Regeling vervallen per 01-09-2014

Financiële verordening gemeente Kaag en Braassem 2011

Geldend van 23-12-2010 t/m 31-08-2014

Intitulé

Financiële verordening gemeente Kaag en Braassem 2011

De raad van de gemeente Kaag en Braassem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2010;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;b e s l u i t:vast te stellen de

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Kaag en Braassem

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

Voor de gehanteerde begrippen in deze verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de wet Fido, het besluit Begroting en verantwoording provincies engemeenten (BBV) en het besluit Accountantscontrole provincies en gemeenten.Voorts wordt in deze verordening verstaan onder:

  • 1.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • 2.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Kaag en Braassem en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd

  • 3.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1 De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2 Per programma wordt vastgesteld:a. wat de inhoud is van het programma;b. welk beleid de raad voor dit programma recent heeft vastgesteld;c. wat we willen bereiken (=de beoogde maatschappelijke effecten);d. wat we daarvoor gaan doen in het begrotingsjaar (=beleidsprestaties);e. wat het mag kosten.

  • 3 De raad stelt op voorstel van het college per programma de relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeenschappelijke beleid.

Artikel 3 Planning- en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de tussentijdse rapportage en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 In de financiële begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma´s en bij de jaarrekening wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma´s.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt inzicht gegeven in de te verwachten mutaties in het meerjarenbeeld ten opzichte van de lopende begroting.

  • 3 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5 Kader ontwerpbegroting

Het college biedt vooruitlopend op de begroting van het volgende begrotingsjaar een nota aan de raad ter vaststelling van de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren (de Kadernota).

Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2 Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3 Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid. Het college kan indien het daartoe aanleiding ziet, vooruitlopend op de tussentijdse rapportage afzonderlijke melding doen aan de raad.

  • 4 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet, inclusief de dekking aan de raad voor.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

  • 1 Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de programmabegroting van de gemeente van het lopende begrotingsjaar.

  • 2 Die tussentijdse rapportage vindt plaats per 1 juli van het begrotingsjaar en wordt behandeld in een vergadering van de raad in het najaar.

  • 3 In de tussentijdse rapportage worden bestedingsafwijkingen ten aanzien van ramingen voor wat betreft baten en lasten, investeringskredieten en de grondexploitatie groter dan € 10.000 toegelicht.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving (im)materiële vaste activa

  • 1 Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd en worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2 Investeringen met een aankoop- of vervaardigingsprijs minder dan € 10.000,- worden direct in het jaar van aanschaf of vervaardiging ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3 Aan investeringen wordt pas het eerste jaar na het jaar van ingebruikname volledige rente en afschrijving toegerekend.

  • 4 Bij investeringen die over meerdere jaren lopen en waarvan ingebruikname langer duurt, wordt over de boekwaarde per 1 januari rente berekend.

  • 5 Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd; er wordt niet op afgeschreven.

  • 6 Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut in de openbare ruimte worden, onder aftrek van bijdragen van derden, ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad te bepalen tijdsduur.

  • 7 Investeringen met een economisch nut worden annuïtair afgeschreven.

  • 8 Bij alle nieuwe investeringen (met een maatschappelijk en een economisch nut) wordt voor de gehele looptijd een vast rentepercentage gehanteerd. Dit rentepercentage is het renteomslagpercentage van de begroting van het jaar waarin tot de investering wordt besloten.Alleen bij zeer sterke wijzigingen van de marktrente kan het rentepercentage tussentijds worden gewijzigd. Dit wordt jaarlijks bij het opstellen van de begroting beoordeeld.

  • 9 In bijlage 1 zijn de te hanteren afschrijvingstermijnen opgenomen.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan ter goedkeuring aan de raad. In deze nota wordt ingegaan op de regels omtrent reserves en voorzieningen.

Artikel 10 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden in ieder geval betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1 Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en leges.

  • 2 De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 12 Financieringsfunctie

  • 1 Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor: a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren; b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s; c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisico norm dreigen te worden overschreden.

  • 3 Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college, indien mogelijk, zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4 Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het besluit treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 13 Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast deverplichte onderdelen van het BBV in ieder geval op:a. de kasgeldlimiet;b. de renterisiconorm;c. de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar;d. de rentevisie;e. de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 14 Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken wordt naast de verplichte onderdelen van het BBV ingegaan op het financiële belang van de gemeente in de verbonden partijen, alsmede het publiek belang dat met de verbonden partij wordt gediend.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 15 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, enzovoorts;

  • 3.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4.

    het bevorderen van en afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • 5.

    het verstrekken van vereiste informatie aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan de gemeente;

  • 6.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 16 Interne controle

  • 1 Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2 Het college draagt eenmaal in de vier jaar zorg voor de interne toetsing van de verschillende bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van de beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 3 Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig een voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4 Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

Artikel 17 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 18 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • 3.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 4.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 19 Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Artikel 20 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Kaag en Braassem.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van de bekendmaking met dien verstande dat zij van toepassing is op de begroting voor het jaar 2011 en volgende en treedt in de plaats van de op 4 oktober j.l. vastgestelde verordening.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Kaag en Braassem 2011´.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 13 december 2010de griffier,                                  de voorzitter,drs. B.S.M. Sepers                   mr. K.M. van der Velde-Menting 

Afschrijvingstabel 1

  • 1.

    Wanneer de afschrijvingstermijn hoger is dan de technische levensduur, bepaalt de technische levensduur de afschrijvingstermijn.

  • 2.

    Deze lijst is niet limitatief. Mocht een investering niet voorkomen, dient bij de bepaling van de afschrijvingstermijn uit te worden gegaan van de economische levensduur.

  • 3.

    De hieronder genoemde termijnen gelden slechts indien het betreft nieuwe investeringen. Voor in het verleden gedane investeringen blijven de bij die investering gekozen afschrijvingstermijn behouden.

* Ingevolge artikel 8, 7e lid, worden activa met een meerjarig maatschappelijk nut direct ten laste van de exploitatie gebracht, tenzij bij raadsbesluit anders wordt besloten. De dan te hanteren maximale afschrijvingstermijn staat tussen haakjes vermeld. ** Dit onderdeel vervalt indien de Wet regionalisering brandweer in werking is getreden.