuzevrijheid aan de zijde van het college.

Een eigen bijdrage wordt overigens niet toegepast bij de verstrekking van rolstoelen en bij verstrekkingen aan jongeren beneden de 18 jaar, echter voor een woningaanpassing ten behoeve van jongeren wordt wel een eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 5.Huishoudelijke voorzieningen

In dit artikel worden alle vormen van huishoudelijke voorzieningen opgesomd. Per onderdeel is de kostprijs of maximale eigen bijdrage vermeld.

Indien de huishoudelijke voorziening wordt verstrekt in natura wil dit zeggen dat de huishoudelijke hulp/zorg wordt geleverd door een gekwalificeerde medewerker van een, door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder. Daarnaast is het mogelijk om huishoudelijke voorziening te verkrijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij het bepalen van de omvang wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden en artikel 1 van dit besluit. In bijlage 3 de uitvoeringsregels ten behoeve van de huishoudelijke hulp.

Artikel 6.Vervoersvoorzieningen

De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi wordt als volgt vastgesteld:

In de uitzonderlijke individuele gevallen waarbij deze voorziening noodzakelijk is, er is immers sprake van een vervoersbehoefte waarin niet kan worden voorzien door de algemene voorziening, nl. het collectief systeem van aanvullend vervoer, wordt bij een leverancier die wel kan voorzien in deze voorziening (vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi), de prijs opgevraagd van de goedkoopst adequate voorziening. Het hiermee gemoeide bedrag wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf in deze vervoersbehoefte voorzien.

Een cliënt komt niet toe aan een maatwerkvoorziening voor vervoer als er een algemene voorziening is die passend en adequaat is. Het primaat ligt in dit geval bij het collectief systeem van aanvullend vervoer, eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De concrete invulling van dit systeem is in een afzonderlijk gemeentelijk besluit geregeld. In dit besluit dat het collectief systeem van aanvullend vervoer regelt, zijn onder andere bepalingen opgenomen over het vervoersgebied, de beschikbaarheid, de verschuldigde eigen bijdrage per rit en de voorwaarden voor het meereizen van een sociaal en/of medisch begeleider, kinderen en blindengeleide honden. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem.

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor de overige in artikel 7 genoemde voorzieningen geschiedt, met in achtneming van artikel 2 van dit Besluit, als volgt:

Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze prijs, voor zover van toepassing verhoogd met een aanvullend bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier, voor zover van toepassing, de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke vervoersvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een vervoersvoorziening aanschaffen.

Artikel 7.Overige vervoersvoorzieningen

Er zijn vervoersvoorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

De verantwoording hiervoor geschiedt aan het college.

Artikel 8.Woonvoorzieningen

In dit artikel worden de verschillende mogelijkheden qua maatwerkvoorziening op het gebied van wonen genoemd. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de wijze van vaststelling. Vanzelfsprekend worden alleen de noodzakelijke kosten conform het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening vergoed. Ten aanzien van een aantal kosten is tevens de maximale vergoeding genoemd.

Bij een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning wordt bij het vaststellen van de hoogte van de woonvoorziening rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. Daarnaast dient het UAV 2012 van toepassing te zijn op uitvoering van werken.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting

  • 7.

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze betaling verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 11.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de cliënt, voor zover de kosten onder 1 t/m 11 meer dan € 907,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 340,--.

Bij een voorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard moet gedacht worden aan voorzieningen die niet leiden tot een aanpassing of verbouwing van de woning. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn de douchestoel en de tillift.

Een voorziening voor de kosten van keuring, onderhoud en reparatie in de woning heeft betrekking op:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

  • h.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder f tot en met h zijn gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder a tot en met e zijn contractueel vastgelegd in zogenaamde raamovereenkomsten met de leveranciers. Voor de genoemde kosten betreffende liften, die niet zijn opgenomen in de raamovereenkomst geldt een vergoeding, overeenkomstig het maximum bedrag dat vermeld staat in de raamovereenkomsten. De afhandeling van de facturen vindt rechtstreeks plaats tussen de leveranciers en de gemeente.

De hoogte van een door het college te verstrekken woonvoorziening in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag, voor een maximale periode van 26 werkbare weken.

Het college kan een woonvoorziening in het kader van bezoekbaar maken de woning verlenen indien het noodzakelijk is dat een cliënt, die woont en verblijft in een AWBZ/WLZ-instelling, de woonkamer en een toilet van de te bezoeken woning kan bereiken en gebruiken en indien de voorziening hiervoor noodzakelijk is. De hoogte van de te verstrekken woonvoorziening voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 5.000,00 (art.10).

Het in lid 2 genoemde bedrag is bedoeld als richtlijn. Al onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold de regel dat bij een aanvraag voor een woningaanpassing eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om de uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat verhuizing is onder de Wet voorzieningen gehandicapten in de jurisprudentie erkend, zij het wel dat enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld.

In de eerste plaats moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten aanvaardbaar zijn en dient de verhuizing te kunnen worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben of aanvrager binnen de verantwoorde termijn kan verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning.

Ook diverse andere relevante aspecten kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval, zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een stevig netwerk en mantelzorgers in de bestaande woonsituatie van de aanvrager.

Het in lid 3 opgenomen bedrag geldt als een administratieve drempel om aanvragen voor relatief kleine voorzieningen te voorkomen. Het vermijdt bureaucratie, terwijl de aanvrager uiteindelijk later via de eigen bijdrage CAK toch de kosten zelf betaalt.

Artikel 9.Overige woonvoorzieningen

Het bedrag voor verhuiskosten is een maximum bedrag. De aanvrager dient voor de verhuizing het verzoek tot vergoeding in te dienen. Bij een toekenning kan na indiening van de nota’s tot uitbetaling van de vergoeding overgegaan worden. De uitbetaling is niet hoger dan het in dit artikel genoemde maximum.

Artikel 10.Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

Het bedrag voor een sportrolstoel wordt uitsluitend als pgb verstrekt. De aanvrager dient de rolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende drie jaar te onderhouden en indien nodig te repareren.

Artikel 11.Begeleidingsvoorzieningen

In dit artikel worden de mogelijke voorzieningen op het gebied van begeleiding weergegeven die als maatwerkvoorziening in natura (via een gecontracteerde zorgaanbieder) of in de vorm een persoonsgebonden budget kunnen worden ingezet. Naast de genoemde voorzieningen in de notitie is het college ook verantwoordelijk voor de (her)indicatie van beschermd wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten die door omstandigheden (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen en waarbij een aanbieder voor beschermd wonen de cliënt (enige tijd) in een ‘gecontroleerde’ omgeving opvangt. Het gaat om cliënten met psychische of psychosociale problematiek. Om tot een goed oordeel te komen of een cliënt gebaat is bij beschermd wonen, is onderzoek nodig naar de mate van kwetsbaarheid en in hoeverre er sprake is van GGZ-problematiek. Het college zal hiervoor gebruikmaken van expertise ‘in het veld’, bijvoorbeeld via een (onafhankelijke) GGZ-instelling. De feitelijke uitvoering van het beschermd wonen, gebeurt via de aangewezen centrumgemeente, Vlissingen.

Artikel 12.Begeleidingsvoorzieningen in natura

In lid 1 worden de prijzen genoemd die voor de diverse begeleidingsvoorzieningen zijn overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders.

De kostprijs voor beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente, na overleg met de overige gemeenten (lid 2).

Artikel 13.Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

In dit artikel is de maximale omvang van de geïndiceerde maatwerkvoorziening begeleiding per week bepaald. Voor de verschillende onderdelen zal dit gebeuren in (hele of halve) uren, dagdelen of dagen. Hiermee wordt in tegenstelling tot de AWBZ niet meer geïndiceerd in klassen, zodoende wordt meer flexibiliteit en maatwerk mogelijk gemaakt richting de cliënt en de zorgaanbieders.

Artikel 14.Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

In het tweede lid wordt de omrekening van dagdelen en dagen per week naar uren aangegeven. De reden hiervoor is dat de opgave aan de SVB uitsluitend kan geschieden in hele uren.

Artikel 15.Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

Ten behoeve van onvoorziene omstandigheden is dit artikel opgenomen.

Artikel 16.Citeertitel

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.

Artikel 17.Inwerkingtreding

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.

Bijlage 1 Zelfredzaamheids-matrix (ZRM) geanonimiseerd

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Richtlijn indicatiestelling begeleiding

Richtlijn indicatiestelling begeleiding.

Om duidelijkheid te brengen in het verschil tussen reguliere begeleiding en gespecialiseerde begeleiding is er behoefte aan een richtlijn. In deze richtlijn wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan, voordat er sprake is van gespecialiseerde begeleiding. De keuze welk product word ingezet blijft altijd maatwerk op basis van het keukentafelgesprek. De omstandigheden en de zorgvraag van cliënt is leidend en niet het aanbod van de zorgaanbieder.

Voorwaarden voor inzet gespecialiseerde begeleiding (in groep en individueel).

  • 1.

    Er is minimaal één keer per maand contact met de behandelaar, vanwege de complexiteit van de casus;

    En

  • 2.

    Er is sprake van een multidisciplinaire benadering;

En:

  • a)

    Cliënt vormt een gevaar voor zichzelf en/of anderen, waardoor er afstemming nodig is met de behandelaar, de begeleider kan dit zelf niet toetsen.

    Of

  • b)

    Er is sprake van ernstige gedragsproblemen;

    Of

  • c)

    Bij dagbesteding is de groepsgrootte per medewerker kleiner of gelijk aan 6.

Bijlage 3 Uitvoeringsregels huishoudelijke hulp

Onderwerpen

  • 1.

    Algemene afweging

  • 2.

    Gebruikelijke hulp

  • 3.

    Mantelzorg

  • 4.

    Onderscheid huishoudelijke hulp en huishoudelijke zorg met stroomschema

  • 5.

    Definitie Schoon Huis

  • 6.

    Basisvoorziening Schoon Huis

  • 7.

    Aanvullend op basisvoorziening Schoon Huis

  • 8.

    Bepaling uren

  • 9.

    Indicatietermijnen

  • 10.

    Gebruik codes HH

  • 11.

    Tarieven 2017

1. Algemene afweging

Hulp bij het huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn. Activiteiten die door de cliënt zelf kunnen worden uitgevoerd behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door cliënt wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.

2.Gebruikelijke hulp

Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder hulp bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid.

3. Mantelzorg

Mantelzorg, als een vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.

4.Onderscheid huishoudelijke hulp huishoudelijke zorg

Vanaf 2017 wordt een onderscheid gemaakt in huishoudelijke hulp en huishoudelijke zorg:

HH Huishoudelijke hulp; de cliënt en/of zijn omgeving beschikt over voldoende regievermogen en kan een beroep doen op de diensten van een gecontracteerd bemiddelingsbureau. De cliënt maakt zelf afspraken met de hulp. De werkzaamheden van de hulp vallen in de regeling ‘dienstverlening aan huis’.

HZ Huishoudelijke zorg: de cliënt beschikt over onvoldoende regievermogen en kan een beroep doen op de diensten van een gecontracteerde zorgaanbieder. Deze wijst een huishoudelijke hulp toe aan een cliënt. De aanbieder maakt in overleg met de cliënt een zorgplan. De aanbieder stuurt de hulp aan.

Stroomschema

afbeelding binnen de regeling

5. Definitie schoon huis

Dit houdt in dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, keuken, als slaapkamer in gebruik zijnde ruimtes, sanitaire ruimtes en schone gang/trap. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Onder het resultaat ‘een schoon huis’ vallen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Basisactiviteiten betreffen stof afnemen nat en droog, stofzuigen, dweilen, keukenblok schoonmaken, toilet en badkamer schoonmaken, bed verschonen, afval opruimen. Incidentele activiteiten omvatten: ramen lappen, raambekleding wassen/schoonmaken, meubels schoonmaken, radiatoren reinigen, keukenapparatuur schoonmaken.

6. Basisvoorziening Schoon huis

De Normering van de Basisvoorziening “Schoon Huis” zoals deze door KPMG, Plexus en HHM voor de gemeente Utrecht is opgesteld dient als kader / handvat voor de toekenning van uren. Deze uren zijn gekoppeld aan activiteiten. Deze normering gaat uit van de definitie schoon huis zoals hierboven beschreven. De onderbouwing van de uren is op basis van onafhankelijk en zorgvuldig onderzoek tot stand gekomen. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon, zoals hierboven beschreven.

De basisvoorziening hulp bij het huishouden omvat maximaal 104,9 uur per jaar. Dit geldt voor zowel huishoudelijk hulp als huishoudelijke zorg. Het activiteitenschema vormt hiertoe een handvat. Deze uren kunnen naar eigen inzicht van de cliënt ingezet worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’ De basisvoorziening met 104,9 uur per jaar aan schoonmaakondersteuning per jaar moet voldoende zijn om een “schoon huis” te realiseren.

Benodigde tijd in uren per jaar

Afnemen , droog en nat

(basis)

24,3

Stofzuigen en dweilen

(basis)

22,6

Ramen en gordijnen

(incidenteel)

2,8

Bed verschonen

(basis)

3,6

Keukenblok schoonmaken

(basis)

16,3

Sanitair schoonmaken

(basis)

15,9

Afval opruimen

(basis)

0,3

Indirecte tijd bij de cliënt

19,0

Totaal

104,9

Bij het onderzoek wordt de cliënt en zijn omgeving bevraagd op de eigen kracht. Zo wordt vastgesteld welke activiteiten (kunnen) worden uitgevoerd door de cliënt en zijn/haar omgeving. Deze uren gekoppeld aan deze activiteiten worden in mindering gebracht op bovenstaand totaal aantal uren.

In het onderzoek wordt tevens beoordeeld of met de “oude” indicatie in de praktijk een schoon huis gerealiseerd werd. In de motivatie voor de nieuwe indicatie wordt steeds de relatie gelegd met de ‘oude’ indicatie en wordt gemotiveerd waarom de nieuwe indicatie hoger of lager moet zijn.

7. Aanvullend op Basisvoorziening Schoon huis

Hoger niveau van hygiëne of schoonhouden is noodzakelijk

Als blijkt dat het noodzakelijk is om een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren kan aan de cliënt aanvullende uren ondersteuning hulp bij het huishouden / huishoudelijke zorg worden toegekend. Dit kan als de cliënt vanwege aantoonbare geobjectiveerde medische belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken.

De aanvullende uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren.

Richtlijn voor normering aanvullende uren:

Resultaat

Taken

Richtlijn benodigde tijd in uren per jaar

Hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren.

Extra lichte taken en zware taken uitvoeren bij:

- medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek;

- bedlegerige patiënten; schoonmaak i.v.m. incontinentie, overmatige transpiratie, speekselverlies,

- extra schoonmaak i.v.m. ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen

- hogere vervuilingsgraad door gebruik van rollator, rolstoel, andere hulpmiddelen

0-26 uur per jaar met onderbouwing

8. Bepaling uren

Indien het aantal jaar-uren geen afgerond getal is, wordt het jaartotaal niet afgerond, maar vindt afronding plaats van het aantal week-uren, met afronding op een kwartier, volgens de gebruikelijke afrondingsregels (22,5 minuten wordt een half uur, lager dan 22,5 betekent afronding op 15 minuten)

Voorbeeld 1

totaal

Eigenkracht= afnemen droog nat

104,9

- 24,3

_____

80,6

: 52 weken = 1,55 uur per week

Afronding op 1 uur en 30 minuten per week

(55% van 60 minuten = 33 minuten → 30 minuten)

Voorbeeld 2

totaal

104,9

Eigenkracht= afnemen droog nat

Ramen en gordijnen

Opruimen

Indirecte tijd

- 24,3

- 2,8

- 0,3

- 10,0

_____

37,4

____

67,5

: 52 weken = 1,29 uur per week

Afronding op 1 uur en 15 minuten)

(29% van 60 minuten = 17,4 minuten → 15 minuten)

In onderstaande tabel wordt sneller zichtbaar wat dit betekent. Er is gewerkt met intervallen van 15 minuten. Het aantal uren dat uit het onderzoek rolt wordt gerelateerd aan deze tabel om tot een eindconclusie te komen.

Voorbeeld: 60 uur ligt het dichtst bij 65, dat wordt dan 1,25 uur, 100 uur wordt 2 uur enzovoort.

uren per week

weken

jaarbasis

2,25

52

117,00

2

52

104,00

1,75

52

91,00

1,5

52

78,00

1,25

52

65,00

1

52

52,00

0,75

52

39,00

Ter informatie

Vrijheid inzet uren voor zorgaanbieder/klant

De feitelijke inzet van de uren kan door klant en zorgaanbieder vrij bepaald worden, zolang de inzet van uren valt binnen de indicatie behorend bij de 4-weeksperiode zoals de gemeente en het CAK die hanteren.

Voorbeeld

Cliënt is wegens ziekenhuisopname/vakantie 2 weken afwezig, bijv. week 1 en 2. De niet geleverde uren van week 1 en 2 kunnen alsnog benut worden in week 3 en 4.

Voorbeeld

Client is de weken 1 t/m 4 (periode 1) afwezig en zorgaanbieder wil uren uit periode 1 leveren in periode 2. Dit is niet mogelijk: in periode 2 kan slechts het maximum aantal uren geleverd worden van 4 weken.

9. Indicatietermijnen

Alle indicatietermijnen worden in de rapportage onderbouwd.

Maximum periode indicatie

Bij stabiele situaties kan een indicatie worden afgegeven voor langere tijd, de maximum periode is 5 jaar. Bij progressieve ziektebeelden kan een kortere periode aan de orde zijn om de situatie te monitoren. Dat geldt ook voor situaties waarbij nog verbetering mogelijk is.

Minimum periode indicatie

In uitzonderingssituaties kan een indicatie van 3 maanden of korter aan de orde zijn. Dat is dan met name om de zorgaanbieder de gelegenheid te geven om een gedegen/onderbouwd zorgplan op te stellen. Of om te onderzoeken of de zorgaanbieder in kwestie wel de juiste hulp kan bieden aan de cliënt. Bij huishoudelijk hulp/zorg zal dit niet snel aan de orde zijn.

De minimumperiode kan ook ingezet worden in situaties waarin naar verwachting slechts zéér kortdurend hulp aan de orde is, bijvoorbeeld HH voor een oudere die a.g.v. operatie tijdelijk niet mobiel is, maar tot de operatie altijd zelfredzaam was.

Daarnaast geldt eenmalig een korte indicatietermijn voor ZIN-herindicaties HH die aflopen in de periode 1 december 2016 tot 1 april 2017, voor cliënten die instromen in de Wlz. Deze cliënten zijn met name bekend en ontvangen bij een herindicatie een indicatie tot 1 april 2017.

Gebruik codes HH

De code die voor de indicatie Huishoudelijke Hulp in 2016 gebruikt werd is 1002. Deze code was een gezamenlijke afspraak van de Zeeuws Vlaamse gemeenten met de Zorgaanbieders.

Alle lopende indicaties Huishoudelijke Hulp hebben de productcode 1002 meegekregen.

Vanaf 1 januari 2017 komt er een splitsing in de indicatie Huishoudelijke Hulp, met onderstaande verdeling.

afbeelding binnen de regeling

Deze codes werden in de software toegevoegd aan de betreffende zorgleveranciers.

Voorbeeld: cliënt krijgt een (nieuwe) (her)indicatie vanaf 02-12-2016 t/m 31-03-2018 voor HH2.

Er dienen dan 2 maatwerkadviezen gemaakt te worden nl;

  • Van 2 december 2016 tot en met 31 december 2016 voor de productcode 1002.

  • Van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2018 voor de productcode 01A05.

Deze 2 maatwerkadviezen worden, bij akkoord bevinding(besluit), door de administratie overgenomen als 2 indicatiebesluiten met 2 unieke nummers en verwerkt in de administratie. Tevens dienen deze 2 berichten (iwmo301) verstuurd te worden naar het GGK.

Zorgaanbieder dient HH/HZ, voor zover geleverd op zondag 1/1/2017, te verantwoorden op een andere dag in periode 13 van 2016 (bij voorkeur op zaterdag 31 december 2016) met de oude productcode en het oude tarief. De gemeente zal dit communiceren met de zorgaanbieders die HH leveren.

Pgb

Indien in de voorbeeld situatie een pgb-toekenning aan de orde is geldt eveneens dat

Er 2 maatwerkadviezen gemaakt worden nl;

  • Van 2 december 2016 tot en met 31 december 2016 voor de productcode 1002 met oude pgb-tarief

  • Van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2018 voor de productcode 01A05 met nieuwe pgb-tarief.

6. Tarieven 20171

Benaming

Hulst max. ZIN tarief2

pgb (max.)

Eenheid

Huishoudelijke hulp (mix-tarief, oude code vervalt ma herindicatie in 2017)

25,80

16,00

Uur

Huishoudelijke Hulp

20,00

16,00

Uur

Huishoudelijke Zorg

25,80

16,00

Uur

Individuele begeleiding

47,40

35,55

Uur

Spec. Ind. begeleiding

78,00

58,50

Uur

Reguliere dagbesteding

34,80

26,10

Dagdeel

Gespecialiseerde dagbesteding

52,92

39,60

Dagdeel

Kortdurend verblijf

60,32

120,06

Dag

Vervoer

7,56

5,66

Dag

Rolstoelvervoer

20,16

15,11

Dag

Beschermd Wonen

Via centrumgemeente

Via centrumgemeente

Offerte Bijlage

Art. 1 lid 4

Bijlage 4 Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 in de gemeente Hulst

1. Inleiding

1.1. Achtergrond

Deze uitvoeringsregels beschrijven op welke punten voorzieningen voor Beschermd Wonen (hierna: BW) een aanvulling vormen op de Verordening Wmo 2015. De uitvoeringsregels BW zijn te beschouwen als een algemeen verbindend voorschrift en onlosmakelijk verbonden aan de beleidsregels en verordeningen Wmo 2015.

Het College van de gemeente [naam gemeente] stelt deze uitvoeringsregels vast.

De uitvoeringsregels worden aangevuld met bijlagen:

A: ondersteuningsprofielen BW;

B: ‘routekaart klantproces’ met toelichting en ‘beslisboom’ met toelichting, versie 22 september 2015 of versies die hierop volgen, uitgegeven door en opvraagbaar bij het CZW-bureau.

C: tarievenlijst pgb--tarieven 2017

1.2. Begripsbepaling

In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

Beschermd Wonen (BW):

Onder Beschermd Wonen verstaat de Wet:

  • wonen in een accommodatie van een instelling;

  • met het daarbij behorende toezicht en begeleiding;

  • gericht op het bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie;

  • gericht op het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren;

  • gericht op stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld;

  • gericht op het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast;

  • gericht op het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen;

  • bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

De extramurale ondersteuning, in uren en/of dagdelen, met 24-uurs bereikbaarheid van toezicht en ondersteuning, voortaan aangeduid als ‘Beschermd Wonen thuis’ (BWT), wordt hier aangemerkt als behorend tot de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen. Deze uitvoeringsregels bepalen dat de in maatschappelijk verkeer eveneens gebezigde term ‘Beschermd Wonen zonder verblijf’ samenvalt met ‘Beschermd Wonen thuis.’

Besluit: een beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht afgegeven door de Centrumgemeente aan een Inwoner, waarmee die Inwoner toegang krijgt tot de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen.

Centrumgemeente: de gemeente Vlissingen of het College daarvan, in de hoedanigheid van beheerder van de Rijksmiddelen (decentralisatieuitkering) voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang.

Cliënt: Natuurlijke persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een Maatwerkvoorziening is verstrekt, op titel van BW zoals hiervoor uiteengezet.

College: Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarin deze uitvoeringsregels zijn vastgesteld.

Dienstverlener: een rechtspersoon die BW of trajecten voor BW uitvoert en daarvoor wordt bekostigd door gemeenten. Zie ook: Instelling

Eigen bijdrage: een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage die een Cliënt BW verschuldigd is op basis van deze verordening en het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Instelling: hieronder kan worden verstaan een accommodatie of een groep geclusterde appartementen/woningen die volledig onder beheer vallen van de Dienstverlener. Onder Instelling kan tevens worden verstaan een wooninitiatief met rechtspersoonlijkheid waar voor Cliënten die beschikken over een toepasselijk Besluit voor een Maatwerkvoorziening BW, en al dan niet bekostigd uit het persoonsgebonden budget, een therapeutische leefomgeving wordt geboden, waarbij planbare en niet planbare zorg, begeleiding en toezicht 24 uur per dag aanwezig of oproepbaar is.

Inwoner: een ingezetene van Nederland; al dan niet zijnde Cliënt van een in de uitvoeringsregels benoemde Dienstverlener.

Maatwerkvoorziening BW (WMO 2015, art 1.1.1, sub b): een voorziening, te verstrekken door het College van de Centrumgemeente Vlissingen, voor zover deze in verband met psychische of psychosociale problemen niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelondersteuning of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.

Ondersteuningsplan: een persoonlijk, door de Cliënt of in samenspraak met de Cliënt en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld plan waarin de Dienstverlener en de Cliënt vastleggen op welke wijze de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen zal worden uitgevoerd en op welke wijze dit bijdraagt aan het Resultaat en aan persoonlijk herstel en maatschappelijke participatie, rekening houdend met beperkingen en mogelijkheden van de Cliënt. Het Ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van het Besluit.

Overbruggingsondersteuning BW: Tijdelijke voorziening, waarmee een Cliënt aan wie de Maatwerkvoorziening BW is toegewezen, tijdelijk passende ondersteuning kan ontvangen zolang de instelling van zijn keuze hem wegens plaatsgebrek niet kan opnemen. Zie voorts art. 2.8.

Persoonsgebonden budget: Budget dat toegekend wordt door de gemeente waar Cliënt ingezetene is en dat hem in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de Maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken mits dit op verantwoorde wijze gebeurt en de Cliënt hiertoe zelf in staat is dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of vertegenwoordiger.

1.3. Reikwijdte en toepasselijkheid

De voorliggende uitvoeringsregels zijn van toepassing vanaf 1 januari 2017 voor nieuwe Cliënten en voor bestaande Cliënten, waaronder persoonsgebonden budgethouders, in het bezit van een eerder verstrekte AWBZ-indicatie (ZZP GGZ-C) tot uiterlijk 31-12-2019 (overgangscliënten).

De uitvoeringsregels zijn vanaf deze datum eveneens van toepassing op de Dienstverleners of Instellingen die in Zeeland een voorziening voor BW exploiteren of daartoe trajecten uitvoeren.

1.4. Hardheidsclausule

Het College is bevoegd om in individuele, dwingende gevallen waar strikte uitvoering van de bepalingen zou leiden tot voor de Cliënt onredelijke of onrechtvaardige uitkomsten, gemotiveerd af te wijken van deze uitvoeringsregels.

1.5. Verstrekkingsvorm

  • BW is beschikbaar als Maatwerkvoorziening in de Wmo en kent de verstrekkingsvorm Ondersteuning (Zorg) in Natura (hierna: ZiN).

  • BW als Maatwerkvoorziening in de Wmo kan tevens – onder voorwaarden, bepaald bij wet en voorts te bepalen door het College – worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget . Zie verder artikel 3.

1.5.1. Verstrekkingsvormen BW in natura (ZiN)

BW (all-inclusive):

  • Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • Cliënt woont in de accommodatie van een instelling

  • Cliënt betaalt geen huur

  • ondersteuning (all inclusive) betreft begeleiding en voeding, inclusief wonen

  • varianten nabijheid zorg: 24 uur aanwezigheid (personeel 24/7 op locatie) 24 uur bereikbaarheid/oproepbaarheid (personeel op afstand 24/7 oproepbaar)

  • hoge eigen bijdrage

BW, scheiden wonen & zorg:

  • Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • Cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • Cliënt betaalt huur aan de instelling/betaalt zelf huur aan derde, niet zijnde de instelling

  • ondersteuning betreft begeleiding, eventueel voeding en andere diensten

  • varianten nabijheid zorg: 24 uur aanwezigheid (personeel 24/7 op locatie) 24 uur bereikbaarheid/oproepbaarheid (personeel op afstand 24/7 oproepbaar)

  • lage eigen bijdrage

BW, scheiden wonen & ondersteuning “thuis”:

  • Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • Cliënt woont in een woning waarvoor hij zelf de huur betaalt aan corporatie / eigenaar anders dan de instelling

  • ondersteuning betreft begeleiding en voeding etc

  • varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid of 24 uur oproepbaarheid,

  • maximale periodebijdrage

1.5.2. Verstrekkingsvormen BW in persoonsgebonden budget.

Wonen met pgb bij een Dienstverlener / in een Instelling of woon- of ouderinitiatief

  • Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • Cliënt woont in een woning die de Dienstverlener/Instelling huurt of in eigendom heeft.

  • Cliënt betaalt huur aan de Dienstverlener/Instelling

  • ondersteuning betreft begeleiding en voeding etc

  • varianten nabijheid zorg: 24 uur aanwezigheid (personeel 24/7 op locatie) 24 uur bereikbaarheid/oproepbaarheid (personeel op afstand 24/7 oproepbaar)

  • lage eigen bijdrage.

Wonen met pgb particulier, in een eigen woning, woon- of ouderinitiatief:

  • Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • Cliënt woont in een woning waarvoor hij zelf de huur betaalt aan de corporatie / eigenaar anders dan de instelling

  • ondersteuning betreft begeleiding.

  • varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 24 uur bereikbaarheid of 24 uur oproepbaarheid,

  • maximale periodebijdrage.

2. Toegang: melding, vraagverheldering, aanvraag Maatwerkvoorziening BW, onderzoek

2.1 Melding

Een Inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een Maatwerkvoorziening BW schriftelijk indienen bij de Zeeuwse gemeente tot welke hij zich wendt, ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de Inwoner met psychische of psychosociale problemen, gericht op

  • het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie,

  • het psychisch en psychosociaal functioneren,

  • stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld,

  • het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de Cliënt of anderen.

De Zeeuwse gemeente tot welke de Inwoner zich wendt, is verantwoordelijk voor de intake, registratie en vraagverheldering van de melding.

Op basis van de intake kan naar voren komen dat voor de hulpvraag of problematiek van betreffende Inwoner BW aangewezen is. De gemeente (lokale toegangsmedewerker) bereidt dan een Aanvraag Maatwerkvoorziening BW voor. Voor deze aanvraag geldt het toegangsmodel zoals beschreven in de ‘routekaart klantproces’ (met toelichting) dat op 22 september 2015 is uitgegeven door het CZW-bureau (bijlage B), of de versie die daarvoor inde plaats komt (zie ook slotbepalingen, art. 4.1). Zie verder art. 2.3.

Voordat het onderzoek van start gaat, kan de Inwoner aan de gemeente een Model Ondersteuningsplan (Persoonlijk plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de Wmo 2015) overhandigen waarin hij zijn omstandigheden beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. Het College brengt de Inwoner van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding, bedoeld in het eerste lid, in de gelegenheid het plan te overhandigen.

2.2 Cliëntondersteuning

De gemeente wijst de Inwoner die een melding doet en zijn mantelzorger(s) en/of vertegenwoordiger(s) op de mogelijkheid zich gedurende de procedure te laten bijstaan door een onafhankelijke Cliëntondersteuner.

2.3. Aanvraag Maatwerkvoorziening BW

Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding de gebruikelijke hulp substantieel overschrijdt of wanneer sprake is van psychiatrische kwetsbaarheid of verstandelijke beperking, zodanig dat de Inwoner onvoldoende in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, is BW als Maatwerkvoorziening aangewezen. De bevoegdheid tot het nemen van een Besluit over de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen berust bij de Centrumgemeente.

De Centrumgemeente, of namens deze de Dienstverlener, voert het Onderzoek uit met inachtneming van de criteria die de Wmo2015 stelt aan de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen.

Voorts gelden als (aanvullende) criteria:

  • Er is op het moment van het Onderzoek geen sprake (meer) van klinische behandeling (ZVW) of er is sprake van dat de klinische behandeling binnenkort zal eindigen (waarbij niet valt uit te sluiten dat klinische behandeling op enig moment in het vervolgproces opnieuw geboden zal zijn);

  • Er is bewijsvoering voor psychiatrische problematiek:

  • Een ernstig vermoeden van psychiatrische problematiek en beschrijving daarvan, kan ook tot toegang leiden, zij het dat gedurende het eerste jaar van verblijf in BW wel tot een diagnose gekomen moet worden. Bij herbeoordelingen zal altijd van een diagnose sprake zijn.

  • Er zijn geen voorliggende voorzieningen die (eerst) ingezet kunnen worden, zoals

    • Interventie van een Wijk- of gebiedsteam en/of andere algemene voorzieningen;

    • Ambulante begeleiding in de thuissituatie.

  • Er is geen aanspraak op toegang tot / bekostiging van zorg op basis van de Wlz.

De Maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de Inwoner aan BW en aan het realiseren van een situatie waarin de Inwoner in staat wordt gesteld zo zich snel en zoveel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Dit laatste, rekening houdend met de beperkingen die de Inwoner ondervindt vanuit zijn psychische of psychosociale problematiek.

Conform het besluit van de Centrumgemeente zijn in Zeeland gevestigde aanbieders die vanwege de Centrumgemeente gecontracteerd worden voor het uitvoeren van BW, gemandateerd om een onderzoek toegang tot BW uit te voeren. Het CZW-bureau stelt jaarlijks een lijst van deze Dienstverleners beschikbaar aan de Zeeuwse gemeenten.

2.4. Eigen bijdrage BW

Overwegende dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen dat een Cliënt een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage verschuldigd is voor een Maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget (WMO 2015, art 2.1.4), Centrumgemeentedie kan verschillen per voorziening (lid 2), maar de kostprijs niet te boven gaat (lid 3), en binnen de landelijke kaders vastgelegd in het uitvoeringsbesluit WMO 2015 blijven, legt het College voor de ad 1.4. genoemde vormen van BW een eigen bijdrage op.

Voor personen die volledige BW-ondersteuning genieten in een accommodatie van een instelling, is de betreffende Dienstverlener verantwoordelijk voor de vaststelling van de wettelijke eigen bijdrage. De hoge eigen bijdrage is van toepassing.

Voor personen die volledige BW-ondersteuning genieten in de eigen woning (BW Thuis) is de Dienstverlener die deze ondersteuning levert, verantwoordelijk voor de vaststelling van de eigen bijdrage. De lage eigen bijdrage of de maximale periodebijdrage is van toepassing.

2.5. Landelijke toegang

NB: Aan te passen naar aanleiding van de handreiking Landelijke Toegang BW van de VNG.( volgt)

2.6. Zorgtoewijzing, Besluit en geldigheidsduur

De toewijzing van ondersteuning binnen de Wmo 2015 vindt niet eerder plaats dan nadat onderzoek is gedaan naar aanleiding van de Aanvraag Maatwerkvoorziening BW. De gemeenten in Zeeland hebben de uitvoering van dit onderzoek gemandateerd aan de Centrumgemeente Vlissingen als houder van het budget voor BW. De centrumgemeente heeft de gecontracteerde aanbieders op zijn beurt gemandateerd om namens het College:

  • het onderzoek betreffende toegang BW uit te voeren;

  • de zorgtoewijzing te toetsen en waar nodig een Besluit (toelatingsbeschikking) af te geven op grond waarvan een Cliënt gebruik kan maken van een Maatwerkvoorziening BW. Dit Besluit geldt onafhankelijk van de vraag in welke instelling de Cliënt wil wonen c.q. van welke verzilveringsvorm hij gebruik wil maken.

De Dienstverlener, hiertoe gemandateerd door de Centrumgemeente Vlissingen, voert het onderzoek uit aan de hand van de criteria in de door Dienstverleners vastgestelde ‘beslisboom’ Zeeland (bijlage B). Het onderzoek wordt door de Dienstverlener uitgevoerd binnen 6 weken na ontvangst van de Aanvraag en leidt binnen deze termijn tot een Besluit (beschikking).

Indien de Dienstverlener, hiertoe gemachtigd door de Centrumgemeente, in het onderzoek vaststelt dat voor de Cliënt een Maatwerkvoorziening BW is aangewezen, wordt aan de Cliënt de mogelijkheid uitgelegd om te kiezen tussen Ondersteuning in Natura of een persoonsgebonden budget. De Cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze. In beide gevallen geldt het voorbehoud dat een plaats beschikbaar is. Indien niet, zie artikel 2.7.

Het Besluit is maximaal drie jaar geldig, waarna herbeoordeling volgt.

Indien na deze periode van drie jaar wordt vastgesteld dat de Maatwerkvoorziening dient te worden gewijzigd of een beroep op de Maatwerkvoorziening niet langer gerechtigd is, wordt dit in een Besluit aan de Cliënt meegedeeld.

Het nieuwe Besluit wordt ten laatste afgegeven twee maanden voor de einddatum van het oorspronkelijke Besluit.

Tegen het afgegeven Besluit kan de Cliënt bezwaar maken. In het Besluit wordt vermeld op welke wijze dit kan geschieden.

2.7. Overbruggingszorg

In principe dient de keuze van de Cliënt te worden gevolgd. Indien geen, of niet binnen een redelijke termijn, plaats is in de instelling van zijn keuze (voorkeursaanbieder), is het de verantwoordelijkheid van de Dienstverlener om de Cliënt een passende plaatsing bij een andere aanbieder in of buiten de regio te bieden. Indien ook hier geen plaats is, is de Dienstverlener verantwoordelijk voor het bieden van extramurale overbruggingsondersteuning (BW Thuis) als een passend alternatief in afwachting van de beschikbaarheid van een passende woonplek. Uitgangspunt is het voorkomen van wachtlijsten en het principe: niemand zonder zorg. Overbruggingsondersteuning kan op verzoek van de cliënt ook via een persoonsgebonden budget worden ingezet. In dit geval meldt de Cliënt zich bij het College in afwachting van het beschikbaar komen van een plaats.

2.8. Kwaliteit van de Maatwerkvoorziening

Voor het onderzoek naar en handhaving van de kwaliteit van de geleverde Maatwerkvoorzieningen geldt in Zeeland vanaf 1 januari 2017 het document “Kwaliteitseisen BW en Maatschappelijke Opvang” gepubliceerd in juni 2016 door de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

3. Verstrekking BW in persoonsgebonden budget

3.1. Algemeen

Binnen de vernieuwing in het sociale domein past dat de Cliënt zelf zoveel mogelijk regie voert over de ondersteuning die aan hem/haar verleend wordt. Daarom kan op verzoek van betrokkene ook in de vorm van een persoonsgebonden budget worden geleverd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die de wet en het College hieraan stelt. De Zeeuwse gemeenten hebben onderling afgesproken om, gelet op de kwetsbaarheid van de doelgroep, de uitgifte van het persoonsgebonden budget -BW voor nieuwe Cliënten aan de hand van de wettelijke toetsingsregels zorgvuldig te beoordelen.

3.2. criteria toekenning persoonsgebonden budget BW

3.2.1. De toekenning van een persoonsgebonden budget voor BW (persoonsgebonden budget -BW) is voorbehouden aan het College.

3.2.2. Het persoonsgebonden budget kan worden verstrekt als:

  • a.

    de Cliënt naar het oordeel van het College op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke inschatting van zijn belangen en als hij zelf of met hulp van zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    de Cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wil ontvangen;

  • c.

    de Cliënt dit formuleert in een, door de Cliënt of in samenspraak met de Cliënt en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld ondersteuningsplan waarin de Dienstverlener en de Cliënt vastleggen op welke wijze de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen zal worden uitgevoerd

  • d.

    het ondersteuningsplan aansluit bij de zorgovereenkomst tussen Cliënt en zorgaanbieder/dienstverlener;

  • e.

    naar het oordeel van het College is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de Maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en Cliëntgericht worden verstrekt.

  • f.

    de zorgovereenkomst aantoonbaar bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht. De zorgovereenkomst omvat een motivering voor de aard en omvang van de gewenste begeleiding en formuleert hiervoor doelstellingen en resultaten;

Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld onder d. weegt het College mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Het College kan een persoonsgebonden budget weigeren indien en voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de Maatwerkvoorziening.

3.2.3. De toekenning van een persoonsgebonden budget -BW door het College is mogelijk indien een in Zeeland gevestigde, en hiertoe gemandateerde Dienstverlener heeft vastgesteld dat voor de Cliënt een Maatwerkvoorziening BW is aangewezen, of indien hij beschikt over een door het CIZ afgegeven indicatie voor BW op grond waarvan hij overgangsrecht geniet.

3.2.4. Met ingang van 2017 wordt de Awbz-systematiek (ZZP GGZ-C classificering) in Zeeland losgelaten en vervangen door een drietal ondersteuningsprofielen: ‘basis’, ‘extra’ en ‘intensief’. De ondersteuningsprofielen zijn eveneens van toepassing bij verzilvering in een persoonsgebonden budget -BW. (zie ter informatie Bijlage A.)

Gezien de aard van de onderliggende psychische problematiek is verzilvering in pgb-vorm voor nieuwe Cliënten met het ondersteuningsprofiel ‘intensief’ (voorheen GGZ-C 5 en 6) mogelijk na zorgvuldig onderzoek. De gemandateerde Dienstverlener c.q. de gemeente toetst met name of afdoende is tegemoetgekomen aan de eisen voor ondersteuning die aan dit profiel worden gesteld en aan de bepalingen ad art. 3.2.2 a t/m e

3.2.5. Indien de Cliënt dit wenst, verstrekt het College hem een persoonsgebonden budget dat de Cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de Maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

3.2.6. De Cliënt dient afdoende te motiveren waarom hij de ondersteuning in pgb wil ontvangen. Zie hiervoor Art. 3.2.2.

3.2.7. Het persoonsgebonden budget -BW kan in principe verzilverd worden als volgt:

  • a.

    bij een door de Centrumgemeente gecontracteerde Dienstverlener (formele ondersteuning);

  • b.

    bij een niet door de Centrumgemeente gecontracteerde Dienstverlener, dan wel bij een zorgprofessional die op ZZP-basis zijn diensten verleent. Voor beide categorieën geldt dat zij de wettelijk vereiste kwalificaties dienen te bezitten voor het leveren van formele ondersteuning.

  • c.

    onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3., bij een persoon die ondersteuning biedt op informele basis en/of een familielid of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de Cliënt.

    Dit laatste is mogelijk indien het persoonlijk ondersteuningsplan en de zorgovereenkomst afdoende beschrijven:

    • dat de levering van informele ondersteuning in elk geval de algemeen gebruikelijke hulp overstijgt;

    • dat de levering beperkt blijft tot een gelimiteerd aantal uren per dag;

    • dat de persoon die deze informele ondersteuning levert, door opleiding en/of ervaring in staat mag worden geacht om de ondersteuning te verrichten die passend is bij de aard van de (psychische en psychosociale) problematiek van de Cliënt;

    • dat de informele ondersteuning aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning, en dat dit voor de Cliënt aantoonbaar doelmatiger is dan ondersteuning door een formele aanbieder.

3.2.8. De kosten van het persoonsgebonden budget kunnen niet hoger zijn dan de kosten van de Maatwerkvoorziening zoals deze zijn vastgesteld voor Zorg in Natura in het kader van de Bestuurlijke Aanbesteding 2017. Indien het door de Cliënt gewenste aanbod duurder is dan het aanbod van de gecontracteerde Dienstverlener, dient de Cliënt het meerdere zelf bij betalen.

3.2.9. Als een Cliënt meerdere ondersteuningsvormen nodig heeft, is het mogelijk dat hij de ene

vorm van ondersteuning in natura ontvangt en het andere met een persoonsgebonden budget zelf regelt. Het is niet mogelijk om één vorm van ondersteuning deels in natura en deels als persoonsgebonden budget te ontvangen.

3.2.10. Inzake BW wordt de wooncomponent niet in persoonsgebonden budget verstrekt. De Cliënt die het persoonsgebonden budget ontvangt, dient zelf te huren, ofwel bij de Dienstverlener of het wooninitiatief waarbij Cliënt is aangesloten, ofwel bij een woningcorporatie of een andere, bij het College bekende, verhuurder of instantie.

3.2.11. De besteding van het persoonsgebonden budget aan tussenpersonen, belangenbehartigers en aan ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget is niet toegestaan.

3.2.12. Het College onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van Maatwerkvoorzieningen, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het persoonsgebonden budget .

Artikel 3.3. Tariefstelling

3.3.1. Het tarief voor het persoonsgebonden budget -BW wordt vastgesteld door het College. Het tarief is gebaseerd op de naturatarieven voor de verschillende ondersteuningsprofielen die zijn overeengekomen in de Bestuurlijke Aanbesteding BW in Zeeland (2017), en wordt gemaximeerd.

3.3.2. voor het tarief geldt als richtlijn de tarievenlijst zoals opgenomen in bijlage C.

Artikel 3.4 Eigen bijdrage

3.4.1. De Cliënt aan wie een persoonsgebonden budget -BW is toegekend, betaalt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

3.4.2. Het CAK berekent en int de eigen bijdrage. Het CAK stelt de bijdrage vast op maximaal het toegestane bedrag in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

3.4.3. Het College kan nadere regels stellen inzake de inhoud en hoogte van de eigen bijdrage.

Slotbepalingen

4.1. Evaluatie en indexering

De uitvoeringsregel wordt door het College jaarlijks voor 1 november geëvalueerd en geïndexeerd.

Indien deze evaluatie en indexatie daartoe aanleiding geven, wordt de uitvoeringsregel aangepast.

4.2. Inwerkingtreding

De uitvoeringsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

4.3. Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsregel BW Zeeland 2017.”

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage A. Ondersteuningsprofielen zoals omschreven in de notitie van de zorgaanbieders

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van de beslisboom en het bedoelde onderzoek in de instroomfase, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel en zoveel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Indien een cliënt na de instroomfase aangewezen is op een beschermende woonomgeving wordt een kwalificatie voor `basis, extra of intensief' gegeven. Deze kwalificatie zegt primair iets over de zorgintensiteit die nodig is binnen een 24 uurs zorgsetting en daarmee iets over de benodigde personele inzet en zorginfrastructuur bedoeld om de cliënt zo stabiel en zelfredzaam mogelijk te laten functioneren dan wel klinische opname te voorkomen. De ondersteuningsprofielen geven tevens aan wat het verwachte perspectief is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Dit wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan conform de WMO 2015. Alle cliënten hebben een (collectieve) zorgverzekering (voor minima).

Onderstaand beschreven profielen zijn niet bedoeld als kwalificatie voor ambulante woonbegeleiding of vinger aan de pols zorg.

De ondersteuningsprofielen zijn:

A. Basis ("licht zorgintensief')

De prestatie "Basis" wordt geboden aan cliënten waarvan de psychiatrische problematiek enkelvoudig is. In veel gevallen is een sociaal netwerk in de omgeving dat verbreed en/of geactiveerd kan worden. Het inzetten en het betrekken van het eigen sociale netwerk en omgeving, dan wel de informele zorg, maken deel uit van het aanbod van de aanbieder om de prestatie licht tot een succes te maken. De prestatie "licht zorgintensief' onderscheidt zich door een focus op het toewerken naar een oplossing van het onderliggende probleem of zelfzorg tekort. Met als doel de cliënt voldoende oplossingsvermogen (zelfregie) te geven, het behoud en/of verhogen van zelfredzaamheid en volledig zelfstandig te participeren in de samenleving.

Indicator

Profiel beschermd wonen Basis

ADL

Behoefte aan stimulatie en evaluatie

Leefgebieden

Ondersteuning nodig op meerdere leefgebieden.

Mobiliteit 1

Geen problemen (over het algemeen).

Gedragsproblematiek

Kan aanwezig zijn, maar goed hanteerbaar in de context van de beschermende woonvorm.

Maatschappelijke Participatie

Mogelijkheden voor participatie in de maatschappij zijn aanwezig. Vanuit wens en interesse werken we krachtgericht toe naar meer zelfstandigheid.

Sociale relaties

Interesse en vaardigheden voor het aangaan van sociale relaties zijn aanwezig. Het onderhouden en aangaan van sociale relaties kan ondersteuning behoeven.

Psychiatrische problematiek

Aanwezig, maar staat niet op voorgrond, veelal passief van aard, is in principe onder controle.

Vaardigheden

Bij simpele taken geen ondersteuning nodig, bij complexe taken wel

B. Extra "middel zorgintensief"

Met de prestatie "Extra" wordt beoogd cliënten te voorzien van ondersteuning, gericht op omgaan met of verminderen van meervoudige psychiatrische problematiek. Deze problematiek heeft niet alleen betrekking op het individu, maar heeft ook een directe relatie met het sociaal netwerk. Het doel is om de meervoudige problematiek te stabiliseren en te komen tot herstel. Ook hier zijn het verhogen van de zelfredzaamheid, maar tevens het behoud en versterken van het sociaal netwerk van cliënt, dan wel betrekken van de informele zorg, belangrijke elementen in het aanbod.

Indicator

Profiel beschermd wonen Extra

ADL

Vaak behoefte aan ondersteuning en soms aansturing bij de persoonlijke verzorging. Kans op zelfverwaarlozing aanwezig.

Leefgebieden

Ondersteuning nodig op meerdere, soms op alle leefgebieden. Op bepaalde leefgebieden kan overname nodig zijn, tijdelijk of voor langere periode.

Mobiliteit

Minimale ondersteuning nodig, geen grote problemen.

Gedragsproblematiek

Aanwezig, begeleiding gericht op beheersbaar houden van deze problematiek.

Maatschappelijke Participatie

Met ondersteuning en sturing is het zelfstandig participeren in de maatschappij mogelijk. Haalbaarheid en interesse hiervoor is in wisselende mate aanwezig.

Sociale relaties

Interesse en vaardigheden voor het aangaan van sociale relaties zijn beperkt aanwezig. Het onderhouden en aangaan van sociale relaties heeft ondersteuning nodig.

Psychiatrische problematiek

Aanwezig. Varieert van passief naar actief (vaker actief). Met behandeling (medicijnen) onder controle te houden, indien van toepassing gecontroleerd middelengebruik. Naast psychiatrische problematiek mogelijk ook lichamelijke, somatische of cognitieve beperking (die staat/staan niet op voorgrond).

Vaardigheden

Bij simpele taken ondersteuning nodig. Bij complexe taken kan overname nodig zijn, tijdelijk of voor langere periode. Daarenboven is sprake van slechte en goede dagen.

C. Intensief ("zwaar zorgintensief”)

De prestatie "Intensief" richt zich op cliënten voor wie een intensief beroep op ondersteuning noodzakelijk is. Er is een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen, voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie of begeleiding bij achteruitgang het uitgangspunt. De groep zal permanente begeleiding nodig hebben om terugval te voorkomen. Bij deze groep is vaak sprake van ernstige gedragsproblematiek en/of ernstig middelengebruik. De begeleiding is er op gericht de complexe gedragsproblematiek beheersbaar te houden. De psychiatrische problematiek is actief van aard, de psychopathologie is floride. Het doel is enerzijds het bieden van intensieve ondersteuning om klinische opname te voorkomen en de cliënt zo lang mogelijk in de beschermende woonomgeving kan blijven. De prestatie 'zwaar zorgintensief is gericht op het verkrijgen/behouden van zelfredzaamheid. Anderzijds richt deze prestatie zich op het verkrijgen van een sociaal netwerk. Ook bij de prestatie "zwaar zorgintensief' is het betrekken van de informele zorg een belangrijk element in het aanbod en zal waar mogelijk toegewerkt worden naar versterken van het burgerschap.

Indicator

Profiel beschermd wonen Intensief

ADL

Vaak behoefte aan aansturing en hulp bij de persoonlijke verzorging. Kans op zelfverwaarlozing aanwezig.

Leefgebieden

Overname is nodig op meerdere, soms op alle leefgebieden.

Mobiliteit

Vaal veel ondersteuning nodig, geen grote problemen. Immobiliteit kan op psychiatrisch vlak aandacht behoeven.

Gedragsproblematiek

Ernstig, vaak manipulatief van aard. Begeleiding is voortdurend in de nabijheid, gericht op beheersbaar houden van de gedragsproblematiek. Overnemen van structuur en regie.

Maatschappelijke Participatie

Niet zelfstandig toe in staat noch geïnteresseerd, slechts met moeite te stimuleren.

Sociale relaties

Interesse in sociale relaties is veelal afwezig. Het onderhouden en aangaan van sociale relaties is moeilijk en heeft sturing nodig.

Psychiatrische problematiek

Aanwezig. Varieert van passief naar actief (overwegend actief). Met behandeling (medicijnen) onder controle te houden, indien van toepassing gecontroleerd middelengebruik. Naast psychiatrische problematiek vaak ook ernstig middelengebruik en mogelijk lichamelijke, somatische of cognitieve beperking (die staat/staan niet op voorgrond). Intensieve begeleiding vereist.

Vaardigheden

Bij simpele taken altijd ondersteuning, dan wel sturing nodig. Bij complexe taken is overname nodig.

Bijlage 5 Onderzoek normering hulp bij het huishouden Utrecht KPMG_Plexus_Bureau_HHM_gemeente_Utrecht

bijlage 5: Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ van 12 augustus 2016 van KPMG Plexus en HHM: leent zich niet voor publicatie in het elektronisch gemeenteblad; deze bijlage wordt bekendgemaakt door deze voor een ieder ter inzage te leggen van 26 juli tot en met 18 oktober 2017 in de gemeentewinkel gelegen aan de Grote Markt 24 te Hulst.


Noot
1

Bron: Besluit Maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017

Noot
2

Tarieven gelden voor de partijen met wie de gemeente contractafspraken heeft. Voor landelijke organisaties zoals bijvoorbeeld Visio en GGMD worden de landelijke contractafspraken ingeroepen met de daarbij horende tarieven.

Noot
1

Mobiliteit kan zowel op somatisch als psychiatrisch vlak gelezen worden.