Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2002

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2002

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • A.

    Begraafplaats:

    de algemene begraafplaatsen binnen de gemeente Kapelle;

  • B.

    Eigen graf:

    een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as;

  • C.

    Algemeen graf:

    een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • D.

    Eigen urnengraf:

    een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as;

  • E.

    Algemeen urnengraf:

    een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • F.

    Urnennis:

    een nis, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;

  • G.

    Asbus:

    een bus ter berging van as van een overledene;

  • H.

    Urn:

    een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • I.

    Verstrooiingsplaats:

    een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats, voor het gebruik van het crematorium en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor:

  • a.

    het lichten van een lijk op rechterlijk gezag;

  • b.

    het begraven van doodgeboren kinderen of van zuigelingen die met de overleden moeder in één kist wordt begraven.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

  • 1. Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 5.4 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 7 Wijze van heffing

De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 5.2, 5.3 en 5.4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2001" vastgesteld op 19 december 2000, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstarde dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening lijkbezorgingsrechten 2002.

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ 15e WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN LIJKBEZORGINGSRECHTEN 2002

Hoofdstuk 1 Uitsluitend recht

1.1

Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot het doen begraven en begraven houden van een lijk of een of meer urnen en/of asbussen in een eigen graf voor bepaalde tijd van 40 jaar wordt geheven

€ 490,--

1.2

Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbus of een urn (tot maximaal 2 stuks) in een eigen columbariumelement voor bepaalde tijd van 40 jaar wordt geheven

€ 490,--

Hoofdstuk 2 Begraven

2.1

Voor het begraven van een lijk van een persoon in een graf wordt geheven

€ 2.082,--

2.2

Voor het begraven van een lijk van een kind in een kindergraf op de kinderafdeling wordt geheven 50% van 2.1

€ 1.041,--

2.3

Voor het begraven van een asbus of een urn in een graf wordt geheven

€ 1.592,--

2.4

Voor het begraven op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in 2.1, 2.2 en 2.3, verhoogd met

€ 185,--

2.5

Onder buitengewone uren wordt verstaan zaterdagen, zondagen en feestdagen

Hoofdstuk 3 Bijzetten van asbussen en urnen

3.1

Voor het b Bijzetten van een eerste asbus of een urn in een columbariumelement wordt geheven

€ 1.377,--

3.2

Bijzetten van een eerste asbus of een urn in een zelf geleverd columbariumelement wordt geheven

€ 725,--

3.3

Bijzetten van een asbus of urn in een graf (in speciaal keldertje)

€ 357,--

3.3

Voor het bijzetten van een tweede asbus of een urn in een columbariumelement of een of meer asbussen of urnen in een grafmonument voor bepaalde tijd (tot het einde van het (verlengde) grafrecht) wordt geheven

€ 185,--

3.3

Voor het bijzetten op buitengewone uren (zie 2.5) wordt het recht, bedoeld in 3.1 en 3.2, verhoogd met

€ 91,--

Hoofdstuk 4 Gemeentelijke voorloper

4.1

Bij de begrafenisplechtigheid of bij de bijzettingplechtigheid kan een gemeentelijke voorloper ingehuurd worden. Hiervoor wordt geheven

€ 136,--

4.2

Voor het bijzetten op buitengewone uren (zie 2.5) wordt het recht, bedoeld in 4.1. verhoogd met

€ 99,--

Hoofdstuk 5 Grafbedekking en onderhoud

5.1

Voor het afgeven van een vergunning voor het plaatsen of vernieuwen van de voorwerpen, bedoeld in artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging, wordt voor een periode van 40 jaar:

5.1.1

voor het stichten van een grafkelder of gemetseld graf geheven

€ 99,--

5.1.2

voor het stichten van een grafmonument, per monument geheven

€ 99,--

5.1.3

voor het planten van heesters en andere gewassen per graf geheven

€ 99,--

5.1.4

voor het stichten van een columbariummonument, per monument geheven

€ 99,--

5.1.5

voor zover de in de artikelen 5.1.2 t/m 5.1.4 genoemde grafbedekkingen betrekking hebben op meer dan één graf, wordt het tarief per extra graf verhoogd met 50% tot 150%

€ 147,--

5.2.

De rechten voor het van gemeentewege voor bepaalde tijd (tot het einde van het (verlengde) grafrecht) onderhouden van gemetselde graven of grafkelders en op graven geplaatste voorwerpen of beplanting, bedoeld in artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging worden afgekocht door voldoening van de verschuldigde som ineens. Deze afkoopsom bedraagt per graf- of columbariumruimte:

5.2.1

voor een grafkelder

€ 468,--

5.2.2

voor een grafmonument (al of niet met eigen beplanting)

€ 468,--

5.2.3

voor uitsluitend eigen beplanting (zonder grafmonument)

€ 468,--

5.2.4

voor een los grafmonument in gras < 15kg (50% van het basistarief)

€ 235,--

5.2.5

Wanneer op twee of meer grafruimten als hiervoor bedoeld één grafmonument is geplaatst, worden deze grafruimten als één grafruimte beschouwd. Het bedrag wat dan geheven wordt, wordt verhoogd met 50% van het basistarief in 5.2.2 en 5.2.3 per extra graf.

€ 702,--

5.2.6

Indien de afkoopsom wordt geheven voor een kindergraf, waarvan de afmetingen kleiner zijn dan die genoemd in artikel 14 van de begraafverordening 1992, wordt een reductie verleend van 50% op het basistarief in 5.2.2, 5.2.3 en 5.2.4.

€ 235,--

5.2.7

Voor een columbariumelement (al of niet met eigen beplanting)

€ 117,--

5.2.8

Het in punt 5.2 bedoelde onderhoud eindigt eerder dan de in 4.2 genoemde termijn wanneer de betreffende algemene begraafplaats c.q. het betreffende gedeelte van de algemene begraafplaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 43 van de Wet op de lijkbezorging gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk 6 Inschrijven en overboeken van eigen graven en eigen urnenruimten

6.1

Voor het inschrijven en overboeken van eigen graven in een daartoe bestemd register wordt geheven

€ 18,--

6.1.1

Voor het inschrijven en overboeken van eigen columbariumelementen in een daartoe bestemd register wordt geheven

€ 18,--

Hoofdstuk 7 Lichten, ruimen en verstrooien

7.1

Voor het lichten van een lijk wordt geheven

€ 748,--

7.2

Voor het verstrooien van as op een verstrooiingsplaats wordt per asbus of urn geheven

€ 124,--