Regeling vervallen per 01-01-2015

Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Kerkrade 2012

Geldend van 01-08-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

RICHTLIJNEN BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE KERKRADE 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    a) de wet: de Wet Werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    b) medische kosten: alle kosten die van medische of paramedische aard zijn;

    c) bijzondere omstandigheden: omstandigheden zoals bedoeld in artikel 16 WWB;

    d) adequate voorziening: de meest goedkope passende voorziening;

    e) draagkrachtjaar: de periode waarbinnen de draagkracht geldt, in de regel een kalenderjaar van 1 januari tot en met 31 december.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de gemeentewet.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als:

    a) een adequate voorliggende voorziening ontbreekt;

    b) er sprake is van aantoonbaar noodzakelijke kosten die door bijzondere omstandigheden veroorzaakt worden en die volgens het college niet betaald kunnen of konden worden uit het (gezins)inkomen en (gezins)vermogen;

    c) gekozen is voor de goedkoopste adequate voorziening;

    d) er behoudens het gestelde in Hoofdstuk 4 van deze richtlijnen geen sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid.

  • 2. Aanvragen kunnen indient worden tot 12 maanden na het plaatsvinden van de behandeling, het consult, de hulpverlening, etc. Offertes op grond waarvan de aanvraag ingediend wordt mogen niet ouder dan 1 (één) maand zijn.

  • 3. Aan de bijzondere bijstand wordt de voorwaarde verbonden, dat belanghebbende zich zo nodig onderwerpt aan een behandeling, gericht op het wegnemen van de oorzaken van de bijstandsverlening.

  • 4. De algemeen gebruikelijke uitgaven met betrekking tot de kostensoort worden in mindering gebracht op de extra noodzakelijke, ongebruikelijke of medische uitgaven.

  • 5. Het college verstrekt de bijzondere bijstand zonder terugbetaalverplichting, tenzij er sprake is van

    * inrichtingskosten,

    * eerste huur en waarborgsom;

    * taxatie- en notariskosten bij het vestigen van een krediethypotheek;

    * tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

    In dat geval wordt bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van borgtocht bij de KBL of een geldlening.

Artikel 3 Draagkracht

  • 1. Het college stelt de draagkracht uit inkomen vast met inachtneming van de wet, waarbij het meerdere aan kinderbijslag volgens buitenlandse wetgeving en het recht op de Langdurigheidstoeslag ook als inkomen meetellen. Het college maakt bij de vaststelling van de draagkracht gebruik van een glijdende schaal.

  • 2. Wanneer de aanvrager wisselende inkomsten heeft, gaat het college, met inachtneming van lid 1 van deze beleidsregels, uit van het gemiddelde inkomen over de laatste 3 maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 3. Bij de bepaling van de draagkracht uit vermogen sluit het college aan bij artikel 34 WWB.

  • 4. De draagkracht stelt het college steeds voor de duur van een draagkrachtjaar vast.

  • 5. Het is op grond van individuele omstandigheden, mits goed gemotiveerd, mogelijk af te wijken van de beschreven draagkrachtregels.

  • 6. Bij de vaststelling van de eigen draagkracht houdt het college geen rekening met het moeten aflossen van schulden, behalve wanneer er sprake is van WSNP.

  • 7. Personen met inkomsten uit een (aanvullende) uitkering voor levensonderhoud en personen van 65 jaar en ouder kunnen volstaan met het eenmalig indienen van een aanvraag bijzondere bijstand voor periodieke kosten.

    Het college kent deze bijstand toe op declaratiebasis.

  • 8. Personen jonger dan 65 jaar met andere inkomsten dan (aanvullende) bijstand moeten jaarlijks een aanvraag indienen voor periodieke kosten bijzondere bijstand.

  • 9. Het college maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheid een drempelbedrag te hanteren. Wel hanteert zij een administratieve drempel van € 45 per kalenderjaar.

Artikel 4 Voorliggende voorzieningen

  • 1. Het College beschouwt in geval van financiële- en schuldhulpverlening de dienstverlening die de Kredietbank Limburg aanbiedt als een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 2. Het College beschouwt in geval van (para-)medische hulpverlening de collectieve ziektekostenverzekering voor inwoners van Kerkrade met een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de vergelijkbare bijstandsnorm als een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 3. Het College beschouwt voor rechtshulp de dienstverlening van het Juridisch Loket als een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 4. De vergoeding conform deze voorliggende voorzieningen beschouwt het college als de goedkoopste, adequate mogelijkheid.

Artikel 5 Hoogte vergoedingen

  • 1. In individuele situaties als bedoeld in artikel 16 WWB kan de aanvrager via de bijzondere bijstand nooit meer voor medische kosten ontvangen, dan het bedrag dat deelnemers aan de collectieve ziektekostenverzekering vergoedt krijgen boven op of in plaats van de basisverzekering.

  • 2. Wanneer vergoeding van duurzame gebruiksgoederen via borgstelling voor een KBL-lening of via een lening door het college noodzakelijk blijkt, verstrekt zij hiervoor op basis van een door het college vastgestelde lijst (als bijlage bij deze beleidsregels gevoegd) bijzondere bijstand in de vorm van borgtocht KBL of geldlening tot maximaal de hierin genoemde bedragen.

    Ingeval van zéér bijzondere omstandigheden kan voor individuele kosten hiervan worden afgeweken tot het bedrag van maximaal 80% van de bedragen zoals genoemd in het prijzenoverzicht van het NIBUD van het betreffende jaar.

  • 3. Wanneer vergoeding van maatschappelijke kosten (niet zijnde duurzame gebruiksgoederen) via de bijzondere bijstand noodzakelijk blijkt, verstrekt het college in een aantal specifiek benoemde situaties maximaal het bedrag zoals genoemd in de NIBUD Prijzengids.

  • 4. Voor overige niet specifiek benoemde kostensoorten geldt, dat indien vergoeding via de bijzondere bijstand noodzakelijk blijkt, het college de kosten vergoedt op basis van de goedkoopste, adequate mogelijkheid.

HOOFDSTUK 2 (PARA-)MEDISCHE KOSTEN

Artikel 6 Algemene bepalingen

  • 1. Medische en paramedische kostensoorten, die niet zijn opgenomen in het basispakket Zorgverzekeringswet of de AWBZ behoren niet tot de noodzakelijke zorg. Deze kostensoorten komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 2. Op grond van zeer bijzondere individuele omstandigheden en dringend noodzakelijke redenen kan het college besluiten af te wijken van het gestelde in lid 1.

Artikel 7 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1. Het college biedt een collectieve ziektekostenverzekering aan haar inwoners met een inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm aan.

  • 2. Personen die op 1 januari van een jaar deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering komen gedurende het kalenderjaar in aanmerking voor een gemeentelijke bijdrage van € 10 per premie betalende volwassene per maand, tenzij de uitkering moet worden beëindigd wegens het niet verstrekken van inlichtingen, detentie en het niet meewerken aan het oplossen van een ontstane premieachterstand.

Artikel 8 Eigen risico ziektekostenverzekering

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor de kosten voortvloeiend uit het verplichte of vrijwillige eigen risico ziektekostenverzekering.

HOOFDSTUK 3 MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN

Artikel 9 Algemene bepalingen

De bijzondere bijstand conform hoofdstuk 3 van deze richtlijnen verstrekt het college, rekening houdend met het gestelde in de artikelen 1 tot en met 5 van deze richtlijnen, als periodieke uitkering in aanvulling op de geldende netto bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

Artikel 10 Kostensoorten waarvoor op declaratiebasis bijzondere bijstand mogelijk is

  • 1. Met inachtneming van Hoofdstuk 1 van deze richtlijnen is, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de aanvrager, verstrekking van (aanvullende) bijzondere bijstand mogelijk voor de (meer)kosten van onder andere:

     stookkosten, maaltijdvoorziening en kledingsslijtage;

     sociale alarmering;

     reiskosten ziekenbezoek en/of bezoek aan kind in een instelling door de gezinsleden;

     logeerkosten in het ziekenhuis / Ronald McDonaldhuis;

     eigen bijdrage thuiszorg (bij samenspel met WMO ( gesloten beurzen) vervalt dit punt);

     doorbetaling van vaste lasten als huur, gas, water, elektra bij een tijdelijke opname in een inrichting;

     bewindvoering inclusief intake, maar exclusief administratie- en portokosten;

     reiskosten voor één bezoek per maand aan een gedetineerde door partner, ouders, en / of kind(eren;

     begrafeniskosten;

     verf en behang (als onderdeel van een aanvraag inrichtingskosten) voor een in Kerkrade te betrekken woning

  • 2. Bovengenoemde kostensoorten worden in principe verstrekt op declaratiebasis.

Artikel 11 Bijzondere bijstand voor zelfstandig wonende 18 tot 21-jarigen

  • 1. Zelfstandig wonende personen van 18, 19 of 20 jaar kunnen recht hebben op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm die voor hen geldt. Zij moeten dan aan de volgende voorwaarden voldoen:

    * Zij moeten aantoonbaar geen opleiding kunnen volgen waarbij recht bestaat op een tegemoetkoming via de DUO-Groep (studiefinanciering).

    * Zij moeten zelfstandig wonen.

    * De middelen van de ouders moeten niet toereikend zijn om deze kosten van hun kind te betalen, OF het is redelijkerwijs niet mogelijk het onderhoudsrecht ten opzichte van de ouders te gelde te maken, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie.

  • 2. De bijzondere bijstand voor de bedoelde 18 tot 21-jarigen stelt het college vast op de hoogte van de bijstandsnorm voor een 21-jarige.

  • 3. Eventuele inkomsten van personen van 18 tot 21 jaar brengt het college eerst in mindering op de toe te kennen bijzondere bijstand en daarna pas op de algemene bijstand.

  • 4. De aanvraag bijzondere bijstand voor levensonderhoud 18 tot 21 jaar dient in geval van samenwoning door de beide partners ingediend te worden, ieder voor 50%.

  • 5. Er bestaat geen recht op vakantietoeslag over de bijzondere bijstand.

  • 6. De verstrekking van de bijzondere bijstand beëindigt het college op zijn laatst op de dag dat betrokkene de 21-jarige leeftijd bereikt.

  • 7. Wanneer met toepassing van artikel 12 WWB bijzondere bijstand wordt verleend aan een persoon van 18 tot 21 jaar dan kan het college deze bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht van artikel 395 onderdeel a van Boek 1 BW verhalen op de onderhoudsplichtige ouders.

  • 8. Voor personen, die op 1 juli 2012 in aanmerking komen voor de aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud en die een bedrag aan bijzondere bijstand voor levensonderhoud ontvangen, dat hoger is dan de norm voor een 21-jarige, geldt een overgangsregeling tot maximaal het bereiken van de21-jarige leeftijd.

Artikel 12 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als er een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening op grond artikel 15 WWB namelijk:

    • a.

      Wet op de rechtsbijstand (WRB), belanghebbende kan met een laag inkomen in aanmerking komen voor een civiele toevoeging van een advocaat. De civiele toevoeging vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht.

    • b.

      Rechtsbijstandsverzekering;

    • c.

      Rechtshulp van het Juridisch Loket is een voorliggende voorziening op de rechtsbijstand van een advocaat. Vanaf 1 januari 2012 wordt de eigen bijdrage rechtsbijstand voor een advocaat met € 51,00 verlaagd als hulpvrager eerst hulp heeft gevraagd bij het Juridisch Loket én die hulp heeft geleid tot een diagnosedocument.

  • 2. De eigen bijdrage in het kader van de WRB, met inachtneming van lid 1 sub c, en het verschuldigd griffierecht komen voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand, in aanmerking.

  • 3. Er is geen vergoeding mogelijk voor de volgende kosten:

    a. De verhoogde kosten voor rechtsbijstand als aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van rechtshulp door het Juridisch Loket.

    b. Vertaalkosten.

    c. Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen

    d. De kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de WRB.

    e. Verdergaande rechtsbijstand na een spreekuur.

    f. De rechtsbijstandskosten in een strafzaak worden niet vergoed.

  • 4. Bij de toekenning van de kosten rechtshulp voor een bezwaarprocedure legt het college de cliënt de verplichting op tijdig een beroep te doen op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

  • 5. Wanneer blijkt dat de cliënt een vergoeding proceskosten heeft gehad, vordert het college de verstrekte bijzondere bijstand rechtshulp terug.

Artikel 13 Woonkostentoeslag

Het college kan woonkostentoeslag verstrekken conform de systematiek van de Wet op de Huurtoeslag en ter hoogte van de bedragen, genoemd in de Wet op de Huurtoeslag indien er sprake is van

1) een eigendomswoning;

2) een huurwoning met een huurprijs boven het maximum huurgrens bedrag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

HOOFDSTUK 4 FINANCIëLE HULPVERLENING EN SCHULDEN

Artikel 14 Algemene bepalingen

  • 1. Het college kan besluiten bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een geldlening of borgtocht:

    • a.

      indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;

    • b.

      de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • c.

      de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom (waaronder de eerste maand huur) betreft;

    • d.

      de aanvraag inrichtingskosten van een door belanghebbende te betrekken woning in Kerkrade betreft, waarin begrepen de over deze lening aan de Kredietbank Limburg verschuldigde rente, zolang de lening niet is afgelost;

    • e.

      de bijstand gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

  • 2. Het college gaat niet eerder over tot verlening van bijstand in de vorm van een borgtocht dan wanneer blijkt dat reguliere banken in Nederland, waaronder de Kredietbank Limburg, niet bereid zijn de lening of schuldsanering zonder borg van de gemeente te verstrekken.

    1) De noodzaak van de lening moet door het College vastgesteld worden.

    2) De aanvraag voor de borgstelling moet voldoen aan de regels die het College daar aan gesteld heeft.

  • 5. Het college zal aan het verlenen van bijstand in de vorm van een borgstelling of geldlening verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.

  • 6. De cliënt dient de betalingsverplichtingen aan de Kredietbank Limburg en / of het college zondermeer na te komen. In gebreke blijven zal betekenen, dat het college de toegekende bijzondere bijstand evenals eventueel hierdoor ontstane meerkosten, zoals rente, terug zal vorderen.

Artikel 15 Schuldhulpverlening

  • 1. Alle burgers van de gemeente die in een problematische schuldensituatie zijn geraakt of dreigen te geraken, kunnen terecht bij een schuldhulpverleningsinstantie, te weten de Kredietbank Limburg (KBL).

  • 2. Het college kan, rekening houdend met de artikelen 1 en 14 van deze richtlijnen, bijzondere bijstand voor schulden c.q. schuldenregeling c.q. schuldsanering verlenen, indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de hulpverlening wordt uitgevoerd door de KBL.

  • 3. Het college stelt voorwaarden aan een voorstel van de KBL met betrekking tot een schuldenregeling of schuldsanering.

  • 4. De KBL verzorgt budgetbegeleiding, budgetbeheer en budgetcursussen aan mensen met (dreigende, problematische) schulden en aan mensen in een schuldhulpverleningstraject.

  • 5. Op grond van individuele omstandigheden kan het college bijzondere bijstand verstrekken voor budgetbegeleiding, budgetbeheer en budgetcursussen, mits deze diensten zijn verleend door de KBL, zijnde de voorliggende voorziening.

    De cliënt vraagt geen bijzondere bijstand voor deze kosten aan. KBL en het college rekenen de kosten onderling af.

  • 6. Voor cliënten, die nu bij een andere schuldhulpverlener dan KBL onder begeleiding staan, geldt een overgangstermijn tot en met 31 december 2013. Voor 1 januari 2014 moet de hulpverlening beëindigd zijn of moeten deze cliënten overstappen naar KBL. Betreffende cliënten kunnen tot 1 januari 2014 bijzondere bijstand ontvangen voor de te maken dan wel gemaakte kosten schuldhulpverlening. De vergoeding van de kosten via de bijzondere bijstand zijn in deze situaties nooit hoger dan de bedragen die KBL in rekening brengt voor diezelfde dienstverlening.

  • 7. Als gedurende het traject sprake is van

     fraude en / of recidive van schulden of

     het opzettelijk laten mislukken van het traject of

     ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid na beëindiging van de budgetbeheersrekening

    zal het College de verstrekte bijstand voor de onder lid 5 genoemde kosten terugvorderen

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

Artikel 17 Onvoorziene situaties

In gevallen, de uitvoering van deze richtlijnen betreffende, waarin deze richtlijnen niet voorzien, beslist het college.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de: ‘Richtlijnen Bijzondere Bijstand 2012’.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze richtlijnen treden in werking met ingang van 1 juli 2012.

De richtlijnen Bijzondere bijstand 2008 worden per 1 juli 2012 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus op 17 juli 2012 vastgesteld door het college van de gemeente Kerkrade.
Het college, De secretaris,
J.J.M. Som mr. C.M. Kuikman

Toelichting op de richtlijnen

Hieronder geven wij een toelichting op de hiervoor genoemde artikelen. Waar de tekst van een artikel voor zich spreekt, geven wij geen toelichting.

 

Artikel 1           Begripsomschrijving

Het college noemt alleen de begrippen die niet in de wet en / of Awb genoemd worden.

 

Artikel 2           Algemene bepalingen

Lid 1

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet toereikend is om te voorzien in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan het college daarvoor bijzondere bijstand verstrekken.

 

Er bestaat daarom geen recht op bijzondere bijstand voor zover de cliënt een beroep kan doen op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.

 

Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Dit standpunt is van belang voor onder andere de (para)-medische kosten.

Het in de Zorgverzekeringswet benoemde wettelijk te verzekeren pakket heeft betrekking op noodzakelijke zorg, getoetst aan aantoonbare werking, kosteneffectiviteit en noodzaak van collectieve financiering. Alleen de zorg die in het Besluit Zorgverzekering is opgenomen, is daarom als medisch noodzakelijke zorg te beschouwen. Dit is een bewuste keuze van de wetgever geweest.

 

Het vorenstaande betekent automatisch, dat in een aanvullende verzekering, die bovenop het verzekeringspakket van de Zvw en de AWBZ kan worden afgesloten, alleen die voorzieningen zitten waarvan de overheid vindt, dat die voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf kunnen komen (CRvB 07-01-2003, nrs. 00/6132 NABW e.a.).

Het verstrekken van bijzondere bijstand voor deze kosten is dan ook slechts mogelijk wanneer er sprake is van zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16 WWB (bijzondere levensbedreigende omstandigheden). Dit standpunt is inmiddels door een aantal gerechtelijke uitspraken onderschreven (CRvB 15-04-2003, nrs. 00/4276 NABW e.a., CRvB 03-07-2001, nrs. 00/1989 en 00/1993 NABW en Pres. CRvB 13-06-2000, nrs. 00/2588 en 00/2589 NABW-VV).

 

Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist, dat belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand.

 

Van jongeren tot 21 jaar wordt verwacht dat zij eerst een beroep doen op hun ouders (de zogenaamde onderhoudsplicht van ouders), alvorens zich tot de gemeente te wenden. Wanneer dit beroep op de ouders niet gehonoreerd wordt, zal het college de gemaakte kosten zo mogelijk verhalen op de ouder(s).

 

Verder geldt ook voor de bijzondere bijstand het verbod om bijstand te verlenen met terugwerkende kracht. Bijzondere bijstand moet men in principe vooraf aanvragen. Dat betekent niet, dat het college aanvragen, die men achteraf indient, altijd moet afwijzen. In de aard van de bijzondere omstandigheden kan immers besloten liggen, dat een aanvraag indienen voordat de kosten opkomen niet mogelijk is. Vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht zou in die gevallen betekenen, dat de functie van de bijzondere bijstand danig wordt uitgehold. Het college moet in deze gevallen onderzoeken

 

1) of nog vast te stellen is of de gemaakte kosten noodzakelijk waren, en

2) of de aanvrager op het moment dat de kosten werden gemaakt een zodanig inkomen had, dat hij deze kosten niet (volledig) zelf kon betalen.

 

Wanneer het antwoord op een of beide vragen negatief is kan het college geen bijstand toekennen. Is het antwoord op beide vragen positief, dan kan dit, als men ook aan de overige voorwaarden voldoet, wel.

 

Belangrijk voor de beoordeling van een aanvraag is, dat uitgegaan wordt van het moment waarop de kosten zijn gemaakt, dus niet wanneer de rekening is betaald! Een aanvraag kan dus niet meer toegekend worden wanneer de kosten eerder dan 12 maanden voor de aanvraagdatum zijn gemaakt.

 

Lid 3

Artikel 55 WWB zegt dat de cliënt verplicht kan worden activiteiten te ondernemen die er aan kunnen bijdragen dat het beroep op de bijstand afneemt of zelfs helemaal niet meer nodig is. Voor de bijzondere bijstand kan dit bijvoorbeeld inhouden dat een cliënt zich op advies van een arts onderwerpt aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

 

Lid 4

De algemeen gebruikelijke uitgaven voor kleding, schoeisel, voeding, etc. staan genoemd in de NIBUD-prijzengids. Dit bedrag is een ieder kwijt voor deze kosten. In het inkomen is rekening gehouden met dit bedrag voor deze kosten. Dit bedrag komt dan ook niet in aanmerking voor een vergoeding via de bijzondere bijstand.

Bij medische kosten houdt het college rekening met de vergoeding van IZA Cura, voor schuldhulpverlening met de KBL, voor gerechtskosten met de Wet op de rechtsbijstand en voor inrichtingskosten met de lijst van het college (zie bijlage). Die lijst is wel gebaseerd op de Nibud-lijst, maar sterk ingeperkt.

 

Artikel 3           Draagkracht

Lid 1

Het College heeft in het kader van de bijzondere bijstand vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. Dit betekent dat het college zelf bepaalt welke middelen zij bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking neemt. De vrijlatingbepalingen van artikel 34 WWB zijn niet verplicht van toepassing op de bijzondere bijstand.

Het college kiest er voor bij de bepaling van het draagkrachtinkomen niet met uitgebreide en ingewikkelde berekeningen, uitzonderingen, uitsluitingen, etc., te werken, maar volgt datgene wat de wetgever als inkomen en vrij te laten middelen benoemd in de artikelen 31 tot en met 33 van de wet. Uitzondering hierop zijn het meerdere aan buitenlandse kinderbijslag en de langdurigheidstoeslag. Deze bedragen tellen, anders dan in artikel 34 WWB, wel mee als inkomen. Het is voor de Langdurigheidstoeslag niet belangrijk of men deze in het kalenderjaar al heeft ontvangen of nog moet krijgen. Het feit dat men in dat kalenderjaar recht op Langdurigheidstoeslag heeft, is voldoende.

 

De cliënt moet het netto inkomen inclusief vakantietoeslag, dat hoger is dan de bijstandsnorm die voor hem zou gelden, zelf inzetten om de bijzondere kosten te betalen. Echter, om te voorkomen dat iedereen met een ander inkomen dan bijstand elke euro die hij meer heeft kwijt is, heeft het college gekozen voor een eigen draagkracht volgens een glijdende schaal. Hoe hoger het inkomen is, hoe meer de eigen draagkracht is.

 

Deze wijze van draagkrachtberekening is een andere dan die van voor 1 juli 2012, beter te begrijpen door de klant,  eenvoudiger voor de consulent en leidt in financieel opzicht niet of nauwelijks tot andere bedragen. Dit mede omdat er in principe geen bijzondere bijstand meer verstrekt moet worden voor (para-)medische kosten, waarvoor een draagkrachtpercentage gold van 35%. Voor alle overige kostensoorten was het draagkrachtpercentage 100%.

 

De consulent berekent de eigen draagkracht van de klant die geen bijstandsuitkering voor levensonderhoud van het college ontvangt met behulp van een eenvoudig Excell-programma, waarvan hieronder een voorbeeld. De genoemde bedragen zijn de inkomsten die de van toepassing zijnde bijstandsnorm overschrijden.

Draagkracht

1ste schijf

0,00%

€ 0,00

€ 500,00

€ 0,00

€ 0,00

2de schijf

10,00%

€ 500,01

€1.000,00

€ 0,00

€ 50,00

3de schijf

20,00%

€ 1.000,01

€1.500,00

€ 0,00

€ 100,00

4e schijf

30,00%

€ 1.500,01

€2.000,00

€ 0,00

€ 150,00

5e schijf

50,00%

€ 2.000,01

€2.500,00

€ 0,00

€ 250,00

6e schijf

100,00%

€2.500,01

en hoger

alles

€ 0,00

totaal draagkracht

                                                                                                                                   

Lid 3

De bepaling van het vermogen sluit het college aan bij artikel 34 WWB.

Voor giften en compensatie-uitkeringen zoals genoemd in artikel 31 lid 2 onder m hanteert het college vrijlating van een bedrag van € 900 per uitkeringsperiode voor giften en € 11345 per uitkeringsperiode voor immateriële schadevergoedingen.

Deze bedragen zijn gelijk aan die in de richtlijnen bijzondere bijstand 2008.

Lid 4

Anders dan voorheen stelt het college vanaf 1 juli 2012 de draagkrachtperiode per kalenderjaar vast. Dit heeft te maken met de periode waarover vrijwel alle instanties hun eigen bijdrage berekenen. Dat is in de regel per kalenderjaar. Onze werkwijze van voor 1 augustus 2012 leidde daardoor tot onnodig lastige berekeningen.

Voor lopende toekenningen  geldt als overgangsmaatregel dat

a. een draagkrachtperiode die begonnen  is voor 1 september 2012 eindigt op 1 januari 2013, en

b. een draagkrachtperiode die begonnen  is na 1 september 2012 eindigt op 1 januari 2014.

 

Daar waar deze overgangsmaatregel leidt tot ernstig nadeel voor de cliënt beslist het college.

 

Lid 5

Soms blijkt dat de voorgeschreven draagkrachtregels tot een zeer ongewenst of onrechtvaardig resultaat leiden. In een dergelijks situatie staat het de consulent vrij gemotiveerd af te wijken van deze regels.

 

Lid 6

Het moeten aflossen van schulden leidt niet tot een verlaagde eigen draagkracht, behalve wanneer er sprake is van WSNP. Uit  de uitspraken CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW en Rechtbank Roermond 05-12-2008, nr. AWB 08/50 blijkt, dat middelen waarover een belanghebbende vanwege een uitgesproken schuldsaneringsregeling niet kan beschikken, niet kunnen worden meegenomen in een draagkrachtberekening bij een aanvraag om bijzondere bijstand.

Het staat het college op grond van artikel 55 van de wet wel vrij om een belanghebbende verplichtingen op te leggen om de WNSP-bewindvoerder tot een grotere vrijlating van inkomsten te bewegen of aan de andere kant stappen te ondernemen die dat kunnen bewerkstelligen. 

 

Lid 7

Personen met een (aanvullende) bijstandsuitkering en 65-plussers hebben een vast en bij ons bekend inkomen dat niet of nauwelijks meer wijzigt. Eventuele extra controle is mogelijk via Suwinet dan wel de SVB.  Het is daarom mogelijk en ook in het belang van onze organisatie om deze groepen mensen eenmalig een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand in te laten dienen en deze uitkering toe te kennen op declaratiebasis. Zo lang de cliënt declareert krijgt hij de kosten betaald, declareert hij niet (meer) dan betaalt het college ook niet (meer).

 

Lid 8

Overige personen moeten ieder jaar opnieuw een aanvraag indienen zodat het college de inkomsten en de eventuele draagkracht van deze personen voor dat jaar opnieuw vast kan stellen.

 

Lid 9

Het college kiest ervoor geen drempelbedrag toe te passen. Wel probeert zij zo veel als mogelijk te voorkomen dat cliënten voor iedere paar euro een aanvraag komen indienen. Daarom hanteert zij wel een administratieve drempel, waarbij de cliënt de kosten opspaart tot een bedrag van € 45, waarvoor hij dan een aanvraag in mag dienen. Wanneer aan het eind van het jaar het bedrag van € 45 nog altijd niet bereikt is kan de cliënt de aanvraag voor dit lagere bedrag indienen.

 

Artikel 4           Voorliggende voorzieningen

Een voorliggende voorziening is elke voorziening buiten de WWB waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven. Niet vereist is, dat het een voorziening om niet is. Ook een lening kan een voorliggende voorziening zijn.

Naast de wettelijk vastgelegde voorliggende voorzieningen beschouwt het college de KBL als voorliggende voorziening waar het gaat om financiële- en schulphulpverlening en de collectieve ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening waar het om (para)medische kosten gaat.

Artikel 5           Hoogte vergoedingen   

Volgens de toelichting op artikel 16 van de wet zijn zeer dringende redenen in de regel levensbedreigende redenen. Er zullen daarom weinig medische kostensoorten zijn die op grond van een levensbedreigende situatie als noodzakelijke beschouwd moeten worden.  Omdat de collectieve ziektekosten voor minima de op de bijzondere bijstand medische kosten voorliggende voorziening is, kan een tegemoetkoming nooit hoger zijn dan het bedrag dat voor die kosten staat bij de collectieve ziektekostenverzekering IZA Cura/VGZ.

 

Lid 2

Bij inrichtingskosten staat het college borg voor een lening bij de KBL, waarvan de hoogte gebaseerd is op de kosten van duurzame gebruiksgoederen zoals deze genoemd worden in de bijlage van deze notitie.

In individuele situaties kan het college besluiten van deze lijst af te wijken en uit te wijken naar de NIBUD Prijzengids. Er geldt dan een maximum van 80% van de daarin genoemde bedragen.

 

Lid 3

Voor maatschappelijke kostensoorten sluit het college in een aantal situaties aan bij de bedragen zoals genoemd in de NIBUD Prijzengids. Welke bedragen dit zijn staat bij de toelichting op die kostensoorten vermeld.

 

Artikel 6           Algemene bepalingen

Het als gevolg van de Zorgverzekeringswet wettelijk te verzekeren pakket heeft betrekking op noodzakelijke zorg, getoetst aan aantoonbare werking, kosteneffectiviteit en noodzaak van collectieve financiering. Alleen de zorg die in het Besluit Zorgverzekering is opgenomen, is daarom als medisch noodzakelijke zorg te beschouwen. Dit is een bewuste keuze van de wetgever geweest.

 

Het vorenstaande impliceert dan automatisch dat in een aanvullende verzekering, die bovenop het verzekeringspakket van de Zvw en de AWBZ kan worden afgesloten, alleen die voorzieningen zitten waarvan de regering vindt dat die voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf kunnen komen. Het verstrekken van bijzondere bijstand voor deze kosten is dan ook slechts mogelijk wanneer er sprake is van zeer bijzondere, zelfs levensbedreigende omstandigheden.

 

Artikel 7           Collectieve ziektekostenverzekering

Inwoners van Kerkrade met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hen vergelijkbare bijstandsnorm kunnen in aanmerking komen voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering, afgesloten bij IZA Cura/VGZ, de collectieve ziektekostenverzekering Zuid Limburg. Alle inkomstenbestanddelen zoals genoemd in artikel 34 van de wet tellen hierbij mee.

Het vermogen speelt geen rol bij deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering.

 

Artikel 8           Eigen risico ziektekostenverzekering

Verplicht eigen risico

Met ingang van 1 januari 2008 kent de Zorgverzekeringswet (Zvw) een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 18a lid 1 Zvw). Het bedrag wordt jaarlijks door de wetgever verhoogd.

 

Het verplicht eigen risico geldt niet voor huisartsenzorg, verloskundige zorg en kraamzorg.

De zorgverzekeraar brengt de kosten van het verplicht eigen risico in rekening bij de verzekerde.

Volgens zijn Verzamelbrief december 2007 van 20 december 2007 is Staatssecretaris Aboutaleb van SZW van oordeel dat, aangezien het verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt, er geen sprake is van de vereiste bijzondere omstandigheden, zodat er in beginsel geen ruimte is voor bijzondere bijstandsverlening voor het verplicht eigen risico.

 

Vrijwillig eigen risico

Naast het verplicht eigen risico kan men ook kiezen voor een vrijwillig eigen risico. Tegenover een dergelijk vrijwillig gekozen deel van het eigen risico staat een premievoordeel.

Voor zover een belanghebbende geconfronteerd wordt met een door de zorgverzekeraar in rekening gebracht en het verplicht eigen risico te boven gaand vrijwillig eigen risico, is dit het gevolg van een vrijwillige keuze die evenmin kan worden afgewenteld op de WWB in die zin dat de kosten van dit hogere eigen risico als noodzakelijk zouden moeten worden gezien. Met andere woorden: met de lusten van de premiekorting, kiest men ook voor de lasten. Voor de kosten die gepaard gaan met een vrijwillig gekozen hoger eigen risico bestaat daarom ook geen recht op bijzondere bijstand.

 

De collectieve ziektekostenverzekering kent de mogelijkheid van vrijwillig eigen risico niet.

 

 

Artikel 10         Kostensoorten waarvoor op declaratiebasis bijzondere bijstand mogelijk is

Ook voor niet in deze toelichting genoemde kostensoorten geldt, dat de bedragen van de gebruikelijke kosten zoals deze vermeld staan in de NIBUD Prijzengids in het Handboek Schulinck in mindering gebracht moeten worden op de gedeclareerde kosten.

In geval van een inkomen boven bijstandsniveau treedt de glijdende schaal in werking om de eigen draagkracht te bepalen.

 

Onderstaand zijn alleen de kostensoorten genoemd, die nadere toelichting behoeven.

 

stookkosten, maaltijdvoorziening en kledingslijtage

Ten aanzien van de kosten van maaltijdvoorziening en stookkosten geldt, dat die in beginsel geacht worden uit een inkomen ter hoogte van de norm te kunnen worden voldaan. Het is echter mogelijk dat ouderen, zieken of gehandicapten hiervoor beduidend hogere kosten hebben dan 'gewone' belanghebbenden.

Voor de bepaling van de hoogte van extra stookkosten, iets wat vooral in heel strenge winters kan voorkomen, kan gekeken worden naar het gemiddelde gebruik van de aanvrager in voorgaande jaren. In twijfelgevallen kan een onderzoek naar het gemiddeld gebruik van buren ook in dit onderzoek betrokken worden.

 

Ouderen, zieken en gehandicapten maken bij de maaltijdvoorziening vaak gebruik van de diensten van Apetito. Zij kunnen daar magnetronmaaltijden, maar ook warme maaltijden afnemen. Mensen kunnen alleen gebruik maken van Apetito als daar noodzaak toe is. Het college hoeft geen eigen onderzoek in deze te doen.

In voorkomende gevallen kan bijzondere  bijstand verleend worden voor de meerkosten van de maaltijden, uitgaande van de bedragen die Nibud noemt voor voeding, tot maximaal de prijs die Apetito in rekening brengt. Uiteraard gaat het college er van uit dat de bestelde maaltijden niet excessief zijn.

 

Extra kledingslijtage als gevolg van een handicap behoort tot de bijzonder noodzakelijke kosten van bestaan. De GGD kan de hoogte en duur in deze vaststellen. Zij beschikken over richtlijnen  en handleidingen in deze.

 

Sociale alarmering

De collectieve ziektekostenverzekering vergoedt bij medisch noodzakelijke alarmering 100% van de abonnementskosten bij een door haar aangewezen meldkamer.

 

Alarmering op basis van een sociale indicatie is een zaak van het college.

Wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven en er geen beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, kan het college in geval van een sociale indicatie bijzondere bijstand ter hoogte van de maandelijkse abonnementskosten verstrekken. In voorkomende gevallen kan het college tevens eenmalig bijzondere bijstand voor de aanschaf- en aansluitkosten van alarmeringsapparatuur verstrekken.                            

 

Wanneer er sprake is van sociale problemen, zonder dat dit op voorhand al bevestigd wordt middels rapportages van specialisten, vraagt het college een keuring aan bij de GGD om de noodzaak vast te stellen. 

 

reiskosten ziekenbezoek en / of bezoek aan een kind dat in een instelling verblijft

  • 1.

    Ouders, partner en / of kind(eren) komen bij een ziekenhuisopname langer dan 6 nachten, tot een maximum van € 250 per gezin van de aanvrager per jaar op basis van de kosten openbaar vervoer.

  • 2.

    In alle gevallen zijn de eerste 2 zones per reis voor eigen rekening van de aanvrager.

  • 3.

    Ingeval van een terminaal patiënt  en/of in schrijnende situaties kan in overleg met de kwaliteitsmedewerker afgeweken worden van het vorenstaande.

 

logeerkosten

De meerkosten van het verblijf in het Ronald McDonaldhuis of een daarmee vergelijkbare overnachtingsmogelijkheid voor beide ouders en eventuele broertjes en zusjes zo lang dat nodig is in het belang van het in het ziekenhuis opgenomen kind. Een eventuele vergoeding van de ziektekostenverzekeraar brengt het college in mindering op de te verstrekken bijzondere bijstand.

 

eigen bijdrage thuiszorg

De daadwerkelijke kosten eigen bijdrage per maand voor zolang als dat nodig is. Het college onderzoekt momenteel of rechtstreekse afrekening via de WMO (in de meeste gevallen) mogelijk is. Zo ja, dan kan e.e.a. afgerekend worden zonder tussenkomst van de klant.

 

doorbetaling van vaste lasten als huur, gas, water, elektra  bij een tijdelijke opname in een inrichting

Deze doorbetaling gaat in op het moment dat het college de bijstandsuitkering voor levensonderhoud omzet in een uitkering zak- en kleedgeld en duurt zolang het college dit verantwoord vindt.             

 

bewindvoering inclusief intake, maar exclusief administratie- en portokosten

Indien een meerderjarige als gevolg van lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kunnen zijn goederen door de kantonrechter geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld. Dit gebeurt in beginsel op verzoek van de betrokkene, zijn partner dan wel zijn naaste familieleden.

 

Bij het instellen van bewindvoering wijst de kantonrechter een bewindvoerder aan. Hiervoor komen zowel particuliere (echtgenoot, partner, familielid) als professionele partijen in aanmerking.

 

Bewindvoering is een vrij beroep. Dit betekent dat in principe iedereen zich na het volgen van een korte cursus kan uitroepen tot bewindvoerder en dit beroep kan uitoefenen na een uitspraak van de rechter, die de bewindvoerder benoemt voor de cliënt.

Een uitspraak van de rechter is echter pas volledig en definitief als er ook een uitspraak is gedaan over de bewindvoerderskosten die in rekening mogen worden gebracht. Dit gebeurt altijd achteraf, nadat de bewindvoerder de kantonrechter inzage heeft gegeven in de gemaakte kosten.

Meestal worden de maandelijkse kosten van de bewindvoering al in rekening gebracht bij de cliënt door middel van inhouding op zijn inkomen.

Een vergoeding van deze kosten middels een aanvraag bijzondere bijstand vergoedt het college lopende het draagkrachtjaar op declaratiebasis.

 

Zowel bewindvoerders als cliënten kunnen de bijstand voor de bewindvoerderskosten aanvragen.

 

De bedragen die op grond van de zogeheten 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' door het Landelijk Overleg van Coördinerend Kantonrechters (LOK) in overleg met de brancheorganisatie voor bewindvoerders tot stand zijn gekomen,  dienen als uitgangspunt bij aanvragen bijzondere bijstand te worden gehanteerd.

 

De bewindvoerder wordt geacht de administratie- en portokosten te betalen uit zijn bewindvoerdersloon. Deze kosten komen dus niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Actuele bedragen zijn steeds te vinden in het handboek Schulinck.

 

reiskosten voor één bezoek per maand aan een gedetineerde door partner, ouders, en / of kind(eren)

Vergoeding is mogelijk op basis van de kosten openbaar vervoer. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen alleen samen  reizen met een volwassene via het voor hen goedkoopst mogelijke tarief.

Het maximum aan vergoeding bedraagt € 250 per gezin van de aanvrager per jaar. In alle gevallen zijn de eerste 2 zones per reis voor eigen rekening van de aanvrager.

 

begrafeniskosten

De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen tot en met de tweede graad, dus kinderen, ouders en broers en zussen. Deze kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen.

 

Het aandeel in de begrafeniskosten van in het buitenland woonachtige erfgenamen behoort niet tot de noodzakelijke kosten voor de erfgenaam die bijzondere bijstand aanvraagt voor de begrafeniskosten. Het feit dat de in het buitenland woonachtige erfgenamen niet in staat zijn bij te dragen in de begrafeniskosten brengt dus niet met zich dat voor hun aandeel bijzondere bijstand wordt verleend aan een andere erfgenaam die bijzondere bijstand aanvraagt (CRvB 29-03-2005, nr. 03/1935 NABW).

 

Het college hanteert de prijzen zoals genoemd in de Nubud-prijzengids. Echter, een aantal daarin genoemde kostensoorten behoren niet tot de noodzakelijke kosten en komen dan ook niet of slechts voor een deel in aanmerking voor bijzondere bijstand. Het college heeft het dan over:

 

advertentie in regionaal dagblad   Deze kosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking wanneer er geen rouwkaarten verzonden worden. Het is dus het één of het ander;

grafsteen   Nibud geeft € 2500 als richtprijs voor een grafsteen. Internetshoppen leert dat dit een onnodig hoog bedrag is. Voor € 1000 heb je al een zeer fatsoenlijke steen gemaakt en geplaatst. Probleem is dat mensen in een verdrietige situatie vaak door de begrafenisondernemer doorverwezen worden en dan niet verder kijken. Bij bijzondere bijstand worden de kosten echter betaald door de gemeenschap. In deze situatie mag van de bijstandsontvanger verwacht worden dat hij zorgvuldig omgaat met wat hij uitgeeft.

 

verf en behang

Vergoeding van de kosten voor verf en behang bij een medisch en/of sociaal noodzakelijke verhuizing naar of binnen Kerkrade conform de bedragen in de Nibud-prijzengids.

 

Artikel 11         Bijzondere bijstand voor zelfstandig wonende 18 tot 21-jarigen

De klant van 18 tot 21 jaar moet met behulp van schriftelijke rapportage van derdedeskundigen (Impuls, RIMO, specialist, Welterhof, Welland, etc.) aantonen dat het niet (langer) mogelijk is thuis te wonen en dat de ouders financieel niet in staat zijn bij te dragen in de kosten. Dit geldt ook voor jongeren die van elders in den lande naar Kerkrade verhuizen.

Bij jongeren van wie de ouders in het buitenland wonen, moet de reden/noodzaak van het zelfstandig verblijf in Kerkrade onderzocht worden door het college.

Dit geldt natuurlijk niet voor jongeren van wie de ouders zijn overleden en voor voormalige AMA's.

 

Ook moet deze klant aantonen dat het volgen van een door Rijks kas bekostigt onderwijs en het daardoor krijgen van studiefinanciering niet mogelijk is.

 

Wanneer zelfstandig wonen van de 18 tot 21-jarige noodzakelijk blijkt te zijn, kan het college aanvullende bijzondere bijstand op de lage bijstandsnorm verstrekken.

Artikel 29 WWB  biedt het college de mogelijkheid de toeslag op de norm voor 21- en 22-jarigen afwijkend (= lager) vast te stellen. Het college maakt via de Toeslagenverordening 2012 gebruik van deze mogelijkheid. 21-Jarigen hebben geen recht op de toeslag, 22-jarigen op 10%. Dit omdat deze categorie personen met een volledige bijstandsuitkering (norm plus volledige toeslag) meer of evenveel inkomen genereren dan dat zij als werknemer zullen verdienen.

 

Bij de verstrekking van de aanvullende bijzondere bijstand gaat het college in eerste instantie uit van de daadwerkelijke kosten die de klant moet maken.  De totale uitkering voor 18 tot 21-jarigen, dus de bijstandsnorm plus de bijzondere bijstand voor levensonderhoud, kan echter nooit meer zijn dan de bijstandsnorm voor een 21-jarige.

 

Voor de berekening van de aanvullende bijzondere bijstand geldt als maximale huurprijs de HTS-norm voor personen jonger dan 23 jaar! Voor eventuele hogere huur is geen BB mogelijk. Het college kan hooguit overwegen voor het meerdere bedrag WKT te verstrekken voor maximaal een jaar met daaraan verbonden een verhuisplicht.

 

Tot 1 augustus 2012 ontvingen 18 tot 21-jarigen een aanvulling op de lage bijstandsnorm tot maximaal de norm plus 20% toeslag voor een 21-jarige. Per mei 2012 is de uitkering voor een 21-jarige echter alleen nog de norm voor een 21-jarige.

Dat betekent dat er mensen zijn, die nu een hogere toeslag krijgen dan het bedrag dat per mei 2012 genoemd wordt. Voor deze personen geldt een overgangsregeling vanaf 1 september 2012 voor de duur van maximaal 12 maanden, in welke periode de toeslag bijzondere bijstand afgebouwd wordt, tot dat de totale uitkering maximaal de hoogte van de norm voor een 21-jarige bedraagt. Immers, door laten lopen van de toeslag bijzondere bijstand tot 21-jaar zou betekenen dat deze mensen vanaf het moment dat zij 21 jaar worden, ineens maximaal 20% minder uitkering krijgen.

 

De aanvragen bijzondere bijstand voor levensonderhoud 18 tot 21 jaar dienen in geval van samenwoning door de beide partners apart ingediend te worden. Ieder van de partners komt dan in aanmerking voor maximaal 50% van de aanvulling via de bijzondere bijstand. Dat bedrag is dan het maximale dat verhaald kan worden op zijn / haar ouders. Hiermee wordt voorkomen dat de ouders van een niet-rechthebbende partner aangesproken worden op de onderhoudsplicht voor de andere partner.

 

 

Artikel 12         Kosten rechtshulp

De Wet op de rechtsbijstand is een aan de WWB voorliggende voorziening, die de volgende voorzieningen kent voor personen met een laag inkomen:

 

* rechtsbijstand tijdens een spreekuur. Voor de doelgroep is dit kosteloos.

 

*  verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur. Hiervoor geldt een eigen bijdrage.

 

* verdergaande rechtsbijstand op basis van een toevoeging. Hiervoor geldt een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van de gezinssituatie en het inkomen van de belanghebbende.

 

De eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat wordt verlaagd met € 51 (2012), indien hij eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket in plaats van meteen naar een advocaat te gaan.

Het zonder meer verstrekken van bijzondere bijstand voor de bekostiging van de door de rechtzoekende verschuldigde eigen bijdrage, is dus niet aan de orde. Het college vraagt de aanvrager van bijzondere bijstand een diagnosedocument van het Juridisch Loket te overhandigen, waaruit blijkt dat de door de rechtzoekende gewenste rechtsbijstand door een advocaat noodzakelijk is en daarmee ook de verschuldigde eigen bijdrage rechtsbijstand noodzakelijk is.

De genoemde € 51 komt dan ook niet in aanmerking voor vergoeding via de bijzondere bijstand.

 

Bij de toekenning van de kosten rechtshulp voor een bezwaarprocedure leggen wij de cliënt de verplichting op tijdig (= per omgaande doch uiterlijk voor de uitspraak van de bezwaarschriftencommissie) een beroep te doen op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Wanneer de klant in het gelijk wordt gesteld, dan vorderen wij de verstrekte bijzondere bijstand in deze    terug.

 

Wanneer blijkt dat de cliënt een vergoeding proceskosten heeft gehad, vorderen wij de verstrekte bijzondere bijstand rechtshulp terug.

 

Er is geen vergoeding mogelijk voor:

a.  De verhoogde kosten voor rechtsbijstand als aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van rechtshulp door het Juridisch Loket.

b.  Vertaalkosten. Advocaten kunnen kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.

c.  Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen. In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.

d.  De kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de WRB.

e.  Verdergaande rechtsbijstand na een spreekuur. Deze eigen bijdrage kan uit de norm voldaan worden.

 

Artikel 13  Woonkostentoeslag

Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij onder voorwaarden voor de duur van maximaal één jaar in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij het systeem van de WHT.

Dit betekent automatisch dat de eigenaar van een woning  met woonkosten die hoger zijn dan waarin de WHT voorziet, de voorwaarde opgelegd krijgt dat hij een goedkopere (huur)woning zoekt. De periode van maximaal één jaar verlengt het college alleen als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan situaties waarin de woningmarkt niet stabiel is en de woning daardoor alleen met verlies verkocht kan worden.

 

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking worden genomen zijn:

-           De te betalen hypotheekrente die verband houdt met de woning. De eventueel jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente moet hierop in mindering worden gebracht.

 

-           Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

•          eigenaarsdeel rioolrechten;

•          eigenaarsdeel waterschapslasten;

•          premies brand-/opstalverzekeringen;

•          eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

 

 

Indien van toepassing ook:

            -   installatie centrale verwarming

            -   liftinstallatie

            -   algemeen beheer en administratie (bij flats en appartementen).

 

De aflossing van de hypotheek telt niet mee. Dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

 

Lid 2

Het college kan woonkostentoeslag verstrekken voor een huurwoning met een huurprijs boven het maximum huurgrensbedrag als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag.

Verstrekking vindt plaats voor de duur van maximaal één jaar, op voorwaarde dat belanghebbende naar een goedkopere huurwoning zoekt. De periode van maximaal één jaar verlengt het college alleen als er sprake is van zeer bijzondere individuele omstandigheden.

 

Artikel 14         Algemene bepalingen

Indien de persoon aan wie bijstand in de vorm van een borgtocht of geldlening wordt verleend, algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 ontvangt, is het college bevoegd tot verrekening van het maandelijkse aflossingsbedrag van die geldlening met die uitkering.

 

Wanneer betreffende persoon andere inkomsten heeft is het college bevoegd hem te verplichten het maandelijkse aflossingsbedrag van de geldlening middels automatische incasso dan wel middels inhouding op het loon of andere inkomsten te betalen aan de Kredietbank Limburg.

 

Ingeval van zéér bijzondere omstandigheden kan voor individuele kosten hiervan worden afgeweken tot het bedrag van maximaal 80% van de bedragen zoals genoemd in het prijzenoverzicht van het NIBUD van het betreffende jaar.

 

Wanneer vergoeding van duurzame gebruiksgoederen via borgstelling voor een KBL-lening  of via een lening door het college noodzakelijk blijkt, verstrekt zij hiervoor op basis van een door het college vastgestelde lijst (als bijlage bij deze beleidsregels gevoegd) bijzondere bijstand.

 

De over de lening aan de Kredietbank Limburg verschuldigde rente verstrekt het college, wanneer zij borg staat voor een lening inrichtingskosten, als bijstand in de vorm van een geldlening. De algemeen geldende voorwaarden hierbij zijn wel dat:

1.  de aflossing per maand niet meer mag zijn dan 10%# van het maandinkomen;

2.  het totaalbedrag van de netto lening niet meer mag zijn dan 36* x het aflossingsbedrag per maand;

3.  de klant zijn betalingsverplichtingen aan KBL steeds tijdig en volledig nakomt.

 

#   met dit aflossingspercentage houdt de klant de beschikking over de beslagvrije voet.

 

*   Voormalige asielzoekers vormen waar het gaat om inrichtingskosten een hoofdstuk apart. Zij moeten meestal vanuit het niets een heel huis inrichten. Zij zullen daardoor niet voldoende hebben aan een lening van 36 x het aflossingsbedrag per maand. Voor voormalig asielzoekers geldt daarom een maximum te lenen bedrag van 60 x het aflossingsbedrag per maand.

 

De gemeente betaalt de verschuldigde rente aan KBL. De verstrekking van de bijzondere bijstand voor de rentekosten kent tot dat de klant volledig aan zijn aflossingsverplichtingen richting KBL heeft voldaan een voorlopig karakter. Wanneer de klant zijn betalingsverplichtingen aan KBL niet volledig / tijdig nakomt zullen wij de hieruit voortvloeiende kosten alsmede de voor hem aan KBL betaalde rente op de lening van hem terug vorderen.

 

Artikel15          Schuldhulpverlening

Lid 1

Burgers hebben het recht zelf te kiezen bij wie zij hulp zoeken in schuldensituaties. Het college heeft als GR-gemeente echter een samenwerkingsverband met de Kredietbank Limburg. Dat maakt het enerzijds mogelijk om eisen te stellen aan de schuldhulpverlening. Anderzijds is het daardoor mogelijk dat het college kosten van schuldhulpverlening aan de Kredietbank betaalt zonder tussenkomst van de klant. Ten derde blijkt, dat de kosten van schuldhulpverlening bij de Kredietbank vaak lager zijn dan bij andere organisaties. Daarom beschouwt het college de KBL als een op de bijzondere bijstand voorliggende voorziening.

Het College dient in haar besluit bij het afwijzen van bijzondere bijstand wel voldoende te motiveren waarom Kredietbank Limburg als een toereikende en passende voorziening in de zin van artikel 15 van de WWB kan worden aangemerkt en waarom zij in het betreffende geval dan ook niet overgaat tot het verstrekken van bijzondere bijstand voor de dienstverlening via een andere aanbieder.

Het college kan pas besluiten na een gedegen onderzoek naar alle relevante feiten en omstandigheden. Het is niet mogelijk om per definitie aanvragen via andere aanbieders af te wijzen of niet in behandeling te nemen. Mocht uit de omstandigheden van het geval blijken dat er wel degelijk een noodzaak is om de diensten bij een andere aanbieder af te nemen, dan kan de gemeente dit in principe niet weigeren.

 

Lid 3

Uit het voorstel moet in ieder geval blijken

           hoeveel schuld de klant heeft

           wat het inkomen en vaste lasten zijn

           of en zo ja, welk bedrag het college geboden wordt en waarom

           of de klant tot de doelgroep behoort

 

Voorstellen die niet aan bovenstaande eisen voldoen worden niet in behandeling genomen.

 

Lid 5

De kosten budgetbegeleiding, budgetbeheer en budgetcursussen aan mensen met (dreigende, problematische) schulden komen, rekening houdend met de artikelen 1 tot en met 5 van deze richtlijnen, voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking, mits deze diensten verricht worden door de KBL. Klanten hoeven hiervoor geen aanvraag bijzondere bijstand in te dienen. Het college rekent direct af met de KBL.

 

Lid 6

Wanneer een klant via een andere instantie dan KBL schuldhulpverlening krijgt is de vergoeding via de bijzondere bijstand vanaf 1 januari 2014 niet meer mogelijk. Deze klant krijgt tot die datum de tijd zijn hulpverleningstraject af te ronden. De vergoeding van de kosten via de bijzondere bijstand kunnen in deze situaties nooit hoger zijn dan de bedragen die de KBL in rekening brengt voor diezelfde dienstverlening.

 

Indien blijkt dat vanaf 1 januari 2014 nog altijd begeleiding nodig is, dan zal dit via KBL moeten gebeuren. Kiest de klant dan nog steeds voor een andere dienstverlener, dan ontvangt hij geen bijzondere bijstand meer voor de hiermee gepaarde kosten.

 

Lid 7

Kosten schuldenregeling en / of begeleiding in verband met reïntegratie komen ten laste van het W-deel. Het college betaalt deze kosten rechtstreeks aan KBL. Klanten hoeven hiervoor dus geen aanvraag bijzondere bijstand in te dienen.k