Regeling vervallen per 01-01-2015

Toeslagenverordening WWB gemeente Kerkrade 2012/A

Geldend van 01-10-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

TOESLAGENVERORDENING WWB GEMEENTE KERKRADE 2012/A

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de WWB;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade;

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Kerkrade;

    • d.

      de gehuwdennorm: norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel c WWB;

    • e.

      woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet;

    • f.

      woonkosten:

    • I.

      indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d Wet op de huurtoeslag;

    • II.

      indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2 Doelgroep

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de norm

Artikel 3 Toeslag alleenstaande (ouder)

  • 1. De toeslag, zoals bedoeld in artikel 25 WWB, bedraagt:

    • a.

      20 % van de gehuwdennorm voor een belanghebbende in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • b.

      10 % van de gehuwdennorm voor een belanghebbende die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd;

    • b.

      verzorgenden die de zorgbehoevende belanghebbende verzorgen;

    • c.

      thuisinwonende kinderen van 18 jaar en ouder met een inkomen, niet zijnde een tegemoetkoming van de DUO-Groep, dat lager is dan 60% van de gehuwdennorm;

  • 3. In afwijking van het eerste lid onder a. bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 22 jaar 10 % van de gehuwdennorm.

  • 4. In afwijking van het eerste lid onder a. ontvangt een alleenstaande van 21 jaar geen toeslag.

  • 5. In afwijking van het eerste en derde lid van dit artikel ontvangt de alleenstaande of alleenstaande ouder geen toeslag indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de norm

Artikel 4 Verlagen gehuwdennorm

  • 1. De verlaging zoals bedoeld in artikel 26 WWB bedraagt 10 % van de gehuwdennorm voor (on)gehuwd samenwonenden, die met één of meer anderen hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd;

    • b.

      verzorgenden die de zorgbehoevende belanghebbende verzorgen;

    • c.

      thuisinwonende kinderen van 18 jaar en ouder met een inkomen, niet zijnde een tegemoetkoming van de DUO-Groep,dat lager is dan 60% van de gehuwdennorm;

  • 3. De verlaging van de gehuwdennorm zoals bedoeld in artikel 21 van de wet bedraagt 20 % van die gehuwdennorm, indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbenden geen woonkosten zijn verbonden.

Artikel 5 Verlagen algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten

De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 WWB bedraagt 20% van de gehuwdennorm indien geen woning wordt bewoond.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 6 Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 5 van deze verordening geschiedt zodanig dat de toepasselijke bijstandsnorm ten minste bedraagt:

  • a.

    50 % van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

  • b.

    70 % van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    80 % van de gehuwdennorm voor de (on)gehuwd samenwonenden.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2012 en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 2. Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB.

  • 3. De Toeslagenverordening WWB 2012 is tot uiterlijk 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB. Per 1 januari 2013 vervalt de Toeslagenverordening WWB 2012.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening WWB 2012 / A gemeente Kerkrade.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 31 oktober 2012.
De voorzitter van de raad, de interim-griffier,
J.J.M. Som mr. G.J.A. van Dorst

Nota-toelichting

Algemene toelichting Toeslagenverordening WWB 2012 / A gemeente Kerkrade

 

De WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen. De normen zijn geregeld in paragraaf 2 WWB. Paragraaf 3 WWB voorziet in toeslagen en verlagingen. De som van deze drie onderdelen (normen, toeslagen en verlagingen) levert de bijstandsnorm op. Het gaat dan om de bijstandsnorm voor personen van 21 tot en met 64 jaar die niet in een inrichting verblijven.

De WWB kent verschillende normen voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden. Alleenstaanden en alleenstaande ouders komen in aanmerking voor een toeslag indien zij hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. De woonsituatie is hierbij van doorslaggevende betekenis. De hoogte van de toeslag, welke wordt aangegeven in de toeslagenverordening, bedraagt maximaal 20 procent van het netto minimumloon en moet aansluiten bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar kan de toeslag afwijkend worden vastgesteld.

De WWB kent de volgende grondslagen om de norm of toeslag voor personen van 21 tot en met 64 jaar die niet in een inrichting verblijven te verlagen:

 het kunnen delen van kosten met een ander door gehuwden;

 de woonsituatie;

 de recente beëindiging van deelname aan onderwijs of een beroepsopleiding.

Van deze laatste optie maken de Parkstadgemeenten geen gebruik.

Voor de berekening van de bijstandsnorm geldt een vaste volgorde: eerst de norm, dan eventueel een toeslag en vervolgens de verlagingen.

Het college is bevoegd om de algemene bijstand (de bijstandsnorm na aftrek van eventuele inkomsten) in afwijking van deze regel hoger of lager vast te stellen indien de individuele omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

Artikelsgewijze toelichting Toeslagenverordening WWB 2012 / A gemeente Kerkrade

 

 

Artikel 1 Begrippen

Lid 1

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.

Lid 2

Onderdeel d: gehuwdennorm

Voor het begrip 'gehuwdennorm' wordt verwezen naar de norm voor gehuwden voor personen van 21 t/m 64 jaar als bedoeld in artikel 21 onderdeel c WWB.

Onderdeel e: woning

Het begrip ‘woning’ is in artikel 1 van deze verordening gedefinieerd omdat de tekst van de WWB nergens een omschrijving geeft van dit begrip. Wel vermeldt artikel 3 lid 6 WWB dat in de WWB en de daarop berustende bepalingen onder een woning mede een woonwagen of een woonschip verstaan moet worden. Voorts volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de WWB dat voor de invulling van het begrip woning kan worden aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag. Daarom is in deze verordening bepaald dat onder ‘woning’ wordt verstaan: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 WWB.

Onderdeel f: woonkosten

Het begrip ‘woonkosten’ is nader gedefinieerd, omdat dit van belang is voor de toepassing van de artikelen 3 en 5 van deze verordening (verlaging woonsituatie). Aangesloten is bij de begripsomschrijving die voorheen onder de vigeur van de Algemene Bijstandswet in het Besluit landelijke normering (tot 1996) was opgenomen. Volgens de CRvB volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Abw dat het begrip woonkosten ten tijde van de Abw (nog steeds) moest worden uitgelegd conform de bepalingen van het tot 1 januari 1996 geldende Bijstandsbesluit landelijke normering. Aangenomen moet worden dat deze rechtspraak ook onder de WWB nog van betekenis is. Bij “het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten” kan worden gedacht aan het rioolrecht, het eigenaardeel van de onroerende zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaardeel van de waterschapslasten en de erfpachtcanon.

Artikel 2 Doelgroep

De werking van de verordening is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. Vanwege de lagere jongerennorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.

De jongerennormen van artikel 20 WWB zijn laag vastgesteld omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen totdat deze de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. De ouders kunnen bijvoorbeeld voldoen aan hun onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen of de huur voor hen te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware 'dubbel gekort' worden als ook nog krachtens de Toeslagenverordening de uitkering verlaagd zou worden. Bovendien zou de toepassing van de categoriale verlagingen op belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar de uitvoering van de Toeslagenverordening nodeloos ingewikkeld maken.

 

Artikel 3 Toeslag alleenstaande (ouder)

Lid 1

Op grond van artikel 25 WWB kan het college de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder verhogen met een toeslag indien een belanghebbende hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van het niet helemaal of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 3 van deze verordening vormt overigens het spiegelbeeld van artikel 4 van deze verordening.

 

De gemeenteraad is op grond van artikel 30 lid 2 WWB verplicht te bepalen dat de toeslag 20 % van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van de norm of toeslag op andere gronden). Dit is vastgelegd in artikel 3 lid 1 onderdeel a van deze verordening.

 

Als in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Dat geldt zowel bij het thuisinwonende kind, als bij het bewoning van een woning, waarvoor geen recht op Huurtoeslag bestaat, zoals een kamer.  In deze situaties zullen bijvoorbeeld de kosten van gas, licht en water lager zijn. Gekozen is daarom voor een verlaging van de toeslag met 10 procent van de gehuwdennorm (zie artikel 3 lid 1 onderdeel b van deze verordening) voor deze woonsituaties.

Aanvragen, die ingediend zijn op of na 16 juli 2012, worden conform de nieuwe regels afgehandeld. Voor aanvragen die voor 16 juli 2012 zijn ingediend, maar nog niet zijn afgehandeld, gelden eveneens direct de regels uit de nieuwe toeslagenverordening, dus de lagere toeslagen.

 

Voor de overige uitkeringen uit deze categorie geldt een overgangsregeling.

 

Aanvragen en toekenningen, die voor 16 juli 2012 ingediend en afgehandeld zijn, zullen op basis van de oude verordening afgehandeld zijn. Deze kamerbewoners zullen daardoor meestal een te hoge toeslag hebben gekregen. Dat geldt ook voor kamerbewoners met een al langer lopende uitkering uit deze categorie.   De te hoge toeslag van deze mensen loopt door tot en met 31 december 2012. Vanaf 1 januari 2013 krijgen deze mensen de toeslag waar zij wel recht op hebben. Zij hebben dus voor het eerst medio februari 2013 met deze lagere toeslag te maken. Deze mensen worden zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van deze wijziging.

 

Lid 2

In het tweede lid is geregeld dat zowel zorgbehoevenden (sub a) als verzorgers (sub b) niet worden meegeteld als personen waarmee kosten gedeeld kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is dat het niet wenselijk is om belanghebbende vanwege deze verzorgingstaken te confronteren met een lagere toeslag.

 

Ook met thuisinwonende, meerderjarige kinderen met een inkomen van niet meer dan 60% van de gehuwdennorm (sub c) kunnen de kosten niet gedeeld worden. Een tegemoetkoming van de DUO-Groep, zowel de basisbeurs als de aanvullende beurs als een lening, telt niet als inkomen. Wanneer deze kinderen naast de tegemoetkoming van de DUO-Groep andere inkomsten hebben (alimentatie, wezenuitkering, loon, etc), tellen alleen deze inkomsten, voor zover zij gelijk zijn aan of meer bedragen dan 60% van de gehuwdennorm.

Lid 3 en 4

Op grond van artikel 29 lid 1 WWB kan het college de toeslag voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar afwijkend vaststellen. Dit is geregeld in de leden 3 en 4 van dit artikel.

 

Op dit moment hebben zelfstandig wonende alleenstaande 21- en 22-jarigen in Kerkrade nog 20% toeslag. De nieuwe verordening betekent voor hen daarom een inkomensachteruitgang. Hiervoor is echter heel bewust gekozen. 21- en 22-jarigen verdienen als zij werken namelijk vaak minder dan het wettelijk minimumloon, dat vanaf 23 jaar geldt. Dat betekent dat, als zij een volledige toeslag krijgen, het inkomen uit bijstand hoger is dan wanneer zij werken. Dat motiveert natuurlijk niet om te gaan werken.

 

Aanvragen van deze doelgroep, die ingediend zijn op of na 16 juli 2012, worden conform de nieuwe regels afgehandeld. Voor aanvragen die voor 16 juli 2012 zijn ingediend, maar nog niet zijn afgehandeld, gelden eveneens direct de regels uit de nieuwe toeslagenverordening, dus de lagere toeslagen.

 

Voor de overige uitkeringen uit deze categorie geldt een overgangsregeling.

 

Aanvragen en toekenningen, die voor 16 juli 2012 ingediend en afgehandeld zijn, zullen op basis van de oude verordening afgehandeld zijn. Deze jongeren zullen daardoor meestal een te hoge toeslag hebben gekregen. Dat geldt ook voor jongeren uit deze categorie met een al langer lopende uitkering.   De te hoge toeslag van deze jongeren loopt door tot en met 31 december 2012. Vanaf 1 januari 2013 krijgen deze mensen de toeslag waar zij wel recht op hebben. Zij hebben dus voor het eerst medio februari 2013 met deze lagere toeslag te maken. Deze mensen worden zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van deze wijziging.

 

Voor alle duidelijkheid: wanneer een 22-jarige thuisinwonend is, onderhuurt of een kamer bewoont, krijgt hij dus GEEN toeslag. Op grond van de leeftijd is zijn toeslag 10%. Maar omdat hij in deze situaties geen huisvesting heeft, waarvoor recht op huurtoeslag bestaat, krijgt hij een aftrek van 10% toeslag. Waarmee per saldo geen toeslag overblijft.

 

Lid 5

Op grond van artikel 27 WWB kan het college de toeslag voor een alleenstaande (ouder) lager vaststellen indien een belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm en de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie.

Artikel 3 lid 5 bepaalt dat belanghebbenden niet in aanmerking komen voor een toeslag indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. Er is onder andere geen sprake van woonkosten voor de belanghebbende:

• bij bewoning van een woning waaraan totaal geen woonlasten zijn verbonden. Dit is vaak de situatie bij krakers. Bij anti-kraak betaalt men meestal wel een vergoeding;

• indien een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning.

Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt, heeft het college de keuze om het aldus verkregen woongenot aan te merken als inkomen in natura of de norm of toeslag te verlagen op grond van artikel 27 WWB (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 54-55)

 

Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 WWB noch in het kader van artikel 33 lid 1 WWB rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 WWB.

 

Op dit moment hebben zelfstandig wonende personen zonder woonlasten nog 15% toeslag. De nieuwe verordening betekent voor hen daardoor een inkomensachteruitgang, te weten ruim € 60 exclusief vakantietoeslag.

Aanvragen van deze doelgroep, die ingediend zijn op of na 16 juli 2012, worden conform de nieuwe regels afgehandeld. Voor aanvragen die voor 16 juli 2012 zijn ingediend, maar nog niet zijn afgehandeld, gelden eveneens direct de regels uit de nieuwe toeslagenverordening, dus de lagere toeslagen.

 

Voor de overige uitkeringen uit deze categorie geldt een overgangsregeling.

 

Aanvragen en toekenningen, die voor 16 juli 2012 ingediend en afgehandeld zijn, zullen op basis van de oude verordening afgehandeld zijn. Deze personen zullen daardoor meestal een te hoge toeslag hebben gekregen. Dat geldt ook voor personen uit deze categorie met een al langer lopende uitkering.   De te hoge toeslag van deze personen loopt door tot en met 31 december 2012. Vanaf 1 januari 2013 krijgen deze mensen de toeslag waar zij wel recht op hebben. Zij hebben dus voor het eerst medio februari 2013 met deze lagere toeslag te maken. Deze personen worden zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van deze wijziging.

 

Artikel 4 Verlagen norm gezin

Op grond van artikel 26 WWB kan het college de gehuwdennorm verlagen indien belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

 

Artikel 4 van deze verordening vormt het spiegelbeeld van artikel 3 van deze verordening.

Ingeval in de woning van (on)gehuwd samenwonenden een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Gekozen is voor een verlaging van 10 % van de gehuwdennorm (zie artikel 4 lid 1 van deze verordening).

Artikel 4 lid 2 van deze verordening komt overeen met de bepaling zoals opgenomen in artikel 3 lid 2 van deze verordening. Verwezen wordt dan ook naar de toelichting zoals opgenomen bij artikel 3 van deze verordening.

Artikel 4 lid 3 van deze verordening komt overeen met de bepaling zoals opgenomen in artikel 3 lid 5 van deze verordening. Verwezen wordt dan ook naar de toelichting zoals opgenomen bij artikel 3 van deze verordening.

 

Artikel 5 Verlagen algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten 

Op grond van artikel 27 WWB kan het college de norm voor (on)gehuwd samenwonenden of de toeslag voor een alleenstaande (ouder) lager vaststellen indien een belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

In artikel 5 van deze verordening is bepaald dat de norm of toeslag wordt verlaagd met 20 % van de gehuwdennorm indien geen woning wordt aangehouden. Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering van dak- en thuislozen te verlagen omdat deze lagere bestaanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen. Het gaat dan om personen die in Kerkrade bij bevolking ingeschreven staan met een briefadres en dus niet daadwerkelijk een woning in Kerkrade bewonen. Zij overnachten feitelijk alleen in Kerkrade.

 

Artikel 6 Anti-cumulatiebepaling

De verlagingen in de Toeslagenverordening zien op verschillende omstandigheden en kunnen elk afzonderlijk als redelijk worden aangemerkt. Zonder een anti-cumulatiebepaling zou dat echter kunnen betekenen dat het college de bijstandsnorm (vanwege de samenloop van verlagingen) zo laag moet vaststellen, dat er feitelijk geen sprake meer is van een toereikende uitkering. In voorkomende gevallen zou het college de bijstand op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 WWB hoger moeten vaststellen. Er is voor gekozen al in de Toeslagenverordening een absoluut minimumbedrag vast te leggen waarop het college de bijstandsnorm (norm inclusief eventuele toeslag en verlagingen) ten minste moet vaststellen.

 

Het individualiseringsbeginsel kan echter met zich meebrengen dat bij samenloop ook bij een resterende bijstandsnorm die boven de in dit artikel genoemde percentages ligt, toch aanleiding bestaat om tot verhoging daarvan over te gaan, gelet op alle omstandigheden van de belanghebbende.

 

Met betrekking tot de anti-cumulatie gelden de volgende bepalingen:

  • 1.

    Meerdere thuisinwonende kinderen van 18 jaar en ouder, met een inkomen gelijk aan of hoger dan 60% van de gezinsnorm, tellen als 1 persoon.

  • 2.

    Twee inwonenden, niet zijnde de kinderen met een inkomen gelijk aan of hoger dan 60% van de gezinsnorm /verzorgenden/verzorgden, tellen als 1 persoon.

  • 3.

    Bij drie of meer inwonenden, niet zijnde de kinderen met een inkomen gelijk aan of hoger dan 60% van de gezinsnorm /verzorgenden/verzorgden, dient onderzocht te worden of er sprake is van inkomsten uit verhuur.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012. Hierbij is aansluiting gezocht bij het wetsvoorstel “Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen" (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets).

 

Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de oude Toeslagenverordening nog van kracht tot uiterlijk 1 januari 2013. Dat is geregeld in lid 2 en 3 van dit artikel. Het gaat hierbij om mensen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Op grond van artikel 78w WWB * blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot uiterlijk 1 januari 2013.

 

*

Op de persoon die op de dag voor inwerkingtreding van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets recht heeft op bijstand zijn de artikelen 4, 5, onderdeel e, 7, derde lid, onderdeel b, 9, derde, vijfde en zesde lid, 11, vierde lid, 13, tweede lid, onderdeel b, 18, vierde lid, 19, eerste lid, aanhef, 20 tot en met 24, 25, eerste lid, 26, 31, eerste en tweede lid, onderdelen h, r en w, 32, derde tot en met vijfde lid, 33, vijfde lid, 34, eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdelen b en c, 35, eerste en negende lid, 36, zesde lid, 38, eerste lid, onderdeel c, en zesde lid, 41, vierde tot en met zesde lid, 43, tweede en derde lid, 44, vierde lid, 45, derde lid, aanhef, vierde en vijfde lid, 47a, eerste lid, onderdeel b, 47c, vijfde lid, 50, eerste lid, 59, eerste en tweede lid, 78m, zoals die luidden op die dag, van toepassing indien die toepassing leidt tot een hogere uitkering. Die toepassing eindigt op het tijdstip waarop het recht op die bijstand eindigt doch ten hoogste met ingang van 1 januari 2013.

 

Artikel 8 Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.