Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende voorzieningenfonds Verordening Voorzieningenfonds Krimpen aan den IJssel 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening voorzieningenfonds Krimpen aan den IJssel 2017

De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening voorzieningenfonds Krimpen aan den IJssel 2017

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Begripsbepaling: kind

  • 1. Onder kind wordt verstaan een eigen- pleeg- of stiefkind dat in gezins- c.q. samenlevingsverband ten laste komt van de aanvrager, in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar, op het tijdstip van de aanvraag.

Artikel 1.2. Begripsbepaling: aanvrager

  • 1. Onder de aanvrager wordt slechts verstaan:

    • a.

      de meerderjarige ouder of voogd, waarmee het kind in gezins - c.q. samenlevingsverband leeft, of

    • b.

      de persoon van 18 jaar of ouder.

  • 2. Onder de aanvrager wordt slechts verstaan: degene die blijkens de BRP-inschrijving is geregistreerd in onze gemeente en ook feitelijk zijn hoofdverblijf heeft in onze gemeente.

Artikel 1.3. Begripsbepaling: gezin

  • 1. Onder gezins- c.q. samenlevingsverband wordt mede verstaan de gezamenlijke huishouding, als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.

  • 2. Onder partner wordt verstaan degene met wie de aanvrager een gezinsverband c.q. gezamenlijke huishouding voert.

Artikel 1.4. Begripsbepaling: instelling

  • 1. Onder instelling wordt verstaan een vereniging of stichting, al dan niet binnen de gemeente Krimpen aan den IJssel gevestigd.

Artikel 1.5. Begripsbepaling: kosten van het lidmaatschap

  • 1. Onder kosten van het lidmaatschap van een instelling wordt verstaan de jaarlijkse contributie aan een vereniging of stichting, evenals de jaarlijkse ouderbijdrage in de kosten van door de school georganiseerde activiteiten.

Artikel 1.6. Uitzonderingen op de doelgroep

  • 1. Voor een tegemoetkoming, onverlet de overige bepalingen van deze verordening, zijn uitgesloten personen die:

    • a.

      een uitkering ontvangen respectievelijk een bijdrage betalen volgens de Wlz

    • b.

      een uitkering ontvangen volgens de WSF2000

    • c.

      verblijven in een Penitentiaire Inrichting.

Artikel 1.7. Door burgemeester en wethouders aangewezen kosten

  • 1. Voor de vaststelling van de voor een tegemoetkoming in aanmerking komende kosten zijn burgemeester en wethouders bevoegd regels te stellen. Het college stelt tenminste een lijst op van instellingen, waarvan de kosten van lidmaatschap voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

  • 2. Voor de bepaling van de overige kosten, waarin een tegemoetkoming kan worden verstrekt, worden uit oogpunt van redelijkheid mede in aanmerking genomen kosten die uit het lidmaatschap van een instelling voortvloeien of andere hiermee verband houdende kosten zoals bijvoorbeeld kleding, boeken, gereedschappen en dergelijke.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te bepalen, dat een instelling niet behoort tot de relevante sectoren in de sociaal-culturele, hobby of sportieve sfeer, indien de doelstelling van de instelling geen relatie heeft met deze sectoren of de activiteiten van de instelling in strijd moeten worden geacht met de wet of het algemeen belang, met inachtneming van de staatkundige vrijheid evenals van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging.

  • 4. De meerderjarige ouder of voogd kan voor zijn schoolgaande kind een tegemoetkoming specifieke bijdrage schoolkosten aanvragen.

Artikel 1.8. Door burgemeester en wethouders vastgestelde middelentoets

  • 1. De inkomensgrens wordt vastgesteld op een inkomen tot 110 % van de geldende bijstandsnorm. Voor de toepassing van de inkomensgrenzen volgens de geldende bijstandsnorm wordt uitgegaan van de normbedragen volgens de Participatiewet. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd jaarlijks de geldende inkomensgrenzen vast te stellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders gaan uit van het netto inkomen van de aanvrager en de partner, waarbij op het inkomen rustende beslagen, schulden enzovoort in het algemeen niet worden betrokken. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd hiervan af te wijken, indien bijzondere individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 3. Rekening wordt gehouden met vermogen volgens de vrijlatingsgrenzen vermeld in de Participatiewet.

HOOFDSTUK 2: BEPALINGEN INZAKE DE VERSTREKKING

Artikel 2.1. De aanvraag

  • 1. Door de aanvrager wordt een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten, gemaakt tijdens een desbetreffend kalenderjaar, uiterlijk binnen de termijn van 2 maanden na het verstrijken van het desbetreffende kalenderjaar. Aanvragen die na deze periode worden ingediend worden niet in behandeling genomen.

  • 2. De aanvraag wordt in behandeling genomen, mits het aanvraagformulier volledig is ingevuld, is ondertekend en de bewijsstukken zijn toegevoegd.

Artikel 2.2. De aanspraak

  • 1. Door het college wordt per kalenderjaar een tegemoetkoming verstrekt in de door het college aangewezen kosten, hetzij voor de aanvrager, hetzij voor een tot zijn gezins- of samenlevingsverband behorend kind, mits het gezamenlijk maandelijks inkomen van het gezin, gedurende de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend, niet hoger is dan de van toepassing zijnde door het college vastgestelde middelentoets.

Artikel 2.3. Het besluit

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het vaststellen van nadere regels, de administratieve organisatie alsmede het besluiten op de individuele aanvraag te mandateren aan de GR IJSSELgemeenten.

  • 2. De GR IJSSELgemeenten stelt ambtshalve vast, welke aanvragers in aanmerking komen voor de voorziening en welke tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 3. Een schriftelijke afwijzing van de aanvraag wordt gemotiveerd bekend gemaakt, met vermelding van de mogelijkheid en de termijn hiertegen een bezwaarschrift in te dienen. De voorzieningen van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 2.4. Declaratiebasis

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te bepalen op welke wijze een aanvrager aannemelijk dient te maken dat kosten zijn gemaakt, die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

Artikel 2.5. Afwijkingsmogelijkheid

  • 1. Indien bijzondere individuele omstandigheden van persoon en gezin daartoe aanleiding geven, zijn burgemeester en wethouders bevoegd van de middelentoets af te wijken.

Artikel 2.6. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming ten laste van het Voorzieningenfonds wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van € 300 per persoon per kalenderjaar.

  • 2. Voor een schoolgaand kind kan voor de in artikel 1.7 lid 4 genoemde kosten een extra vergoeding worden verstrekt van maximaal:

    • a.

      € 50 voor een kind op het basisonderwijs;

    • b.

      € 125 voor een kind op het middelbaar onderwijs.

Artikel 2.7. Herziening en terugvordering

  • 1. Het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming wordt met terugwerkende kracht herzien en de tegemoetkoming wordt teruggevorderd, indien door de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt.

HOOFDSTUK 3: SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. De Verordening voorzieningenfonds 2015 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Artikel 3.2. Citeertitel

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Voorzieningenfonds Krimpen aan den IJssel 2017.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbarevergadering van 15 december 2016.
De griffier, De voorzitter,