Regeling vervallen per 11-12-2013

Verordening naamgeving en adressering Gemeente Kerkrade 2006

Geldend van 09-02-2006 t/m 10-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2006

Intitulé

Verordening naamgeving en adressering Gemeente Kerkrade 2006

De raad van de gemeente Kerkrade;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

inzake de Verordening Naamgeving en adressering Gemeente Kerkrade 2006;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de:

Verordening naamgeving en adressering Gemeente Kerkrade 2006

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Adres: een benaming, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding, die door het college is toegekend aan een als zodanig aangewezen adresseerbaar object.

  • b.

    Adresseerbaar object: een verblijfsobject of standplaats, gelegen op het gemeentelijk grondgebied.

  • c.

    Bouw- en kunstwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren.

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

  • e.

    Complex: een afgebakend samengesteld geheel van gebouwen en bouwwerken (industriecomplex, ziekenhuis complex, agrarisch complex, etc.).

  • f.

    Gebouw: vrijstaande, overdekte en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte van enige omvang, die voor mensen toegankelijk is, direct of indirect met de grond is verbonden en bedoeld is om ter plaatse te functioneren.

  • g.

    Nummeraanduiding: een nummer dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter, of combinatie van letters en Arabische cijfers.

  • h.

    Openbaar gebied: alle door het college aangewezen en voor het openbaar rijverkeer of andere verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten, knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouw- en kunstwerken die daar deel van uitmaken.

  • i.

    Openbare ruimte: een door het college als zodanig aangewezen gedeelte van het openbaar gebied binnen een woonplaats en waaraan een naam is toegekend.

  • j.

    Rechthebbende: eenieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht de beschikking heeft over een onroerende zaak, alsmede de beheerder.

  • k.

    Standplaats: een door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige- of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.

  • l.

    Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen van technische en administratieve aard.

  • m.

    Verblijfsobject: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt voor woon-, bedrijfsmatige- of recreatieve gebruiksdoeleinden, dat ontsloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare ruimte, een erf of een gedeelde verkeersruimte en dat onderwerp kan zijn van rechtshandelingen.

  • n.

    Woonplaats: een door het college als zodanig aangewezen gedeelte van het gemeentelijk grondgebied dat apart wordt onderscheiden en waaraan een woonplaatsnaam is toegekend.

Artikel 2 Naamgeving van woonplaatsen en openbare ruimten

  • 1. Het college stelt voor het totale grondgebied van de gemeente ten minste één woonplaats vast en kan een woonplaats in wijken en/of buurten verdelen en zonodig daaraan namen, letters of nummers toekennen.

  • 2. Het college kent voor het totale grondgebied van de gemeente namen toe aan te onderscheiden openbare ruimten en zonodig aan bouw- en kunstwerken.

  • 3. Onder vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de vaststelling, verdeling en toekenning.

Artikel 3 Toekennen van adressen aan adresseerbare objecten

  • 1. Het college kent aan elk adresseerbaar object een adres toe, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding.

  • 2. Indien aan een adresseerbaar object meer dan één adres wordt toegekend, worden de adressen onderscheiden in hoofdadres en nevenadressen.

  • 3. Onder toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de toekenning.

Artikel 4 Namen en nummeraanduidingen aanbrengen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat aan openbare ruimten toegekende namen middels naamdragers (naamborden) zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse worden aangebracht.

  • 2. Aan een adresseerbaar object dat een adres heeft gekregen, moet de nummeraanduiding op een doeltreffende wijze middels een nummerdrager (nummerbord) zijn aangebracht, tenzij het college anders heeft besloten o.g.v artikel 6 lid 3 sub a.

  • 3. Het is eenieder verboden op eigen initiatief naam- of nummerdragers, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, aan te brengen.

Artikel 5 Gedoogplicht naamdragers

  • 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van openbare ruimten en/of verwijsborden aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. De rechthebbende dient er zorg voor te dragen dat de in het eerste lid genoemde borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6 Nummerdragers aanbrengen

  • 1. Het college brengt de nummeraanduiding, alsmede de daarmee verband houdende verwijs- en verzamelborden, aan binnen vier weken na kennisgeving van het besluit aan rechthebbende, tenzij anders is besloten conform lid 3 sub b.

  • 2. Indien het adresseerbaar object nog niet is voltooid, wordt de nummeraanduiding binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

  • 3. Het college kan ertoe besluiten;

    a. geen nummeraanduiding aan te brengen; en/of

    b. de nummeraanduiding door een ander te laten aanbrengen; en/of

    c. de termijn van 4 weken te verkorten of te verlengen

Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften

Het college is bevoegd nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van artikel 4, derde lid, of het niet voldoen aan de bepalingen in artikel 5 en 6, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de sector Stad, afdeling Openbare Ruimte.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 10 Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt:

  • -

    de Verordening regelende de taak, samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de commissie voor straatnaamgeving van 27 januari 1982;

  • -

    artikelen 5.6.1. en 5.6.2. van de Algemene plaatselijke verordening Gemeente Kerkrade 2001 inzake de gedoogplicht en verwijderingen van aanduidingen.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

  • 1. Namen en adressen die op grond van de in artikel 10 genoemde verordening aan openbare ruimten en aan adresseerbare objecten zijn toegekend, blijven na het in werking treden van deze verordening bestaan.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften toegekende namen en adressen en de daarbij aangebrachte nummerdragers binnen een door hem te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen, adressen en nummerdragers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 3. Bij het vervangen van een naam, adres en/of nummerdrager, als bedoeld in het tweede lid, zullen zowel de oude en de nieuwe naam als het oude en het nieuwe adres gedurende een jaar na het besluit op grond van artikel 11 tweede lid mogen worden gebruikt op een nadere, bij dat besluit te bepalen wijze.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de

"Verordening naamgeving en adressering Gemeente Kerkrade 2006".

Algemene toelichting

In de Algemene plaatselijke verordening gemeente Kerkrade 2001 zijn een beperkt aantal regels opgenomen inzake het toekennen van huisnummers en straatnamen. Om te kunnen voldoen aan de eisen die worden gesteld aan de authentieke basisregistratie adressen en aan de relatie tussen de adressen en de objecten waarnaar zij verwijzen, is deze nieuwe verordening opgesteld. Hoewel er op dit gebied nog geen wet is vastgesteld, zijn de gedachten hierover inmiddels vrij concreet geformuleerd in de zgn. "grondslagen basisregistraties Adressen en Gebouwen". Vaststelling van wetgeving omtrent de basisregistratie adressen wordt in 2008 verwacht (brief VROM met kenmerk 05i0001275). Bij het opstellen van deze verordening is rekening gehouden met de hiervoor genoemde grondslagen en met de modelverordening van de VNG.

De naamgeving van straten en de adressering van adresseerbare objecten behoort tot de autonome bestuursbevoegdheid, d.w.z. een bevoegdheid van het gemeentebestuur besluiten te nemen over zaken die niet bij de Gemeentewet of een bijzondere wet specifiek aan een gemeentelijk bestuursorgaan (college/raad) zijn opgedragen. De raad is in dezen bevoegd.

Het is de bedoeling om in het kader van de dualisering deze autonome bestuursbevoegdheden over te hevelen naar het college. Hiervoor is echter een grondwetsherziening nodig. Deze wijziging zal nog enige tijd op zich laten wachten. Wel kan de raad er voor kiezen - zij doet daar ook verstandig aan - om vooruitlopend op deze wijziging de bevoegdheid tot naamgeving en adressering aan het college te delegeren. Ter vervolmaking van het dualistisch stelsel ligt dit ook in de rede. Wel blijft ook in het dualistisch stelsel de bevoegdheid tot vaststelling van een verordening op de naamgeving en adressering waarin de kaders worden gesteld met betrekking tot deze onderwerpen bij de raad berusten. Het college kan vervolgens de aan hem gedelegeerde bevoegdheid (deels) overdragen aan een commissie middels een instellingsbesluit of zich door een commissie laten adviseren.

Door de raad is in 1982 de "Commissie voor straatnaamgeving" ingesteld ten behoeve van de benaming van straten, wegen en pleinen binnen de gemeente Kerkrade. Het betreft hier een bestuurscommissie, d.w.z. de raad heeft de beslissingsbevoegdheid t.a.v. de straatnaamgeving overgedragen aan de commissie. De commissie bestaat uit portefeuillehouder, externe deskundigen en de gemeentearchivaris.

Op grond van artikel 82 van de nieuwe Gemeentewet mogen collegeleden geen zitting hebben in commissies die zijn ingesteld door de raad en andersom. De huidige Commissie voor straatnaamgeving is ingesteld door de raad middels een verordening. De leden die zitting hebben in deze commissie zijn of te wel deskundige of wel collegelid. Een en ander is dus niet conform hetgeen het dualistisch stelsel beoogt, zo is recentelijk gebleken.

Naar aanleiding van bovenstaande, gelet op het feit dat de huidige verordening sterk verouderd is en gelet op het feit dat er met betrekking tot het adresseren van objecten momenteel helemaal niets is geregeld, is deze nieuwe verordening gemaakt. Deze verordening geeft de kaders aan die gelden voor het benoemen van de openbare ruimten en het toekennen van adressen aan gebouwen of gedeelten van gebouwen en standplaatsen.

Het toekennen van een naam of een adres op grond van de verordening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beschikking zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een beschikking een bezwaarschrift in te dienen bij het beschikkende bestuursorgaan. Daarna staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een nummeraanduiding gedefinieerd als een cijferreeks dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is ongebruikelijk in het nummer Romeinse cijfers op te nemen.

Het begrip "bouw- en kunstwerk" is opgenomen, omdat het van belang is voor de naamgeving. Aan bijvoorbeeld bruggen en viaducten, als onderdeel van het openbaar gebied, kan de gemeente namen toekennen. Aan bouw- en kunstwerken worden overigens geen nummeraanduidingen toegekend, omdat zij geen voor mensen toegankelijke ruimte bevatten.

Artikel 2

In de verordening is het geven van een naam aan de gemeente niet meegenomen, omdat dit is geregeld in de Gemeentewet. Verwezen wordt naar artikel 158 van de Gemeentewet dat onder andere bepaalt dat de raad de naam van de gemeente kan wijzigen.

Over de woonplaats en woonplaatsgrens bestaat veel onduidelijkheid. De komgrens, zoals vervat in de Wegenwet, wordt vaak aangezien voor een woonplaatsgrens, maar dat is onjuist. De woonplaatsgrens valt soms samen met de komgrens, maar dat is een gelukkige coïncidentie.

Iedere gemeente dient voor het gemeentelijk grondgebied minimaal één woonplaats inclusief begrenzing vast te stellen. Daarbij is het verstandig om rekening te houden met de door TPG-post gedefinieerde postcodegebieden.

De overeengekomen woonplaatsgrens heeft gevolgen voor de gemeente. Gemeenten moeten bij het toekennen van namen aan openbare ruimten en het toekennen van adressen aan objecten namelijk rekening houden met deze woonplaatsgrenzen. Indien een nummerbeschikking leidt tot wijziging van de postcoderegistratie - hiervan is sprake als de nummering van de ene woonplaats doorloopt op het gebied van een andere woonplaats - worden de kosten daarvan bij de gemeente in rekening gebracht. Er zijn overigens door TPG Post en de VNG afspraken gemaakt over wijzigingen waarop de kostenverrekening al dan niet van toepassing is.

Naast het vaststellen van de grenzen van een woonplaats zal ook een naam voor dat gebied moeten worden bedacht. Het toekennen van namen aan woonplaatsen wijkt niet af van het proces van naamgeving van openbare ruimten. Het is ook wenselijk om dezelfde procedure te volgen. Het benoemen van woonplaatsen komt relatief zeer weinig voor, maar juist hier geldt dat de naam met zorg moet worden gekozen. De naam moet veelal generaties lang mee.

In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het CBS een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term "CBS- wijk- en buurtindeling". Tot op heden zijn er geen nadere bijhoudingsregels voor de wijk- en buurtindeling vastgesteld. Gemeenten dienen zich dan ook te houden aan de CBS – wijk- en buurtindeling uit 1971. In de verordening komt derhalve het benoemen van de wijken en buurten terug, wat tot de bevoegdheid van het college wordt gerekend.

In het tweede lid is het benoemen van delen van het openbaar gebied geregeld. Het openbaar gebied bevat meer dan alleen straten, plantsoenen en wegen. Zo worden ook bijvoorbeeld bruggen, viaducten en plassen mogelijk van een naam voorzien. Het benoemen van openbare ruimten is een bevoegdheid van het college. Het college benoemt delen van het openbaar gebied indien dat naar zijn oordeel nodig is, maar de meeste gemeenten streven ernaar om het totale openbaar gebied van namen te voorzien.

De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot het benoemen van een openbare ruimte bij het college kunnen indienen. Zo'n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb.

Het derde lid bepaalt dat onder vaststellen, toekennen en verdelen, zoals vervat in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen en intrekken wordt bedoeld.

Artikel 3

Dit artikel regelt het toekennen van adressen aan gebouwen of gedeelten van gebouwen en standplaatsen door het college. Hier is niet voor de term "huisnummer" gekozen omdat bijvoorbeeld bij een standplaats of bedrijfspand niet kan worden gesproken van het nummeren van een huis.

Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen, zgn. verblijfsobjecten. Voor de goede bereikbaarheid qua dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancediensten etc.) is het noodzakelijk deze zelfstandige delen van een afzonderlijk adres te voorzien.

De registratie van adressen in de GBA noodzaakt in de meeste gevallen al tot het afzonderlijk adresseren van deze delen. Uitgangspunt is wel dat achter de voordeur door de gemeente niet wordt geadresseerd. Kamers in verpleeghuizen, bejaardenhuizen, verpleegstershuizen, alsmede kantoorunits, ruimten ten behoeve van inwoning en dergelijke worden dus in principe niet van gemeentewege genummerd.

De in het eerste lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot adressering bij het college kunnen indienen. Zo’n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3 Awb.

Een verblijfsobject kan meerdere toegangen tot het openbaar gebied hebben. Te denken valt hierbij aan een bedrijfspand met een hoofdtoegang en een aparte (achter)toegang ten behoeve van bv. leveranciers. In voorkomende gevallen zal het gewenst c.q. noodzakelijk kunnen zijn voor beide toegangen een adres toe te kennen, waarbij onderscheid zal worden gemaakt in een hoofdadres en nevenadressen. Een en ander is geregeld in het tweede lid.

Het derde lid bepaalt dat onder toekennen, zoals vervat in het eerste lid, tevens wijzigen en intrekken moet worden verstaan. Het wijzigen van de nummering wordt meestal aangeduid als "vernummering".

Uit jurisprudentie is gebleken dat diverse rechters hebben uitgesproken dat het wijzigen van (straat)naam en/of (huis)nummer moet worden beschouwd als een algemeen aanvaard maatschappelijk risico dat ten laste dient te komen van de betrokken burgers en bedrijven.

Wel is het college gehouden aan zorgvuldigheidsnormen. Deze kunnen nader worden uitgewerkt in uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 4

Dit artikel regelt dat naam- en nummerdragers (naam- en nummerborden) overeenkomstig de wens van het college zullen worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

In het tweede lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend adres ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden om toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers aan objecten. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers die door het college zijn toegekend ook ter plaatse terug te vinden zijn. De aangebrachte nummerdragers dienen duidelijk leesbaar te zijn. De daarbij behorende criteria van doeltreffendheid kunnen nader door het college worden uitgewerkt in uitvoeringsvoorschriften.

Het derde lid verbiedt een ieder, die daartoe niet bevoegd is, op eigen initiatief namen en nummers toe te kennen door deze namen en nummers aan te brengen.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt de gedoogplicht met betrekking tot de het aanbrengen van naamdragers (naamborden). Momenteel is dit geregeld in de APV. De bepalingen in de APV, die hier betrekking op hebben, worden daarom ingetrokken (zie artikel 10).

In verband met dienstverlening dienen naamdragers (naamborden) door of namens het college ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de naamdragers (naamborden) te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen van derden of paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de naamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat de naamdragers (naamborden) niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamdragers (naamborden) door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar c.q. beheerder van het pand ervoor dient te zorgen dat de bedoelde naamdragers (naamborden) vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6

In deze verordening is ervoor gekozen dat het college de nummeraanduiding laat aanbrengen, tenzij het college anders besluit. Dit is momenteel de praktijk in de gemeente Kerkrade. De nummeraanduidingen worden door de afdeling Openbare Ruimte (sector Stad) aangebracht.

Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van de adresbeschikking te regelen.

Artikel 7

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen. Er kan in dit verband worden gedacht aan algemene eisen aan het te gebruiken materiaal (bestand tegen weersinvloeden), alsmede aan andere technische en administratieve voorschriften, zoals de maatvoering van de naam- en nummerdragers en de methode van nummering.

Artikel 8

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden. De hoogte van deze geldboete is geregeld in art. 23 van het Wet van Strafrecht. Momenteel bedraagt een boete van de eerste categorie € 225,--.

Artikel 9

Dit artikel regelt de datum van inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10

Dit artikel regelt het vervallen van oude regels en voorschriften. De verordening uit 1982 vervalt. Eveneens vervalt de in de APV opgenomen bepalingen met betrekking tot de gedoogplicht, nu deze zaken door de verordening zelf worden geregeld.

Artikel 11

Het is niet zinvol bij de invoering van deze verordening te eisen dat alle namen en nummeraanduidingen in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals geregeld krachtens artikel 7. Nummers die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen (tweede lid).

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening naamgeving en adressering Gemeente Kerkrade 2006".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 25 januari 2006 en gewijzigd d.d. 29 oktober 2010.
De voorzitter van de raad, De griffier,
J.J.M. Som mr. drs. H.J.W. Jacobs-van Dongen