Regeling vervallen per 20-04-2022

Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen

Geldend van 01-01-2019 t/m 19-04-2022

Intitulé

Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

gelezen het advies van 20 november 2018, kenmerk 18ADV00546,

gelet op de artikelen 35, 36 en 36b Participatiewet en artikel 2.1.7 Wmo2015,

besluit vast te stellen, de

Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen

1. Wat kan de gemeente doen?

Financiële hulp van de gemeente

Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente Kampen kan doen, als inwoners bepaalde kosten niet kunnen betalen. Het is belangrijk dat inwoners hun noodzakelijke kosten kunnen betalen en kunnen meedoen aan maatschappelijke activiteiten. De gemeente kan voor bepaalde kosten bijspringen. Hoe en wanneer die hulp gegeven kan worden, leggen we in deze beleidsregels uit.

Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om hun problemen zelf op te lossen, kan de gemeente hulp aanbieden. De gemeente wil inwoners graag helpen om zelf een oplossing voor hun problemen te vinden. Dat sluit aan bij het ‘Kamper kompas’. Als er meer hulp nodig is, kan de gemeente meer doen. Dat betekent soms, dat de gemeente de kosten betaalt. Maar het is ook mogelijk dat een inwoner ergens anders terecht kan of de kosten zelf moet betalen. Samen met de inwoner bekijkt de gemeente wat de beste oplossing is voor het financiële probleem van de inwoner.

Doelen

De gemeenteraad heeft een aantal doelen vastgesteld in het armoedebeleid1. Het is belangrijk dat:

  • 1.

    kinderen geen last hebben van armoede, maar kunnen meedoen met maatschappelijke activiteiten, zoals schoolreisjes, lidmaatschap sportclubs en muzieklessen

  • 2.

    inwoners worden geholpen hun financiële zaken zelf te regelen

  • 3.

    inwoners met een laag inkomen kunnen meedoen aan activiteiten in de samenleving

  • 4.

    inwoners met een laag inkomen geen slechtere gezondheid hebben dan anderen

  • 5.

    jongeren een goede opleiding kunnen volgen en afronden

De beleidsregels helpen om deze doelen te bereiken.

1 Samen sterker: het vervolg, p.3

Regels

De gemeente heeft regels gemaakt om te kunnen beoordelen welke hulp ze kan geven. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Belangrijk is dat de oplossing past bij de doelen van de gemeente. Soms leveren de regels geen goed resultaat op. De regels lossen het probleem van de inwoner niet op terwijl dat wel hard nodig is. De gemeente kan dan van de regels afwijken en bijstand geven, als de persoonlijke situatie zwaarwegend genoeg is en er geen andere oplossing voor het probleem is.

Minimaregelingen

De gemeente heeft een aantal mogelijkheden om inwoners met een laag inkomen financiële hulp te geven. We noemen deze mogelijkheden ‘minimaregelingen’. De uitgangspunten en spelregels staan hieronder.

Bijzondere bijstand

Daarnaast is er nog de regeling over de bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand werkt als een vangnet. Het is ervoor bedoeld om inwoners te helpen hun noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. De bijzondere bijstand staat in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 staan de regels voor veel voorkomende kosten. Soms gelden daarvoor speciale regels.

Inhoudsopgave

Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen

Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen

1. Wat kan de gemeente doen?

2. Voorkomen is beter dan genezen

3. Waar kun je terecht voor hulp?

4. Minimaregelingen - algemeen

4.1 Welke regelingen zijn er?

4.2 Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?

4.3 Tellen het inkomen en vermogen mee?

4.4 Wat kan een inwoner krijgen?

5. De minimaregelingen uitgelegd

5.1 Meedoenbonnen

5.2 Collectieve zorgverzekering

5.3 Inkomenstoeslag

5.4 Studietoeslag

5.5 Schoolkostenregeling en vergoeding kosten excursies

5.6 Computerregeling

5.7 Tegemoetkoming zwemles

5.8 Regeling chronisch zieken

5.9 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen (uitvoering door team belasting en inning)

5.10 Jeugdsport- en cultuurfonds

6. Bijzondere bijstand – het vangnet voor bijzondere kosten

6.1 Hoe gaat het in zijn werk?

6.2 Hoe tellen het inkomen en vermogen mee?

7. Veel voorkomende kostensoorten

7.1 Woonkosten

7.2 Medische kosten

7.3 Andere kosten als gevolg van ziekte of handicap

7.4 Kosten van bewindvoerder, curator en mentor

7.5 Rechtsbijstand

7.6 Reiskosten

7.7 Begrafenis- of crematiekosten

7.8 Legeskosten voor verblijfsvergunning

7.9 Huishoudelijke apparaten en verhuizing

7.10 Baby-uitzet

7.11 Aanvullende uitkering voor jongeren

7.12 Stapeling van kosten

8. Wettelijke basis

2. Voorkomen is beter dan genezen

Het is beter financiële problemen te voorkomen, dan op te lossen. We vertellen daarom zo goed mogelijk over de hulp die inwoners met een laag inkomen kunnen krijgen. Dit kan financiële steun zijn, maar ook andere vormen van hulp. Zo kan de inwoner bijvoorbeeld hulp vragen bij ‘Financiën op Koers’ (FINOK). Dat is het samenwerkingsverband van Welzijn Kampen, De Kern, MEE, Humanitas, Dimence en de gemeente. Dit samenwerkingsverband zorgt er dan voor dat de vragen bij de juiste medewerker of instantie terecht komen. Het doel van FINOK is om inwoners van Kampen te helpen bij hun thuisadministratie/budgetbeheer en daarmee hun zelfredzaamheid op dit terrein te vergroten.

Daarnaast helpt de gemeente inwoners die moeite hebben om financieel rond te komen2. Ook zoekt de gemeente naar mogelijkheden om inwoners te bereiken die financiële steun nodig hebben, bijvoorbeeld via de eigen website en de website ‘bereken-uw-recht’3 te promoten. Ten slotte is er schulddienstverlening. Als inwoners schulden hebben die ze moeilijk kunnen aflossen, kan de gemeente hulp geven. Naast budgetadvies (hoe omgaan met geld) en budgetbeheer kan dan bijvoorbeeld de mogelijkheid van een schuldregeling worden onderzocht. De gemeente maakt dan afspraken met schuldeisers over gehele of gedeeltelijke afbetaling van de schulden4.

Deze maatregelen zijn gericht op het versterken van de zelfredzaamheid van inwoners, zodat inwoners zelfstandig een gezonde financiële huishouding kunnen voeren.

2 Zie: budgetbeheer@kampen.nl

3 Zie: https://www.berekenuwrechtplus.nl/nibud2.php

4 Zie: https://www.kampen.nl/schuldhulpverlening

3. Waar kun je terecht voor hulp?

Inwoners kunnen met vragen over geld en geldproblemen terecht bij de toegangen van het sociaal domein in Kampen. Dat zijn de balie inkomen en zorg in het stadhuis en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

Nadat de inwoner zich heeft gemeld, bespreekt een medewerker van de gemeente/CJG met de inwoner welk effect hij met zijn hulpvraag wil bereiken. Wat is er nodig? Hoe is de situatie van de inwoner? Wat kan de inwoner zelf doen om zijn financiële situatie te verbeteren? Welke (andere) voorzieningen zijn er mogelijk? In het gesprek beoordeelt de medewerker of de inwoner in aanmerking komt voor een (of meer) minimaregeling en kan een aanvraag in behandeling worden genomen.

4. Minimaregelingen - algemeen

4.1 Welke regelingen zijn er?

Het armoedebeleid van de gemeente Kampen kent tien regelingen voor inwoners met een laag inkomen. Het zijn:

  • 1.

    Meedoenbonnen voor maatschappelijke activiteiten

  • 2.

    Collectieve zorgverzekering

  • 3.

    Individuele inkomenstoeslag5 als aanvulling op een laag inkomen

  • 4.

    Individuele studietoeslag6 voor jongeren die studeren of op school zitten en een handicap hebben

  • 5.

    Schoolkostenregeling voor gezinnen met schoolgaande kinderen

  • 6.

    Computerregeling voor gezinnen met schoolgaande kinderen

  • 7.

    Tegemoetkoming zwemles

  • 8.

    Regeling voor chronisch zieken en gehandicapten

  • 9.

    Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen

  • 10.

    Jeugdsport- en cultuurfonds

In de verordening sociaal domein zijn de hoofdregels genoemd. Die zijn door de gemeenteraad vastgesteld. Deze hoofdregels worden hieronder voor de duidelijkheid herhaald, maar er worden nog enkele uitvoeringsregels aan toegevoegd. Dat is nodig om de regelingen goed te kunnen toepassen. De minimaregelingen hebben allemaal een bijzonder doel en ze gelden voor een specifieke doelgroep. Dit staat hieronder.

5 Verder: inkomenstoeslag

6 Verder: studietoeslag

4.2 Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?

De regelingen uit het armoedebeleid zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen. Dit zijn de belangrijkste basisvoorwaarden:

  • a.

    de inwoner is 18 jaar of ouder,

  • b.

    is bij de gemeente Kampen ingeschreven in de Basisregistratie personen, en

  • c.

    heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel.

Meedoenbonnen en de inkomenstoeslag zijn niet bedoeld voor studenten. De inkomenstoeslag is er ook niet voor inwoners die de AOW-leeftijd hebben bereikt. De AOW-uitkering is namelijk hoger dan de bijstandsnorm voor jongere inwoners. Voor sommige minimaregelingen gelden bijzondere voorwaarden: zie hierna.

Soms is het nodig, dat een inwoner gebruik maakt van de minimaregelingen, ook al voldoet hij niet aan alle voorwaarden. Dan kan die inwoner toch van die regeling gebruik maken. Denk bijvoorbeeld aan ouders van kinderen die anders niet kunnen meedoen met schoolactiviteiten.

4.3 Tellen het inkomen en vermogen mee?

De minimaregelingen zijn bedoeld voor inwoners die geen financiële buffer hebben. De gemeente gaat ervan uit dat dat zo is als het inkomen onder een bepaalde grens blijft. Die inkomensgrenzen verschillen per minimaregeling. De hoogte van die inkomensgrenzen hangt ook af van de leef- en woonsituatie. Op de website van de gemeente Kampen is te vinden welke inkomensgrenzen er gelden voor welke voorzieningen7. Dit zijn geen harde grenzen. Als een inwoner een hoger inkomen heeft, beoordeelt de gemeente per situatie of het toch nodig is om de inwoner in aanmerking te laten komen. De gemeente betrekt alle omstandigheden erbij.

Met inkomen wordt bedoeld: het maandelijkse netto loon of de netto uitkering. Het inkomen vergelijken we met de inkomensgrens zonder rekening te houden met vakantietoeslag. Voor het bepalen van het inkomen van een zzp’er/zelfstandige gaan we uit van de winst-verliesrekening of het inkomen dat bij de belastingaangifte is opgegeven.

De regels over inkomen die voor algemene bijstand gelden, gelden in principe ook voor de minimaregelingen. Inkomsten die voor de algemene bijstand worden vrijgelaten, worden ook voor de minimaregelingen vrijgelaten. De inwoner blijft altijd onder de inkomensgrens, als er loonbeslag op het inkomen ligt, als de inwoner in de wsnp zit (schuldsanering), of als er een minnelijke schuldregeling loopt (gericht op afbetalen van een schuld).

Het vermogen telt meestal ook mee, maar soms is dit anders geregeld. Dan geven we dat aan. Vermogen wordt in ieder geval vrijgelaten als het onder de grens blijft die voor een bijstandsuitkering geldt. Een eigen huis telt niet mee bij het vermogen, behalve als het gaat om kwijtschelding belastingen (voor bijzondere bijstand gelden andere regels. Zie hoofdstuk 7).

7 Zie https://www.kampen.nl/ondersteuning-lage-inkomens

4.4 Wat kan een inwoner krijgen?

Wat een inwoner kan krijgen verschilt per regeling. Hieronder staan de verschillende regelingen. Bij iedere regeling staan de bedragen die een inwoner kan krijgen. Deze bedragen gelden voor een kalenderjaar. De bedragen van de inkomenstoeslag en de studietoeslag worden op 1 januari van elk kalenderjaar aangepast aan de zgn. consumentenprijsindex. Die index geeft de ontwikkeling aan van de prijzen die consumenten moeten betalen voor de dagelijkse kosten. De andere normbedragen kan de gemeente aanpassen als dat nodig is.

5. De minimaregelingen uitgelegd

5.1 Meedoenbonnen

Wat is het doel?

Het doel van de Meedoenbon is om inwoners met een laag inkomen te helpen om mee te doen aan sportieve of sociaal-culturele activiteiten. Met de Meedoenbon kunnen zulke kosten worden betaald.

Wanneer kun je Meedoenbonnen krijgen?

Meedoenbonnen zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen en met weinig of geen vermogen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrens uit de Participatiewet en wordt op een eenvoudige manier getoetst. De gemeente beoordeelt niet of er een auto of eigen huis is. Inwoners die volledig en blijvend arbeidsongeschikt zijn en een WIA-uitkering hebben (80-100%), hebben in ieder geval recht op Meedoenbonnen als ze een inkomen hebben tot 110% van de bijstandsnorm voor iemand die AOW ontvangt. Ieder gezinslid kan per kalenderjaar Meedoenbonnen ter waarde van € 100,- krijgen.

Wat kun je met een Meedoenbon doen?

Met de Meedoenbon kan een inwoner de kosten om te kunnen sporten, mee te doen aan culturele activiteiten, schoolactiviteiten of maatschappelijke activiteiten in de gemeente Kampen betalen . De gemeente heeft met een aantal organisaties de afspraak gemaakt dat zij Meedoenbonnen accepteren. Ook bij de ‘Kringloop Kampen’ kun je met Meedoenbonnen terecht8. Bij een huwelijk of registratie van partnerschap kunnen de inwoners de legeskosten voor de huwelijksvoltrekking of het geregistreerd partnerschap op verzoek kosteloos, met Meedoenbonnen betalen.

8 Zie: https://kringloopkampen.nl

Hoe vraag je aan?

Je vraagt Meedoenbonnen aan met een aanvraagformulier van de gemeente.

5.2 Collectieve zorgverzekering

Wat is het doel?

De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners goed verzekerd zijn tegen medische kosten. Daarom heeft de gemeente een collectieve zorgverzekering (CZM) afgesloten voor inwoners met een laag inkomen bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. De CZM geeft een uitgebreidere vergoeding en een lagere premie.

Wanneer kun je meedoen met de collectieve zorgverzekering?

Inwoners die zich verzekeren bij Zilveren Kruis kunnen meedoen met de CZM. De CZM is bedoeld voor inwoners met een laag inkomen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. De gemeente beoordeelt niet of er een auto, eigen huis of schulden zijn. Kinderen tot 18 jaar zijn gratis meeverzekerd. Er is geen medische (toegangs)toets. Uitgesloten zijn wanbetalers. Dat zijn verzekerden die zes maanden de premie niet betalen.

Inwoners die bij een andere zorgverzekeraar verzekerd zijn, moeten overstappen naar Zilveren Kruis om mee te kunnen doen. Ze moeten dan een aanvraag voor de CZM indienen voor 1 januari van het daaropvolgende jaar. Dat is alleen mogelijk in de periode van half november tot 1 januari. Deelname aan de CZM gaat dan in op 1 januari.

Inwoners moeten wijzigingen in de gezins- en woonsituatie doorgeven aan Zilveren Kruis én de gemeente. Wijzigingen in het inkomen, waardoor inwoners boven de genoemde inkomensgrens komen, moeten ze doorgeven aan de gemeente. Een inkomen boven de inkomensgrens of een verhuizing naar een andere gemeente in Nederland betekent niet meteen het einde van de verzekering. De verzekering blijft doorlopen in het kalenderjaar, tenzij de inwoner aangeeft dat die eerder beëindigd kan worden.

Wat kun je krijgen?

Inwoners krijgen een korting op de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekeringen. De gemeente draagt per maand per betalende verzekerde € 7,50 bij. De vergoedingen zijn ook iets uitgebreider9.

Hoe vraag je aan?

Je vraagt de CZM aan met een aanvraagformulier van de gemeente. Daar horen ook bewijsstukken bij10. Inwoners met een bijstandsuitkering kunnen ook met hun verzekeringspolis aan de balie Inkomen en zorg komen.

9 Zie https://www.zilverenkruis.nl

10 Zie: https://kampen.nl/ondersteuning-lage-inkomens/zorgverzekering

5.3 Inkomenstoeslag

Wat is het doel?

De inkomenstoeslag is een jaarlijks extraatje dat het inkomen aanvult. Deze aanvulling is bedoeld voor inwoners die al lange tijd van een laag inkomen rond komen, zonder dat er uitzicht is op een stijging van dat inkomen. De inkomenstoeslag kan per kalenderjaar worden aangevraagd en verstrekt.

Wanneer kun je de inkomenstoeslag krijgen?

De inkomenstoeslag is er voor alle inwoners van 21 jaar tot de AOW-leeftijd die al 36 maanden een inkomen hebben rond de bijstandsnorm. De inwoner blijft langdurig een laag inkomen hebben, als het inkomen tijdens deze periode de bijstandsnorm in totaliteit niet meer dan € 600,-- te boven gaat. Er mag geen vermogen zijn dat boven de vermogensgrens in de Participatiewet ligt.

De gemeente Kampen gaat ervan uit, dat studenten uitzicht hebben op een stijging van het inkomen na afloop van de studie. De inkomenstoeslag is er niet voor hen.

Wat kun je krijgen?

De inkomenstoeslag is per kalenderjaar (voor 2018):

  • a.

    € 385,- voor een alleenstaande

  • b.

    € 485,- voor een alleenstaande ouder

  • c.

    € 540,- voor gehuwden

Als de inwoner een partner heeft die geen recht heeft, dan wordt het normbedrag voor een alleenstaande (ouder) toegepast. Denk aan de partner zonder geldige verblijfstitel.

De normbedragen worden jaarlijks aangepast aan de prijsontwikkeling voor consumptiegoederen.

Hoe vraag je de inkomenstoeslag aan?

Je vraagt de inkomenstoeslag per kalenderjaar aan met een aanvraagformulier van de gemeente. De gemeente beoordeelt of de inwoner op de aanvraagdatum aan de voorwaarden heeft voldaan.

5.4 Studietoeslag

Wat is het doel?

De studietoeslag geeft studenten met een arbeidsbeperking een financieel steuntje in de rug. Het gaat om studenten, die een beperking hebben en niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. De toeslag helpt de studenten om hun studie succesvol af te ronden. Deze voorziening past bij de inclusieve samenleving, waarin inwoners met een beperking volwaardig meedoen.

Wanneer kun je de toeslag krijgen?

De studietoeslag is er voor alle inwoners van 18 jaar of ouder die recht hebben op studiefinanciering van DUO. Het maakt niet uit of de studiefinanciering een lening of een schenking is. De studietoeslag is er ook voor inwoners die onderwijs volgen en een tegemoetkoming krijgen in de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de WTOS. Het gaat dan bijvoorbeeld om scholieren die volwassenen-onderwijs volgen (VAVO). De studietoeslag is bedoeld voor studenten en scholieren die niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen maar wel kunnen werken. Scholieren/studenten die kunnen worden opgenomen in het doelgroepregister van de banenafspraak kunnen de studietoeslag ook krijgen. Dat geldt voor scholieren van 18 jaar of ouder die VSO, Praktijkonderwijs of MBO-entree volgen. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrens in de Participatiewet.

Wat kun je krijgen?

De studietoeslag is gelijk aan 20% van het wettelijk minimumloon dat bij de leeftijd hoort. De studietoeslag wordt per maand verstrekt.

Hoe vraag je de studietoeslag aan?

Je vraagt de studietoeslag aan met een aanvraagformulier van de gemeente. De gemeente geeft de toeslag voor de duur van de studie/school. De student hoeft dan dus maar één keer een aanvraag in te dienen.

Let op!

  • -

    Studenten met een Wajong-uitkering hebben geen recht op de studietoeslag. Voor hen is er een regeling binnen de Wajong.

  • -

    Een belangrijke doelgroep is: jongeren van 18 jaar of ouder die langer op het speciaal onderwijs of praktijkschool zitten.

5.5 Schoolkostenregeling en vergoeding kosten excursies

Wat is het doel?

Ouders met schoolgaande kinderen maken vaak extra kosten omdat hun kinderen naar school gaan. De schoolkostenregeling zorgt ervoor dat bepaalde kosten worden vergoed voor kinderen uit gezinnen die het nodig hebben. De gemeente vindt het belangrijk dat de overstap van een kind naar het voortgezet onderwijs financieel makkelijker wordt gemaakt. Daarnaast voelen kinderen zich buitengesloten als zij op school of bij de (sport)vereniging om financiële redenen niet kunnen deelnemen aan excursies, schoolreisjes, school- en verenigingskampen. De gemeente kan daarom de kosten vergoeden die deze gezinnen voor hun kinderen maken omdat ze naar school gaan. Het gaat om kosten zoals voor de aanschaf van een fiets, rugtas en schoolboeken.

Wanneer kun je de schoolkostenregeling en vergoeding van de kosten voor excursies krijgen?

Deze regelingen zijn er voor gezinnen met schoolgaande kinderen die extra financiële ondersteuning nodig hebben, omdat ze een laag inkomen hebben en niet goed financieel rond kunnen komen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen wordt niet meegeteld als dit onder de vermogensgrens uit de Participatiewet blijft.

Wat kun je krijgen?

  • De schoolkostenregeling vergoedt maximaal € 300,- per kind dat van basis- naar voortgezet onderwijs gaat. Het gaat om de kosten die verband houden met het volgen van onderwijs, zoals de aanschaf van een fiets, rugtas, en leermiddelen die de school niet betaalt.

  • Scholen kunnen voor kosten van excursies, schoolreisjes e.d. een vergoeding van de gemeente krijgen voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen. Een basisschool kan per kind een vergoeding krijgen van maximaal € 150,-. Als het gaat om het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs dan kan per kind maximaal € 300,- worden verstrekt. Verenigingen kunnen maximaal € 100,- per kind krijgen voor sportkampen e.d.

Hoe vraag je de schoolkostenregeling en vergoeding voor kosten excursies aan?

Je vraagt de schoolkostenregeling (overgang van basis- naar voortgezet onderwijs) aan met een aanvraagformulier van de gemeente. Dat geldt ook voor een aanvraag voor vergoeding van de kosten van excursies, schoolreisjes e.d.

5.6 Computerregeling

Wat is het doel?

Kinderen die naar school gaan moeten vaak een laptop of computer hebben voor het volgen van onderwijs. Als de school daar geen regeling voor heeft of een laptop ter beschikking stelt, kan de gemeente gezinnen helpen om een laptop/computer aan te schaffen voor hun kinderen die naar school gaan.

Wanneer kun je de computerregeling krijgen?

De computerregeling is er voor gezinnen met kinderen die naar het basis- voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs gaan en die extra financiële ondersteuning nodig hebben, omdat ze een laag inkomen hebben en niet goed financieel rond kunnen komen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen wordt niet meegeteld als dit onder de vermogensgrens uit de Participatiewet blijft.

Wat kun je krijgen?

De computerregeling vergoedt maximaal € 450,- per gezin voor één of meer kinderen die naar het basisonderwijs gaan. De vergoeding wordt eenmaal in de vier jaar verstrekt. Gaat het om gezinnen met kinderen die naar het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs gaan, dan vergoedt de computerregeling maximaal € 450,- per kind.

Hoe vraag je de computerregeling aan?

Je vraagt de computerregeling aan met een aanvraagformulier van de gemeente. Het bedrag voor de computer maakt de gemeente rechtstreeks over aan de leverancier op basis van een pro-formarekening (een offerte van de leverancier).

5.7 Tegemoetkoming zwemles

Wat is het doel?

Het is belangrijk dat alle kinderen kunnen zwemmen. Zwemlessen kosten geld. De kosten van zwemlessen kan de gemeente gedeeltelijk vergoeden vanuit het Zwemfonds.

Wanneer kun je de tegemoetkoming krijgen?

De tegemoetkoming is er voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 6 tot 18 jaar die een zwemdiploma willen halen en de kosten niet zelf kunnen betalen. Voor de zwemlessen betaalt de inwoner een eigen bijdrage. De eigen bijdrage voor het zwempakket is € 300 (2018). Het bedrag betaalt de inwoner in twaalf termijnen van € 25 aan Zwemfonds Kampen. Bij de aanvraag gaat de inwoner akkoord met deze betalingsverplichting.

Hoe vraag je de tegemoetkoming aan?

Je kunt een aanvraag voor het zwemfonds alleen doen via een intermediair11. Een intermediair is iemand die vanwege zijn beroep bij de opvoeding of ontwikkeling van het kind betrokken is. Denk bijvoorbeeld aan een leerkracht, een hulpverlener van het Centrum voor Jeugd en Gezin, een sportbuurtwerker of de huisarts.

11 De intermediair doet de aanvraag op de website https://www.allekinderendoenmee.nl via het formulier Jeugdsportfonds Kampen.

5.8 Regeling chronisch zieken

Wat is het doel?

De regeling chronisch zieken helpt inwoners met een laag inkomen die langdurig hoge zorgkosten hebben. Deze voorziening is bedoeld voor inwoners met een chronische ziekte of beperking die extra zorgkosten maken. De regeling chronisch zieken past bij de inclusieve samenleving. Ook deze inwoners moeten volwaardig kunnen meedoen.

Wanneer kun je de regeling chronisch zieken krijgen?

De regeling chronisch zieken is er voor inwoners die een chronische ziekte hebben als bedoeld in het Nationaal kompas Volksgezondheid12 en die een laag inkomen hebben. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen wordt niet getoetst.

Wat kun je krijgen?

De regeling chronisch zieken is een vast bedrag van € 250,- per persoon per kalenderjaar. Inwoners krijgen een lagere vergoeding als zij een tegemoetkoming van het UWV vanwege arbeidsongeschiktheid ontvangen. De vergoeding is dan € 75,- per persoon per kalenderjaar.

Hoe vraag je de regeling chronisch zieken aan?

Je vraagt de regeling chronisch zieken aan met een aanvraagformulier van de gemeente.

12 zie ook https://www.kampen.nl/ondersteuning-lage-inkomens/tegemoetkoming-chronisch-zieken-en-gehandicapten en https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/chronische-ziekten-en-multimorbiditeit/cijfers-context/huidige-situatie#definities

5.9 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen (uitvoering door team belasting en inning)

Wat is het doel?

De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een laag inkomen niet te zwaar belast worden. Daarom kunnen deze inwoners onder bepaalde voorwaarden kwijtschelding van gemeentelijke belastingen krijgen.

Wanneer kun je kwijtschelding krijgen?

Kwijtschelding is er voor inwoners die een inkomen hebben dat niet hoger is dan de bijstandsnorm. Daarnaast zijn er enkele andere voorwaarden13.

Wat kun je krijgen?

Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor:

  • Rioolheffing

  • Afvalstoffenheffing

Soms wordt een deel van de belastingen kwijtgescholden. Kwijtschelding is niet mogelijk voor de belastingen voor een eigen bedrijf of een zelfstandig beroep.

Hoe vraag je kwijtschelding aan?

Je vraagt kwijtschelding aan met een aanvraagformulier van de gemeente14.

13 zie: https://www.kampen.nl/belastingen-en-heffingen/kwijtschelding

14 Zie vorige noot

5.10 Jeugdsport- en cultuurfonds

Het is belangrijk dat alle kinderen kunnen sporten en kunnen meedoen met kunst- en cultuuractiviteiten. Voor gezinnen die hun kinderen willen laten sporten en die extra financiële ondersteuning nodig hebben, kan het Jeugdsportfonds hulp geven. Het fonds is er voor kinderen van 6 tot en met 17 jaar. Het fonds betaalt de contributie en vergoedt de sportattributen tot een maximum van € 225 per 12 maanden per kind/sportseizoen.

Voor gezinnen die hun kinderen willen laten meedoen aan kunst- en cultuuractiviteiten en die extra financiële ondersteuning daarbij nodig hebben, kan het Jeugdcultuurfonds Kampen voor uw kind een tegemoetkoming krijgen voor het lesgeld, de benodigde attributen of de huur van een muziekinstrument. Het fonds is er voor kinderen van 4 tot en met 17 jaar. Het fonds betaalt een bijdrage van maximaal € 450 per kind per cursusjaar15.

15 Voor meer informatie: www.kampen.nl/ondersteuning-lage-inkomens

6. Bijzondere bijstand – het vangnet voor bijzondere kosten

6.1 Hoe gaat het in zijn werk?

Soms moet een inwoner bepaalde kosten maken waarvoor hij geen geld heeft. Een inkomensconsulent van de gemeente kan dan samen met de inwoner nagaan hoe dat probleem het beste kan worden opgelost. De inkomensconsulent bespreekt met de inwoner het volgende:

Stap 1: Wat is het probleem van de inwoner precies?

Samen met de inwoner brengt de inkomensconsulent van de gemeente in kaart welk effect de inwoner wil bereiken. Wat vraagt de inwoner precies en wat is er nodig? Hoe groot en hoe ‘urgent’ is de hulpvraag van de inwoner? De inkomensconsulent betrekt daarbij de persoonlijke situatie van de inwoner. Soms is informatie van andere instanties nodig om een goed beeld te krijgen. Belangrijke vraag is: wat gebeurt er als het probleem niet wordt opgelost? Wat zijn dan de gevolgen voor de inwoner én voor zijn omgeving?

Stap 2: Wat is er nodig om het probleem op te lossen?

De inkomensconsulent beoordeelt samen met de inwoner hoe het beoogde effect bereikt kan worden: Wat is er echt nodig, wat kan de inwoner zelf doen (eigen kracht) en welke rol kunnen andere personen of organisaties spelen. Het past bij de grondwaarden van de Participatiewet om eerst te onderzoeken of de kosten via een andere organisatie of via het sociale netwerk kunnen worden vergoed. Als de inwoner via een andere regeling een vergoeding kan krijgen voor de kosten, dan gaat die voor. Zo’n regeling wordt ook wel een voorliggende voorziening genoemd. Bekende voorliggende voorzieningen zijn:

  • a.

    Zorgtoeslag, voor de kosten van de zorgverzekering

  • b.

    Huurtoeslag, voor de kosten van huur

  • c.

    Wmo, voor maatschappelijke participatie, zoals het kunnen voeren van een huishouding of voor mobiliteit in de directe omgeving

Soms heeft de inwoner hulp nodig om een andere voorziening aan te vragen. FINOK (Financiën op koers) kan helpen met het aanvragen van toeslagen en kwijtschelding financiën16. Gaat het om een voorziening van de gemeente, zoals de Wmo, dan zorgt de inkomensconsulent ervoor dat de vraag van de inwoner bij het juiste ‘loket’ terechtkomt.

16 Zie: https://FINOK.nl

Als er een voorziening is die de kosten voldoende vergoedt, dan hoeft de gemeente geen bijzondere bijstand te verstrekken. De voorziening is dan ‘passend en toereikend’. Als een voorliggende voorziening de kosten niet (voldoende) vergoedt, beoordeelt de inkomensconsulent of bijzondere bijstand moet worden ingezet.

Stap 3: Voor wiens rekening komen de kosten?

Als er geen andere mogelijkheden zijn om de kosten te betalen kan bijzondere bijstand in beeld komen. Kosten die niet noodzakelijk zijn, blijven voor rekening van de inwoner. Het ligt op de weg van de inwoner om de noodzaak aannemelijk te maken. Als dat de inwoner niet lukt, kan de consulent een deskundige te vragen om advies uit te brengen, bijvoorbeeld om de waarde van een bezitting te taxeren.

Noodzakelijke kosten moet de inwoner normaal gesproken uit het inkomen betalen. Dat is anders als er iets bijzonders aan de hand is. Bijzondere bijstand is bedoeld voor noodzakelijke kosten die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als de kosten onvoorzien of onvoorzienbaar hoog zijn, of als ze door allerlei betalingsverplichtingen niet kunnen worden betaald.

Hoe wordt bepaald welke kosten noodzakelijk en bijzonder zijn?

De inkomensconsulent bepaalt of de kosten ‘noodzakelijk’ en ‘bijzonder’ zijn. Belangrijk is daarbij de vraag: wat is het effect voor de inwoner als de gemeente de kosten wel/niet betaalt uit de bijstand? De inkomensconsulent betrekt daarbij de doelen die de gemeenteraad met het armoedebeleid heeft gesteld. Het is belangrijk dat:

  • 1.

    Kinderen geen last hebben van armoede

  • 2.

    Inwoners worden geholpen hun financiële zaken zelf te regelen

  • 3.

    Inwoners met een laag inkomen kunnen meedoen aan activiteiten in de samenleving

  • 4.

    Inwoners met een laag inkomen geen slechtere gezondheid hebben dan anderen

  • 5.

    Jongeren een goede opleiding kunnen volgen en afronden

Het genomen besluit moet eraan bijdragen dat deze doelen worden bereikt.

In hoofdstuk 7 zijn kosten beschreven die veel voorkomen. Soms wordt van een kostensoort aangenomen dat deze noodzakelijk is en bijdraagt aan het behalen van de doelen van de gemeenteraad. Dat staat daar dan bij aangegeven.

Stap 4: Welke bijstand is er echt nodig?

De gemeente verstrekt niet meer bijstand dan echt nodig is. Wat er nodig is, is per situatie verschillend. Dat bespreekt de consulent met de inwoner. De gemeente bepaalt uiteindelijk wat nodig is. De bijstand vergoedt in principe de goedkoopste en meest eenvoudige uitvoering. Deze uitgangspunten vloeien voort uit de grondwaarden van de Participatiewet. Voor een aantal kosten zijn er normbedragen, bijvoorbeeld door het NIBUD. In principe zijn dat maximumbedragen, maar er kan vanaf worden geweken als dat nodig is (maatwerk). Als de gemeente bijstand verstrekt, dan hangt de hoogte van de bijstand af van de soort kosten, eventuele vergoedingen van andere organisaties en van de financiële situatie van de inwoner. Of de inwoner eigen geld kan inzetten staat hieronder.

Stap 5: Welke vorm heeft de bijzondere bijstand?

Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift). Soms kan bijzondere bijstand als lening worden verstrekt. Dat is bijvoorbeeld zo als de bijstand bestemd is voor de aanschaf van huishoudelijke zaken als een wasmachine of koelkast. Bijzondere bijstand kan ook een lening zijn, als er op korte termijn voldoende geld voor de inwoner beschikbaar komt. Ten slotte kan de bijstand ook een lening zijn, als de inwoner schuld heeft aan het ontstaan van de kosten of als de inwoner de kosten had kunnen voorkomen.

Stap 6: Hoe kan bijzondere bijstand worden aangevraagd?

De gemeente heeft een aanvraagformulier vastgesteld. Daarmee kan de inwoner bijzondere bijstand aanvragen. Een hulpvraag voor bijzondere bijstand moet de inwoner zo snel mogelijk stellen aan de gemeente (Balie inkomen en zorg). Het is namelijk lastig om met terugwerkende kracht te beoordelen hoe de situatie precies is. De gemeente heeft daarom een termijn vastgesteld: binnen twee maanden na het ontstaan van de kosten moet de inwoner een aanvraag doen. De datum waarop de kosten zijn ontstaan is vaak terug te vinden op de factuur. Op de aanvraagdatum moet dan nog wel kunnen worden beoordeeld of de kosten noodzakelijk waren.

6.2 Hoe tellen het inkomen en vermogen mee?

Samen met de inwoner onderzoekt de consulent de financiële situatie. De inkomensconsulent beoordeelt of de inwoner de kosten zelf kan betalen. Als dat zo is, dan is het niet nodig om bijzondere bijstand te verstrekken. Als hulpmiddel om te beoordelen wanneer de kosten voor rekening van de gemeente kunnen komen, zijn de volgende uitgangspunten ontwikkeld.

Welk inkomen telt mee?

De gemeente sluit aan bij de Participatiewet. Wat de Participatiewet heeft vrijgelaten, telt voor bijzondere bijstand niet mee als inkomen. Daarnaast kijkt de gemeente alleen naar het inkomen dat echt beschikbaar is. Als er loonbeslag op het inkomen ligt, dan geldt de beslagvrije voet als inkomen. Dat is ook zo, bij een wettelijke of minnelijke schuldregeling.

Als de inwoner een inkomen heeft op bijstandsniveau, dan hoeft de inwoner uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. Ligt het inkomen boven de bijstandsnorm, dan kan het zijn dat de inwoner een deel van zijn inkomen moet bijdragen aan de kosten. Dat is de inbreng van de inwoner, en wordt ook wel draagkracht genoemd. Uitgangspunt is dat de inwoner 25% van het inkomen boven de bijstandsnorm aan de kosten bijdraagt. Bij schuldensituaties kan een budgetplan worden opgevraagd om te beoordelen of er ruimte is in het budgetplan om bepaalde kosten te betalen.

Tellen uitgaven mee?

Bij het vaststellen van het inkomen kan de gemeente bepaalde noodzakelijke uitgaven soms aftrekken van het inkomen. Het gaat in ieder geval om de eigen bijdrage die inwoners aan het CAK betalen voor zorg. Maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om kosten die erg hoog zijn in vergelijking met andere huishoudens en waar de inwoner niet aan kan ontkomen. Per situatie beoordeelt de inkomensconsulent dit.

Hoe wordt de inbreng van de inwoner berekend?

De inbreng bereken je in principe over de drie kalendermaanden die voorafgaan aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Is het inkomen inmiddels sterk gewijzigd, dan kan van een latere kalendermaand worden uitgegaan (bijv. de maand van aanvraag of de huidige maand).

Voorbeeld: Inwoner vraagt bijzondere bijstand aan voor reiskosten naar een partner in een inrichting. De reiskosten bedragen € 40,- per maand. Er zijn geen andere mogelijkheden om de kosten te betalen. Het inkomen ligt € 100,- boven de bijstandsnorm. Er zijn geen bijzondere uitgaven.

  • -

    maandinkomen(incl. v.t.) :

€ 1.000,-

  • -

    bijstandsnorm (incl. v.t.) :

€ 900,- -/-

------------------------------------------------------------

  • -

    Meerinkomen per maand :

€ 100,-

Inbreng inwoner :

25% van € 100,-

  • -

    Inbreng per maand :

€ 25,-

  • -

    Reiskosten per maand :

€ 40,-

  • -

    Bijstand per maand :

€ 15,-

  • -

    Overblijvende inbreng :

€ 0,-

Bij een volgende aanvraag voor bijzondere bijstand die binnen 12 maanden wordt ingediend, houden we rekening met de overgebleven inbreng (in het voorbeeld nihil). Als het inkomen (en het vermogen) of de omstandigheden inmiddels sterk veranderd zijn, kan een nieuwe berekening van de inbreng worden gemaakt. Dit is ter beoordeling van de inkomensconsulent.

Vermogensgrenzen

Het vermogen stellen we vast op dezelfde manier als voor de algemene bijstandsuitkering. Schulden trekken we daar vanaf. Het overblijvende vermogen telt niet mee als het onder de vermogensgrenzen uit de Participatiewet blijft. Ligt het vermogen daarboven dan kun je soms toch bijstand krijgen. Dat is bijvoorbeeld zo, als de inwoner op korte termijn hoge kosten moet maken, zodat het vermogen onder de vermogensgrens zal dalen.

Vermogen in de woning

Als de inwoner in een eigen huis woont, kijken we of er overwaarde is. Overwaarde telt niet mee als het onder de speciale vrijlatingsgrens voor de eigen woning in de Participatiewet valt. Is de overwaarde in de woning hoger, dan hangt het van de situatie af of we bijstand kunnen toekennen (maatwerk). We gaan er vanuit, dat als de gevraagde bijstand lager is dan € 1.200,-, de overwaarde niet meetelt. Daarboven kan het anders liggen. Dat is ondermeer afhankelijk van de hoogte van de overwaarde, de leeftijd van de inwoner, de gezinssituatie, de aard en verkoopbaarheid van de woning, etc.

7. Veel voorkomende kostensoorten

In dit hoofdstuk staan kostensoorten die veel voorkomen. Voor al deze kosten geldt dat de algemene voorwaarden voor bijzondere bijstand van toepassing zijn (hoofdstuk 6). Soms gelden er bijzondere regels. Deze staan hieronder.

7.1 Woonkosten

Voor het betalen van de huur is er vaak een voorliggende voorziening: de huurtoeslag. De wetgever gaat ervan uit dat deze toeslag voldoende is. Bijzondere bijstand voor de huur is niet mogelijk, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat kan het geval zijn, als een huurder over een deel van de eerste maand huur moet betalen. Daarover wordt geen huurtoeslag verstrekt. De bijstand is dan gelijk aan het evenredige deel van de huurtoeslag die de inwoner over die maand had kunnen ontvangen. Bijstand voor woonkosten heet woonkostentoeslag.

Als de inwoner geen huurtoeslag krijgt omdat de huur te hoog is, kan er ook een bijzondere situatie zijn. De inkomensconsulent bespreekt met de inwoner de oorzaak van de hoge woonlasten en de mogelijkheden om goedkopere woonruimte te zoeken en te verhuizen. De woonkostentoeslag berekenen we als volgt:

  • -

    Welke huurtoeslag zou de inwoner maximaal kunnen krijgen voor deze woning? Dat bedrag kan als bijzondere bijstand worden verstrekt

  • -

    In hoeverre zijn de woonkosten hoger dan de maximale huurgrens voor de betreffende woning in de situatie van de inwoner? Voor die hogere woonlasten kan dan ook bijzondere bijstand worden verstrekt

Onder woonkosten verstaan we de ‘kale’ huur. Dat is de huur die we voor de huurtoeslag meetellen. Daarnaast kunnen we servicekosten meenemen. Het gaat om de servicekosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt. Zie ook: www.toeslagen.nl. De woonkostentoeslag betalen we voor een afgebakende periode uit (in principe maximaal één jaar). De inwoner zet zich in om goedkopere woonruimte te zoeken.

Voor de huur van een kamer of voor kostgeld wordt in principe geen bijstand verleend. Voor de huur van een woonwagen is wel bijstand mogelijk.

Woonkostentoeslag bij eigen woning

Een inwoner met een eigen huis kan geen huurtoeslag krijgen. De inkomensconsulent bespreekt met de inwoner wat er nodig is. Dat hangt af van de omstandigheden en kan betekenen dat de inwoner de woning te koop zet en andere woonruimte zoekt. Als woonkostentoeslag nodig is, kan deze beperkt worden tot de periode die nodig is voor de verkoop, maar in principe voor maximaal één jaar. Is het nodig dat er woonkostentoeslag wordt verstrekt, dan geldt het volgende: de kosten van de hypotheekrente, de zakelijke lasten en een bedrag voor onderhoud (normen van het Ministerie van VROM) tellen we mee voor de hoogte van de woonkosten. We houden ook rekening met de (voorlopige) belastingteruggaaf. Op basis van deze woonkosten berekenen we de woonkostentoeslag op dezelfde manier als voor een huurwoning.

Waarborgsom, administratiekosten en eerste huur

Bij een noodzakelijke huisvesting of verhuizing, kan er sprake zijn van een bijzondere situatie. Als er geen andere mogelijkheden zijn om een waarborgsom, administratiekosten en/of de eerste huur te betalen, kunnen we bijzondere bijstand verstrekken. De bijstand voor een waarborgsom is in principe een lening. Met de inwoner worden afspraken gemaakt over terugbetaling. Als er ook bijzondere bijstand nodig is voor de inrichting van de woning, dan heeft dit gevolgen voor de maximale hoogte van de bijzondere bijstand voor de woninginrichting. Zie punt 7.9.

Woonlasten bij tijdelijke opname in een inrichting of bij detentie

Tijdens een opname in een inrichting zullen de woonlasten vaak doorlopen. Soms is het ook nodig dat het huisraad wordt opgeslagen. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt, als er geen andere mogelijkheden zijn. Gaat het om een langere opname dan beoordeelt de inkomensconsulent of het verstandig is om de huur op te zeggen. In de praktijk houden we een periode van maximaal één jaar als richtlijn aan.

Tijdens detentie kunnen we in principe geen bijstand voor doorlopende woonlasten verstrekken. In bijzondere situaties kunnen we een uitzondering maken. Belangrijk is de vraag: wat zijn de gevolgen als er geen bijstand wordt verstrekt?

7.2 Medische kosten

Voor medische kosten kan vaak een beroep worden gedaan op de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Met ‘medisch’ bedoelen we ook: psychosociaal. Het is in principe niet nodig om voor medische kosten bijzondere bijstand te verstrekken. Toch kan bijzondere bijstand soms noodzakelijk zijn omdat de genoemde regelingen de kosten niet (voldoende) vergoeden.

Collectieve zorgverzekering

Om de kosten van een zorgverzekering te beperken, is er een collectieve zorgverzekering met Zilveren Kruis afgesproken (zie hierboven 5.2). De inwoner is niet verplicht om daaraan mee te doen. Dat is een eigen keus.

Aanvullende bijstand mogelijk?

Voor overblijvende medische kosten kunnen we bijzondere bijstand verstrekken, zolang het gaat om kosten die noodzakelijk zijn. Die noodzaak nemen we aan, bij eigen bijdragen die door de wetgever zijn vastgesteld, zoals voor zittend ziekenvervoer. Voor medicijnen geldt, dat eigen bijdragen voor rekening van de inwoner blijven, als ook een goedkoper geneesmiddel gebruikt kan worden en er geen dringende medische noodzaak voor het duurdere middel is. De eigen bijdrage voor thuiszorg blijft voor eigen rekening van de inwoner. Dat geldt ook voor het eigen risico in de Zorgverzekeringswet.

Voor medische kosten die niet in het basispakket van de Zorgverzekeringswet zijn opgenomen, gaat de gemeente ervan uit dat deze niet noodzakelijk zijn of zo algemeen gebruikelijk, dat ze voor rekening van de inwoner blijven. Dit is bijvoorbeeld het geval bij brillen en contactlenzen of bij de huisapotheek. In bijzondere situaties kunnen we anders besluiten, op basis van een medische indicatie. Voor tandartskosten is bijzondere bijstand mogelijk als de kosten noodzakelijk zijn. Per situatie beoordelen we dit.

Voor bepaalde medische kosten is in het basispakket een maximum aantal behandelingen of een maximale vergoeding vastgesteld. Voor extra kosten geven we dan in principe geen bijstand. Voor sommige kosten geldt dat de eigen bijdrage ook wordt opgelegd omdat de inwoner geld bespaart. Dat is bijvoorbeeld zo voor orthopedisch schoeisel. Dan kan geen bijstand worden verleend voor het deel dat de inwoner bespaart. De NIBUD-prijzengids geeft daarvoor geschikte normen.

Hoogte van de bijstand?

Ook voor medische kosten geldt: de goedkoopste behandeling of uitvoering bepaalt de hoogte van de bijstand.

7.3 Andere kosten als gevolg van ziekte of handicap

Voor kosten , die raakvlakken hebben met medische kosten, kunnen we bijstand geven als de medische of sociale noodzaak is vastgesteld en de kosten niet op een andere manier kunnen worden vergoed.

Het gaat bijvoorbeeld om de kosten van batterijen bij gehoortoestellen, kosten van extra slijtage en bewassing van beddengoed en kleding als gevolg van chronische ziekte of handicap en extra stookkosten als gevolg van chronische ziekte of handicap. Om te bepalen welke extra stookkosten er zijn, gaan we uit van de vuistregel, dat elke graad verhoging van de temperatuur een extra verbruik met zich meebrengt van 7%.

Voor al deze kosten geldt, dat we alleen de extra kosten kunnen vergoed via de bijzondere bijstand. Om te bepalen hoe hoog die extra kosten zijn, maken we gebruik van de laatste NIBUD-prijzengids.

Sommige kosten zijn ook aftrekbaar voor de Inkomstenbelasting. Met die (mogelijke) aftrekbaarheid houden we geen rekening.

7.4 Kosten van bewindvoerder, curator en mentor

Soms heeft iemand een bewindvoerder, curator of mentor nodig. Een bewindvoerder kan nodig zijn als inwoners probleemschulden hebben of niet goed in staat zijn hun financiële huishouding zelf te voeren. De gemeente zet zich ervoor in dat deze inwoners goed worden ondersteund, bijvoorbeeld met budgetbeheer en schulddienstverlening. Als de rechter beschermingsbewind, curatele of mentorschap oplegt, dan zijn de kosten die daaraan zijn verbonden noodzakelijk. Voor deze kosten is bijzondere bijstand mogelijk. Het bedrag dat maximaal verstrekken wordt berekend volgens de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren17, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. De bijstand duurt in principe een jaar.

17 Zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0035730/2016-10-01

7.5 Rechtsbijstand

Als een inwoner rechtsbijstand nodig heeft, dan kan de inkomensconsulent met de inwoner de mogelijkheden bespreken. Is er een goedkope manier mogelijk, zoals een rechtsbijstandverzekering of iemand uit het eigen netwerk met juridische kennis, dan gaat dit voor. Ook hier geldt, dat we de goedkoopste passende manier vergoeden. Krijgt de inwoner een advocaat toegevoegd, dan kunnen we voor de eigen bijdrage bijstand verstrekken. Het maakt daarbij niet uit of de inwoner wel of niet eerst bij het juridisch loket is geweest. De eigen bijdrage kan volledig worden vergoed. Heeft de inwoner een advocaat die niet door de Raad voor de rechtsbijstand is toegevoegd, dan blijven de kosten in principe voor eigen rekening.

7.6 Reiskosten

Kosten voor vervoer moet de inwoner in principe zelf betalen als het gaat om privé-activiteiten of om werk. Dat kan anders liggen, als het gaat om noodzakelijke reiskosten naar een bestemming buiten de gemeente Kampen. Denk daarbij aan reiskosten voor een bezoek aan een gedetineerd of ernstig ziek gezinslid elders in Nederland. Als er geen andere voorziening in de kosten is en de inwoner geen andere (gratis) oplossingen heeft weten te vinden voor het vervoer (carpooling, beroep op vrienden en familie) kunnen we bijstand geven. Als de inwoner geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, kunnen we de kosten voor het gebruik van de auto vergoeden voor maximaal € 0,19 per km. In overleg met de inwoner bepaalt de inkomensconsulent hoe vaak een bezoek moet worden gebracht. Vuistregel is, dat hoe inniger de relatie, hoe vaker de reis noodzakelijk is.

7.7 Begrafenis- of crematiekosten

De kosten van een begrafenis of crematie moet de inwoner betalen uit de nalatenschap en een evt. uitvaartverzekering. Soms kan de inwoner een beroep doen op andere bronnen, zoals het sociaal netwerk. Als de inwoner de kosten niet kan betalen, kan die inwoner in aanmerking komen voor bijstand, als hij erfgenaam is en heeft meebetaald aan de uitvaart. Vuistregel is dat bijstand we bijstand verlenen tot maximaal het erfrechtelijk deel dat de erfgenaam aan kosten heeft, na aftrek van de uitkering van een uitvaartverzekering. Voor een crematie vergoeden we maximaal € 4.750,- en voor een begrafenis maximaal € 6.500,-. Dit bedrag delen we door het aantal erfgenamen. De bijstand betalen we op basis van de nota’s die de inwoner heeft opgestuurd.

Als de inwoner geen erfgenaam is, maar een andere verhouding tot de overledene had, dan beoordelen we per situatie of er bijstand kan worden verleend. Dit is afhankelijk van de aard van de relatie tot de overledene (partner, vriend, collega, etc.), de aanwezigheid en houding van erfgenamen, andere mogelijkheden om in de kosten te voorzien en eigen middelen.

7.8 Legeskosten voor verblijfsvergunning

Voor het aanvragen van een verblijfsvergunning moet een inwoner meestal kosten maken. Het gaat dan om legeskosten voor de behandeling van de aanvraag. Alleen bij een verlenging van de vergunning kan bijstand worden verstrekt voor deze kosten. De bijstand is ‘om niet’ (als gift) en verlagen we met het bedrag dat een Nederlander moet betalen voor een identiteitsbewijs. Bij een vervolgaanvraag binnen een periode van tien jaar (of vijf jaar voor een minderjarige) brengen we dit bedrag niet meer in mindering.

7.9 Huishoudelijke apparaten en verhuizing

Spullen die voor een huishouding noodzakelijk zijn komen in principe voor rekening van de inwoner. Heeft de inwoner geen andere mogelijkheden om reparatie, aanschaf of vervanging te kunnen betalen, dan kunnen we in bijzondere gevallen bijzondere bijstand geven. Het moet dan gaan om goederen die in een huishouden noodzakelijk zijn, zoals een wasmachine, koelkast of eettafel.

Gaat het om vervanging van een noodzakelijk apparaat, dan beoordeelt de inkomensconsulent eerst of reparatie mogelijk is. Als dit een passende oplossing is, gaat dat voor. Om te beoordelen of de vervanging noodzakelijk is, kan de consulent een huisbezoek afleggen.

De bijstand is in principe maximaal het bedrag dat in de NIBUD-prijzengids staat. Zijn de kosten lager, dan geven we het lagere bedrag. De bijstand heeft de vorm van een lening, tenzij dit niet zinvol is door de bijzondere omstandigheden in de individuele situatie. Dat is in ieder geval zo, als er een schuldregeling loopt, of als de inwoner in de wettelijke schuldsanering zit. Ook voor inwoners met AOW geldt dat we bijstand in principe ‘om niet’ verstrekken.

De bijstand wordt betaald op basis van een nota. Dit kan ook een nota zijn waarop het bedrag staat dat het gebruiksgoed gaat kosten (pro-formanota). De kosten worden zoveel mogelijk rechtstreeks aan de leverancier betaald.

Voor de volledige inrichting van een woning geldt hetzelfde als voor huishoudelijke apparaten. Er zijn enkele verschillen: De hoogte van de bijzondere bijstand berekenen we aan de hand van de door Divosa vastgestelde tabellen, die verschillen per type huishouden en aantal personen.

Gaat het om andere kosten, zoals verf en behang, dan kunnen we per huishouding een bedrag ‘om niet’ (als gift) geven. Daarvoor hebben we de volgende vuistregel: voor deze kosten geven we bij een éénpersoonshuishouden € 200,- en bij grotere huishoudens voor iedere extra bewoner € 25,- meer. De inwoner die deze bijstand krijgt, moet rekeningen bewaren, zodat we deze achteraf kunnen controleren.

Voor de kosten van een verhuizing geven we bijzondere bijstand voor transportkosten van de inboedel, als de verhuizing op medische of sociale gronden noodzakelijk is en er geen andere oplossingen mogelijk zijn. Verhuizing naar een kleinere woning of verzorgingshuis door ouderdom vindt de gemeente ook noodzakelijk. Een voorliggende voorziening voor deze kosten is in ieder geval: een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo door een medisch noodzakelijke verhuizing of een tegemoetkoming van de werkgever waarop de inwoner aanspraak kan maken.

7.10 Baby-uitzet

De kosten van een kraampakket/baby-uitzet zijn in principe voor eigen rekening. De inwoner kan zich op de bevalling voorbereiden en daarvoor geld opzij leggen of een andere oplossing zoeken. Het kan zijn dat de inwoner beroep kan doen op anderen of andere organisaties. Denk bijvoorbeeld aan Stichting babyspullen18. In bijzondere situaties is er toch bijstand mogelijk. Voorbeelden zijn: geboorte meerling, hogere kosten bij medische complicaties, zedenmisdrijf.

Voor de hoogte van de bijstand sluiten we aan bij de NIBUD-prijzengids. Bijstand wordt als lening verstrekt, tenzij dit niet zinvol is door de bijzondere omstandigheden in de individuele situatie.

Een inwoner kan een aanvraag doen na de 6e maand van de zwangerschap. Dient de inwoner een aanvraag in voor die tijd, dan kan de consulent wachten tot na de 6e maand met het nemen van een besluit. De inkomensconsulent kan de inwoner vragen om een zwangerschapsverklaring van de verloskundige over de vermoedelijke datum van bevalling.

18 Zie: https://www.signalenkaartarmoede.nl/organisatie/babyspullen

7.11 Aanvullende uitkering voor jongeren

Bijzondere bijstand is het vangnet van de sociale zekerheid. Soms is het overduidelijk, dat het inkomen van de inwoner te laag is om de kosten van levensonderhoud te betalen, maar zijn er geen andere voorzieningen om het inkomen aan te vullen. Dan kan bijzondere bijstand in beeld komen.

Bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18-21 jaar

Voor jongeren van 18 tot 21 jaar geldt dat zij algemene bijstand kunnen krijgen, als ze geen andere mogelijkheden hebben om in het levensonderhoud te voorzien. Deze bijstandsnormen zijn laag, zodat een jongere die op zichzelf woont daar meestal niet genoeg aan heeft om van te leven. De inkomensconsulent kan dan nagaan of er aanvullende bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Dat is pas mogelijk, als de jongeren geen beroep kunnen doen op hun ouder(s). Tot de 21-jarige leeftijd valt de jongere nog onder de onderhoudsplicht van de ouder(s), dus de gemeente moet er zeker van zijn dat de jongere dit niet, of niet voldoende, kan aanspreken. De gemeente gaat ervan uit, dat de onderhoudsplicht van de ouder(s) in ieder geval niet kan worden aangesproken, als:

  • a.

    De ouder(s) in het buitenland woont;

  • b.

    De jongere buiten het gezin is geplaatst op grond van de Jeugdwet, of

  • c.

    Er een acute noodsituatie is, waarin de jongere zelf geen verandering kan brengen. Er is dan een indicatie van een hulpverlenende organisatie nodig.

De totale bijstand (bijzondere bijstand plus de algemene bijstand) is gelijk aan de bijstandsnormen die gelden voor personen van 21 jaar en ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, in dezelfde leef- en woonsituatie (inclusief de kostendelersnorm).

Bijzondere bijstand voor jongeren van 18-21 jaar in een inrichting

Jongeren van 18 tot 21 jaar die in een instelling wonen hebben geen recht op algemene bijstand. Wel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook daarvoor geldt, dat de gemeente eerst moet beoordelen, of de onderhoudsplicht van de ouder(s) aangesproken kan worden. De bijzondere bijstand is in principe beperkt tot de normen die gelden voor 21-plussers die in een inrichting verblijven.

Als de ouder(s) niet willen bijdragen in de kosten, dan onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om de verstrekte bijstand te verhalen op de ouders.

7.12 Stapeling van kosten

Inwoners die gebruik maken van voorzieningen van de gemeente of van andere instanties, hebben vaak te maken met eigen bijdragen. De kosten worden dan maar voor een deel vergoed en een ander deel blijft voor rekening van de inwoner. Het gaat vaak om medische kosten, maar ook bij andere kosten kan dit aan de hand zijn, bijv. bij leerlingenvervoer of kinderopvang.

De gemeente heeft geen beleid vastgesteld over stapeling van eigen bijdragen. Er zijn zoveel verschillende soorten situaties denkbaar dat het niet goed mogelijk is om daarop beleid te voeren. Wel geldt voor medische kosten, dat de fiscale aftrekbaarheid (buitengewone uitgaven) en de regeling chronisch zieken een zekere compensatie bieden voor eigen bijdragen. Daarnaast geldt, dat als de inwoner te maken heeft met een aantal eigen bijdragen, de gemeente kan beoordelen of in de individuele situatie bijzondere bijstand kan worden verleend (maatwerk).

8. Wettelijke basis

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Invorderingswet en op de Verzamelverordening sociaal domein gemeente Kampen.

Meer concreet:

Thema

Artikelen

Minima-regelingen: aanvraag

4:1 en 4:4 Algemene wet bestuursrecht

Inkomenstoeslag

36 Participatiewet en Verordening individuele inkomenstoeslag Kampen

Studietoeslag

36b Participatiewet en Verordening individuele studietoeslag Kampen

Meedoen-bonnen

149 Gemeentewet

Collectieve zorgverzekering

35 lid 3 Participatiewet

Regeling chronisch zieken

2.1.7 Wmo

Tegemoetkoming zorgkosten

35 lid 1 Participatiewet

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

255 Gemeentewet en 16 Uitvoeringsregeling Invorderingswet

Individuele bijzondere bijstand: toelatingsvoorwaarden

11, 14, 15 en 16 Participatiewet

Individuele bijzondere bijstand: grondslag, hoogte, draagkracht

35 lid 1 Participatiewet

Individuele bijzondere bijstand: vorm

48 Participatiewet

Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    De beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen 2018 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2019.

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels armoedebestrijding gemeente Kampen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 4 december 2018 Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

A. Griekspoor - Verdurmen,

secretaris

drs. mr. B. Koelewijn,

burgemeester