Regeling vervallen per 01-01-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE KATWIJK

De raad van de gemeente Katwijk;

gezien het voorstel het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en afdeling 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen: de Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1 : Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 : Subsidieaanvraag en -verlening

Hoofdstuk 3 : Verplichtingen van de subsidieontvanger

Hoofdstuk 4 : Subsidievaststelling

Hoofdstuk 5 : Intrekking en wijziging

Hoofdstuk 6 : Betaling, bevoorschotting en terugvordering

Hoofdstuk 7 : Subsidies per boekjaar

Hoofdstuk 8 : Slotbepalingen

Algemene en artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

a. activiteitenplan: een overzicht van de door de subsidieontvanger voorgenomen activiteiten, de daarmee beoogde doelstellingen en zo mogelijk de per activiteit benodigde personele en financiële middelen;

b.beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een

algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van

belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke

voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een

bestuursorgaan;

c.beschikking: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan;

d.besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende

een publiekrechtelijke rechtshandeling;

e.boekjaar: een aaneengesloten periode van 12 maanden, in beginsel van 1

januari tot en met 31 december (een kalenderjaar);

f.gelieerde

rechtspersonen: - rechtspersonen, waaraan in het verleden een groter

bedrag dan € 2.500,-- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

  • -

    rechtspersonen ten aanzien waarvan de instelling een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen of de benoeming van bestuursleden;

  • -

    rechtspersonen, die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de instelling kunnen toevloeien;

  • -

    rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de instelling financieel te ondersteunen.

g. incidentele subsidie: een subsidie die voor een bepaalde, niet structurele of regelmatig terugkerende, activiteit wordt verleend:

  • -

    met een eenmalig of experimenteel karakter;

  • -

    een kortlopend project;

  • -

    een start- of waarderingssubsidie.

h. reserve: vermogensbestanddelen die - onverminderd het bepaalde in

artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht (egalisatiereserve) - als eigen vermogen zijn aan te merken en die bedrijfseconomisch gezien vrij te besteden zijn;

i.structurele subsidie: een subsidie die aan de subsidieontvanger wordt verstrekt om gedurende een of meer kalenderjaren bepaalde vooraf vastgestelde activiteiten te verrichten;

j.subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan

verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

k.subsidieontvanger: elke natuurlijk persoon, rechtspersoon of andere organisatie waaraan subsidie wordt verstrekt;

l.subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies;

m.subsidieverlening: besluit voorafgaand aan de subsidievaststelling, waarbij een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie wordt toegekend of geweigerd;

n.subsidievaststelling: besluit waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld, het besluit geeft recht op betaling van de subsidie;

o.wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

Lid 1 Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen die betrekking hebben op de terreinen genoemd in artikel 7 van de verordening, tenzij de raad anders bepaalt.

Lid 2 Bij deelverordening of ter uitwerking daarvan per beleidsregel kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede kunnen andere criteria aan de subsidiëring worden gesteld.

Lid 3 Deze verordening is in ieder geval niet van toepassing op subsidies, bijdragen of bekostiging op het gebied van:

  • a.

    onderwijs;

  • b.

    sociale zaken en werkgelegenheid;

  • c.

    gehandicaptenzorg;

  • d.

    leerlingenvervoer.

Artikel 3 Bevoegdhedenverdeling

Lid 1 Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Lid 2 Het college kan bevoegdheden mandateren.

Artikel 4 Staatssteun

Het college dient een subsidie of een subsidieregeling, die aan alle criteria voor meldingsplichtige staatssteun lijkt te voldoen, bij de Europese Commissie aan te melden.

Artikel 5 Subsidieplafond

Lid 1 De raad kan subsidieplafonds vaststellen gedurende een bepaald tijdvak voor de verschillende activiteiten waarvoor subsidies worden verstrekt.

Lid 2 Als een subsidieplafond wordt vastgesteld, bepaalt het college op basis van beleidsregels hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Lid 3 Het college maakt het subsidieplafond bekend voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Bij de bekendmaking wordt de wijze van verdeling vermeld.

Lid 4 Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen, tenzij:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting en;

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

Lid 1 Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentelijke begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het college de subsidie verlenen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Lid 2 De in het eerste lid bedoelde voorwaarde vervalt, indien het college niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op de voorwaarde heeft gedaan.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Het college kan, binnen de financiële kaders van de raad, subsidie verstrekken voor activiteiten die plaatsvinden op de volgende terreinen:

  • a.

    Afvalinzameling;

  • b.

    Culturele expressie;

  • c.

    Economie;

  • d.

    Educatie;

  • e.

    Evenementen;

  • f.

    Monumentenzorg;

  • g.

    Sociaal en cultureel werk;

  • h.

    Sport- en (openlucht)recreatie;

  • i.

    Toerisme;

  • j.

    Verkeersveiligheid;

  • k.

    Volkshuisvesting en

  • l.

    Zorg.

Hoofdstuk 2 SUBSIDIEAANVRAAG EN -VERLENING

Artikel 8 De aanvraag

Lid 1 Een aanvraag tot verlening van een structurele subsidie wordt schriftelijk bij het college ingediend, vóór 1 april van het kalenderjaar dat vooraf gaat aan het jaar waarin de gesubsidieerde activiteit plaatsvindt.

Lid 2 Een aanvraag tot verlening van een incidentele subsidie wordt schriftelijk bij het college ingediend, tenminste 12 weken voordat de te subsidiëren activiteit plaatsvindt.

Lid 3 Bij de indiening van de aanvraag worden in ieder geval overlegd:

  • a.

    het activiteitenplan en, indien er in het voorgaande jaar ook dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, een verslag van de in het laatste jaar verrichte activiteiten met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van het verkregen resultaat;

  • b.

    een voldoende gespecificeerde en toegelichte begroting van inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • c.

    indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, de jaarrekening, bestaande uit een balans aan het begin en aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin subsidie wordt aangevraagd en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting;

  • d.

    een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen;

  • e.

    een opgave van aan de subsidieontvanger gelieerde rechtspersonen, onder vermelding van de aard van de betrekkingen met die rechtspersoon.

Lid 4 In afwijking van het bepaalde in het vorige lid worden bij een aanvraag om een subsidie van minder dan € 2.500,-- uitsluitend de gegevens als bedoeld onder a en b van het vorige lid overgelegd.

Lid 5 Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager die tevens rechtspersoon is:

  • a.

    een opgave van de samenstelling van het bestuur;

  • b.

    een exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen en een exemplaar van het huishoudelijk reglement.

Lid 6 Het college kan:

  • a.

    nadere beleidsregels stellen voor de inrichting van de bescheiden als bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid;

  • b.

    een termijn bepalen voor de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, als het college dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

Lid 7 Het overleggen van de in het derde lid onder a en c genoemde bescheiden kan achterwege blijven, als deze bescheiden in verband met de vaststelling als bedoeld in artikel 20 in het bezit zijn van het college.

Lid 8 De aanvrager dient, in geval van een onvolledige aanvraag, in de gelegenheid te worden gesteld om de aanvraag binnen een nader te stellen termijn aan te vullen.

Artikel 9 Besluit op aanvraag

Lid 1 Het college beslist op een aanvraag om structurele subsidie op uiterlijk 31 december van het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Lid 2 Op aanvragen om incidentele subsidie beslist het college binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

Lid 3 De in het tweede lid bedoelde termijn kan met ten hoogste 6 weken worden verlengd door het college.

Artikel 10 Subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

  • a.

    een omschrijving van de activiteiten die moeten worden verricht;

  • b.

    de effecten die met de activiteiten worden beoogd;

  • c.

    het bedrag waarop aanspraak bestaat dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de maximale hoogte van het subsidiebedrag;

  • d.

    de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

  • e.

    de termijn waarvoor de subsidie wordt verleend en

  • f.

    in het geval van een incidentele subsidie, de termijn waarbinnen deze subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 11 Meerjarige subsidie

Lid 1 Het college kan een meerjarige subsidie voor maximaal 4 kalenderjaren verlenen.

Lid 2 Een meerjarenbegroting dient in dat geval door de aanvrager te worden overlegd.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Lid 1 a. De subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het ter

zake vastgestelde subsidieplafond wordt overschreden.

b.Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een

rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting onder a slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of genomen had moeten worden.

Lid 2 De subsidieverlening kan worden geweigerd, indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • d.

    de activiteiten niet gericht zijn op de gemeente of de activiteiten de ingezetenen van de gemeente niet aanwijsbaar ten goede komen;

  • e.

    de aanvrager dan wel gelieerde rechtspersonen ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden beschik(t)(ken) om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f.

    de subsidie niet of in onvoldoende mate besteed zal worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • g.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde, of

  • h.

    in de activiteiten op een toereikende wijze anders wordt voorzien;

  • i.

    de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente.

Lid 3 De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd, indien:

  • a.

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 13 Uitvoeringsovereenkomst

Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten. In deze overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend, tenzij de aard van de subsidie zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 14 - Meldingsplicht

Lid 1 Een subsidieontvanger dient het college zo spoedig mogelijk te berichten omtrent:

  • a.

    ontwikkelingen die van belang zijn voor het door de gemeente te voeren beleid;

  • b.

    ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

  • c.

    het geheel of gedeeltelijk beëindigen of wijzigen van zijn activiteiten.

Lid 2 Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is, dient tevens het collegezo spoedig mogelijk te berichten omtrent:

  • a.

    een wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

  • b.

    een wijziging in zijn bestuurssamenstelling;

  • c.

    besluiten en/of procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

Lid 3 In het geval van het tweede lid, onder c kan het college, voor zover een positief liquidatiesaldo mede door het toekennen van de gemeentelijke subsidie is gevormd, terugstorting van dit saldo in de gemeentekas verlangen tot het bedrag dat in totaliteit aan subsidie is ontvangen.

Artikel 15 - Verzekering

Een subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteiten afdoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen wettelijke aansprakelijkheid;

  • b.

    ten genoegen van het college zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen schade door brand en eventuele andere door het collegeaangegeven risico’s. Deze verzekering behoeft de instemming van het college.

Artikel 16 - Verplichtingen met betrekking tot financieel beheer

Lid 1 De subsidieontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren.

Lid 2 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van inrichting van de financiële en administratieve bescheiden.

Lid 3 De gesubsidieerde draagt er zorg voor dat de financiële stukken gedurende een aaneengesloten periode van 5 kalenderjaren na afloop van het betreffende boekjaar beschikbaar blijven.

Artikel 17 - Inzage, medewerking onderzoek

Lid 1 De subsidieontvanger verleent aan het college of aan door of namens hen aangewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

Lid 2 De subsidieontvanger volgt de aanwijzingen op die haar in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie door of namens het college worden gegeven.

Artikel 18 - Tegengaan vervreemdingen

Lid 1 Het is een subsidieontvanger niet toegestaan om geldbedragen en goederen om niet aan derden ter beschikking te stellen, behoudens vooraf gekregen toestemming van het college.

Lid 2 Het college kan aan het verlenen van de in het eerste lid bedoelde toestemming voorschriften verbinden.

Artikel 19 - Democratisering, inspraak- en klachtenprocedure

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van democratisering, inspraak- en klachtenprocedure

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 20 - Ambtshalve vaststelling

Lid 1 Een structurele subsidie wordt ambtshalve vastgesteld op uiterlijk 31 december van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Lid 2 Een incidentele subsidie wordt ambtshalve vastgesteld binnen een in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn.

Lid 3 De subsidieontvanger dient ter vaststelling van de subsidie stukken toe te zenden aan het college:

  • -

    in het geval van een structurele subsidie vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft en

  • -

    in het geval van een incidentele subsidie binnen de in de beschikking opgenomen termijn.

Lid 4 De stukken benodigd voor de vaststelling van de subsidie bestaan uit:

  • a.

    een financiële rapportage, ondertekend door het bestuur, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten en waarin:

    • -

      een toelichting wordt gegeven op het verschil tussen de begrootte en de werkelijke uitgaven en inkomsten en

    • -

      een toelichting wordt gegeven op de verschillen tussen de jaarrekening van het jaar waarin de subsidie is aangevraagd en de jaarrekening van het daaraan voorafgaande jaar;

  • b.

    een inhoudelijke rapportage, waarin in ieder geval de activiteiten worden beschreven en een vergelijking tussen nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen wordt gemaakt;

  • c.

    een opgaaf van namen en adressen van de voorzitter, de secretaris en de penningmeester.

Lid 5 Het college kan bepalen dat de financiële rapportage wordt voorzien van een verklaring van getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van een daartoe bevoegde accountant.

Lid 6 In afwijking van het bepaalde in het vierde lid wordt bij een aanvraag om een subsidie van minder dan € 2.500,-- in ieder geval schriftelijk medegedeeld of de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden.

Lid 7 Het college kan:

  • a.

    nadere beleidsregels vaststellen voor de inrichting van de bescheiden als bedoeld in het derde lid;

  • b.

    een termijn bepalen voor de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, als het college dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

Lid 8 Indien stukken voor de vaststelling van de subsidie ontbreken, zie het vierde lid, dan wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld om die stukken binnen een nader te stellen termijn alsnog aan te leveren.

Lid 9 Het besluit tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag. Het college stelt de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast, behoudens het bepaalde in artikel 21.

Artikel 21 - Lager vaststellen van de subsidie

Lid 1 De subsidie kan door het college lager worden vastgesteld, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Lid 2 Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, worden de kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

HOOFDSTUK 5 INTREKKING EN WIJZIGING

Artikel 22 - Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening

Lid 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • e.

    met toepassing van artikel 6 een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Lid 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 23 - Intrekking of wijziging subsidievaststelling

Lid 1 Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn, en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Lid 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Lid 3 De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien 5 jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 24 - Intrekking of wijziging subsidieverlening, voor de toekomst

Lid 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is, of

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

Lid 2 Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoedt het college de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Lid 3 Het college stelt bij een essentiële wijziging, vermindering of beëindiging van een subsidie een overgangsregeling vast die rekening houdt met de omvang en gevolgen voor de instelling. Deze bepaling geldt niet voor incidentele subsidies.

Artikel 25 - Beëindiging subsidiëring

Lid 1 Indien aan een subsidieontvanger voor 3 of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

Lid 2 Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zonodig in afwijking van het vastgestelde subsidieplafond.

HOOFDSTUK 6 BETALING, BEVOORSCHOTTING EN TERUGVORDERING

Artikel 26 Voorschotten

Lid 1 Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

Lid 2 De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Lid 3 Voorschotten worden overeenkomstig de beschikking tot voorschotverlening betaald.

Lid 4 Het voorschot wordt binnen 4 weken na de beschikking tot voorschotverlening betaald, tenzij anders is bepaald bij de voorschotverlening.

Lid 5 Het college kan bepalen dat de teveel uitbetaalde voorschotten geheel of gedeeltelijk worden aangemerkt als een reserve voor buitengewone lasten.

Artikel 27 Betaling

Lid 1 De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Lid 2 Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

Lid 3 In het geval van een structurele subsidie kan het verschil tussen de vastgestelde en de verleende voorschotten worden verrekend met de subsidie van het volgende jaar.

Artikel 28 Opschorting betalingsverplichting

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 22 of 23 tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden 13 weken zijn verstreken.

Artikel 29 Terugvordering

Onverschuldigde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 23, lid 1, sub c heeft plaatsgevonden, nog geen 5 jaren zijn verstreken.

HOOFDSTUK 7 SUBSIDIES PER BOEKJAAR

Artikel 30 - Afdeling 4.2.8 Awb

Lid 1 Het college kan afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaren op subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Lid 2 De overige bepalingen van deze verordening zijn, indien afdeling 4.2.8 Awb van toepassing is verklaard, van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan in die afdeling niet wordt afgeweken.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 - Toezicht

Lid 1 Het college kan één of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Lid 2 De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de wet.

Artikel 32 - Onvoorziene omstandigheden

Het college treft de nodige voorzieningen of neemt de nodige besluiten in de gevallen waarin de verordening niet of onvoldoende voorziet.

Artikel 33 - Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van een doelgerichte en evenwichtige subsidieverdeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 34 - Overgangsbepalingen

Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

Artikel 35 - Vervallen

Artikel 36 - Citeertitel en Inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk” en treedt in werking op 1 januari 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Katwijk, gehouden op 16 december 2010.

Algemene en artikelsgewijze toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

 

In de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), die op 1 januari 1998 in werking is getreden, zijn algemene regels opgenomen over het verstrekken van subsidie, (titel 4.2). Volgens de hoofdregel van de subsidietitel kan een bestuursorgaan uitsluitend subsidie verstrekken indien de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is toegekend. Hierop bestaan vier uitzonderingen (artikel 4:23, lid 3 Awb):

  • 1.

    Spoedeisende subsidies:

In het geval van een nieuwe subsidie mag het bestuursorgaan vooruitlopen op de totstandkoming van een wettelijk voorschrift met het verstrekken van de subsidie. Deze mogelijkheid bestaat gedurende maximaal één jaar.

  • 1.

    EU-subsidies:

De subsidie wordt rechtstreeks op grond van een vastgesteld programma op Europees niveau verstrekt.

  • 1.

    Begrotingssubsidies:

Indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt.

  • 1.

    Incidentele subsidies:

Een subsidie is incidenteel wanneer sprake is van één of enkele ontvangers en een min of meer eenmalige activiteit, zoals de organisatie van een evenement of de viering van een lustrum. De subsidie mag voor maximaal vier jaren worden verstrekt.

 

Het uitgangspunt is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift, wat voor de gemeente de verordening is. Het wettelijk voorschrift bevat tenminste een aanduiding van de te subsidiëren activiteiten. In artikel 7 van deze verordening worden de verschillende terreinen waarop de gemeente subsidie kan verstrekken globaal genoemd, welke terreinen nader uitgewerkt moeten worden in een deelverordening dan wel in een beleidsregel.

 

In deze verordening zijn de belangrijkste bepalingen van de Awb overgenomen. De artikelsgewijze toelichting geeft aan om welke artikelen het gaat. Ook zijn, voor een goed overzicht, de dwingende bepalingen uit de Awb overgenomen. De leesbaarheid, inzichtelijkheid en werkbaarheid van de regelgeving met betrekking tot de gemeentelijke subsidies wordt voor zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekker aanzienlijk verbeterd.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de definities opgenomen die bepalend zijn voor de werking van deze verordening, ter voorkoming van interpretatieverschillen.

 

Subsidie (onder sub j)

In de definitie van subsidie, ontleend aan artikel 4:21 Awb, zijn vier elementen te onderscheiden:

  • 1.

    aanspraak op financiële middelen;

  • 2.

    verstrekt door een bestuursorgaan;

  • 3.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • 4.

    geen betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

 

Ad 1.

Uit het woord aanspraak blijkt dat het niet om de daadwerkelijke overhandiging van het geld gaat, maar reeds om het moment waarop het bestuursorgaan beslist dat de voorgenomen activiteit gesubsidieerd wordt. Al op dat moment bestaat een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen. De beslissing de subsidie te verstrekken, is derhalve niet vrijblijvend. Het kan gaan om een gift, een lening of een garantie. Verstrekkingen in natura vallen niet onder de definitie, ook niet indien deze op geld waardeerbaar zijn. Een voorbeeld van een subsidie in natura is het ter beschikking stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening.

 

Ad 2.

De subsidietitel uit de Awb geldt uitsluitend voor uitkeringen verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb. Een privaatrechtelijke instelling kan subsidies verstrekken wanneer zij daartoe de bevoegdheid heeft gehad van een publiekrechtelijke rechtspersoon. Voor zover het de uitoefening van deze bevoegdheid betreft, is zo’n privaatrechtelijke rechtspersoon tevens bestuursorgaan.

 

Ad 3.

Dit element drukt het gebonden karakter uit van de subsidie. De subsidie mag alleen worden gebruikt voor de activiteiten waarvoor zij is verleend. Voorafgaand aan de subsidieverstrekking is duidelijk om welke activiteiten het gaat. Deze activiteiten kunnen overigens ook een niet-handelen zijn.

Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van bestaan valt buiten het subsidiebegrip, omdat dit niet gebeurt met het oog op bepaalde activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan huursubsidie en studiefinanciering. Bij dergelijke verstrekkingen overheerst het element van (aanvullende) inkomensvoorziening en staat de bestedingsrichting niet vast.

Op bijzondere bijstand (Wet voorzieningen gehandicapten, Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten) is de subsidietitel van de Awb niet van toepassing. De reden hiervoor is gelegen in de verwevenheid van deze verstrekkingen met andere verstrekkingen op grond van de sociale zekerheidswetgeving (die geen subsidies zijn).

Buiten de definitie vallen voorts schadevergoedingen, contributies, kredietverlening op commerciële basis door gemeentelijke kredietbanken en overheidsdeelnemingen in het aandelenkapitaal van een vennootschap.

 

Ad 4.

Commerciële transacties vallen niet onder de definitie van subsidie. Als de prijs zozeer boven de marktprijs ligt dat redelijkerwijs niet meer van een betaling kan worden gesproken kan het wel gaan om een subsidie. Dus niet iedere betaling die boven de marktprijs ligt is automatisch een subsidie. Of dit wel of niet zo is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Subsidieverlening en de betaling voor goederen of diensten kunnen in de praktijk soms dicht tegen elkaar aan liggen. Declaraties aan ambtenaren, bijvoorbeeld voor dienstreizen en dergelijke, zijn geen subsidie, aangezien het hier gaat om de voldoening van een schuld.

 

Soorten subsidie (onder g en i)

In deze verordening wordt alleen onderscheid gemaakt tussen twee soorten subsidies: incidentele en structurele.

Artikel 2 - Reikwijdte

Op de terreinen genoemd in artikel 7 kan door het college subsidie worden verstrekt. De betreffende terreinen zijn uitgewerkt in een deelverordening dan wel in een beleidsregel.

 

Artikel 3 - Bevoegdhedenverdeling

Deze verordening sluit aan bij het duale stelsel: de raad stelt de kaders vast en het college zorgt voor de uitvoering. Het college is binnen de door de raad vastgestelde grenzen (deze verordening) verantwoordelijk voor de uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling, betaling, intrekking en wijziging van de subsidies. Ook is het college bevoegd om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Het college heeft de mogelijkheid om bevoegdheden te mandateren.

 

Artikel 4 - Staatssteun

Zie het “Subsidieverstrekkings- en steunverleningsbesluit gemeente Katwijk”.

 

Artikel 5 - Subsidieplafond

Dit artikel is een bewerking van afdeling 4.2.2 Awb. Artikel 4:25 Awb maakt het mogelijk om een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid tot het vaststellen van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Deze bevoegdheid is aan de raad geattribueerd. Het college bepaalt de wijze van verdeling. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond, ex artikel 3:42 Awb, wordt de wijze van verdeling vermeld (artikel 4:26, 27 Awb). Het plafond wordt voor een bepaalde periode vastgesteld (artikel 1, sub l en artikel 4:22 Awb). Het vierde lid geeft artikel 4:28 Awb weer.

 

De essentie van het plafond is dat wordt vastgelegd dat aanspraken op subsidie een nader te bepalen, op de begroting afgestemd, bedrag niet te boven (kunnen) gaan. Bij overschrijding van het subsidieplafond, moet de subsidie worden geweigerd (zie artikel 12, lid 1, sub a van deze verordening). Het voordeel van een verplichte weigering is, dat een omstandige motivering achterwege kan blijven. Voor de wijze van verdeling zijn er grofweg twee mogelijkheden: ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ en het tendersysteem, een selectie op kwalitatieve criteria.

 

Artikel 6 - Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel is ontleend aan artikel 4:34 Awb. Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat het recht wordt voorbehouden om een reeds verleende subsidie in te trekken of te wijzigen, indien de definitieve begroting onvoldoende ruimte biedt om de subsidieverlening in stand te houden. Dit is alleen mogelijk in het geval van een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting. Het verleningsbesluit moet altijd melding maken van het begrotingsvoorbehoud. Binnen 4 weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting dient dan een beroep op het voorbehoud te worden gedaan, vanwege de onzekerheid van de subsidieontvanger. Een beroep op het voorbehoud geschiedt door een intrekking overeenkomstig artikel 22, lid 1, aanhef en onder e dan wel artikel 24 van deze verordening.

 

Artikel 7 - Subsidiabele activiteiten

Het college kan op deze terreinen, uitgewerkt in een deelverordening of in een beleidsregel, subsidie verstrekken.

 Hoofdstuk 2: De subsidieaanvraag en -verlening

 

De kern van het subsidiesysteem is het werken met twee besluiten: de subsidieverlening en de subsidievaststelling. De momenten waarop deze besluiten worden genomen, liggen in de tijd uiteen. Het besluit tot subsidieverlening wordt genomen voorafgaand aan de realisering van de te subsidiëren activiteit en geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op subsidie. Dit betekent dat de subsidieontvanger het subsidiebedrag zal krijgen indien hij de activiteiten op juiste wijze verricht en zijn verplichtingen nakomt. Na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, wordt de subsidie definitief vastgesteld (zie hoofdstuk 4).

 

Artikel 8 - De aanvraag

Dit artikel bepaalt op welk moment een aanvraag tot het verlenen van subsidie moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij in ieder geval dienen te worden overlegd. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen aanvragen voor structurele en voor incidentele subsidies.

 

Structurele subsidies dienen vóór 1 april voorafgaand aan het jaar van de subsidieverlening te worden aangevraagd. Dit vanwege de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus. Incidentele subsidies dienen 12 weken voor aanvang van de te subsidiëren activiteit te worden aangevraagd.

 

De stukken die overlegd dienen te worden, zijn nodig voor een goede inhoudelijke beoordeling van de aanvraag: een activiteitenplan, een begroting, een jaarrekening (indien eerder dezelfde, of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden), een opgave van bij andere aangevraagde subsidies en een opgave van gelieerde rechtspersonen om inzicht te krijgen in de financiële rechten en verplichtingen van de subsidieontvanger. Indien het gevraagde subsidiebedrag minder dan € 2.500,-- bedraagt, dient alleen een activiteitenplan en een begroting te worden ingediend. Een rechtspersoon die voor het eerst een aanvraag indient, overlegt mede: een opgave van de samenstelling van het bestuur, een exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte en een exemplaar van het huishoudelijk reglement. Het college kan nadere regels stellen omtrent de inrichting van deze bescheiden en nadere informatie verlangen indien nodig. Het komt voor dat een onvolledige aanvraag wordt ingediend. In dat geval dient de aanvrager, alvorens de aanvraag buiten behandeling te laten, in de gelegenheid te worden gesteld om de aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te vullen (artikel 4:5 Awb).

 

Artikel 9 - Besluit op aanvraag

Ook hier is een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele subsidies. Op een aanvraag om structurele subsidie dient uiterlijk op 31 december, van het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, te zijn beslist. Op een aanvraag om incidentele subsidie dient binnen een termijn van 12 weken te zijn beslist. Deze laatste termijn kan met ten hoogste 6 weken worden verlengd.

 

Artikel 10 - Subsidieverlening

Dit artikel bepaalt welke elementen het besluit tot subsidieverlening moet bevatten. Deze eisen zijn voor het merendeel ontleend aan de artikelen 4:30, 4:31 en 4:32 Awb.

 

 Artikel 11 - Meerjarige subsidie

Dit artikel bepaalt dat een meerjarige subsidie voor maximaal vier jaren kan worden verleend. Deze werkwijze scheelt tijd en is in ieder geval aan te raden in het geval van kleine subsidieaanvragen. Een meerjarenbegroting is in dit geval nodig.

 

Artikel 12 - Weigeringsgronden

Dit artikel bevat de gronden waarop een aanvraag tot subsidieverlening kan worden geweigerd. Het merendeel van deze weigeringsgronden is ontleend aan de Awb: de artikelen 4:25 en 4:35. De Awb geeft uitdrukkelijk de mogelijkheid aan om daarnaast andere weigeringsgronden op te nemen in een verordening (lid 2, sub d tot en met i).

 

Artikel 13 - Uitvoeringsovereenkomst

Een uitvoeringsovereenkomst is een uitwerking of een nadere detaillering van het besluit tot subsidieverlening, artikel 4:36 Awb.

 

Hoofdstuk 3: Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Het is van groot belang dat aan de subsidieverlening verplichtingen kunnen worden verbonden, omdat daarmee het gedrag van de subsidieontvanger in belangrijke mate kan worden gestuurd. Artikel 4:37 Awb noemt een aantal verplichtingen dat altijd opgelegd kan worden. Daarnaast kunnen bij verordening andere verplichtingen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, artikel 4:38 Awb. Tot slot kunnen bij verordening ook verplichtingen worden opgelegd die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, artikel 4:39 Awb. Deze verplichtingen moeten betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht. De hieronder opgelegde verplichtingen zijn allemaal terug te voeren op vorengenoemde artikelen.

 

Artikel 14 - Meldingsplicht

Dit artikel legt de subsidieontvanger de verplichting op om op eigen initiatief informatie te verschaffen omtrent belangrijke aspecten met betrekking tot de subsidiëring: ontwikkelingen die van belang zijn voor het door de gemeente te voeren beleid, ontwikkelingen die ertoe (kunnen) leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt, of het geheel of gedeeltelijk beëindigen of wijzigen van de activiteiten. Een rechtspersoon dient zo spoedig mogelijk te berichten over besluiten en/of procedures die (kunnen) leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon (artikel 4:38 Awb). De genoemde omstandigheden zijn van belang bij het nemen van een beslissing door het college. Bovendien kan in sommige situaties samen met de subsidieontvanger naar een oplossing worden gezocht voor tijdens de subsidiëring ontstane situaties.

 

Artikel 15 - Verzekering

De gesubsidieerde activiteiten zijn van belang voor de inwoners, zodat er ook belang bij is dat de subsidieontvanger zich verzekert tegen mogelijke risico’s. Een brandverzekering voor de roerende en onroerende zaken alsmede een WA-verzekering zijn verplicht gesteld. Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:37, lid 1, sub d Awb.

 

Artikel 16 - Verplichtingen met betrekking tot financieel beheer

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:37, lid 1, onder b Awb. De subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd om een dusdanige administratie te voeren dat controle, zie artikel 17 van deze verordening, ook daadwerkelijk mogelijk is.

 

Artikel 17 - Inzage, medewerking onderzoek

Tussentijds is het college bevoegd om controle uit te oefenen betreffende de rechtmatigheid en doelmatigheid van de door de subsidieontvanger verrichte gesubsidieerde activiteiten. De subsidieontvanger dient hieraan medewerking te verlenen. Dit artikel is ook gebaseerd op artikel 4:38 Awb.

 

Artikel 18 - Tegengaan vervreemdingen

Het is een subsidieontvanger niet toegestaan de subsidie op een andere wijze te gebruiken dan voor de voorgenomen activiteit. Het is niet de bedoeling dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of dat subsidiegelden elders, buiten het zicht van de gemeente, worden ondergebracht. Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:38 Awb.

 

Artikel 19 – Democratisering, inspraak- en klachtenprocedure

Van gesubsidieerde instellingen wordt verwacht dat zij een democratisch karakter hebben. Voor het democratisch functioneren zijn moeilijk algemene regels te geven. De regels van de instelling moeten op voldoende wijze voorzien in interne democratische besluitvorming. Het college kan nadere regels stellen. Het artikel is gebaseerd op artikel 4:39 Awb.

 

Hoofdstuk 4: Subsidieaanvraag en -vaststelling

 

Artikel 20 - Ambtshalve vaststelling

De vaststelling van de subsidie volgt op de verlening. Het bedrag waarop de subsidieontvanger recht heeft, wordt definitief vastgesteld. De subsidies worden ambtshalve vastgesteld op grond van artikel 4:47, sub a Awb, dit betekent dat geen aanvragen tot vaststelling van de subsidie behoeven te worden ingediend.

Ook met betrekking tot de vaststelling van subsidies, is een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele subsidies. Een structurele subsidie wordt op uiterlijk 31 december vastgesteld en een incidentele subsidie wordt binnen een in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn vastgesteld. De subsidieontvanger dient ter vaststelling van de subsidie de volgende stukken te overleggen: een financiële rapportage, een inhoudelijke rapportage en een opgaaf van namen en adressen van de bestuursleden en van anderen ontvangen geldelijke bedragen. De financiële rapportage moet, indien het college dat verlangt, worden voorzien van een accountantsverklaring. Indien het gevraagde subsidiebedrag minder dan € 2.500,-- bedraagt, dient alleen schriftelijk te worden meegedeeld of de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden. Het college kan nadere regels stellen omtrent de inrichting van deze bescheiden en nadere informatie verlangen indien nodig. Indien de aanvrager niet alle stukken benodigd voor de vaststelling heeft overlegd, dient hij in de gelegenheid te worden gesteld om die stukken alsnog te overleggen binnen een bepaalde termijn. Lid 9 geeft artikel 4:42 Awb weer.

 

Artikel 21 - Lager vaststellen van de subsidie

Dit artikel geeft aan in welke gevallen de subsidie lager kan worden vastgesteld, een weergave van artikel 4:46 Awb. Het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 Awb) dient hierbij in acht te worden genomen, het lager vaststellen van de subsidie staat in een redelijke verhouding tot de reden voor het lager vaststellen van de subsidie. Een subsidie kan dus zelfs op nihil worden gezet in het geval de activiteit in het geheel niet heeft plaatsgevonden.

 

 Hoofdstuk 5: Intrekking en wijziging

 

Artikel 22 - Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening

Het artikel geeft een limitatieve opsomming van de gronden tot intrekking of wijziging van de subsidieverlening ten nadele van de subsidieontvanger (artikel 4:48 Awb). De intrekking of wijziging heeft terugwerkende kracht. Deze maatregel is in feite een aanvulling op de mogelijkheid om een subsidie lager of op nul vast te stellen.

 

Artikel 23 - Intrekking of wijziging subsidievaststelling

Dit artikel geeft de gronden aan tot intrekking of wijziging van de subsidievaststelling ten nadele van de subsidieontvanger (artikel 4:49 Awb). De intrekking of wijziging heeft terugwerkende kracht. Er geldt een verjaringstermijn van vijf jaren.

 

Artikel 24 - Intrekking of wijziging subsidieverlening, voor de toekomst

Dit artikel geeft aan in welke twee gevallen het mogelijk is om een bestaande subsidieverhouding te beëindigen of te wijzigen voor de toekomst (artikel 4:50 Awb). Het betreft gevallen waar de subsidieontvanger geen verwijt valt te maken. Aangezien inbreuk wordt gemaakt op het vertrouwensbeginsel, dient het college de schade te vergoeden die de subsidieontvanger zal leiden.

 

Artikel 25 - Beëindiging subsidiëring

Dit artikel, dat aan artikel 4:51 Awb is ontleend, regelt het beëindigen van de subsidierelatie die meer dan drie jaren heeft bestaan. Beëindiging is slechts mogelijk, met inachtneming van een redelijke termijn, indien veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen (ongewijzigde) voortzetting van de subsidie verzetten.

 

Hoofdstuk 6: Betaling, bevoorschotting en terugvordering

 

Artikel 26 - Voorschotten

De subsidieverlening geeft nog geen recht op uitbetaling van het subsidiegeld. Echter, in de praktijk bestaat vaak wel al behoefte aan het subsidiebedrag, om de activiteit te kunnen financieren. Dit artikel, ontleend aan de artikelen 4:54 en 4:55 Awb, maakt het mogelijk om met voorschotten te werken. De beslissing om een voorschot te verlenen of te weigeren moet worden beschouwd als een beschikking waartegen bezwaar openstaat. Het is daarom praktisch om een beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening. Een voorschot wordt in beginsel binnen 4 weken betaald, maar bij de subsidieverlening kan daarvan worden afgeweken.

 

Artikel 27 - Betaling

Op grond van artikel 4:52, lid 1 Awb wordt het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten. De subsidie wordt binnen een termijn van vier weken na de subsidievaststelling betaald. Bij structurele subsidies kan, indien voorschotten zijn verleend, worden verrekend met de subsidie van het volgende jaar.

 

Artikel 28 - Opschorting betalingsverplichting

Dit artikel maakt het mogelijk om de betalingsverplichting van een subsidiebedrag of een voorschot op te schorten in het geval de artikelen 22 en 23 van deze verordening van toepassing zijn (artikel 4:56 Awb). De opschorting gaat in op de dag van de schriftelijke kennisgeving hiervan aan de subsidieontvanger. De opschorting eindigt op de dag dat de beschikking tot intrekking of wijziging is bekendgemaakt dan wel 13 weken zijn verstreken sinds de kennisgeving.

 

Artikel 29 - Terugvordering

Dit artikel regelt hoe dient te worden omgegaan met onverschuldigde betalingen en is ontleend aan artikel 4:57 Awb. Terugvordering is mogelijk tot 5 jaren na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling in artikel 23, lid 1, sub c van deze verordening heeft plaatsgevonden.

 

Hoofdstuk 7: Subsidies per boekjaar

 

Artikel 30 - Afdeling 4.2.8 Awb

Afdeling 4.2.8 Awb is een facultatieve standaardregeling voor structurele subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid (artikel 4:66 Awb). De bepalingen in deze afdeling zijn alleen van toepassing indien het college daartoe heeft besloten. In dat geval gelden de bepalingen van deze verordening voor zover daarvan in afdeling 4.2.8 Awb is afgeweken.

 

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

 

Artikel 31 - Toezicht

Hoofdstuk 5, afdeling 5.2 Awb geeft een regeling voor toezichthouders. De verordening sluit hier op aan door de mogelijkheid te creëren toezichthouders aan te wijzen. De wet geeft een uitgebreide opsomming van de bevoegdheden van een toezichthouder en de verplichtingen van degene op wie toezicht wordt gehouden. In de artikelen 5:18 (monsterneming) en 5:19 (onderzoek vervoermiddelen) Awb worden aan de toezichthouder bevoegdheden gegeven, die in het kader van subsidieverstrekking geen zin hebben. Om die reden worden deze bepalingen met gebruikmaking van artikel 5:14 Awb uitgesloten.

 

Artikel 32 - Hardheidsclausule

Het college moet uit eigen beweging (ambtshalve) onderzoeken of de toepassing van de hardheidsclausule in de rede ligt. Er moet sprake zijn van een zo bijzonder geval, dat er bij het opstellen van de verordening geen rekening mee is gehouden, omdat het niet was te voorzien. Bovendien moet sprake zijn van een apert onredelijke beslissing bij het strikt toepassen van de verordening.

 

Artikel 33 - Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 34 - Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 35 - Intrekken oude regelingen

Dit artikel spreekt voor zich

 

Artikel 36 – Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.