Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent het verlenen van hulp bij schulden (Beleidsregels schuldhulpverlening 2020)

Geldend van 07-07-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent het verlenen van hulp bij schulden (Beleidsregels schuldhulpverlening 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

gelet op artikelen 3, 4, 6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, alsmede artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de Beleidsregels schuldhulpverlening 2020

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a. College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

  • b. Inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, bij de gemeente Krimpen aan den IJssel is ingeschreven.

  • c. Schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijk persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.

  • d. Verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners van de gemeente Krimpen aan den IJssel van 18 jaar en ouder, met uitzondering van zelfstandige ondernemers, kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan verzoeker schuldhulpverlening indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Een verzoek wordt geweigerd indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht.

  • 2. Of het college schuldhulpverlening aanbiedt en in welke vorm het college schuldhulpverlening aanbiedt, is afhankelijk van diverse factoren en verschilt per situatie. Factoren die hierbij ondermeer een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      aard en/of hoogte van het inkomen van verzoeker;

    • b.

      aard en/of omvang van de schulden;

    • c.

      de psychosociale situatie van verzoeker;

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening of van een wettelijk schuldsaneringstraject.

  • 3. De gemeentelijke schuldhulpverlening bestaat uit het volgende aanbod van producten:

    • a.

      voorlichting, informatie, advies en doorverwijzing naar een gespecialiseerde instantie;

    • b.

      minnelijke schuldregeling;

    • c.

      afgifte van een verklaring die is vereist om een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering (Wet schuldsanering natuurlijke personen) te kunnen indienen.

  • 4. Bij het aanbod van een minnelijke schuldregeling sluit het college aan bij de richtlijnen van de Nederlandse vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), waaronder begrepen de gedragscode schuldregeling.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1. Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2. Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • c.

      op tijd betalen van de vaste lasten;

    • d.

      het zich houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst.

Artikel 5. Weigeren en beëindigen van schuldhulpverlening

  • 1. Het college besluit om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals bepaald in artikel 4.

  • 2. Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging ingevolge het eerste lid, wordt verzoeker een redelijke hersteltermijn, conform artikel geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen en/of informatie te verstrekken.

Artikel 6. Beëindiginggronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, besluit het college tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    de schuldenaar niet langer inwoner is van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

  • b.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • c.

    de schuldenaar in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelf te beheren;

  • d.

    de geboden schuldhulpverlening, gelet op de omstandigheden van verzoeker, door het college niet (langer) passend dan wel noodzakelijk wordt geacht;

  • e.

    de schuldenaar zijn beschikbare vermogen en/of aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van zijn schulden;

  • f.

    achteraf blijkt dat op grond van onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan verzoeker is verleend, terwijl, indien dit ten tijde van de aanvraag bij het college bekend was geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

  • g.

    de schuldenaar zich misdraagt tegenover de medewerkers, belast met werkzaamheden in het kader van gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 7. Recidive - hernieuwde aanvraag

  • 1. Indien minder dan drie jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, een eerder traject schuldregeling, minnelijk dan wel wettelijk, is beëindigd, wordt een (hernieuwd) verzoek om schuldhulpverlening geweigerd, met uitzondering van het productaanbod informatie, advies en doorverwijzing.

  • 2. Van de weigering als bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien, indien het hernieuwd verzoek verband houdt met wijzigingen in zijn situatie en hem hiervan in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt.

Artikel 8. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels schuldhulpverlening 2020

Artikel 10. Inwerkingtreding

De Beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2020.

Ondertekening

Krimpen aan den IJssel, 23 juni 2020.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris,

mr. A. Boele

De burgemeester,

M.W. Vroom

Toelichting Beleidsregels schuldhulpverlening

Algemeen

Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in werking getreden. Daarmee is een wettelijk kader geboden voor door de gemeente te verlenen schuldhulpverlening. In de Wgs is de verantwoordelijkheid om schuldhulpverlening uit te voeren expliciet bij de gemeenten neergelegd. In de wet is bepaald dat gemeenten een beleidsplan moeten hebben dat richting geeft aan integrale schuldhulpverlening en waarin onder andere beleid (op hoofdlijnen) is opgenomen over de toelating tot schuldhulpverlening, het aanbod aan producten dat aan een verzoeker om schuldhulpverlening kan worden aangeboden (met de daarbij geldende voorwaarden), alsmede de handelwijze bij personen die een hernieuwd verzoek om schuldhulpverlening doen.

Vanaf de inwerkingtreding van de Wgs dient bij de gemeentelijke schuldhulpverlening toepassing te worden gegeven aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat tegen de beslissing om een (bepaald) aanbod te doen of integrale schuldhulpverlening te weigeren, bezwaar en beroep openstaat.

De schuldhulpverlening in deze beleidsregels betreft het minnelijke traject waarbij de schuldhulpverlenende organisatie optreedt als tussenpersoon van de schuldenaar en schuldeisers, en deze de belangen van alle betrokken partijen zo goed mogelijk behartigt. Deze wordt sinds 2015 uitgevoerd door de GR IJsselgemeenten

Voorafgaand aan de schuldhulpverlening worden alle zaken op orde gebracht om de kans van slagen in het minnelijke traject te vergroten. Deze fase, de zogenaamde stabilisatiefase, wordt in Krimpen aan den IJssel uitgevoerd door de KrimpenWijzer. Voor deze fase wordt geen beschikking afgegeven.

Het is belangrijk dat voor de inwoners van Krimpen aan den IJssel duidelijk concrete spelregels bestaan over de voorwaarden voor toelating tot de schuldhulpverlening, de verplichtingen die aan de burger kunnen worden opgelegd en de situaties waarin (een bepaalde vorm van) schuldhulpverlening kan worden geweigerd of beëindigd. In de beleidsregels wordt over deze onderwerpen duidelijkheid gegeven.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Wanneer in de beleidsregels een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

De gemeente voert geen specifiek doelgroepenbeleid. Dit betekent dat schuldhulpverlening in beginsel openstaat voor alle inwoners van de gemeente van 18 jaar en ouder. Een uitzondering geldt echter voor zelfstandige ondernemers. Nadat de onderneming is beëindigd, wordt de verzoeker aangemerkt als natuurlijk persoon en kan deze zich alsnog aanmelden voor schuldhulpverlening. De beëindiging van de onderneming dient te worden aangetoond met een bewijs van uitschrijving van de kamer van koophandel.

Als een zelfstandig ondernemer zich aanmeldt voor schuldhulpverlening, dient deze persoon te worden doorverwezen naar het Regionaal Bureau Zelfstandigen van de gemeente Rotterdam. Via deze instantie kan de desbetreffende persoon een aanvraag om bijstand op grond van het besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 indienen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in artikel 3, lid 4 van de Wet is bepaald dat een vreem-deling voor het verlenen van schuldhulpverlening slechts in aanmerking komt als hij ingezetene is die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en i, van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

In lid 1 is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent als het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Op deze manier wordt recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de verzoeker in staat wordt geacht om zijn (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt zowel in lid 1 als lid 2 recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht dient te worden ingezet. Daar waar sprake is van een schuldenpakket dat zich niet laat regelen in combinatie met een ‘niet regelbare schuldenaar, zal schuldhulpverlening worden geweigerd.

Het aanbod zoals omschreven in het tweede lid blijft maatwerk.

Bij het bepalen van het aanbod wordt gebruik gemaakt van klantprofielen. Dit houdt in, dat aan de hand van een analyse van de schuldensituatie en van de persoonlijke situatie van de verzoeker wordt beoordeeld of de gemeente hulp biedt (eventueel met alleen een adviesgesprek), wordt doorverwezen naar een andere instantie of ketenpartner of in het geheel niet voor een aanbod in aanmerking komt. Bepalende factoren daarbij zijn de regelbaarheid van de schuldenaar en zijn schuldenpakket.

De regelbaarheid van de schuldenaar wordt bepaald aan de hand van een oordeel over de mate waaraan de persoon zich kan en wil houden aan de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een minnelijke schuldregeling met kwijtschelding van de resterende schulden te doorlopen. Bij de regelbaarheid van de schuldenaar zijn de motivatie van de klant en diens vaardigheden essentieel. Een schuldenaar is slechts regelbaar als hij gemotiveerd is of alsnog te motiveren is en als hij over de nodige vaardigheden beschikt of deze kan aanleren.

De regelbaarheid van een schuldenpakket heeft betrekking op de beoordeling van de mate waarin de schulden van de klant in aanmerking komen voor een minnelijke regeling met kwijtschelding van de resterende schulden. Zo kunnen bepaalde boetes bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) of een vordering die nog wordt betwist, juridisch niet als regelbare schulden worden aangemerkt. Hetzelfde geldt als sprake is van een nog niet afgeronde echtscheiding, waarbij de partners nog geen regeling voor het totale schuldenpakket hebben getroffen.

Er is de keuze gemaakt geen gebruik te maken van artikel 3, lid 3 van de in de Wgs geboden mogelijkheid om schuldhulpverlening te weigeren bij het bestaan van fraudeschulden. Dit betekent dat fraudeurs niet op voorhand worden uitgesloten, maar alleen in ‘zware gevallen’.

Ondanks het feit dat het bestaan van een fraudeschuld er niet toe leidt dat daarvoor niet altijd sprake is van een niet regelbaar schuldenpakket, moet wel worden onderkend dat een fraudeschuld niet kan worden opgenomen in een minnelijke regeling. Immers, de gehele fraudeschuld zal moeten worden terugbetaald. Er bestaat echter wel de mogelijkheid om de aflossing op de resterende fraudeschuld aan de gemeente uit te stellen tot na afloop van de minnelijke schuldregeling.

Aan de hand van de combinatie van de criteria (on)regelbare schuldenaar en (on)regelbaar schuldenpakket kunnen de navolgende vier ‘klantgroepen’ worden onderscheiden:

  • 1.

    Regelbare schuldenaar met regelbaar schuldenpakket

    Bij deze groep is de verwachting dat er direct (of uiterlijk binnen 3 maanden) gestart kan worden met schuldbemiddeling. De schuldenaar is financieel vaardig en gemotiveerd om zijn schulden af te lossen.

  • 2.

    Regelbare schuldenaar met niet regelbaar schuldenpakket

    Bij deze groep is de verwachting dat er geen schuldbemiddeling mogelijk is binnen 6 maanden. Om te voorkomen dat de financiële situatie bij deze personen verder verslechtert, wordt de klant een adviesgesprek aangeboden. Eventueel kan budgetbegeleiding worden aangeboden.

  • 3.

    Niet regelbare schuldenaar met regelbaar schuldenpakket

    Bij deze groep is (nog) geen minnelijke schuldenregeling mogelijk. Meestal is bij deze personen sprake van problematiek op meerdere terreinen. Hierbij kan worden gedacht aan verslaving, psychische problematiek of een ernstige geestelijke beperking. Ook de schuldenaar die zijn gedrag niet wil veranderen moet tot deze groep worden gerekend. Een voorbeeld hiervan is de schuldenaar die weigert zijn auto te verkopen, terwijl dit noodzakelijk is om tot een minnelijke schuldregeling te komen.

  • 4.

    Niet regelbare schuldenaar met niet regelbaar schuldenpakket

    Bij deze groep is sprake van problematiek op meerdere terreinen en is een minnelijke schuldenregeling pas na lange tijd of in het geheel niet mogelijk. Bij deze personen is langdurige begeleiding door een gespecialiseerde instantie, anders dan de gemeente aan de orde. Bij deze groep moet ook gedacht worden aan verwijzing naar de rechtbank met het oog op bewindvoering of onder curatele stelling.

    In het derde lid is het aanbod aan ‘schuldhulpverleningsproducten’ opgenomen. Zoals hierboven beschreven is het product dat aan de klant wordt aangeboden afhankelijk van het toepasselijke klantprofiel.

    Het product minnelijke schuldregeling houdt in dat de gemeente bemiddelt tussen de schuldenaar en de schuldeisers om tot een minnelijke regeling (zonder tussenkomst van de rechter) van de totale schuldenlast te bewerkstelligen.

    Lid 4 houdt in dat, als aan een verzoeker het aanbod van een minnelijke schuldregeling wordt gedaan, de gemeente bij de uitvoering daarvan aansluit bij de richtlijnen van de Nederlandse vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK). Daaronder valt ook de specifieke gedragscode schuldregeling.

Artikel 4 Verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen van de verzoeker opgenomen. Het artikel is gebaseerd op artikel 6 (inlichtingenplicht) en artikel 7 (medewerkingsplicht) van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Deze verplichtingen geven vorm aan de eigen verantwoordelijkheid van de schuldenaar om een schuldhulpverleningstraject te laten slagen. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om tijdig de benodigde informatie te geven (artikel 4, lid 1) en medewerking te verlenen (artikel 4, lid 2). Dit zowel in de aanvraagfase als gedurende het gehele traject. Wat betreft de verplichting tot medewerking is in artikel 4, lid 2 een aantal verplichtingen genoemd. Dit is geen limitatieve opsomming.

Artikel 5 Weigeren en beëindigen schuldhulpverlening

In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen weigering van schuldhulpverlening bij een aanvraag en het beëindigen van schuldhulpverlening na een positief besluit om aan de schuldenaar een bepaalde vorm van schuldhulpverlening te verlenen.

Als tijdens de aanvraag om schuldhulpverlening onvoldoende gegevens zijn overgelegd om een besluit te kunnen nemen, dient voor het alsnog verstrekken van de benodigde gegevens een schriftelijke hersteltermijn te worden geboden conform het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge 4;15 van de algemene wet bestuursrecht wordt door de hersteltermijn het te nemen besluit op de aanvraag opgeschort. De hersteltermijn bedraagt maximaal vier weken. In artikel 4:5, lid 4 van de algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het besluit om de aanvraag buiten behandeling te stellen aan de aanvrager bekend moet worden gemaakt binnen vier weken, nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Aan het niet nakomen van de medewerkingsplicht in de aanvraagfase – voor zover deze niet het overleggen van bepaalde bewijsstukken en documenten betreft – kan de consequentie worden verbonden om te besluiten aan de verzoeker slechts een zeer beperkt aanbod of in het geheel geen aanbod te doen. Ter zake wordt verwezen naar artikel 3, lid 1 tot en met lid 3, alsmede de toelichting daarop.

Bij het niet nakomen van de informatieplicht, respectievelijk de medewerkingsplicht na een positief besluit over toekenning van een vorm zal het besluit moeten worden genomen om de betreffende schuldhulpverlening te beëindigen. Uit oogpunt van zorgvuldigheid en behoorlijk bestuur dient dan – alvorens een dergelijk besluit te nemen – aan de aanvrager nog een redelijke (in beginsel) eenmalige hersteltermijn te worden geboden. Voor de reden(en) waarop een lopende vorm van schuldhulp-verlening zal worden beëindigd wordt verwezen naar artikel 6.

Overeenkomstig lid 2 wordt aan de schuldenaar de schuldenaar een termijn geboden om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken of medewerking te verlenen. De termijn die aan aanvrager wordt gegeven is bewust niet genoemd. De termijn dient een redelijke te zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is, hangt af van het type verplichting. Uiteraard blijft voor de aanvraagprocedure de maximale termijn van vier weken, zoals bepaald in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

De consequentie van de beëindiging van (een vorm van) verleende schuldhulpverlening is dat gedurende een termijn van drie jaar niet opnieuw schuldhulpverlening kan worden verleend. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 7 van deze beleidsregels. Dit betekent dat de klant hierop in het beëindigingsbesluit moet worden gewezen.

Artikel 6 Beëindigingsgronden

In dit artikel wordt beschreven in welke gevallen schuldhulpverlening zal worden beëindigd. Dit artikel laat overigens de werking van artikel 5 van deze beleidsregels onaangetast.

Er wordt eveneens verwezen naar toelichting op artikel 3, lid 1 en lid 2 van deze beleidsregels.

Artikel 7 Recidive en hernieuwde aanvraag

In artikel 3, lid 2 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is bepaald dat de gemeente bevoegd is om schuldhulpverlening te weigeren als de aanvrager al eerder gebruik heeft gemaakt van de schuld-hulpverlening. Een termijn van drie jaar wordt hierbij geacht redelijk te zijn. De gemeente Krimpen aan den IJssel hanteerde hier in het verleden een periode van tien jaar. Het beleidsplan van 7 juli 2012 van de gemeente Krimpen aan den IJssel noemt expliciet de mogelijkheid om in deze te individualiseren. Het weigeren van toegang tot de schuldhulpverlening bij recidive voor een periode van tien jaar is te lang. In een periode van tien jaar kunnen namelijk de omstandigheden, maar ook de in de persoon gelegen factoren fundamenteel gewijzigd zijn.

Voorts is in deze beleidsregels een hardheidsclausule opgenomen. Deze houdt in dat een uitzondering kan worden gemaakt. Namelijk als de betrokkene als gevolg van wijzigingen in zijn situatie opnieuw een beroep doet op schuldhulpverlening en hem hiervan in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van deze uitzondering geldt dat de betrokkene dit aan de hand van gegevens dient te onderbouwen en dat de gemeente dit individueel zal beoordelen.

De betreffende categorieën betreffen voormalige klanten met een geslaagde schuldregeling, alsmede klanten die een eenmalig advies hebben gekregen.

Ten aanzien van lid 2 van artikel 7 wordt volledigheidshalve opgemerkt dat de in dit lid omschreven uitzondering ook aanwezig moet worden geacht als de verzoeker kan aantonen dat zijn situatie sindsdien positief is gewijzigd (bijvoorbeeld omdat hij aan zijn verslaving heeft overwonnen en geen nieuwe schulden heeft gemaakt).

Artikel 8 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) dan wel onvoorziene (lid 2) gevallen af

te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.