Regeling vervallen per 28-12-2015

Telecommunicatieverordening KORENDIJK 2012

Geldend van 03-11-2012 t/m 27-12-2015

Telecommunicatieverordening KORENDIJK 2012

Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden (Telecommunicatieverordening 2012 gemeente Korendijk)

De raad van de gemeente Korendijk;

gelezen het voorstel van het college van 12 juni 2012), nr. KNDK/2012/1233;

gelet op artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet en artikel 149, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk als bedoeld in

    communicatienetwerk: artikel 1.1, onder h, van de wet;

  • c.

    kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;

  • d.

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15, van de wet, en kabels;

  • e.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet;

  • f.

    aanbieder: degene die een openbaar elektronisch

communicatienetwerk aanbiedt als bedoeld in artikel 1.1, onder i van de wet en degene bedoeld in artikel 5.1 van de wet;

  • g.

    werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden;

  • h.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als

bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid,

    onder a, van de wet;

  • k.

    voorschriften ondergrondse door het college vastgestelde of nader vast te stellen

    infrastructuur regels betreffende ontwerp, aanleg, exploitatie,

    onderhoud en verwijdering van kabels en leidingen;

  • l.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de wet;

  • m.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel in openbare gronden dat

    een openbaar elektronisch communicatienetwerk

    verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld

    onder artikel 1.1, onder k, van de wet;

  • n.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;

    • -

      reparaties aan het openbare elektronische communicatienetwerk met een lengte van minder dan 25 m en niet vallend onder artikel 3 eerste lid;

    • -

      het maken van huisaansluitingen;

    • -

      het traceren van kabels door middel van proefsleuven.

Artikel 2: Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

1.Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college met het formulier “Aanvraag vergunning graafwerken”.

(www.korendijk.nl/formulieren/formulierenzonderDIGD)

2. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

4. Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan de aanbieder volstaan met een melding aan het college minimaal twee dagen voorafgaande aan de werkzaamheden met het daarvoor door het college vastgestelde formulier “meldingsformulier graafwerken”.

Artikel 3 Ernstige belemmeringen en storinge

Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder maakt achteraf zo spoedig mogelijk melding van de werkzaamheden via het formulier “melding graafwerken” aan de burgemeester of een daartoe gemachtigde ambtenaar

Artikel 4: Gegevensverstrekking

  • 1. Bij de melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van degene die de kabel of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert.

    • b.

      een opgave van het aantal kabels en/of buizen dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen en een opgave van het aantal buizen dat leeg wordt aangebracht;

    • c.

      een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      1e een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke (digitale) tekeningen en daarop

      aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;

      2e een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst,

      alsmede van de gewenste situering daarvan;

      3e een omschrijving van de opbrekingen van de verharding;

      4ede doorsnede van de kabel en indien van toepassing de kabelgoot;

      5e de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten waarvoor

      geen bouwvergunning noodzakelijk is, alsmede de situering en afmetingen daarvan;

      6e naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of

      onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen

      contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per

      dag bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;

      7e de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en

      leidingen waarborgen;

      8e de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren

      werkzaamheden;

      9e alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2

      en 3 van de wet genoemde belangen;

  • 2. Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

Artikel 5: Aanvullende verplichtingen

De aanbieder is verplicht omwonenden en bedrijven ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden schriftelijk ruim van te voren op de hoogte te stellen.

Artikel 6: Beslistermijn en aanhouding

Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 7: Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

  • 2. Indien binnen 3 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren, verlangt het college specifiek schadeherstel.

  • 3. Indien de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren in bijzondere bestrating, verlangt het college specifiek schadeherstel.

Artikel 8: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.

Artikel 9: Melding wijziging voorzieningen

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 10: Intrekking oude verordening

De op 11 mei 1999 vastgestelde Telecommunicatieverordening Korendijk wordt ingetrokken.

Artikel 11: Overgangsrecht

  • 1. De Telecommunicatieverordening Korendijk blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens diezelfde Verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening Korendijk maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 12: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na publicatie.

Artikel 13: Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening 2012 gemeente Korendijk.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Korendijk van 18 september 2012.

De griffier, De voorzitter,

A.Goslings R.W.J. Melissant-Briene

Toelichting Telecommunicatieverordening Korendijk 2012

Inleiding

Op 1 februari 2007 is in werking getreden een wijziging van de Telecommunicatiewet (Stb. 2007,17). De wijzigingen betreffen met name hoofdstuk 5 van de wet: De aanleg, instandhouding en opruiming van kabels.In dit hoofdstuk is onder meer geregeld de gedoogplicht van de gemeente voor telecommunicatiekabels in de openbare gronden met het adagium ‘leggen om niet, verleggen om niet’. De wetswijziging is er mede op gericht de belangen van gemeenten als beheerder van de openbare gronden en de telecombedrijven meer in evenwicht te brengen. De belangrijkste wijzigingen zijn hieronder weergegeven

Bij de aanleg, het verplaatsen, het in stand houden of het opruimen van kabels kan het voorkomen dat graafwerkzaamheden in vervuilde grond moet plaatsvinden. Over hoe gemeenten hiermee omkunnen gaan het gemeentelijk platform kabels en leidingen een aparte notitie opgesteld.

Lege buizen

In de eerste plaats is met het wetsontwerp een technisch-juridische fout goedgemaakt. Daardoor vallen lege buizen die bestemd zijn voor telecomkabels, alsnog onder hetzelfde juridische regime als 'gevulde' buizen. Dit betekent dat ook het verplaatsen van de lege buizen bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen op kosten van het telecommunicatiebedrijf (hierna: telecombedrijf) moet gebeuren.

Gedoogplicht openbare gronden

Artikel 5.2, eerste lid, bepaalt dat de gedoogplicht geldt voor openbare gronden in de gemeente. Als door een bestemmingswijziging de grond zijn openbaarheid verliest vervalt de gedoogplicht, ook al blijft de grond daarbij in eigendom van de gedoogplichtige. Een voorbeeld: een woonwijk wordt helemaal opnieuw ingericht, waardoor de telecomkabels in tuinen van nieuw te bouwen woningen komen te liggen. Geldt dan nog de gedoogplicht? Nee, de gedoogplicht vervalt puur op basis van het feit dat de grond niet meer openbaar is. Op basis van lid 1 van artikel 5.2 doet het er niet toe of er sprake is van uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen op die locatie. Hoe dit in de praktijk gaat werken is nog onduidelijk. Zo is het de vraag of de kabel echt verwijderd moet worden als deze geen hinder oplevert.

Aanbieder netwerk

Artikel 5.1 breidt het begrip 'aanbieder netwerk' uit tot een aanlegger van een netwerk die dit niet zelf gaat exploiteren. Dat is bijvoorbeeld een aannemer die voor eigen rekening en risico een telecommunicatienetwerk (hierna: telecomnetwerk) aanlegt om het te verkopen of te verhuren. Het netwerk dient wel binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen als ‘openbaar elektronisch communicatienetwerk’.

Medegebruik

Volgens artikel 5.2, zevende lid, dient het telecombedrijf op verzoek van de gedoogplichtige gebruik te maken van reeds aanwezige mantelbuizen indien deze tegen een marktconforme prijs ter beschikking worden gesteld. Die mantelbuizen kunnen zijn aangelegd door de gemeente zelf of door een ander telecombedrijf. Doel hiervan is te voorkomen dat er overbodig wordt gegraven in gemeentegrond. De minister van EZ kan in verband met het medegebruik aanvullende voorwaarden stellen bij de aanleg van netwerken. De verplichting totmede gebruik wordt opgelegd in het instemmingsbesluit.

Gedoogplicht lege buizen 10 jaar

Op grond van artikel 5.2, lid 8, dienen lege buizen binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen voor openbare telecommunicatiediensten. Het telecombedrijf moet het in gebruik nemen in gevolge van artikel 5.2 negende lid schriftelijk melden aan de gemeente. Heeft deze dit binnen genoemde periode niet gedaan, dan is de gedoogplicht vervallen en kan de gemeente de verwijdering van de lege buizen op kosten van het telecombedrijf vorderen of precario heffen.

Voor reeds liggende lege buizen geldt op basis van het tweede lid van artikel 20.5 van de wet, een overgangsmaatregel. Tot 1 januari 2018 moeten deze worden gedoogd, tenzij deze gevaar of ernstige hinder opleveren. De telecombedrijven zijn verplicht na inwerkingtreding van het wetsontwerp de lege buizen schriftelijk aan de gemeente te melden.

Publiekrechtelijke instemming versus privaatrechtelijk toestemming

Voor het aanleggen van een netwerk heeft het telecombedrijf in principe zowel een publiekrechtelijke instemming van de gemeente nodig op grond van de Telecommunicatiewet, als een privaatrechtelijke toestemming van de gemeente als eigenaar/beheerder van de openbare grond. Om "dubbel werk" te voorkomen is in de wet bepaald dat het instemmingsbesluit van de gemeente tevens de privaatrechtelijke toestemming inhoudt. Dit is geregeld in artikel 5.4, lid 7 van de Telecommunicatiewet.

Instemmingsbesluit telecommunicatieverordening

Artikel 5.4 van de wet gaat gedetailleerd in op de instemmingsprocedure. Hierbij is meer rekening gehouden met de belangen van de gedoogplichtige gemeente. Zo moet het tijdstip van start van de werkzaamheden aan de kabel(s) liggen binnen 12 maanden na datum van het instemmingsbesluit, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang om de werkzaamheden later te starten.

Afstemming instemmingsbesluit en andere benodigde vergunningen

Artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet legt de gemeente de verplichting op zorg te dragen van de inhoudelijke afstemming tussen het gemeentelijk instemmingsbesluit en andere voor het tracé benodigde vergunningen van een ander bestuursorgaan, bijvoorbeeld indien de kabel moet worden gelegd in een dijk in beheer van een waterschap.

Herstraten

Artikel 5.7 geeft antwoord op de vraag wie herstraat na beëindiging van de werkzaamheden. Dit is de aanlegger, tenzij de gemeente heeft aangegeven dit zelf te willen doen. De gemeente dient hiervoor marktconforme tarieven in rekening te brengen.

Verplaatsen van kabels

Artikel 5.8 van de wet geeft een uitbreiding van de plicht tot het nemen van maatregelen dan wel het verplaatsen op kosten van het telecombedrijf bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen. Deze verplichting geldt ook als de gemeente (op basis van bijvoorbeeld een overeenkomst met een projectontwikkelaar) de plicht heeft de grond te leveren zonder concrete problemen vanwege telecomkabels in verband met de oprichting van gebouwen door deze projectontwikkelaar. Indien echter de gebouwen niet worden gerealiseerd dient de gemeente de verplaatsingskosten te vergoeden.

Indien een verzoek tot het nemen van maatregelen of het verplaatsing van kabels door de gemeente wordt gedaan binnen vijf jaar nadat deze op basis van artikel 5.8 leden 1 of 2 zijn verlegd, dan komen de kosten daarvan voor rekening van de verzoekende gemeente.

Het telecombedrijf dient binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek tot het nemen van maatregelen over te gaan. Betreft het een verzoek tot verplaatsen van de kabels dan dient telecombedrijf binnen 12 weken na het beschikbaar komen van een plaats waarheen de kabels verlegd kunnen worden, te starten met de werkzaamheden.

Indien de gemeente en een telecombedrijf het niets eens zijn over de vraag wie de verplaatsingskosten moet betalen, kan dit geschil zowel door de gemeente als het telecombedrijf worden voorgelegd aan de OPTA, die binnen acht weken uitspraak doet.

Telecomkabels versus andere nutsleidingen

Artikel 5.9 van de wet bepaalt dat de aanleg, instandhouding of opruiming van telecomkabels de aanwezige andere (nuts)leidingen of andere telecomkabels zo min mogelijk mag hinderen of in gevaar brengen. Het telecombedrijf is verplicht op zijn kosten aan deze hinder of gevaar een einde te maken. Geschillen hierover kunnen worden voorgelegd aan de OPTA. Voor telecomkabels die reeds zijn aangelegd op het tijdstip van ingang van het wetsontwerp, blijft gelden dat - indien deze hinder of gevaar opleveren - dit moet worden opgelost via de privaatrechtelijke weg van de onrechtmatige daad.

Exploitatie van openbare elektronische communicatienetwerken

Het is gemeenten verboden openbare elektronische communicatienetwerken te exploiteren. Echter, wanneer een gemeente kan aantonen dat een breedbandig openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk niet tot stand komt door de markt, dan mag zij onder strikte voorwaarden genoemd in artikel 5.14 van de Telecommunicatiewet, een belang hebben in een dergelijke onderneming.

Eigendom netwerken

De Telecommunicatiewet bepaalt dat het telecombedrijf eigenaar is van zijn netwerk. Voor andere netwerken van nutsleidingen als water, elektriciteit, etc. bestond de vraag of de grondeigenaar door zogenaamde verticale natrekking eigenaar is, of het nutsbedrijf door horizontale natrekking. In het wetsontwerp is een wijziging van het Burgerlijk Wetboek opgenomen waardoor het nu vaststaat dat netwerken eigendom zijn van de bevoegde aanlegger. Dit geldt ook voor reeds aangelegde netwerken.

Voor een uitgebreide toelichting kan worden verwezen naar de website van de VNG, www.vng.nl en die van het Gemeentelijke Platform Kabels en Leidingen (GPKL), www.gpkl.nl.

Evenals de oude wet heeft het telecombedrijf op basis van artikel 5.4, lid 1, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden voor het leggen, instandhouding of verwijderen van kabels in de openbare grond een instemmingsbesluit van het college.

De leden 2 en 3 bepalen welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kunnen verbinden. De leden 4 en 5 leggen de verplichting op aan de gemeenteraad tot het bij verordening regels vast te stellen omtrent:

  • a.

    het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van de werkzaamheden, waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan;

  • b.

    de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder het uitvoeringsplan;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden bij aanleg, instandhouding en opruiming;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken;

  • f.

    de wijze van melding en uitvoering van spoedeisende werkzaamheden in verband met ernstige belemmeringen of storing van de communicatie;

In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard.