Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2018

Geldend van 28-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2018

De gemeenteraad van Kapelle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november 2017, nummer 2017/93k;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2018

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een vaartuig en die ter beschikking wordt gesteld voor eenzelfde vaartuig gedurende een jaar;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    jaar: een kalenderjaar;

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • h.

    particulier verhuurde ligplaats of vaartuig: een ligplaats die of vaartuig dat door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'watertoeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • a.

      de schipper, of;

    • b.

      de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of;

    • c.

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano's, roei- en volgboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen verblijf in het belastingjaar. Het aantal etmalen verblijf wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing bij vaste ligplaatsen

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kan ter zake van vaartuigen op vaste ligplaatsen, het aantal etmalen verblijf als bedoeld in artikel 5 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige worden vervangen door een belasting per ligplaats, als opgenomen onder artikel 9, tweede lid.

 

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per persoon per etmaal € 1,00.

  • 2.

    De belasting bedraagt per vaste ligplaats, als bedoeld in artikel 6, € 60,00, per jaar.

 

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 9 Wijze van belastingheffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden opgelegd.

   

Artikel 10 Aanslaggrens

  • 1.

    Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het belastingbedrag minder dan € 10,00 bedraagt of zal belopen.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedrag watertoeristenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

 

Artikel 12  Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.

 

Artikel 14  Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij de eerste maal na het inwerkingtreden van deze verordening gelegenheid tot het houden van verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

 

Artikel 15  Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, verblijfhoudende personen te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt verblijfregister.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd verblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    De gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen kan ontheffing verlenen van het bijhouden van een gemeentelijk verblijfregister indien de belastingplichtige voornemens is om een eigen verblijfregister bij te houden indien dit eigen verblijfregister gekoppeld is aan een bedrijfsmatig gevoerde, geautomatiseerde boekhouding.

  • 4.

    Het verzoek tot de in lid 3 bedoelde ontheffing dient voor aanvang van het betreffende belastingjaar te worden ingediend bij de in lid 3 genoemde gemeenteambtenaar.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot inrichting en gebruik van het verblijfregister.

 

Artikel 16  Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2.

    De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de watertoeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

 

Artikel 17  Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2017 vastgesteld op 20 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening watertoeristenbelasting 2018.

  

Vastgesteld in de raadsvergadering van 19 december 2017.

 

Hoogachtend,

  • De griffier,

    De voorzitter,

       

     

    H.J. Meijer-Horden

    mr. A.B. Stapelkamp