Regeling vervallen per 13-08-2014

Klachtenregeling ongewenste omgangsvormen gemeente Kampen

Geldend van 01-01-2011 t/m 12-08-2014

Intitulé

Klachtenregeling ongewenste omgangsvormen gemeente Kampen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

 

overwegende dat in het kader van de ARBO-wet maatregelen dienen te worden genomen voor klachten over ongewenste omgangsvormen;

 

gelet op de verkregen instemming van de Ondernemingsraad;;

 

Besluiten vast te stellen de navolgende:

Klachtenregeling ongewenste omgangsvormen gemeente Kampen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerker: degene die werkzaam is bij of voor de gemeente Kampen en direkt of indirekt uit de gemeentekas wordt bezol­digd;

  • b.

    ongewenste omgangsvormen:

    a. handelingen/uitlatingen/gedragingen in de werksfeer, die

      • -

        tot doel of gevolg hebben dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of

      • -

        waardoor een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd;

  • b. seksuele intimidatie als bedoeld in artikel 3, lid 3 ARBO-wet.

  • e.

    vertrouwenspersoon: degene die door het bestuursorgaan is aange­we­zen en tot wie de medewerker zich kan wenden voor advies en onder­steu­ning;

  • f.

    klager: de medewerker die zich wegens ongewenste omgangsvormen wendt tot de vertrouwenspersoon of een klacht indient bij de klachtencommissie;

  • g.

    klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 9 van deze regeling;

  • h.

    aangeklaagde(n): degene(n) tegen wie de klacht wegens ongewenste omgangsvormen is gericht;

  • i.

    het bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Reikwijdte regeling

De medewerker die zich slachtoffer acht van ongewenste omgangsvormen kan zich wenden tot de vertrouwenspersoon en/of een klacht indienen bij de klachtencommissie.

Artikel 3 De vertrouwenspersonen

  • 1.

    De medewerker kan zich bij ongewenste omgangsvormen wenden tot een vertrou­wens­persoon.

  • 2.

    In overleg met de ondernemingsraad worden daartoe twee interne vertrouwens­personen aangewezen, te weten een vrouw en een man, waaruit de medewerker een keuze kan maken.

Artikel 4 Taak van de vertrouwenspersoon

  • 1.

    De vertrouwenspersoon heeft tot taak:

    • a.

      te fungeren als eerste aanspreekpunt;

    • b.

      ondersteuning te bieden naar het zoeken van oplossingen voordat een officiële klacht over ongewenste omgangsvormen wordt gedaan; de vertrouwenspersoon kan zich hierbij laten bijstaan door de teammanager PJC of de externe vertrouwenspersoon;

    • c.

      te adviseren bij doorverwijzing naar andere hulpverlenende instan­ties;

    • d.

      de begeleiding van een klacht, die wordt ingediend bij de klachtencommissie over te dragen aan een externe vertrouwenspersoon, als mogelijke belangenverstrengeling een rol speelt;

    • e.

      nazorg te verlenen.

  • 2.

    De vertrouwenspersoon verricht geen handelingen ter uitvoering van zijn/haar taak dan met toestemming van klager. Dit wordt bij voorkeur schriftelijk overeengekomen en vastgelegd.

Artikel 5 Geheimhouding

  • 1.

    De vertrouwenspersoon houdt een registratie bij van alle bij hem/haar ingediende meldingen van ongewenste omgangsvormen en de afdoening ervan. Slechts de vertrouwenspersoon heeft inzage in deze registratie. De stukken behorend bij de melding worden drie jaar na afdoening vernietigd.

  • 2.

    De vertrouwenspersoon kan de leidinggevende gevraagd en ongevraagd adviseren op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon legt verantwoording af over zijn/haar werk aan de gemeentesecretaris. De vertrouwenspersoon verschaft aan de gemeentesecretaris voor 31 januari een anoniem overzicht van de binnengekomen meldingen en de afdoening van de klachten in het voorgaande jaar.

Artikel 6 Geheimhouding

  • 1.

    De  vertrouwenspersoon dienen over al hetgeen zij in verband met de behandeling van een klacht vernemen volledige geheimhouding in acht te nemen.

  • 2.

    Personen die door de  vertrouwenspersonen worden geraadpleegd, alsmede degene die informatie hebben verschaft, zijn verplicht geheimhouding in acht te nemen. Zij dienen uitdrukke­lijk op deze geheimhoudingsplicht gewezen te worden.

Artikel 7 Bescherming

  • 1.

    Het bestuursorgaan draagt zorg voor bescherming van de werk­nemer die een klacht heeft ingediend.

  • 2.

    Deze bescherming geldt  voor een ieder die betrokken is geweest bij de behandeling van een klacht.

Artikel 8 Basis strafmaat

  • 1.

    Artikel 15:1:1 van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling en artikel 660 van boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepas­sing.

  • 2.

    Vaststelling van een ongewenste omgangsvorm wordt opgevat als plichtsver­zuim.

  • 3.

    Voor disciplinaire maatregelen baseert het bestuursorgaan zich op hoofdstuk 16 van de Collectieve en Lokale arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/LAR).

Artikel 9 De klachtencommissie

De gemeente Kampen is aangesloten bij een landelijke klachtencommissie: de Klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid. Zie hiervoor de Regeling Klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid Bijlage 1.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Klachtenregeling Ongewenste omgangsvormen”. 

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. De"Regeling ter voorkoming en bestrijding van intimidatie gemeente Kampen", welke is vastgesteld op 17 februari 2004, komt hiermee te vervallen.  

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen op 13 juli 2010
de secretaris,                                                  de burgemeester,
 
 
 
J.F. Goedegebure                                             drs. mr. B. Koelewijn
 

Toelichting bij klachtenregeling ongewenste omgangsvormen gemeente Kampen

Bijlage 1  

 

REGELING KLACHTENCOMMISSIE ONGEWENST GEDRAG  voor de GEMEENTELIJKE OVERHEID

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd gezag: het bestuursorgaan van de gemeente dat bevoegd is tot afdoening van een klacht met betrekking tot ongewenst gedrag;

  • b.

    commissie: de Klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid;

  • c.

    gemeente: de gemeente of gemeentelijke instelling die zich heeft aangesloten bij de commissie en deze regeling van toepassing heeft verklaard op de behandeling van klachten op het gebied van ongewenst gedrag;

  • d.

    ongewenst gedrag: gedrag dat valt binnen de begrippen seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, sub e. van de Arbeidsomstandighedenwet, alsmede discriminatie zoals bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling;

  • e.

    klacht: een door de klager ondertekend en van naam- en adresgegevens voorzien geschrift waarin het jegens hem ongewenste gedrag waarop de klacht betrekking heeft is omschreven;

  • f.

    klager: een persoon, niet zijnde een politieke ambtsdrager van de gemeente, die werkzaam is of werkzaam is geweest in de organisatie van de gemeente en een klacht over ongewenst gedrag indient;

  • g.

    aangeklaagde: een persoon, niet zijnde een politieke ambtsdrager van de gemeente, die werkzaam is of werkzaam is geweest in de organisatie van de gemeente en over wiens gedrag geklaagd wordt;

  • h.

    informant: degene die namens het bevoegd gezag informatie verstrekt aan de commissie.

 

Artikel 1a.    Klachten over politiek ambtsdragers

Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 1 onder g. de commissie ad hoc belasten met onderzoek naar en advies over een klacht, die betrekking heeft op ongewenst gedrag van een politiek ambtsdrager van de gemeente jegens klager.

 

Artikel 2.   Instelling, taakstelling en samenstelling van de commissie

  • 1.

    Er is een klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid.

  • 2.

    De commissie heeft tot taak een klacht te onderzoeken en daarover advies uit te brengen aan het bevoegd gezag.

  • 3.

    De commissie bestaat uit drie leden waaronder een voorzitter.

  • 4.

    De commissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Een lid van de commissie wordt vervangen als deze direct of indirect betrokken is geweest bij enige vorm van ongewenst gedrag waarover de klacht is ingediend dan wel een persoonlijk belang heeft bij de afhandeling van de klacht.

  • 6.

    Benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter, overige leden en hun plaatsvervangers geschiedt door de voorzitter van het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

  • 7.

    De voorzitter, overige leden en hun plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van zes jaar.

  • 8.

    De commissie kan een nadere werkwijze bepalen.

    

Artikel 3. Secretaris en administratie

  • 1.

    De voorzitter van het College voor Arbeidszaken wijst na overleg met de voorzitter van de commissie een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan.

  • 2.

    De administratie ten behoeve van de commissie wordt gevoerd door het secretariaat van het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

 

Artikel 4. Indienen van de klacht

  • 1.

    De klager dient een klacht bij de commissie in.

  • 2.

    In de klacht wordt zo mogelijk vermeld de datum, tijd, plaats van het ongewenst gedrag, de omstandigheden, de namen van aangeklaagde en eventuele getuigen, alsmede de stappen die klager reeds heeft ondernomen.

  • 3.

    Indien de klager de klacht indient bij het bevoegd gezag, bevestigt het bevoegd gezag de ontvangst van de klacht aan de klager en vermeldt daarbij dat de commissie over de klacht zal adviseren. Het bevoegd gezag zendt de klacht, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk door aan de commissie.

  • 4.

    De commissie bevestigt de ontvangst van de klacht aan de klager en stelt hem op de hoogte van de termijnen en de wijze van afdoening van de klacht.

 

Artikel 5. Ontvankelijkheid van de klacht

  • 1.

    Het bevoegd gezag verstrekt op verzoek van de commissie alle op de klacht betrekking hebbende gegevens waaronder de gemeentelijke klachtenregeling, de adres- en functiegegevens van de klager en de aangeklaagde, een overzicht van eventueel binnen de gemeente ondernomen stappen en reeds geproduceerde stukken met betrekking tot de klacht.

  • 2.

    De commissie neemt een klacht niet in behandeling indien deze niet valt binnen de begripsbepalingen van artikel 1 onder c, d, e, f en g van deze regeling.

  • 3.

    De commissie neemt een klacht niet in behandeling indien verplichte stappen uit de gemeentelijke klachtenprocedure niet zijn doorlopen. De commissie brengt de klager binnen twee weken na ontvangst van de klacht hiervan schriftelijk op de hoogte.

  • 4.

    De commissie kan de klacht voorts niet in behandeling nemen indien:

    a.  de klacht niet binnen een redelijke termijn nadat het ongewenste gedrag heeft plaatsgevonden aan de commissie is voorgelegd;

    b. er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 9:8, eerste en tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 6. Onderzoek naar de klacht

  • 1.

    Indien de commissie dit voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk acht stelt zij een onderzoek in.

  • 2.

    Ten behoeve van het onderzoek is de commissie bevoegd bij het bevoegd gezag alle inlichtingen in te winnen die zij voor de vorming van haar advies nodig acht; het bevoegd gezag verschaft de commissie de gevraagde inlichtingen en stelt de commissie desgevraagd in de gelegenheid de werkomgeving te aanschouwen.

  • 3.

    Het bevoegd gezag stelt personen werkzaam binnen de organisatie van gemeente in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 4.

    De commissie kan het bevoegd gezag adviseren tussentijdse maatregelen te nemen indien en voor zover dit in het belang is van het onderzoek of van de positie van de in het onderzoek betrokken personen.

 

Artikel 7. Horen

  • 1.

    Alvorens een advies uit te brengen stelt de commissie de klager, de aangeklaagde en de informant in de gelegenheid om te worden gehoord. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een ander lid van de commissie.

  • 2.

    Van het horen kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.

  • 3.

    De commissie zendt tijdig voorafgaand aan de hoorzitting aan de aangeklaagde - en voor zover nodig aan klager en informant - een afschrift van de klacht en van andere stukken die op de klacht betrekking hebben.

  • 4.

    De commissie hoort de klager en de aangeklaagde in beginsel buiten elkaars aanwezigheid. De commissie stelt klager en aangeklaagde in de gelegenheid van elkaars zienswijze kennis te nemen en daarop te reageren.

  • 5.

    De klager en aangeklaagde kunnen zich ter zitting laten bijstaan door een (raads)persoon.

  • 6.

    De commissie is bevoegd om getuigen, andere betrokkenen en deskundigen schriftelijk of mondeling te raadplegen.  

  • 7.

    De zittingen van de commissie zijn niet openbaar.

  • 8.

    Van het horen wordt een verslag gemaakt.

  • 9.

    De zittingen vinden zoveel mogelijk plaats op een voor partijen goed bereikbare locatie.

 

Artikel 8. Omgang met persoonsgegevens

  • 1.

    De commissie verzamelt en verwerkt uitsluitend persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van een advies. Bij de verwerking van persoonsgegevens zorgt de commissie voor beveiliging van de gegevens tegen verlies en onrechtmatige verwerking.

  • 2.

    Voor de commissie alsmede de secretaris geldt de plicht tot geheimhouding van persoonsgegevens voor zover overdracht van informatie niet noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak van de commissie. Wanneer de inhoud van bepaalde informatie uitsluitend ter kennisneming door de commissie dient te blijven wordt dit aan de commissie meegedeeld.

  • 3.

    De commissie wijst personen die worden gehoord of geraadpleegd op de vertrouwelijkheid van hetgeen ter zitting aan de orde komt.

 

Artikel 9. Advies over de klacht

  • 1.

    De commissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de klacht advies uit aan het bevoegd gezag over de gegrondheid van de klacht vergezeld van een rapport van bevindingen. Het rapport bevat een verslag van het horen.Een afschrift van het advies wordt aan klager en aangeklaagde toegezonden.

  • 2.

    In het advies kunnen aanbevelingen worden gedaan over door het bevoegd gezag te nemen maatregelen.

  • 3.

    Indien de commissie op grond van artikel 5, tweede of vierde lid, van deze regeling een klacht niet in behandeling neemt brengt de commissie zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de klacht advies uit aan het bevoegd gezag de klacht niet ontvankelijk te verklaren.Een afschrift van het advies wordt aan klager toegezonden.

 

Artikel 10. Afdoening van de klacht

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie bedoeld in artikel 9, eerste lid, klager en aangeklaagde schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de gegrondheid van de klacht alsmede de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Indien de conclusies van het bevoegd gezag afwijken van het advies van de commissie wordt de reden van die afwijking vermeld.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de afdoening bedoeld in het eerste lid voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan klager en aangeklaagde.

  • 3.

    Het bevoegd gezag stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie bedoeld in artikel 9, derde lid, klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de klacht alsmede de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan de afdoening bedoeld in het derde lid voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager. Indien de conclusies van het bevoegd gezag afwijken van het advies van de commissie wordt de reden van die afwijking vermeld

  • 5.

    Het bevoegd gezag zendt een afschrift van de conclusies bedoeld in het eerste en derde lid naar de commissie.

 

Artikel  11. Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt een verslag opgesteld door de commissie.

  • 2.

    In dat verslag worden in geanonimiseerde zin en met in achtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen vermeld:

    a.  het aantal klachten dat de commissie heeft ontvangen;

    b.  het aantal niet-ontvankelijk, (gedeeltelijk) gegrond en ongegrond geachte klachten;

    c.  de aard van de klachten;

    d.  statistische gegevens over klagers en aangeklaagden (man-vrouw; leeftijdscategorieën; leidinggevend of niet; geboren in Nederland of niet);

    e.  de doorlooptijd van de adviezen;

    f.  aanbevelingen en tendensen.

  • 3.

    Het verslag wordt toegezonden aan het bevoegd gezag van de gemeenten waarin deze regeling van toepassing is verklaard.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.