Regeling vervallen per 01-01-2018

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE KATWIJK 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2017

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE KATWIJK 2014

De Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2014 vast te stellen.

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE KATWIJK 2014

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten; algemene reserve: onderdeel van het eigen vermogen van de instelling en is gevormd door exploitatieoverschotten uit voorgaande jaren.

  • b.

    algemene reserve: onderdeel van het eigen vermogen van de instelling en is gevormd door exploitatieoverschotten uit voorgaande jaren. De algemene reserve is vrij besteedbaar;

  • c.

    bestemmingsreserve: onderdeel van het eigen vermogen waarvoor een inhoudelijke onderbouwing wordt gegeven waarom het noodzakelijk is een bepaald bedrag te reserveren;

  • d.

    voorziening: onderdeel van het eigen vermogen van de instelling en gevormd met het oog op toekomstige verplichtingen.

  • e.

    subsidieregeling : nadere regels door burgemeester en wethouders vast te stellen

  • f.

    beschikking: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan;

  • g.

    besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publieksrechtelijke rechtshandeling;

  • h.

    gelieerde rechtspersonen:

    rechtspersonen, waaraan in het verleden een groter bedrag dan € 2500,- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

    rechtspersonen ten aanzien waarvan de instelling een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen of de benoeming van bestuursleden;

    rechtspersonen, die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de instelling kunnen toevloeien;

    rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben financieel bij te dragen aan realisering van het doel van de instelling;

  • i.

    subsidieontvanger: elke groep van natuurlijke personen, rechtspersoon of andere organisatie waaraan subsidie wordt verstrekt;

  • j.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies;

  • k.

    subsidieverlening: besluit, voorafgaand aan de subsidievaststelling, waarbij een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie wordt toegekend of geweigerd;

  • l.

    subsidievaststelling: besluit waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld, het besluit geeft recht op betaling van de subsidie;

  • m.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • n.

    de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • o.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • p.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • q.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      afvalinzameling;

    • b.

      verkeersveiligheid;

    • c.

      educatie;

    • d.

      culturele expressie;

    • e.

      cultuur en evenementen;

    • f.

      sociaal en cultureel werk;

    • g.

      volksgezondheid en milieu;

    • h.

      sport en (openlucht)recreatie;

    • i.

      zorg;

    • j.

      volkshuisvesting;

    • k.

      monumenten;

    • l.

      toerisme en

    • m.

      economische zaken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen (hierna te noemen: subsidieregeling), waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de verdeling van de subsidie per beleidsterrein worden omschreven, alsmede de criteria voor toekenning, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 3. Bevoegdheid burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen dan wel het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften aan de beschikking tot subsidieverstrekking verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen het subsidieplafond verlagen :

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld

      of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met behulp van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier voor 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd, alsmede een omschrijving van de effecten die het resultaat zijn van de verstrekte subsidie;

    • b.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • c.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

    • 1.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • 2.

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

  • 4. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn, zoals een omschrijving hoe de inspanningen van de aanvrager bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een eenmalige subsidie uiterlijk 6 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien burgemeester en wethouders hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een meerjarige subsidie uiterlijk 6 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag van de jaren waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht burgemeester en wethouders kunnen aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een aanvraag voor subsidie weigeren indien de subsidieverlening niet past binnen de beleidskaders.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een aanvraag voor subsidie weigeren indien de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen kan beschikken om de kosten

    van zijn activiteiten te dekken.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een aanvraag voor subsidie weigeren indien de aanvrager niet voldoende samenwerkt met andere instellingen die dezelfde activiteiten verzorgen.

  • 5. Burgemeester en wethouders weigeren de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 6. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

  • 7. In de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 8 Wet Bibob

Burgemeester en wethouders kunnen voor subsidies binnen door de raad vast te stellenbeleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geven burgemeester en wethouders aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar inbeslag nemen, kunnen burgemeester en wethouders de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s), wijziging in de bestuurssamenstelling, wijziging van het huishoudelijk reglement en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is, dient tevens burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk te berichten omtrent:

    • a.

      Een wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

    • b.

      Een wijziging in zijn bestuurssamenstelling;

    • c.

      Besluiten en/of procedures die kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

  • 4. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

  • 5. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan burgemeester en wethouders, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient de verantwoorden.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tot 20.000 euro

  • 1. Subsidies tot 20.000 euro worden door burgemeester en wethouders :

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld uiterlijk vóór 1 mei in het tweede jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verplicht burgemeester en wethouders de aanvrager om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies vanaf 20.000 tot 200.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 20.000 euro, maar minder dan 200.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders :

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in de jaren na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie

      is verleend, zijn verricht;

    • b.

      de doelstellingen, effecten en resultaten en op welke wijze de activiteiten aan dat doel hebben bijgedragen

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies vanaf 200.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 200.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders :

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      de doelstellingen en resultaten en op welke wijze de activiteiten aan dat doel hebben bijgedragen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere zoals een accountantsverklaring, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen in het hetzelfde jaar van de ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 18. Reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling nadere eisen stellen met betrekking tot het eigen vermogen, reserves, voorzieningen en het exploitatietekort, dan wel overschot.

Artikel 19. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen onderneming alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 7 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2014 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2012

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2014 “of “ASV 2014”

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2014

Algemene toelichting op de wijzigingen ten opzichte van ASV gemeente Katwijk 2012

De Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2014 (vanaf nu: ASV) is gebaseerd op de model-verordening van de VNG en aangepast op de Katwijkse situatie.

Waar het bij de ASV 2012 gestandaardiseerde termijnen voor de subsidieaanvrager en subsidieverstrekker betrof, is dat principe nu losgelaten. Gemeenten kunnen nu zelf redelijke termijnen opnemen. De informatieverplichtingen voor de subsidieontvangers wordt verder ingevuld, omdat daar vanuit de praktijk behoefte aan bleek.

In de gemeente Katwijk wordt een drietal subsidies onderscheiden:

De jaarlijkse subsidie, de meerjarige subsidie en de incidentele subsidie.

De jaarlijkse subsidie wordt voor een boekjaar of een aantal boekjaren per jaar verstrekt.

De meerjarige subsidie wordt voor een cyclus van drie of vier jaar verstrekt. In dit geval wordt een aanvraag ingediend voor de gehele periode. Bij incidentele subsidies gaat het bijvoorbeeld om subsidies ten behoeve van bijzondere, incidentele projecten van een bepaalde duur of om activiteiten die niet tot de reguliere activiteiten van de aanvrager behoren en waarvoor burgemeester en wethouders voor een beperkte duur subsidie voor willen verstrekken.

Voor wat betreft de verplichtingen bij de aanvraag en de verantwoording is als extra vereiste opgenomen dat de effecten moeten worden aangetoond. Bij de aanvraag en verantwoording is opgenomen dat het effect moet worden aangetoond van de subsidie. De effecten staan in de programmabegroting gerangschikt onder de kop “wat willen we bereiken”, de effectindicatoren geven aan waaraan we kunnen zien óf we ons doel kunnen bereiken.

Het vinden van goede effectindicatoren is geen gemakkelijke opgave. Er wordt gezocht naar cijfers, die écht iets kunnen zeggen over de effectiviteit van de gemeentelijke inspanningen.

Lastig is dat vaak andere factoren dan de gemeentelijke inspanningen het effect bepalen en soms veel belangrijker zijn.

Voorbeeld: Werkeloosheid daalt door lokale maatregelen of door de aantrekkende wereldeconomie. Prestatie-indicatoren is de oude benaming voor ‘productieafspraken’. Het woord indicatoren is hier eigenlijk minder geschikt, omdat het niet om moeilijk te kwantificeren effecten gaat, maar juist om duidelijke SMART-e afspraken. Vooral met deze prestatiecijfers (nieuwe benaming) zal in het welzijnsprogramma gewerkt worden. Hierbij wordt opgemerkt dat resultaten kunnen worden weergegeven in termen van effecten en prestaties.

Voorbeelden hiervan zijn:

effect: het aantal elektrische auto’s dat rijdt in Katwijk; prestatie: het aantal laadpunten

effect: het aantal deelnemende kinderen; prestatie: het aantal activiteiten

De delegatiebepaling is in artikel 2 opgenomen dat burgemeester en wethouders per beleidsterrein subsidieregelingen kunnen vaststellen waarbij de verdeling, criteria, aanvullende weigerings- en verantwoordingsgronden zijn vastgelegd. Naast dit artikel zijn er meer artikelen waarin is geregeld dat burgemeester en wethouders af kunnen wijken van de ASV dan wel deze aan te vullen. Bijvoorbeeld in de artikel 13 waarbij burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen voor wat betreft de verantwoording per beleidsterrein.

Het subsidieplafond kan worden vastgesteld door burgemeester en wethouders. Voorheen was dat door de raad. Vanuit het dualisme en praktische overwegingen is hiervoor gekozen. De raad stelt de begroting vast. Binnen het begrotingskader stellen burgemeester en wethouders de hoogte en de verdeling per beleidsterrein vast. Dit kan een hulpmiddel zijn om subsidie te kunnen weigeren. Subsidie kan namelijk niet worden geweigerd bij onvoldoende budget, maar wel in geval van overschrijding van het subsidieplafond, omdat dan de grens van het budget voor een bepaald beleidsterrein is bereikt.

Gemeenten verstrekken subsidies aan entiteiten die economische activiteiten verrichten (ondernemers in Europees gerechtelijke zin). Dat kan om aanzienlijke bedragen gaan. Hierbij moet worden voorkomen dat ontoelaatbare staatssteun wordt verleend. Daarom zijn artikelen toegevoegd om deze verordening en het gehele subsidieproces “staatssteunproef” te maken.

Daar waarin de ASV 2012 van het college werd gesproken, is dat nu gewijzigd in burgemeester en wethouders. Daar waar in de ASV van subsidie verlenen werd gesproken, is dit nu gewijzigd in ”subsidie

verstrekken” omdat dit een ruimer begrip is. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

In de ASV 2012 is geen rekening gehouden met eigen vermogen, reserves, voorzieningen e.d. In de Katwijkse praktijk is gebleken dat dit een omissie is, omdat in dat geval geen rekening kan worden gehouden met eigen vermogen. Daarom is een nieuw artikel opgenomen, waarmee we een handvat hebben om dat wel te kunnen. Dit artikel vormt de basis voor een subsidieregeling waarin wordt uitgewerkt op welke wijze hiermee wordt omgegaan bij de beoordeling van subsidie-aanvragen, verantwoording etc.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 Bevoegdheid burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders besluiten ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat burgemeester en wethouders geen subsidies kunnen verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

In het eerste lid is bepaald dat burgemeester en wethouders daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

In het tweede lid is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Awb en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Awb.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Ingevolge het eerste lid van artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. Burgemeester en wethouders stellen subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan burgemeester en wethouders burgemeester en wethouders nadere subsidieregels opstellen omtrent de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Vandaar dat de VNG het publiceren van subsidieplafonds aanbeveelt. Het is aan te bevelen om enige tijd te nemen tussen het vaststellen van de begroting en het publiceren van subsidieplafonds en de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Belangrijk is de verplichting om nadere regels te stellen over de verdeling van de beschikbare bedragen. Er zijn twee mogelijkheden. De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, “wie het eerst komt, het eerst maalt”, waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld.

Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en dat de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet. De criteria, waaraan een aanvraag wordt getoetst, dienen zoveel mogelijk eenduidig te zijn. Ook is het aan te bevelen dat deze regels uniform gelden over alle beleidsterreinen.

Artikel 5. Aanvraagtermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij burgemeester en wethouders. In dit artikel wordt slechts een uiterste indiendatum genoemd voor (meer)jaarlijkse subsidies. Overigens worden aan grote instellingen bij voorkeur meerjarige subsidies verleend. Via de tussentijdse rapportage wordt de gemeente op de hoogte gesteld van de resultaten. Een jaarlijkse aanvraag is daarmee overbodig.

Artikel 6. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In afwijking van de model-verordening wordt een termijn van maximaal 6 maanden genoemd. Dit houdt verband met de Katwijkse werkwijze voor wat betreft het welzijnsprogramma.

Artikel 7. Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier met nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden grond aangevuld. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen weigeren en kunnen weigeren. Subsidie moet worden geweigerd vanwege strijd met europese regelgeving.

Aanvullende weigeringsgronden zijn het niet of niet in overwegende mate gericht zijn van de activiteiten van de aanvrager op de gemeente, dan wel haar ingezetenen of daaraan niet of nauwelijks ten goede komen en het niet passen van de subsidies binnen de vastgelegde beleidskaders. Ook kan subsidie worden geweigerd indien blijkt dat de aanvrager niet voldoende samenwerkt met andere instellingen die dezelfde activiteiten verzorgen of op grond van aanvullende weigeringsgronden uit subsidieregelingen .

Artikel 8. Wet Bibob

Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 8, eerste lid. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat burgemeester en wethouders burgemeester en wethouders gehouden zijn subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie burgemeester en wethouders burgemeester en wethouders geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.

De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die burgemeester en wethouders reeds ter beschikking heeft. Burgemeester en wethouders stellen zich bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Burgemeester en wethouders dienen zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Burgemeester en wethouders hebben hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen. De bepaling strekt ertoe inzichtelijk te maken voor zowel bestuur als aanvrager van een subsidie in welke gevallen en voor welke (onderdelen van) beleidsdoelen een toetsing aan de Wet Bibob kan plaatsvinden.

Artikel 9. Verlening van de subsidie

Ingevolge het eerste lid geven burgemeester en wethouders al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat burgemeester en wethouders de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan burgemeester en wethouders daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat burgemeester en wethouders van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn.

Artikel 10. Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de subsidieregeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidie-verstrekkende gemeente.

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan 50.000 euro, de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Burgemeester en wethouders bepalen vooraf welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel zijn de verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan burgemeester en wethouders. Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen. In dit artikel is als onderdeel van de verplichtingen de meldingsplicht opgenomen.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 13 Verantwoording

In dit artikel is bepaald dat bij de beschikking tot verlening wordt bepaald op welke wijze verantwoording wordt afgelegd, voor zover hierover niets is opgenomen in de subsidieregeling. Dit betekent dat per beleidsterrein afwijkingen dan wel aanvullingen op de ASV kunnen worden vastgelegd in een subsidieregeling.

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot 20.000 euro

Kenmerkend voor subsidies tot 20.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door burgemeester en wethouders burgemeester en wethouders in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker kan steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

In de gevallen dat er wel verantwoording wordt afgelegd is de termijn afgestemd op de Katwijkse praktijk.

Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf 20.000 tot 200.000 euro

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan burgemeester en wethouders dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 10, eerste lid, wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Ook hier kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat bepaalde categorieën van subsidies, dan wel subsidieontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers al uit het feit, dat het betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidieontvanger.

Ingevolge het derde lid kan burgemeester en wethouders bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen. Zo kan uit een algemeen jaarverslag genoegzaam blijken, dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel, waarvoor de subsidie werd verstrekt. Een mogelijkheid is dan ook nog, dat in de Algemene subsidieverordening een bepaling wordt opgenomen, dat een subsidiedeclaratie achterwege kan blijven, indien de daarmee te verlenen informatie reeds in de in te zenden jaarrekening is opgenomen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 200.000 euro

Bij subsidies van 200.000 euro of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot 200.000 euro worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen. Zekerheid kan ook worden verkregen door steekproefsgewijze controles van de uitvoerings-instanties of door verantwoording in de jaarrekening van een instelling.

Indien er wordt gekozen voor het opvragen van een accountantsverklaring, is het van belang dat de gemeente en de subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten, die in de controle worden betrokken.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn burgemeester en wethouders besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

Ingevolge het derde lid kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Artikel 18 Reserves en voorzieningen

Dit artikel biedt een handvat om eigen vermogen mee te wegen bij het subsidieverstrekkingsproces.

De gemeente Katwijk subsidieert culturele- en welzijnsinstellingen om activiteiten uit te voeren die ten goede komen van de inwoners van de gemeente Katwijk. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling nadere regels stellen met betrekking tot het eigen vermogen, reserves, voorzieningen en het exploitatieoverschot/-tekort. Reden hiervoor is het tegengaan van vermogensvorming op kosten van gemeenschapsgeld.

Artikel19 Europees steunkader

Op grond van het Europese recht kan het verlenen van een subsidie worden aangemerkt als het verlenen van staatststeun. Het verstrekken van staatssteun is niet geoorloofd als het leidt tot een verstoring van de concurrentie die het gemeenschappelijk handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. Steunmaatregelen die als steun kunnen worden beschouwd moeten van te voren worden aangemeld bij

de Europese Commissie. Uit artikel 87 van het EG-Verdrag blijkt wanneer er sprake is van staatssteun.

Onder bepaalde omstandigheden mag een overheid wel steun verlenen en hoeft deze steun (bijvoorbeeld in de vorm van subsidie) niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Een van deze omstandigheden is het verlenen van steun onder de zogenaamde de-minimis-verordening

(Verordening EG nr. 69/2001).

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

Artikel 20. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen.