Regeling vervallen per 01-01-2018

Financiële verordening gemeente Katwijk ex artikel 212 Gemeentewet

Geldend van 08-04-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Financiële verordening gemeente Katwijk ex artikel 212 Gemeentewet

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen verantwoordelijkheid aan het college.

b.administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Katwijk en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c.Administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

d.Rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

e.Doelmatigheid:

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen,

f.Doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt jaarlijks per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3 Planning & Controlcyclus

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota Planning & Control aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat in ieder geval voorstellen voor een meerjarig beleidskader planning & control.

  • 2. Voor aanvang van een begrotingsjaar stelt het presidium een vergader- en aanleverschema vast met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de tussentijdse rapportage en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 4 Kadernota ontwerp-begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk in de maand mei aan de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. De ramingen in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de bestaande meerjaren begroting, met daarin opgenomen de begrotingsuitgangspunten voor het komende jaar, geactualiseerde areaalgegevens, nieuw beleid, en de ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

  • 3. In de kadernota wordt voortgangsinformatie en een voorstel met financiële bijstellingen over de eerste vier maanden van het lopende begrotingsjaar opgenomen.

Artikel 5 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma's en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

Artikel 6 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad op voorstel van het college aan van welke beleidswijzigingen en beleidsimpulsen en van welke nieuwe investeringen, voor zover de raming boven € 50.000 ligt, hij op een later tijdstip een apart voorstel, voor autorisatie van het budget voor de beleidswijziging en de beleidsimpulsen en van het investeringskrediet, wil ontvangen. De overige beleidswijzigingen en beleidsimpulsen en nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma's zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

  • 4. In ieder geval bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid. En overigens doet het college daarnaast, voor zover noodzakelijk, ook tussentijds voorstellen tot wijziging van de begroting.

  • 5. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 6. Ten behoeve van een soepele voortgang in de bedrijfsvoering en de besluitvormingstrajecten kan het college zonder voorafgaande autorisatie van de raad afwijken van de in de begroting geraamde lasten en baten en investeringskredieten, binnen de grenzen en de voorwaarden van de door de raad vastgestelde Nota Financieel Afwijkingenbeleid.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste negen maanden van het begrotingsjaar. De bestuursrapportage wordt uiterlijk in november aangeboden aan de raad. De bestuursrapportage wordt behandeld in november/december.

  • 2. De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c. en d. alsmede een realisatie en raming van de productenrealisatie en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de bestuursrapportage worden in ieder geval financiële wijzigingen aan de raad gepresenteerd voor zover de raming van de (bijgestelde) baten en lasten op productniveau en investeringskredieten met minimaal € 50.000 moet worden bijgesteld.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Voor het afschrijven van materiële vaste activa met economisch nut worden de termijnen gehanteerd zoals vermeld in de tabel 1 ‘Afschrijvingsperioden Katwijk’ die onderdeel uitmaakt van deze verordening.

  • 4.

    • a.

      Voor zover de tabel 1 ‘Afschrijvingsperioden Katwijk’ niet voorziet in een passende afschrijvingsperiode, stelt het college een afschrijvingsperiode vast die aansluit op de technische ofwel lagere economische levensduur.

    • b.

      Het college kan een verhoging van de afschrijftermijn (zie tabel 1) met maximaal 50% toepassen op basis van een beoordeling op de economische of technische levensduur van het actief.

    • c.

      Wanneer de restwaarde van een investering is bereikt danwel de economische waarde is bereikt kan het college besluiten niet verder (al dan niet tijdelijk) af te schrijven.

    • d.

      Bij iedere herijking van het activabeleid vindt een toetsing plaats tussen de afschrijvingstermijnen en de praktijk op basis van technische en economische realiteit.

  • 5. Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 20.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemde categorieën worden altijd geactiveerd.

  • 6. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

  • 7. De waardering, verslaggeving en verantwoording van vaste activa vindt plaats volgens de nota activabeleid.

Artikel 9 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      (on)roerend zaakbelasting gebruikers;

    • b.

      (on)roerend zaakbelasting eigenaren;

    • c.

      precariobelasting;

    • d.

      hondenbelasting;

    • e.

      parkeerbelasting;

    • f.

      rioolbelasting;

    • g.

      afvalstoffenheffing;

    wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de overige (individuele) privaat- en publiekrechtelijke vorderingen groter dan € 5.000 wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan 3 maanden.

  • 3. De voorziening voor oninbare vorderingen wordt jaarlijks geactualiseerd. De budgettaire gevolgen worden ten laste of ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen gebracht.

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan.

  • 2. De nota reserves en voorzieningen behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en voorzieningen, in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 15.

Artikel 11 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Katwijk wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening wordt naast de directe kosten een redelijke opslag voor indirecte kosten betrokken.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolbelasting en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolbelasting, afvalstoffenheffing en overige retributies.

  • 2. Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons.

  • 3. Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid.

  • 4. De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A-rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden 3 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf indien de wettelijke kasgeldlimiet of de wettelijke rente-risiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 4. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 3a. Paragrafen

Artikel 14 Lokale heffingen

Artikel 15 Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

  • 2. Het college doet in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, verslag van de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan:

    • -

      de solvabiliteit;

    • -

      de netto schuld per inwoner.

  • 3. Het college doet in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken verslag van (het beleid omtrent) de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 16 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair en speelplaatsen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 2. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 3. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 4. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, riolering en gebouwen.

Artikel 17 Financiering

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota treasury aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat in ieder geval voorstellen voor het beleidskader treasury en risicobeheer van de financieringsportefeuille.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval verslag van:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisiconorm;

    • c.

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar; en

    • d.

      de rentevisie voor de komende drie jaar.

Artikel 18 Bedrijfsvoering

  • 1. Het college stelt eenmaal in de vier jaar een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf bedrijfsvoering, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval verslag van tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan:

    • a.

      de omvang, opbouwen ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • b.

      de kosten van inhuur externen;

    • c.

      de huisvestingskosten;

    • d.

      de automatiseringskosten;

    • e.

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Artikel 19 Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen aan.

  • 2. De nota bevat de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 3. Van elk van de verbonden partijen wordt voorts weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 4. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf verbonden partijen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in elk geval verslag van nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 20 Grondbeleid

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma's van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf grondbeleid, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in elk geval verslag van:

    • a.

      de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma’s;

    • b.

      de deelname in PPS-constructies;

    • c.

      in erfpacht uitgegeven gronden.

Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 21 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut. activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, reserves en voorzieningen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 22 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving.

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 23 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 24 Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste elke vier jaar een nota aan met de uitgangspunten voor het beleid voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen.

    Tussentijds gewijzigde beleidskaders worden door het college ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie

Artikel 25 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de afdelingen van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

Artikel 26 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Artikel 27 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Katwijk.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28 Overgangsbepalingen

  • 1. Investeringen met maatschappelijk nut die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingsperiode.

  • 2. Investeringen met economisch nut die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingsperiode.

Artikel 29 Inwerkingtreding

  • 1. De ‘Financiële verordening gemeente Katwijk’ vastgesteld op 24 september 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van een dag na de bekendmaking. De stukken voor begrotingsjaar 2014 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Katwijk 2013’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk in zijn openbare vergadering van 10 oktober 2013.

De griffier
De voorzitter

TABEL 1 VERORDENING 212

Afschrijvingsperioden Katwijk

Nummer

Investeringsobject

Afschrijvingsperiode

1

Terreinen/gronden

Woonwagencentrum (aanleg)

40

2

Grondsanering

10

3

Gebouwen

Nieuwbouw

40

Restauratie en renovatie

20

Tijdelijke huisvesting

25

4

Wegen/Straten/Pleinen

Aanleg, reconstructies, herstraten, openbare verlichting

20

Toplaag asfalt, verkeersinstallaties

12

Slijtlaag asfalt, straatmeubilair

10

5

Voet- en rijwielpaden

20

6

Parkeerterreinen

20

7

Bruggen/Viaducten

Aanleg, Herstel/renovatie

20

8

Havens

Vaargeul/kanaal, Aanleg dammen en steigers, Herstel/vervanging

30

9

Riolering

Rioolleidingen, Riool-, drukriolerings- en gemaalputten

60

Mechanische componenten, Elektrische componenten

15

10

Leggen elektriciteitskabels

25

11

Parken en plantsoenen

Aanleg, Reconstructies

20

Overige voorzieningen

10

12

Speelplaatsen/-terreinen

12

13

Waterkeringen

30

14

Sportvelden/-voorzieningen

1e aanleg sporttechnische laag, Sporthal/Kleedlokalen

30

Grassmastervelden, Kunstgras overige sportvelden, Kunstgras voetbalvelden

10

Natuurgras voetbalvelden (hoofdveld)

10

Natuurgras voetbalvelden

15

Installaties

20

Speeltoestellen

8

15

ICT

Netwerk (actieve componenten), Telefooninstallatie

7

Hardware, Software

4

16

Kantoorinventaris

Bureau-opstellingen en kasten

10

Stoelen

5

17

Overige inventaris

15

18

Zwembad

Nieuwbouw

40

Renovatie

20

Technische installaties

10

19

Voertuigen/tractie

Schaftwagens

5

Dienstauto’s, Servicewagens, Electro cars, Aanhangwagens, Baanwals

7

Zwenklader

8

Huisvuilwagens, Vrachtauto’s , Bestelwagens, Veegwagens, Strooiwagens

9

Tractor/hoveniersmachines, Maaimachines

10

Hoogwerker/Autoladder

17

20

Gereedschap

5

21

Onderwijs

Gebouwen, Eerste inrichting, Permanente uitbreiding, Herinrichting

40

Noodlokalen

15

Renovatie

20

22

Begraafplaats

1ste aanleg

40

Toelichting artikelsgewijs verordening 212 Gemeentewet

Artikel 1. Definities

Artikel 1 bevat voor een groot aantal definities enkele nadere begripsbepalingen. Met de begripsbepalingen in de hand kan toepassing van de verordening in de praktijk duidelijker en meer gestructureerd plaatsvinden.

Artikel 2. programma-indeling

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen en indicatoren waarop de raad wil sturen en controleren.

De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma’s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Zo kan een gemeente programma’s indelen naar doelgroepen of indelen volgens de pijlers van het grote stedenbeleid. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma’s te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.

Artikel 3. Planning & Controlcyclus

De raad kan kaders en uitgangspunten vaststellen waaraan de planning & controlcyclus ten minste aan moet voldoen. De kaders en uitgangspunten hebben een meerjarig karakter om een zekere mate van bestendigheid in dit proces te bewerkstelligen. Het instrument dat de raad hiertoe ter beschikking staat is een nota Planning & Control. De agenda Planning & Control geeft een nadere invulling aan periodiciteit en tijdstip van de verschillende producten en onderdelen die vorm en inhoud geven aan de planning & controlcyclus.

Artikel 4. Kadernota ontwerp-begroting

Artikel 2 betreft vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige beleid en het budgettaire kader dat daarbij past. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van beleidsbepaling en het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet de beleidskaders en de budgettaire grenzen daarvan vaststelt. Dit resulteert in een jaarlijkse kadernota. De ramingen in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de bestaande meerjaren begroting, met daarin opgenomen de begrotingsuitgangspunten voor het komende jaar, geactualiseerde areaalgegevens, nieuw beleid, en de ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

In lid 3 wordt bepaald dat de kadernota ook inzicht geeft in de relevante ontwikkelingen en informatie over het lopende begrotingsjaar (voor zover die afwijken van hetgeen bij de primitieve begroting werd voorzien). Daarnaast wordt in de kadernota ook een voorstel opgenomen van financiële bijstellingen over het lopende begrotingsjaar. De kadernota wordt aangeboden in mei.

Artikel 5. Inrichting begroting e

n jaarstukken

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. Het eerste lid bepaalt dat inzicht wordt verstrekt in de opbouw van de productenraming, waarbij de relatie met de door de raad vastgestelde programma’s duidelijk herkenbaar moet zijn. Lid 2 maakt duidelijk dat de – toekomstige – financiële positie in sterke mate afhankelijk is van de geplande investeringsopgave. Daarom zal van de nieuwe investeringen in ieder geval het benodigde investeringskrediet moeten worden voorgelegd.

Artikel 6. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

De raad legt in lid 1van dit artikel vast op welke niveau autorisatie van lasten en baten plaatsvindt. In lid 2 maakt de raad duidelijk dat hij bij de begrotingsbehandeling op voorstel van het college aangeeft van welke beleidswijzigingen en beleidsimpulsen en van welke nieuwe investeringen, voor zover de raming boven € 50.000 ligt, hij op een later tijdstip een apart voorstel, voor autorisatie van het budget voor de beleidswijziging en de beleidsimpulsen en van het investeringskrediet, wil ontvangen. De raad geeft het college in lid 3 de taakstelling mee de (gewijzigde) lasten en baten van de programma’s niet te overschrijden. Het vierde lid bepaalt dat voorstellen tot wijziging van geautoriseerde budgetten en investeringskredieten zowel in afzonderlijke voorstellen als bij tussentijdse rapportages mogelijk is. Het vijfde lid maakt duidelijk dat van niet bij begroting vastgestelde investeringen vooraf een investeringsvoorstel en een voorstel van een investeringskrediet (met begrotingswijziging) aan de raad moet worden voorgelegd.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

Artikel 7, eerste tot en met derde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de afgrenzing en de frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 7 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor één tussentijdse rapportage, de bestuursrapportage. Door het afgrenzen van de datum van aanbieden in het artikel heeft de raad een maximale termijn vastgelegd, waarbinnen de tussentijdse rapportage moeten worden samengesteld en opgeleverd. De tweede bestuursrapportage wordt in november/december in de raad behandeld, zodat de raad dan beschikt over de meest actuele gegevens ten opzichte van de jaarrekeningontwikkelingen.

In het tweede lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussentijdse rapportage.

In het derde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval uit financieel oogpunt wil worden geïnformeerd.

Voor de definitie van ‘product’ wordt aansluiting gezocht bij de ministeriële regeling IV-3 (dus functie 214 = product parkeren, functie 530 = product sport). Een investeringskrediet vertegenwoordigt een duidelijke afgrenzing van een duidelijk aanwijsbare investering. De stand van zaken en de prognose voor het lopende begrotingsjaar kunnen overigens naast de jaarstukken van het afgelopen jaar een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting.

Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de ‘regels voor waardering en afschrijving activa’. Artikel 8 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.

De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio. De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. Het eerste lid bepaalt, dat het saldo van agio en disagio en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair worden afgeschreven in 5 jaar.

De materiële vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut. Het derde lid geeft aan dat de afschrijvingsperioden van de materiële vaste activa met economisch nut vermeld zijn in tabel 1. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De afschrijvingstermijnen kunnen worden afgestemd op de specifiek gemeentelijke situatie. De maat voor de afschrijvingstermijnen is de technische en economische levensduur.

Het vierde lid geeft aan dat het college beslist indien in bijlage geen afschrijvingsperiode is bepaald en geeft daarin de gemaximeerde ruimte om af te wijken van 50%. Verder wordt expliciet de afschrijvingsduur verbonden aan de resterende technische of economische waarde van het actief. Om vast te stellen of de afschrijvingstermijnen nog realistisch zijn dient bij iedere herijking van het activabeleid een toetsing gedaan. Er wordt dan onderzocht of de afschrijvingstermijnen technisch en economisch realistisch zijn.

In lid 5 wordt bepaald dat voor activa met economisch nut waarvan de investering minder dan € 20.000 bedraagt, géén activering plaatsvindt. Gronden en terreinen worden in deze bepaling overigens uitgesloten, zodat deze categorieën altijd worden geactiveerd.

Het zesde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut onder aftrek van bijdragen van derden direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de raad worden geactiveerd. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut wel geactiveerd mogen worden. Er moet in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de investeringen in de openbare ruimte met alleen een maatschappelijk nut. Meer gedetailleerd gaat het daarom om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.

Artikel 9. Waardering oninbare vorderingen

Artikel 9 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.

Omdat de budgettaire consequenties niet altijd even eenduidig functioneel zijn toe te kennen, worden de mutaties in deze voorziening ten gunste/ten laste van de algemene dekkingsmiddelen gebracht.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

In artikel 10 bepaalt de raad dat hij middels een nota reserves en voorzieningen invulling wil geven aan de kaderstelling. Het tweede lid geeft richting aan de opzet van de nota reserves en voorzieningen.

Artikel 11. Kostprijsberekening

In artikel 11 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, letter b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden summiere uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 11, lid 1bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die redelijkerwijs samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. Het redelijkerwijs toe te rekenen deel (bijvoorbeeld in een uurtarief) van de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. In artikel 11 lid 2 is deze bepaling daarom opgenomen.

Daarnaast moet op grond van artikel 11, lid 2 ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolbelasting, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

In artikel 12, lid 1 is de bepaling opgenomen dat het college de raad jaarlijks een voorstel doet voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolbelasting, afvalstoffenheffing en overige retributies.

Het tweede lid van artikel 12 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons.

Het derde lid van artikel 12 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met prijzen voor gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid.

In artikel 12, lid vier wordt bepaald dat de besluiten van het college op grond van dit artikel ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.

Artikel 13. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden.

Onderwerpen die in een treasurystatuut aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie.

Onder het risicobeheer vallen hoofdzakelijk het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).

De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld (Wet financiering decentrale overheden, artikel 3 en 4, respectievelijk 5 en 6). Overschrijding is niet toegestaan. Gedeputeerde staten van de provincie moeten in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding tolereren. Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. De raad dient daarom wanneer overschrijding dreigt terstond geïnformeerd te worden.

Artikel 14. Lokale heffingen

Het artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de modelverordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen. Het eerste lid bepaalt dat eens in de vier jaar een nota lokale heffingen aan de raad wordt aangeboden.

Het tweede lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een herschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast kan men bijvoorbeeld opnemen:

  • f.

    de kostendekkendheid van de rioolbelasting en afvalstoffenheffing;

Artikel 15. Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd. of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, grote (financiële) consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico's is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting. Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van de gemeente moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden.

Een ander voorbeeld van een regel voor de beheersing van risico’s is, dat er jaarlijks een rentevisie wordt gemaakt, waarmee de gemeente het renterisico op haar leningportefeuille op een aanvaardbaar niveau houdt. Ieder college kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Ten tweede moet het college in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand ervan het gewenste weerstandscapaciteit bepalen.

Het tweede lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico’s;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

In het derde lid is de bepaling opgenomen dat het college verslag doet in de paragraaf van de begroting en van de jaarstukken. De desbetreffende, volgens het Besluit begroting en verantwoording voorgeschreven paragraaf informeert dan vooral de uitvoering en toepassing van de nota weerstandsvermogen en risicomanagement.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 16 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.

Artikel 16, vierde lid, regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting.

Artikel 17. Financiering

De basis dit artikel is gelegen in artikel 13. Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de beheersing van de financieringsfunctie.

Artikel 17 lid 2 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. Het eerste lid van artikel is eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de opzet en invulling van de bedrijfsvoering.

Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In dit artikel kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de middelen bedrijfsvoering. Men kan hiervoor bijvoorbeeld opnemen:

  • a.

    de omvang, opbouwen ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur externen;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Artikel 19. Verbonden partijen

Artikel 19 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Het eerste lid van artikel 19 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met kaders en beleid aangaande verbonden partijen. In artikel 19, lid 2 wordt een summiere verdieping op het voorgaande lid aangebracht.

Artikel 19 lid 3 regelt over welke feiten aangaande verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen. Wel schrijft het Besluit begroting en verantwoording enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

  • a.

    de nieuwe verbonden partijen;

  • b.

    het beëindigen van bestaande verbonden partijen;

  • c.

    het wijzigen van bestaande verbonden partijen;

  • b.

    de eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.

Artikel 20. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te Gaten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 20, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.

Het tweede lid van artikel 20 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het Besluit begroting en verantwoording voorschrijft. Artikel 20 lid 2 schrijft voor:

  • a.

    de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma’s in de begroting;

  • b.

    de deelname in PPS-constructies;

  • c.

    in erfpacht uitgegeven gronden.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Artikel 21. Administratie

In artikel 22 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Het college zal deze regels en activiteiten wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 23 tot en met 28.

xArtikel 22. Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 23. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. De verordening geeft aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle. bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig. Daarnaast regelt de verordening dat het college op grond van de uitkomsten van de interne controle bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft.

Artikel 24. Misbruik en oneigenlijk gebruik

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. De verordening bepaalt in artikel 25, lid 2 dat het college daartoe eenmaal in de vier jaar een nota met uitgangspunten aan de raad voorlegt.

Artikel 25. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling, te leveren prestaties en de verantwoording daarover.

Artikel 26. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van leveringen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van leveringen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 27. Subsidieverstrekking en steunverlening

Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.

Artikel 28. Overgangsbepalingen

Dit artikel regelt op onderdelen een overgangsbepaling om de toepassing van de kaderstelling en de regels en uitgangspunten van financieel beleid mogelijk te maken.

Artikel 29. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 30. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.