Regeling vervallen per 01-01-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk

KNDK/2009/3897

Besluit

maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk

Burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk

gelet op:

- de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk;

besluiten het volgende vast te stellen:

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling.

Artikel 1. Begripsbepaling.

Voor de omschrijving van begrippen in dit besluit wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk, tenzij de omschrijving van begrippen in dit besluit zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 2.1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming voor een Alfahulp vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      er bij het verstrekken van een vervoersvoorziening sprake is van een beperkte vervoersbehoefte;

    • c.

      er bij hulp bij het huishouden sprake is van een beperkte omvang in duur.

  • 2.3. Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

    mobiele tilliften, trapliften, (kantelbare) elektrisch en hydraulisch verstelbare douchestoelen en elektrisch en hydraulisch verstelbare douchebrancards.

  • 2.4. De verantwoording van het Persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      bij hulp bij het huishouden: - de budgethouder overlegt vóór de eerste uitbetaling van (een deel van) het toegekende Persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden een kopie van de overeenkomst die is afgesloten met de persoon die de hulp bij het huishouden gaat verlenen;

      • -

        de budgethouder is verplicht om op verzoek van het college schriftelijk verantwoording af te leggen over de besteding van het toegekende Persoonsge- bonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden incl. een eventueel overgeheveld bedrag uit het voorgaande jaar (maximaal 10% van het resterende Pgb-budget);

      • -

        de budgethouder legt verantwoording af bij het college over de besteding van het Persoonsgebonden budget binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking dan wel binnen 3 weken na afloop van elk kalenderjaar, op basis van een verantwoor- dingsformulier;

      • -

        steekproefsgewijze controle door middel van bewijsstukken; waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5% van de verstrekte Persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

    • b.

      bij woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen, waarvan de aanschafwaarde lager is dan € 500,00: - steekproefsgewijs door middel van bewijsstukken, waarbij de steekproef

      minimaal een omvang heeft van 5 % van de verstrekte persoonsgebonden

      budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig

      kalenderjaar;

    • c.

      bij woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen, met een aanschafwaarde vanaf € 500,00:

      • -

        in alle gevallen binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking dan wel binnen 3 weken na afloop van elk kalenderjaar door middel van bewijsstukken;

    • d.

      in afwijking van sub b en c vindt bij een vervoersvoorziening ten aanzien van het standaard persoonsgebonden budget geen verantwoording plaats;

    • e.

      indien het persoonsgebonden budget het standaard persoonsgebonden budget te boven gaat, vindt in alle gevallen de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college plaats binnen 3 maanden na afloop van de verstrekking dan wel binnen 3 weken na afloop van elk kalenderjaar over het gehele persoonsgebonden budget door middel van bewijsstukken.

  • 2. 5De verantwoording aan het college van een financiële tegemoetkoming voor een Alfahulp vindt plaats door de betrokken zorgaanbieder waarmee het college een dienstverleningsovereenkomst heeft voor de ondersteuning van de cliënt, die een financiële tegemoetkoming voor een Alfahulp ontving.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3. Omvang en begrenzing van eigen bijdragen bij hulp bij het huishouden.

  • 3.1.

    De omvang van de eigen bijdrage bij de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1. lid 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.2.

    Het inkomen wordt overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit maatschappelijke ondersteuning vastgesteld.

  • 3.3.

    Aan de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden is een begrenzing vastgesteld van € 13,00 per uur overeenkomstig artikel 16d van het Bijdragebesluit zorg.

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden

4.1 Persoonsgebonden budget a. Bij de toekenning en de vaststelling van een Persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt uitgegaan van de onderstaande (bruto) uurtarieven:

  • -

    Hulp bij het huishouden 1 (Hbh1) : € 16,06 per uur;

  • -

    Hulp bij het huishouden 2 (Hbh2) : € 19,27 per uur;

  • -

    Hulp bij het huishouden 3 (Hbh3) : € 21,90 per uur.

  • b.

    Na de verantwoording zoals bedoeld in artikel 2 lid 4 onder a. wordt het Persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de rechtmatige besteding vermeerderd met het vrij besteedbare bedrag en een eventuele overheveling van 10% van het toegekende budget naar het volgende jaar. Het vastgestelde Persoonsgebonden budget bedraagt maximaal het toegekende Persoonsgebonden budget.

  • c.

    Het vrij besteedbare bedrag bedraagt 1,5% van het toegekende Persoonsgebonden budget met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 per kalenderjaar;

  • d.

    Het Persoonsgebonden budget wordt op basis van het aantal toegekende uren per week en op basis van het uurtarief van de van toepassing zijnde categorie zoals opgenomen onder sub a berekend. Het Persoonsgebonden budget wordt op jaarbasis berekend en vervolgens per periode van 4 weken betaalbaar gesteld.

4.2 Financiële tegemoetkoming

Bij de toekenning en de vaststelling van een financiële tegemoetkoming voor de vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, 1ste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de hulp bij het huishouden wordt uitgegaan van het bruto uurtarief van € 12,32.

Een financiële tegemoetkoming wordt alleen toegekend als tegelijkertijd gebruik gemaakt wordt van de ondersteunende dienstverlening waarvoor de gemeente met een derde partij een overeenkomst heeft afgesloten. De belanghebbende kan gratis gebruik maken van deze dienstverlening.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 5.

  • 5.1. Maximaal bedrag. Het maximale bedrag dat voor een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk, toegekend wordt bedraagt € 48.278,39.

  • 5.2. Financiële tegemoetkoming.

    De hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt bij de verstrekking van een woonvoorziening niet afgestemd op het inkomen.

  • 5.3. Omvang van eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten.

    Bij het verstrekken van een woonvoorziening wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten gevraagd.

  • 5.4. Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

  • 5.5. Woonboot, binnenschip of woonwagen.

    • a.

      Aanpassingskosten woonwagen.

      Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de

      aanpassingskosten van een woonwagen als:

  • 1. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

  • 2. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • 3. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een

    woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • 4. de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een

    bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

    • b.

      Aanpassingskosten woonschip.

      Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de

      aanpassingskosten van een woonschip als:

  • 1. de technische levensduur van het woonschip ten tijde van de indiening van de

    aanvraag nog minimaal vijf jaar is;

  • 2. het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

    • c.

      Levensduur woonwagen/woonschip

      Als de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf

      jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in

      aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag

      liggen, zijn de aanpassingskosten aan een maximum gebonden. De maximale aanpassingskosten van een woonboot, binnenschip of woonwagen bedragen € 1.295,86.

    • d.

      Aanpassingskosten binnenschip

      Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de

      aanpassingskosten van een binnenschip als de aanpassing betrekking heeft op het voor

      de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als

      bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit

      (Staatsblad 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • 1. in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek

    als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel

    teboekgestelde schepen 1992; en

  • 2. bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij

    blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een

    laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan

    12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

  • 5.6. Onderhoud en keuring lift.

    De vergoeding in de kosten van onderhoud en keuring van een lift zal het bedrag als bedoeld in de aangehechte bijlage I “keuring en onderhoud liften” niet te boven gaan.

  • 5.7. Tijdelijke huisvesting. De vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt: a. de werkelijke kosten van de woonruimte met de laagste huurlasten bij het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; b. de werkelijke kosten met een maximum van € 324,50 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet zelfstandige woonruimte.

    5.8.Vrijmaken aangepaste woning. De vergoeding aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte, een voor permanente bewoning bestemde woonruimte heeft ontruimd, bedraagt € 3.239,64.

  • 5.9. Vrijhouden aangepaste woning.

    • a.

      in geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.478,19 is aangepast, kan het college de eigenaar verzoeken de woning vrij te houden voor verhuur aan een gehandicapte, voor wie de woning een geschikte woning is;

    • b.

      het college kan in zo’n geval een vergoeding verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden;

    • c.

      de hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de kale huur van de betrokken woonruimte.

  • 5.10. Sanering. De hoogte van de vergoeding voor vervanging van de vloerbedekking in verband met een noodzakelijke woningsanering of noodzaak van rolstoelvast tapijt wordt bepaald door: a. de afschrijving van de te vervangen vloerbedekking, waarbij de volgende richtlijnen gehanteerd worden: Indien de te vervangen vloerbedekking: - nieuwer is dan 2 jaar komt 100% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking; - tussen de twee en vier jaar oud is komt 75% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking; - tussen de vier en zes jaar oud is komt 50% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking; - tussen zes en acht jaar oud is komt 25% van de in aanmerking te nemen kosten voor vergoeding in aanmerking;

    • b.

      de m2 -prijs voor vloerbedekking, waarbij de volgende richtlijnen wordt gehanteerd: - voor de slaapkamer maximaal € 19,52; - voor de woonkamer maximaal € 25,11.

  • 5.11. Terugbetaling bij verkoop woning.

    • a.

      Het in artikel 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk genoemde bedrag bedraagt € 12.428,94;

    • b.

      Het in artikel 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: - voor het eerste jaar 100% van de financiële tegemoetkoming; - voor het tweede jaar 85% van de financiële tegemoetkoming; - voor het derde jaar 70% van de financiële tegemoetkoming; - voor het vierde jaar 55% van de financiële tegemoetkoming; - voor het vijfde jaar 40% van de financiële tegemoetkoming; - voor het zesde jaar 25% van de financiële tegemoetkoming; - voor het zevende jaar 10% van de financiële tegemoetkoming;

  • 5.12. Hoogte verhuiskostenvergoeding. De hoogte van het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk bedraagt:

    • a.

      een vergoeding voor stoffering, verven en behangen ter hoogte van 1,5 maal het bedrag voor stoffering voor de categorie “3 personen, echtpaar” in het Handboek Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Rotterdam is € 4.425,00 ; b. een vergoeding in de kosten van een maand dubbele huur zijnde de werkelijke kosten van de woonruimte met de laagste huurlasten; c. een vergoeding voor het inschakelen van een verhuisbedrijf op basis van één of meer offertes.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6. Besparingsbijdrage.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een aangepaste kinderfiets voor kinderen tot 12 jaar bedraagt € 191,51 en voor een aangepaste fiets voor volwassenen € 398,97.

Artikel 7.

7.1.Voorziening in natura.

Het college verstaat onder een vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 22 sub b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk: Een al dan niet aangepaste voorziening in de vorm van: a. een scootmobiel/open elektrische buitenwagen; b. een gesloten buitenwagen; c. een (bruikleen)auto; d. een ander verplaatsingsmiddel.

  • 7.2.

    Persoonsgebonden budget. Het college verstaat onder een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 22 sub c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk: 1. een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van: a. een taxi; b. een eigen auto; c. een rolstoeltaxi; d. een bruikleenauto ; e. medisch noodzakelijke begeleiding voor vervoer; 2. een tegemoetkoming in de kosten van: a. aanpassing van de eigen auto; b. aanpassing van een ander verplaatsingsmiddel; 3. een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van: a. een scootmobiel/open elektrische buitenwagen; b. een gesloten buitenwagen; c. een auto; d. een ander verplaatsingsmiddel.

  • 7.3.

    Persoonsgebonden budget bij aanschaf van een vervoermiddel.

    • a.

      het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 7.2 onder 3 wordt per kalenderjaar vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier, waarmee een contract is afgesloten, wordt betaald;

    • b.

      voor vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder 3 waarvoor het college geen contract met een leverancier heeft afgesloten, zal het college voor de vaststelling van het persoonsgebonden budget per kalenderjaar uitgaan van de goedkoopste huurprijs van de goedkoopste-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie, die het college bij verstrekking in natura middels huur bij een leverancier, zou moeten betalen;

    • c.

      het college kan in een situatie zoals bedoeld onder b bij meerdere leveranciers een prijsopgave vragen.

Artikel 8.

  • 8.1. Inkomen. Onder inkomen zoals bedoeld in artikel 25 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk wordt verstaan: a. het netto inkomen van de belanghebbende indien belanghebbende 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning; b. het gezamenlijk netto inkomen van ouders of pleegouders van belanghebbende indien belanghebbende jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning; c. het gezamenlijk netto inkomen van de belanghebbende en zijn echtgenoot indien belanghebbende een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning; d. indien het netto inkomen van de hiervoor genoemde personen niet bekend is wordt

    deze vastgesteld door de som van het bruto inkomen vermeerderd met de van toepassing zijnde vakantietoeslag, verminderd met de over het inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies, pensioenpremies.

  • 8.2. Aftrekpost. Bij de vaststelling van het inkomen van de belanghebbende wordt bij de aanvraag om een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 7.2 onder 1 sub a t/m e en artikel 7.2 onder 3 sub c dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 7.1 onder c rekening gehouden met een vaste aftrekpost van € 934,02 in verband met overige kosten voortvloeiend uit de handicap.

  • 8.3. Inkomensgrenzen. De geldende inkomensgrenzen zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk zijn gelijk aan de normen, genoemd in artikel 21 tot met 23 lid 1 van de Wet werk en bijstand omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 2e lid, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 9. Algemeen gebruikelijk.

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk, bedraagt 1,5 x inkomensgrens:

Tot 65 jaar

Inkomensgrens

Inkomensgrens x 1,5

Echtpaar

€ 15.588,48

€ 23.382,72

Alleenstaande ouder

€ 14.032,08

€ 21.048,12

Alleenstaand

€ 10.911,96

€ 16.367,94

Vanaf 65 jaar

Alleenstaand

€ 11.990,04

€ 17.985,06

Alleenstaande ouder

€ 15.065,64

€ 22.598,46

Gehuwd beide of één 65+

€ 16.491,84

€ 24.737,76

In instelling

gehuwd

€ 6.371,04

€ 9.556,56

alleenstaand

€ 3.999,12

€ 5.998,68

Artikel 10. Persoonsgebonden budget.

  • 10.1.

    Persoonsgebonden budget bij tegemoetkoming in de kosten van gebruik. a. voor een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 22 onder c. van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk wordt uitgegaan van een standaardpersoonsgebonden budget; b. de standaard persoonsgebonden budgetten bedragen op jaarbasis: - voor het gebruik van een eigen auto € 1.057,88; - voor het gebruik van een bruikleenauto € 434,99; - voor het gebruik van een taxi € 592,38; - voor het gebruik van een rolstoeltaxi € 889,95; - voor de kosten van een begeleider € 444,29; c. indien op grond van artikel 22 onder b en c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning reeds een andere voorziening is verstrekt wordt het standaard persoonsgebonden budget verminderd met 30%: d. het standaard persoonsgebonden budget voor gebruik van een taxi en rolstoeltaxi en voor de kosten van een begeleider kan opgehoogd worden met een aanvulling; e. de aanvulling op het standaard persoonsgebonden budget wordt verleend:

    • -

      nadat de belanghebbende op basis van bewijsstukken de aanwending van het standaard persoonsgebonden budget heeft verantwoord;

    • -

      de noodzaak van een aanvulling kan aantonen; en

    • -

      kan aantonen dat de kosten van vervoer meer bedragen dan het van toepassing zijnde standaard persoonsgebonden budget vermeerderd met de kosten die voor eigen rekening blijven;

      • f.

        met de kosten die voor eigen rekening blijven zoals bedoeld in sub e worden bedoeld:

    • -

      de kosten na aftrek van reguliere kosten die ook niet Wmo-gerechtigden zouden hebben bij vergelijkbare verplaatsingen; én

    • -

      het verschil zoals bedoeld in artikel 10.2 onder e; g. bij het verlenen van een aanvulling zal het college van burgemeester en wethouders rekening houden met de vervoersbehoefte waarmee met een andere voorziening kan worden tegemoetgekomen. h. op grond van artikel 26.3 van de gemeentelijke Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt aan bewoners van een intramurale instelling een vervoersvoorziening voor het gebruik van een taxi of een rolstoeltaxi toegekend in de vorm van een gehalveerd standaard Pgb;

      • i.

        indien de vervoersbehoefte niet is vast te stellen, wordt een financiële tegemoetkoming op declaratiebasis toegekend.

  • 10.2.

    Hoogte persoonsgebonden budget kosten in gebruik.

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 22 onder c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk wordt bepaald:

    • a.

      op maximaal 100% van het standaard persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 10.1. onder b indien het inkomen als bedoeld in artikel 9 wordt vastgesteld op 1,5 of minder van het van toepassing zijnde norminkomen;

    • b.

      op maximaal 50% van het standaard persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 10.1 onder b indien het inkomen als bedoeld in artikel 9 wordt vastgesteld op meer dan 1,5 maar minder dan of gelijk aan 1,6 van het van toepassing zijnde norminkomen;

    • c.

      op maximaal 25% van het standaard persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 10.1 onder b indien het inkomen als bedoeld in artikel 9 wordt vastgesteld op meer dan 1,6 maar minder dan of gelijk aan 1,7 van het van toepassing zijnde norminkomen;

    • d.

      ook bij het verlenen van een aanvulling wordt voor de belanghebbenden zoals bedoeld onder sub b en c uitgegaan van de van toepassing zijnde percentages in sub b en c;

    • e.

      het verschil tussen het standaard persoonsgebonden budget met eventuele aanvulling zoals bedoeld in sub a en het standaard persoonsgebonden budget zoals bedoeld in sub b en c met een eventuele aanvulling zoals bedoeld in sub d komen voor eigen rekening van de belanghebbende.

  • 10.3.

    Aangewezen op rolstoeltaxi.

    Wanneer uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van een rolstoeltaxi wordt;

    • a.

      in afwijking van artikel 9 wordt bij een inkomen boven 1,6 x inkomensgrens een persoonsgebonden budget verstrekt dat bepaald wordt door het standaard persoonsgebonden budget voor het gebruik van een rolstoeltaxi te verminderen met het standaard persoonsgebonden budget voor het gebruik van een taxi;

    • b.

      een in artikel 10.1 onder d genoemde aanvulling op het standaard persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in 10.3. onder a, wordt vastgesteld op 33,33% van de kosten van een rolstoeltaxi;

    • c.

      in afwijking van de in artikel 10.2 onder d wordt bij een inkomen zoals vermeld in artikel 10.2 onder c niet uitgegaan van een percentage van 25% maar van een percentage van 33,33% van de kosten rolstoeltaxi.

  • 10.

    4 Meer personen met vervoersvoorziening in één huishouden.

    In afwijking van artikel 9 zullen, als in een huishouden meerdere personen aanspraak kunnen maken op een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 22 onder c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk, de inkomensgrenzen voor bedoelde voorzieningen gesteld worden op de in artikel 9 bedoelde inkomensgrenzen vermeerderd met 1,125.

Artikel 11. Persoonsgebonden budget bij aanpassing auto of ander verplaatsingsmiddel.

  • a.

    Het persoonsgebonden budget bij aanpassing of ander verplaatsingsmiddel wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

  • b.

    Het college kan verlangen dat meerdere offertes opgevraagd worden.

Artikel 12. Aanschafwaarde referentie-auto.

Met betrekking tot een bruikleenauto wordt uitgegaan van een aanschafwaarde van een referentieauto zijnde een bedrag van € 17.873,79.

Artikel 13. Gebruik gesloten buitenwagen.

De hoogte van een vergoeding voor verbruikskosten van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen bedraagt :

  • a.

    in bruikleen, € 0,10 per kilometer;

  • b.

    in eigendom, € 0,29 per kilometer.

Artikel 14. Samenvallen behoeften echtgenoten.

Voorzover de behoefte van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan 1,5 maal een enkele vergoeding toegekend.

Artikel 15. Reserveren

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 16.

  • 16.1. Persoonsgebonden budget.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt per kalenderjaar vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten, wordt betaald.

  • 16.2. Sportrolstoel.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.606,59, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 17. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Indexering, inwerkingtreding en citeertitel.

Artikel 18. Indexering.

De bedragen zoals bedoel in artikel 38 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk worden als volgt vastgesteld: a de woon- en vervoersvoorzieningen: uitgegaan wordt van de consumentenprijsindex, alle huishoudens over de periode november van het voorvorige jaar tot en met oktober van het vorige jaar;

b.hulp bij het huishouden: 1. voor de personele kosten wordt uitgegaan van de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA);

2.voor de materiële kosten wordt uitgegaan van het prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau van het voorgaande jaar;

3.bij de uiteindelijke indexering wordt uitgegaan van een verhouding van 80% personele kosten en 20% materiële kosten.

Zodra het definitieve OVA-percentage en het prijsindexcijfer particuliere consumptie bekend zijn, wordt de indexering met terugwerkende kracht vanaf 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar toegepast.

Artikel 19. Inwerkingtreding.

Dit Besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 20. Intrekking.

H

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk, zoals vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 16 december 2008, wordt ingetrokken.

Artikel 21. Citeertitel.

Dit Besluit kan worden aangehaald als:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk.

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van Korendijk,

gehouden op 15 december 2009,

de loco secretaris, de burgemeester, C. Blaak, R.W.J. Melissant - Briene

Bijlage I: keuring en onderhoud liften

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud en keuring.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde

bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie komen in aanmerking voor een financiële

tegemoetkoming.

De kosten bedragen exclusief 19% BTW en exclusief voorrijkosten per 1-1-2010:

Stoellift 1 x per jaar € 155,61

Hefplateaulift 2 x per jaar € 155,61

Plateauliften 1 x per jaar € 155,61

De voorrijkosten bedragen € 47,88 exclusief BTW per keer.