Regeling vervallen per 01-01-2016

Algemene Subsidieverordening Koggenland 2014

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Koggenland 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: Het college van de gemeente Koggenland.

  • b.

    Professionele instelling: Een instelling waarvan de taken voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer personen in dienst op grond van een landelijke CAO of een anderszins centraal dan wel decentraal gereguleerde arbeidsovereenkomst, of als zodanig door het college is aangewezen.

  • c.

    Raad: De gemeenteraad van de gemeente Koggenland.

  • d.

    Rechtspersoon: Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Koggenland ten doel stelt.

  • e.

    Subsidie: De aanspraak op financiële middelen zoals geformuleerd in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • f.

    Subsidieprogramma: Het door het college vastgestelde overzicht van subsidiabele maxima per beleidsterrein en de verdeling naar de instellingen, een en ander in samenhang met de ingediende subsidieaanvragen.

  • g.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening/bevoegdheid.

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college die betrekking hebben op de in het volgende lid genoemde beleidsterreinen.

  • 2. Tot de in lid 1 genoemde beleidsterreinen behoren:

    • a.

      cultuur en recreatie

    • b.

      maatschappelijke zorg

    • c.

      onderwijs

    • d.

      vrijwilligersbeleid en mantelzorg

    • e.

      welzijn

    • f.

      door het college in het subsidieprogramma nader te benoemen andere beleidsterreinen.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 4. Het college kan beleidsregels opstellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de criteria voor de verdeling van de subsidie per beleidsterrein als bedoeld in het tweede lid worden omschreven.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid I rechtsbevoegdheid.

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in acht neming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond.

  • 2. Subsidie kan in beginsel slechts worden verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid. Dit met uitzondering van die rechtspersonen waarbij sprake is van subsidiebedragen lager dan C 1.000,-.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in het tweede lid, incidentele subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid of (een groep van) natuurlijke personen.

  • 4. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing op de in lid 3 genoemde instellingen en natuurlijke personen.

  • 5. Een aanvraag door een niet volledige rechtsbevoegdheid bezittende rechtspersoon dient ondertekend te zijn door ten minste twee, van deze rechtspersoon deel uitmakende, natuurlijke personen.

Artikel 4 Te subsidiëren activiteiten.

  • 1. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate van een direct aanwijsbaar belang zijn voor de gemeente en haar inwoners en door het college als subsidiabel worden aangemerkt.

  • 2. Niet subsidiabel zijn activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn, voortvloeien vanuit partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke motieven of niet openstaan voor een ieder, zonder onderscheid in sociaal, godsdienstig, levensbeschouwelijk of politiek opzicht.

  • 3. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats indien de instelling niet zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

  • 4. Ten aanzien van subsidies van zowel structurele als incidentele aard stelt de raad jaarlijks, na vaststelling van de begroting, het subsidieplafond vast.

Artikel 5 Algemene verplichtingen.

  • 1. De instelling dient geen winst te beogen met betrekking tot activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Het college kan nadere voorwaarden stellen inzake:

    • a.

      het werken met vrijwilligers,

    • b.

      de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten,

    • c.

      het betrekken van deelnemers, gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de instelling,

    • d.

      het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente gesubsidieerde accommodaties ten behoeve van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond, begrotingsvoorbehoud en subsidieprogramma.

Artikel 6 Vaststelling subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud.

  • 1. De raad stelt, na het door haar vaststellen van de begroting, het subsidieplafond vast conform afdeling 4.2.2. van de wet.

  • 2. De raad kan het subsidieplafond wijzigen indien voor de desbetreffende begrotingspost of het voor het desbetreffende beleidsterrein beschikbare budget:

    • a.

      tussentijds wordt verhoogd,

    • b.

      tussentijds wordt verlaagd.

  • 3. Het college maakt jaarlijks, in het kader van de voorbereiding van de begrotingsbehandeling, zo mogelijk voor 1 mei voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvragen betrekking hebben, het op de subsidieverstrekking te hanteren indexpercentage bekend aan de professionele instellingen en de daaruit voortvloeiende maximaal te verstrekken subsidies. Een en ander onder begrotingsvoorbehoud en voorbehoud betreffende de vaststelling van het subsidieplafond door de raad.

  • 4. Deze, onder begrotingsvoorbehoud, maximaal te verstrekken subsidies gaan uit van:

    • a.

      het door de raad vastgestelde beleid over het komende jaar of de komende jaren,

    • b.

      de doelstellingen zoals opgenomen in de activiteitenplannen van de instellingen die betrekking hebben op de lopende subsidieperiode,

    • c.

      de in de meerjarenbegroting opgenomen financiële middelen per beleidsterrein.

  • 5. De instellingen dienen de inhoud van hun activiteitenplan en het daaruit voortvloeiende aan te vragen subsidiebedrag af te stemmen op hetgeen in lid 3 van dit artikel is gesteld.

  • 6. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan is artikel 10 lid 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Vaststelling Subsidieprogramma.

  • 1.

    Nadat de gemeenteraad de begroting en het subsidieplafond heeft vastgesteld, stelt het college het subsidieprogramma vast voor het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 2.

    Dit onder lid 1 genoemde programma bevat een overzicht van de activiteiten die in dat jaar voor subsidie in aanmerking komen en het daarvoor maximaal ter beschikking staande subsidiebudget per instelling.

  • 3.

    Het subsidieprogramma wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de door de instellingen ingediende activiteitenprogramma's en begrotingen, het door de raad vastgestelde subsidieplafond en de door het college per beleidsterrein vastgestelde

budgetten.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 8 Subsidiesoorten.

  • 1.

    Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

    • a.

      structurele subsidies:

Waarderingssubsidie

Budgetsubsidie

b.incidentele subsidies:

Incidentele activiteitensubsidie

Investeringssubsidie

  • 2.

    De voorwaarden waaronder en de vorm waarin met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidie wordt verleend, zijn opgenomen in de beleidsregels subsidieverstrekking gemeente Koggenland en het subsidieprogramma.

  • 3.

    Het college bepaalt welke subsidiesoort op welke aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft en kan per subsidiesoort te hanteren aanvraagformulieren vaststellen.

Artikel 9 Subsidiabele kosten.

  • 1. Met betrekking tot de budgetsubsidies worden ten aanzien van de professionele instellingen de volgende subsidiabele kosten onderscheiden:

    • a.

      personeelskosten

    • b.

      huisvestingskosten

    • c.

      organisatie-/materiële kosten

    • d.

      activiteitenkosten

    • e.

      afschrijvingskosten

    • f.

      accountantskosten.

  • 2. Op de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid worden de volgende baten in mindering gebracht:

    • a.

      eigen bijdragen van leden I deelnemers

    • b.

      ontvangsten van renten van beleggingen

    • c.

      ontvangsten van derden voor verrichte diensten

    • d.

      uitkeringen van verzekeringen

    • e.

      andere inkomsten waaronder sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en instellingen. De baten worden in mindering gebracht op de kostensoorten waarop zij betrekking hebben.

  • 3. Niet in mindering gebracht worden de baten van incidentele acties die er specifiek op zijn gericht inkomsten te verwerven. Dat met in achtneming van het gestelde in artikel 25 betreffende de egalisatiereserve.

Artikel 10 Tijdstip indiening aanvraag.

1. a. een aanvraag tot verlening van een waarderingssubsidie wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten plaatsvinden.

  • b.

    een aanvraag tot verlening van een incidentele activiteitensubsidie wordt tenminste vier weken voordat de activiteiten beginnen ingediend.

  • c.

    een aanvraag tot verlening van een budgetsubsidie wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • d.

    een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie waarvoor een bouwvergunning noodzakelijk is, wordt ingediend tenminste zestien weken voorafgaand aan het moment waarop bij de gemeente de bouwvergunning wordt aangevraagd.

  • e.

    een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie waarvoor geen bouwvergunning noodzakelijk is, wordt ingediend tenminste zestien weken voorafgaand aan het moment waarop de opdracht tot de investering wordt gegeven.

    • 2.

      Het college besluit de aanvraag buiten behandeling te laten indien de aanvraag tot subsidieverlening niet op het in lid 1 bedoeld tijdstip is ingediend.

    • 3.

      Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die weliswaar tijdig, maar niet volledig zijn ingediend. Alvorens hiertoe te besluiten geeft het college de instelling een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, besluit het college de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 11 Vereisten aanvraag.

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt bij voorkeur digitaal ingediend met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en - indien van toepassing - artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens. Ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet bevat de aanvraag minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de instelling,

    • b.

      samenstelling van het bestuur,

    • c.

      een activiteitenplan,

    • d.

      een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven,

    • e.

      een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend,

    • f.

      gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de instelling.

  • 3. Eerste subsidieaanvraag: Indien een instelling voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de gegevens die worden genoemd in het eerste en - voor zover van toepassing - tweede lid, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

  • 4. Het college kan met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels vaststellen en is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

  • 5. Extra te verstrekken gegevens bij een aanvraag budgetsubsidie: Naast de in het eerste en - voor zover van toepassing - tweede lid genoemde gegevens bevat deze aanvraag tevens:

    • a.

      een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend,

    • b.

      een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere instellingen en de wijze van samenwerking daarbij,

    • c.

      een beschrijving van de beoogde resultaten en effecten van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare resultaten,

    • d.

      een opgave van de mogelijkheden tot het verwerven van andere inkomsten van gemeentelijke subsidie en de mate waarin daarvan gebruik is of zal worden gemaakt,

    • e.

      een begroting van de baten en lasten van het lopende boekjaar, het volgende boekjaar en een toelichting daarop,

    • f.

      een globaal inhoudelijk en financieel plan voor de volgende drie boekjaren.

  • 6. Extra te verstrekken gegevens bij een aanvraag incidentele activiteitensubsidie: Naast de in het eerste en - voor zover van toepassing - tweede lid genoemde gegevens bevat deze aanvraag tevens:

    • a.

      een uitgewerkt inzicht in de baten vanuit entreegelden, deelnemersbijdragen, sponsoring en andere vormen van inkomsten niet zijnde subsidie,

    • b.

      een risicoanalyse betreffende de inkomsten en uitgaven,

    • c.

      de mate waarin de organisatie is verzekerd tegen calamiteiten die een effect kunnen hebben op het doorgang vinden van de activiteit op zich en de inkomsten daaruit.

  • 7. Extra te verstrekken gegevens bij een aanvraag investeringssubsidie:

    • a.

      een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend,

    • b.

      aan het verstrekken van investeringssubsidie, dan wel voor andere kapitaaluitgaven, worden de volgende nadere voorwaarden gesteld:

  • 1. de ondergrond van de accommodatie dient in beginsel eigendom te zijn van de gemeente.

  • 2. indien de ondergrond of de accommodatie geen eigendom is van de gemeente zullen zekerheden moeten worden verkregen ten aanzien van: « de continuïteit van het huisvesten van door de gemeente gewenste of gesubsidieerde activiteiten.» het aanwezig zijn van een sluitende meerjaren exploitatie over een periode van vijf jaar van de (ver)nieuw(d)e accommodatie.

  • 3. de afschrijvingstermijn dient te worden gebaseerd op de functionele of economische levensduur van de investering, een en ander ter beoordeling van en goedkeuring door het college.

    • c.

      een instelling die in aanmerking wenst te komen voor een investeringssubsidie dient, onverminderd het bepaalde in artikel 9, tezamen met de aanvraag de volgende gegevens in:

  • 1. een materieel (programma van eisen en bestek) en financieel uitgewerkt investeringsplan.

  • 2. indien voor de investering vereist, de door het college goedgekeurde (bouw)tekeningen, alsmede een kadastrale perceel aanduiding.

    • d.

      een investeringssubsidie bedraagt een deel van de totaal geraamde investeringslasten. Indien de raming van deze investeringslasten hoger is dan € 10.000,- moet de aanvraag worden onderbouwd door twee, door verschillende ondernemingen aan te leveren, offertes.

    • e.

      de instelling zal op basis van een door de gemeente te accorderen meerjaren exploitatieopzet, inclusief de te verwachten gemeentelijke subsidies, moeten aantonen dat zij de mogelijkheden heeft tot financiering voor de periode van vijf jaar.

    • f.

      het college kan bepalen dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag inzicht wordt verschaft in de door de instelling te verkrijgen andere inkomsten.

Artikel 12 Hersteltermijn.

Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening, wordt een hersteltermijn gehanteerd van maximaal vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Hoofdstuk 4 Verlening van de subsidie

Artikel 13 Meerjarige subsidie.

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor een periode van meerdere jaren.

  • 2. Deze verlening geschiedt met toepassing van begrotingsvoorbehoud.

  • 3. Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde vorm van subsidiëring, kan jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten.

  • 4. Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij budgetsubsidies.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 14 Subsidiebesluit

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor subsidieverlening in het kader van waarderingssubsidie en budgetsubsidie voor 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager over te leggen bescheiden. De beslissing wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft bekendgemaakt.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening kan door het college worden aangegeven welk (deel van het) budget verbonden is aan welke activiteiten en voor welk tijdvak, alsmede op welke wijze verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 3. Indien een uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten wordt daarin vastgelegd dat de subsidie ontvangende instelling zich verplicht de overeengekomen activiteiten en de prestaties conform de vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve eisen te realiseren. Dit volgens het gestelde in artikel 4:36 lid 2 van de wet.

  • 4. Bij het besluit tot verlening van de subsidie kan de gemeente aangeven op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 5. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking te verbinden met betrekking tot beheer en gebruik van de subsidie.

  • 6. Het college beslist op de aanvraag voor incidentele activiteitensubsidie binnen twaalf weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 7. Het college beslist op de aanvraag voor een investeringssubsidie binnen zestien weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 8. Indien de beschikking niet binnen de onder lid 1, 6 of 7 gestelde termijn kan worden afgegeven, deelt het college dit mee aan de aanvrager en noemt daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 15 Betaling en bevoorschotting.

  • 1. Waarderingssubsidies, lager dan € 10.000,- worden in één termijn betaald op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 2. Incidentele subsidies worden binnen vier weken na vaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot verlening anders is bepaald.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen wanneer betaalbaarstelling plaatsvindt. Indien besloten wordt tot bevoorschotting, wordt met toepassing van artikel 4:53 van de wet, tevens opgenomen op welke wijze het college de voorschotten verleent.

  • 4. Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen.

Hoofdstuk 5 Weigering van de subsidie

Artikel 16 Weigeringsgronden.

  • 1. Een aanvraag kan worden geweigerd indien de activiteiten van de aanvrager naar de mening van het college niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de instelling kan aantonen dat er behoefte is aan de door de instelling georganiseerde dan wel voorgenomen activiteiten. Met betrekking tot deze voorwaarden kan door het college ontheffing worden verleend ten aanzien van incidentele subsidies;

    • b.

      de Europese, rijks- of provinciale gelden die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden, ook daadwerkelijk worden verkregen.

  • 3. Subsidieverlening wordt, naast op de in artikel 4:35 van de wet genoemde gronden, geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de uitvoering van het gemeentelijke beleid of naar de mening van het college in onvoldoende mate van een direct aanwijsbaar belang zijn voor de gemeente en haar inwoners;

    • b.

      de aanvrager naar het oordeel van het college ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan kan of zou kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • c.

      de instelling niet of niet tijdig alle wettelijk voorgeschreven dan wel door de subsidieverstrekker gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van de subsidieverstrekker nodig is voor de beoordeling van het subsidieverzoek

  • 4. Subsidieverlening wordt geweigerd indien de instelling een subsidie aanvraagt anders dan een waarderingssubsidie en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd binnen de gemeente al door een andere, al dan niet gesubsidieerde, instelling worden verzorgd op een kwalitatief en qua toegankelijkheid tenminste gelijkwaardige wijze.

  • 5. De structurele subsidieverstrekking aan een instelling kan op grond van algemene, financiële of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit.

  • 6. De subsidieverstrekking aan een instelling wordt beëindigd wanneer:

    • a.

      de instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

    • b.

      bij de instelling conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

    • c.

      aan de instelling surseance van betaling is verleend;

    • d.

      het faillissement over de instelling is uitgesproken.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17 Van toepassing verklaring afdeling 4.2.8 van de Algemene wetbestuursrecht

  • 1. Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op budgetsubsidies. Het college kan bepalen dat deze afdeling van de wet ook op andere aanvragen van toepassing is.

  • 2. De ontvangers van een structurele subsidie, anders dan een waarderingssubsidie, behoeven de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 3. Artikel 4:76 is van toepassing op het financiële verslag van de ontvangers van een budgetsubsidie. Het college kan bepalen dat dit artikel ook op ontvangers van andere vormen van subsidie van toepassing is.

Artikel 18 Administratie en verzekering.

  • 1. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet legt het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:

    • a.

      de instelling verleent aan het college, of de door hem aangewezen personen, desgevraagd inzage in de administratie. Daarnaast verstrekt de instelling inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden;

    • b.

      de instelling volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 2. De administratie van de instelling wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de instelling.

  • 3. De instelling is verplicht de navolgende verzekeringen af te sluiten:

    • a.

      een aanvullende verzekering tegen het risico van aansprakelijkheid ten aanzien van derden;

    • b.

      een opstalverzekering, op basis van herbouwwaarde, ten aanzien van gebouwen die eigendom zijn van de instelling;

    • c.

      een inboedelverzekering, op basis van vervangingswaarde, ten aanzien van roerende goederen die eigendom zijn van de instelling;

    • d.

      een aanvullende ongevallenverzekering voor de vrijwilligers, stagiairs en medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde, maar door professionele instellingen uit te voeren activiteiten;

    • e.

      andere door het college aan te wijzen verzekeringen.

Artikel 19 Overige verplichtingen.

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college onmiddellijk schriftelijk:

    • a.

      over besluiten of procedures die zijn gericht op het geheel of gedeeltelijk staken van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      over relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • c.

      zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of niet of niet geheel aan de aan de beschikking verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d.

      bij wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon of het doel van de rechtspersoon;

    • e.

      in geval van opheffing en liquidatie.

  • 3. Indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in lid 2 sub e, dient een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijfjaren aan subsidie is verstrekt.

  • 4. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet legt het college subsidieontvangers in ieder geval de volgende verplichtingen op:

    • a.

      een ruimtelijke voorziening dient naar aard, omvang, inrichting, situering, tariefstelling en openstellingsuren regelmatig en doelmatig gebruikt te kunnen worden voor het laten plaatsvinden van subsidiabele activiteiten.

    • b.

      de instelling dient er zorg voor te dragen, dat waar de activiteiten plaatsvinden in een ruimtelijke voorziening:

      • -

        deze waar mogelijk en nodig geschikt is voor de in zijn bewegingen beperkte mens;

      • -

        de openstellingen zo veel mogelijk afgestemd zijn op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep(en), de organisatoren en deelnemers van gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 20 Goedkeuring.

Instellingen waarbij de personeelsformatie een van de subsidiegrondslagen is, hebben voor de subsidiabele personeelsformatie, alsmede wijziging daarin, vooraf schriftelijke goedkeuring van het college nodig. Het college treedt daarbij niet in de rechten en verplichtingen van de desbetreffende werkgever.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 21 Aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 1.

    Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, legt het college subsidie ontvangende instellingen de volgende verplichtingen op:

    • a.

      instellingen die een incidentele subsidie ontvangen, dienen binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

    • b.

      instellingen die een structurele subsidie ontvangen, dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

    • c.

      instellingen die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 4:75 lid 1 van de wet in bij het college.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • b.

      een balans die betrekking heeft op de gehele instelling.

    • c.

      bij een subsidie die een hoger subsidiebedrag betreft dan € 25.000,-: een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:78 van de wet.

3 Indien de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten minder bedragen van € 25.000,- bepaalt het college de wijze waarop de controle plaatsvindt.

  • 4.

    de financiële verantwoording wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 5.

    het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op waarderingssubsidies.

  • 6.

    het college kan bepalen dat ook andere, of minder, dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 7.

    het college kan bepalen dat lid 2 sub c, ook van toepassing is op een aanvraag met een subsidiebedrag lager dan € 25.000,-.

Artikel 22 Hersteltermijn.

Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en I of hetgeen is gesteld in artikel 21, wordt een hersteltermijn gehanteerd van maximaal vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 23 Vaststelling subsidie.

  • 1. Het college beslist binnen zes maanden op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

  • 2. Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 22 de aanvraag tot vaststelling nog steeds niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikel 21 lid 1 genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college binnen zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Reserves, voorzieningen en afschrijvingen

Artikel 24 Reservevorming en afschrijvingen.

Op dit hoofdstuk is artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

Artikel 25 Egalisatiereserve.

  • 1. Een instelling die structureel subsidie ontvangt kan een egalisatiereserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Het vormen dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Het college kan met betrekking tot een egalisatiereserve, of de hoogte daarvan, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen. Daarbij wordt rekening gehouden met andere inkomsten dan subsidie.

Artikel 26 Bestemmingsreserve.

  • 1. Een instelling die structureel subsidie ontvangt kan een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 3. Aan de reserve dient een plan ten grondslag te liggen, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      het doel van de reserve,

    • b.

      de onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve.

  • 4. Het college kan met betrekking tot een bestemmingsreserve, of de hoogte daarvan, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen of nadere gegevens verlangen.

Artikel 27 Voorzieningen.

  • 1. Een instelling die structureel subsidie ontvangt en verplichtingen heeft ten aanzien van het groot planmatig onderhoud van gebouwen, kan een voorziening vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Een voorziening kan gevormd worden voor toekomstige kosten die een periode van tenminste twee jaar omvatten en:

    • a.

      niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden, en

    • b.

      nu reeds te voorzien zijn, en

    • c.

      onvermijdelijk zijn, en

    • d.

      hun oorzaak in het verleden hebben, en

    • e.

      kwantificeerbaar en berekenbaar zijn.

  • 3. Aan de voorziening dient een plan ten grondslag te liggen waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de voorziening,

    • b.

      de onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening,

    • c.

      een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

Artikel 28 Afschrijvingen.

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op professionele instellingen die een budgetsubsidie ontvangen.

  • 2. Het gemeentelijk afschrijvingsbeleid geldt als algemeen door gesubsidieerde instellingen te hanteren uitgangspunt.

  • 3. Investeringen I aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 10.000,- moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 4. Investeringen I aankopen van minder dan € 10.000,- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 5. De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 6. Afgeschreven wordt over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 7. Voor het afwijken van de richtlijnen als vermeld in lid 1 tot en met 6, is voorafgaand schriftelijke toestemming nodig van het college.

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 29 Niet van toepassing verklaren artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4:24 van de wet is niet van toepassing.

Artikel 30 Ontheffing, buiten toepassing laten van (delen van) de verordening. Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 31 Bijzondere gevallen.

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.

Artikel 32 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Koggenland 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. Aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld op basis van de Algemene subsidieverordening Koggenland 2012.

Artikel 34 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Algemene Subsidieverordening Koggenland 2014".