Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Kaag en Braassem 2018

Geldend van 18-07-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Kaag en Braassem 2018

De raad van de gemeente Kaag en Braassem;

gelet op artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidisciminatievoorzieningen;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Kaag en Braassem 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

  • b.

    besluit: het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

  • c.

    de antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

  • d.

    klacht: klacht bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de wet;

  • e.

    klachtbehandelaar: klachtbehandelaar als bedoeld in artikel 1 van het besluit;

  • f.

    klager: inwoner van de gemeente Kaag en Braassem die zich gediscrimineerd voelt en daarom een klacht wil indienen of heeft ingediend;

  • g.

    ingezetene: ingezetene als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3 Inrichting antidiscriminatievoorziening

  • 1. Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.

  • 2. De antidiscriminatievoorziening draagt er zorg voor dat de klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

  • 3. De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden bij een door de gemeente aangewezen antidiscriminatievoorziening.

Artikel 4 Protocol klachtenbehandeling

Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van de wet regelt in ieder geval:

  • a.

    de afdoeningstermijn van klachten;

  • b.

    de wijze van afdoening van klachten;

  • c.

    de registratie van klachten.

Artikel 5 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

  • 1. Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht schriftelijk, telefonisch, digitaal en persoonlijk te melden.

  • 2. Het college draagt zorg voor de deskundigheid van de medewerkers die meldingen op adequate manier opnemen en doorverwijzen naar de daarvoor aangewezen antidiscriminatievoorziening indien inwoners contact opnemen met de gemeente.

  • 3. Klager wordt door de medewerkers doorgeleid naar de antidiscriminatievoorziening.

Artikel 6 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. De Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Kaag en Braassem vastgesteld op 8 februari 2010 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt met terugwerkend kracht in werking op 1 januari 2018.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Inrichting Antidiscriminatie-voorziening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 27 juni 2018

de griffier,

drs. K.A. van der Pas

de voorzitter,

mr. K.M. van der Velde-Menting

1 Algemeen: Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

Artikel 1 van de Wet legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Artikel 2, tweede lid van de Wet stelt dat de gemeenteraad “bij verordening regels vastlegt omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening, bedoeld in artikel 1, en de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.” De wet is als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

De wet is nader ingevuld in het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Het besluit is als bijlage toegevoegd aan deze verordening. Omdat de nadere invulling die de Wet behoeft is geregeld in dit Besluit, kan deze verordening beknopt blijven.

Artikelgewijze toelichting verordening inrichting antidiscriminatievoorziening

Artikel 1

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 2

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. Voor de inrichting hiervan heeft het college een uitvoeringsovereenkomst van minimaal één jaar met een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid met de omgang met gegevens zal worden toegezien. Dit bureau heeft kwaliteitseisen van dienstverlening geformuleerd waaraan de leden zich hebben te houden. De deskundigheid van de klachtbehandelaars is daarmee gewaarborgd.

De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet- fysiek kan melden. De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent dat een burger redelijkerwijs op de hoogte is waar hij of zij terecht kan om een discriminatieklacht te melden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande publieksbalie (zie toelichting bij artikel 5). Onder niet-fysieke melding wordt verstaan de mogelijkheid voor de burger via sms, telefoon, brief of email de klacht te melden of in te dienen bij de door de gemeente aangewezen antidiscriminatievoorziening. Ook hier geldt dat de gemeente een zorgplicht heeft om zijn burgers kennis te laten nemen van deze mogelijkheden (publieksvoorlichting). De door de gemeente aangewezen antidiscriminatievoorziening verzorgt de PR en voorlichting aan de inwoners om hen bekend te maken met de voorziening.

Artikel 4

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”.

Artikel 5 lid 1:

De wet verlangt laagdrempeligheid van de antidiscriminatievoorziening. De antidiscriminatie-voorziening moet zich in de leefomgeving van burgers bevinden. Wij kiezen ervoor om aan te sluiten bij een antidiscriminatievoorziening welke actief is in de regio. Dit antidiscriminatievoorziening doet primair de klachtmelding. Burgers kunnen bij deze voorziening hun klachten digitaal, per post of telefonisch indienen (zie art 3b).

Er komt geen frontoffice of een apart loket voor melding discriminatieklachten. Burgers die in het gemeentehuis hun klacht melden worden door de gemeentelijke (loket)medewerkers van het WMO loket doorgeleid naar de antidiscriminatievoorziening.

In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Indien de persoon die de klacht indient een persoonlijk gesprek wenst met de consulent van de antidiscriminatievoorziening, stelt de gemeente een spreekkamer ter beschikking.

Artikel 5 lid 2:

De antidiscriminatievoorziening verzorgt de instructie voor het opnemen en doorverwijzing van de klachten voor de gemeentelijke medewerkers van het WMO loket en intermediaire organisaties uit het jongeren- en maatschappelijk werk.

Artikel 5 lid 3:

zie artikel 5 lid 2.

Artikel 6

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 7

Deze bepaling behoeft geen toelichting.