Regeling vervallen per 24-12-2015

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente IJsselstein 2010

Geldend van 28-10-2010 t/m 23-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente IJsselstein 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid van de IOAW en IOAZ;

    • d.

      uitkeringsnorm: het netto bedrag van de op belanghebbende van toepassing zijnde grondslag, bedoeld in artikel 5 van de IOAW en de IOAZ;

    • e.

      maatregel: het geheel of gedeeltelijk weigeren van de uitkering als bedoeld in artikel 20 van de IOAW en de IOAZ door middel van het geheel of gedeeltelijk verlagen van de uitkeringsnorm.

    • f.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 8 van de IOAW en de IOAZ;

    • g.

      belanghebbende: de persoon die recht heeft op een uitkering ingevolge de IOAW voor zover de persoon is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    • h.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein;

    • i.

      benadelingsbedrag: het bruto bedrag aan inkomensvoorziening dat aan belanghebbende ten onrechte is uitbetaald op grond van de IOAW en IOAZ;

    • j.

      arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 4a, eerste lid onder a van de wet;

      • 2. alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Indien een belanghebbende zich naar het oordeel van het college schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 20 van de wet, dan wel de uit de wet, of de uit artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, dan wordt een maatregel opgelegd conform de bepalingen in deze verordening.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, indien:

    • a. de gedraging meer dan een jaar voor constatering ervan door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering is verleend.

    • b. de gedraging een schending van de inlichtingenplicht betreft en als gevolg daarvan ten onrechte uitkering is verleend, en deze meer dan vijf jaren voor constatering ervan door het college heeft plaatsgevonden.

    • c. de gedraging schending van de inlichtingenplicht betreft en als gevolg daarvan ten onrechte uitkering is verleend, en deze wordt onderzocht door het openbaar ministerie. De maatregel blijft definitief achterwege indien ter zake strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

    • d. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

    • e. het college hiertoe een dringende reden aanwezig acht.

    • 2. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van een dringende reden dan wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, de hoogte van het percentage of het bedrag van de maatregel en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van:

    • a.

      de ingangsdatum van de uitkering, wanneer de gedraging heeft plaatsgevonden voordat het recht op uitkering is ingegaan, of;

    • b.

      de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de gedraging heeft plaatsgevonden;

    • c.

      de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van een maatregel aan de belanghebbende schriftelijk is medegedeeld indien de uitkering reeds is uitbetaald, waarbij wordt uitgegaan van de voor die kalendermaand geldende uitkeringsnorm;

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald dan wel de uitkering wordt teruggevorderd.

Artikel 7 Gelijktijdigheid en herhaling van verwijtbare gedragingen

  • 1.

    Indien de belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan meerdere gedragingen als genoemd in artikel 2, eerste lid 1, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Hiervoor is de hoogte van de maatregel behorend bij de laatste gedraging leidend.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het tweede lid, wordt in plaats van de hoogte van de maatregel de duur van de maatregel verdubbeld, indien de maatregel wordt vastgesteld op 100%.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden, waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW en IOAZ, met uitzondering van de verplichting bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c van de IOAW en IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën.

1.Eerste categorie:

het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren;

    • b.

      het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 9 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      50% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

Artikel 10 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

    • 1.

      Onverminderd artikel 2, tweede lid, legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel;

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

    • 2.

      De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

Artikel 11 Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

    • 1.

      Onverminderd artikel 2, tweede lid, legt het college blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW of IOAZ en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

    • 2.

      De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12 Te laat verstrekken van gegevens

    • 1.

      Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 van de IOAW en IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

    • 2.

      Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien, waarbij kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

    • 1.

      Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW en IOAZ, dan wel artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering, wordt de maatregel vastgesteld aan de hand van het benadelingsbedrag.

    • 2.

      Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de maatregel bedoeld in het eerste lid op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: 10% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 40% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: 100% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

Artikel 14 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de

  • uitkering

    • 1.

      Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW en IOAZ, dan wel artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, 5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

    • 2.

      Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien, waarbij kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaren te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot het opleggen van een maatregel

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

    • 1.

      Indien de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW en IOAZ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid een maatregel opgelegd op de volgende wijze:

      • a.

        verbale uitingen of gedragingen zoals schelden of bedreigingen in het algemeen: 10% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

      • b.

        schade aan eigendommen of goederen van de gemeente: 20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

      • c.

        verbale gedragingen of bedreigingen gericht tegen de persoon: 50% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

      • d.

        lichamelijk geweld, al dan niet met letsel tot gevolg hebbende, gericht tegen het college of haar ambtenaren: 100% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

    • 2.

      De in het eerste lid genoemde maatregelen worden eveneens opgelegd, indien de uiting of gedraging plaatsvindt bij UWV WERKbedrijf dan wel zich richt tegen een derde die namens het college werkzaamheden verricht.

    • 3.

      In aanvulling op het gestelde in het eerste lid kan door, of namens het college, aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de belanghebbende de toegang tot het gemeentehuis worden ontzegd. De duur van de ontzegging is gekoppeld aan de ernst van de gedraging.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de openbare bekendmaking en is van kracht met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 18 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: "Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente IJsselstein 2010”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente IJsselstein, gehouden op
7 oktober 2010.