Regeling vervallen per 01-04-2022

Regelement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Laarbeek 2015

Geldend van 27-11-2015 t/m 31-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 13-11-2015

Intitulé

Regelement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Laarbeek 2015

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Laarbeek 2015.

De raad van de gemeente Laarbeek;

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 6 augustus 2015, aangaande het voorstel tot vaststelling van het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2015;

gehoord de adviezen van de commissie Algemene Zaken, d.d. 1 september en 1 oktober 2015;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen het volgende

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Laarbeek 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • d.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 Het presidium

  • 1. Er is een presidium dat bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2. De voorzitter wordt bij afwezigheid vervangen door de waarnemend raadsvoorzitter, de fractievoorzitters door een tot hun fractie behorend raadslid, burgercommissielid of plaatsvervangend burgercommissielid.

  • 3. Het presidium is in ieder geval belast met:

    • a.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en de raadscommissies;

    • b.

      het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Gemeentewet; in spoedeisende gevallen geschiedt dit door de voorzitter;

    • c.

      de vaststelling van de voorlopige agenda’s voor de vergaderingen van de raad en van de raadscommissies;

    • d.

      met het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies;

    • e.

      met de procesbewaking van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies;

    • f.

      met andere in dit reglement of in andere regelingen aan het presidium opgedragen taken;

    • g.

      en overigens met de regeling van de met voormelde taken samenhangende procedurele aangelegenheden.

  • 4. Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen waarbij ieder lid één stem uitbrengt. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 5. De vergaderingen van het presidium worden in het openbaar gehouden, tenzij het presidium besluit dat met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 6. Van de vergaderingen wordt een afsprakenlijst gemaakt, die aan de raad en het college wordt toegezonden.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad en van het presidium aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het (centraal) stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 5 Fractie

  • 1. Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. a. Als:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

      • b.

        Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de raadsleden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de raadsleden verzonden.

  • 3. Als een aanvullende agenda wordt vastgesteld, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden deze agenda en de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden verzonden.

Artikel 7 Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

  • 2. Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Daarbij komen de onderwerpen, waarbij gebruik gemaakt wordt van het in artikel 24 bedoelde spreekrecht, zo veel mogelijk als eerste aan de orde. Op voorstel van een raadslid of van de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 8 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. De voorlopige agenda en de stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 4. Als omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de raadsleden op verzoek inzage.

Artikel 9 Openbare kennisgeving

  • 1. Raadsvergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging in het plaatselijk huis-aan-huis blad, op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 24.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 10 Presentielijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen de raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 11 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de raadsleden, de griffier, de wethouders en de secretaris hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

Artikel 12 Opening vergadering

De voorzitter opent en sluit de vergadering met het uitspreken van het volgende openings- respectievelijk sluitingswoord.

Opening:

“Dames en heren raadsleden, de inwoners van Laarbeek hebben u gekozen om hen te vertegenwoordigen in deze raad. U bent nu in vergadering bijeen om met inachtneming van de belangen van de inwoners en met respect voor ieders standpunt, te debatteren en besluiten te nemen. Ik wens u daarbij veel wijsheid toe.”

Afsluiting:

“Moge de inspanningen en besluiten van deze vergadering ten goede komen aan de gemeente Laarbeek en haar inwoners.”

Artikel 13 Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend,

voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel;

  • c.

    interrupties.

    • 5.

      Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft

gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde, of het beantwoorden van verhelderende vragen.

6.Tijdens de eerste spreektermijn kunnen vragen worden gesteld aan de portefeuillehouder(s) voor zover de behandeling in de commissievergadering hier geen duidelijkheid over heeft verschaft of indien er na de behandeling in de commissievergadering nog vragen zijn gerezen.

Artikel 14 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 15 Gebruik mobiele telefoons e.d.

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de openbare vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen toegestaan, zolang dit geen inbreuk maakt op de orde van de vergadering.

Artikel 16 Voorstellen van orde

De voorzitter en ieder raadslid kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 17 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun stemgedrag toelichten.

Artikel 18 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 19 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of dat zij zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.

  • 3. Als een raadslid stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4. De voorzitter (of de griffier) roept de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het raadslid dat daarvoor bij de opening van de vergadering, door het lot is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezig raadsleden, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 7. Op voorstel van de voorzitter kan de stemming –in afwijking van de vorige leden- plaatsvinden bij handopsteken.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 20 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2. Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3. Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 21 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is zijn stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende

vacatures betreft;

  • d.

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een per-

    soon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de

    stemming is beperkt.

    • 6.

      In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de

voorzitter.

7.Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de

uitslag vernietigd.

Paragraaf 4 Verslaglegging; ingekomen stukken

Artikel 22 Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het registreren van de vergadering via een geluidsopname en het opmaken van een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    De concept-besluitenlijst en de op een geluidsdrager vastgelegde opname van de voorgaande vergadering worden digitaal aan de raadsleden beschikbaar gesteld gelijktijdig met de schriftelijke oproep voor de volgende vergadering. Deze bescheiden worden gelijktijdig aan de overige personen, die het woord hebben gevoerd, toegezonden.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de concept-besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de leden die afwezig waren en de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stem-

ming van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de

leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich

bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

  • d.

    de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde,

    moties, amendementen en subamendementen;

  • e.

    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van de personen aan

    wie het op grond van het bepaalde in artikel 14 door de raad is toegestaan deel te nemen

    aan de beraadslagingen.

    • 5.

      De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna zij door de

voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

6.Aan de hand van de concept-besluitenlijst worden de besluiten, voorzover de aard en de

6. inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, zo spoedig mogelijk na de ver-

gadering openbaar gemaakt door plaatsing in het plaatselijk huis-aan-huisblad, op de voor aankondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website.

Artikel 23 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de raadsleden toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Paragraaf 5 Spreekrecht burgers; Burgerinitiatief

Artikel 24 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Tijdens de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter open-

staat of heeft opengestaan;

  • b.

    benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • c.

    een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht

kan of kon worden ingediend;

d.onderwerpen waarvoor in de Wet op de Ruimtelijke Ordening een inspraakprocedure is

opgenomen;

  • e.

    onderwerpen waarover men in de commissie al heeft ingesproken.

    • 3.

      Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de

aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en tele-

foonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord direct voorafgaande aan de behandeling van het agendapunt, waarvoor spreekrecht is gevraagd, en op volgorde van aanmelding, indien zich meerdere sprekers voor hetzelfde agendapunt hebben aangemeld.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de raadsvergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Voorafgaand aan de tweede termijn geeft de voorzitter aan insprekers de gelegenheid tot een korte reactie of aanvulling. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers aan de vergadering.

  • 7.

    De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 25a Burgerinitiatieven

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek heeft ingediend.

  • 2. Onder een burgerinitiatief wordt verstaan een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

  • 3. Initiatiefgerechtigd voor een burgerinitiatief zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad. Voor de beoordeling of aan de vereisten van initiatiefgerechtigheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 25b Geldigheid burgerinitiatief

Een verzoek om een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de raad te plaatsen is slechts geldig indien dat verzoek:

  • a.

    door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b.

    geen onderwerpen bevat als bedoeld in artikel 25c;

  • c.

    voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 25d.

Artikel 25c Beperking burgerinitiatief

Een burgerinitiatief houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een onderwerp van persoonlijke aard;

  • c.

    een bezwaar in de zin van artikel 1:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    een klacht in de zin van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    een onderwerp waarover de raad binnen een periode van een jaar voorafgaand aan de dag

van indiening van het verzoek een besluit heeft genomen.

Artikel 25d Wijze van indiening burgerinitiatief

  • 1.

    Een verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter. Deze stelt het verzoek terstond in handen van het presidium.

  • 2.

    Het verzoek omvat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de

verzoeker en zijn plaatsvervanger;

d.een lijst met de achternamen, voornamen, adressen, geboortedata en handtekeningen

van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Artikel 25e Wijze van behandeling burgerinitiatief

1.Het presidium beoordeelt in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het burgerinitia-

tiefvoorstel of het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 25b, 25c en 25d.

2.Het presidium adviseert de raad over de wijze van afdoening van het burgerinitiatiefvoorstel.

Indien er geen weigeringsgronden zijn plaatst het presidium het burgerinitiatiefvoorstel op

de voorlopige agenda van de eerstvolgende raad. Indien het presidium weigeringsgronden

aanwezig acht, brengt het presidium dit in het advies aan de raad tot uitdrukking.

3.De raad beslist of het initiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt

geplaatst. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 25c sub a, kan de

raad het voorstel ter afdoening in handen stellen van burgemeester en wethouders of de

burgemeester. Een afwijzing moet duidelijk worden gemotiveerd.

4.De raad draagt er zorg voor dat de verzoeker wordt uitgenodigd voor de vergadering van de

raad waarin het burgerinitiatiefvoorstel voorlopig is geagendeerd. De verzoeker krijgt tijdens

deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te

lichten.

5.Binnen twee weken nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft geno-

men, wordt dit besluit bekend gemaakt op de wijze die is aangegeven in de artikelen 3:41

en 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 6 Besloten vergadering

Artikel 26 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 27 Besluitenlijst

  • 1. De concept-besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet verspreid maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. De concept-besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de vastgestelde besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 28 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Paragraaf 7 Toehoorders en pers

Artikel 30 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden, instrumenten van de raadsleden

Artikel 32 Amendementen en subamendementen

  • 1. Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslagingen van het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter. Dit gebeurt schriftelijk, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er word alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden, die de presentielijst getekend hebben.

  • 3. Intrekking door de indiener van het (sub)amendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 33 Moties

  • 1. Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 3. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4. Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 34 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen een initiatiefvoorstel schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    Deze voorstellen worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daarop volgende raadsvergadering geplaatst.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander

geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

  • b.

    het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

  • c.

    het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt

de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

4.De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet

zijnde een voorstel voor een verordening.

5.Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de

bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 35 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36 Interpellatie

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3. Als het verzoek ten minste 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende vergadering.

  • 4. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 5. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad gezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

  • 6. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen te vragen omtrent het antwoord op de nadere inlichtingen, als bedoeld in lid 5.

Artikel 38 Vragenhalfuurtje

  • 1. Direct na de opening is er in alle reguliere vergaderingen van de raad een vragenhalfuurtje, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenhalfuurtje op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuurtje eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuurtje vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenhalfuurtje bij de voorzitter.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuurtje aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige raadsleden.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenhalfuurtje kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende raadsvergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en de antwoorden vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 40 Verslag; verantwoording

  • 1. Een raadslid, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om, in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering, verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Voor door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter doorverwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder raadslid kan aan een persoon, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon, als bedoeld in het eerste lid, ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 36, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 41 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 42 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt op 13 november 2015 in werking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Laarbeek 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 juni 2006 en gewijzigd bij raadsbesluit van 24 januari 2013.

Artikel 43 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Laarbeek 2015”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek op 5 november 2015.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes

Toelichting

Artikelen Gemeentewet die van belang zijn voor de orde van de vergaderingen van de raad

Bijzonder kritisch is gekeken naar bepalingen die ook voorkomen in de Gemeentewet. Doorgaans voegen de bepalingen in het reglement niets toe aan wat al geregeld is in de wet. In dat geval zijn zij geschrapt.

De voorzitter

Artikel 9

De burgemeester is voorzitter van de raad.

Artikel 77

  • 1.

    Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

De wethouder

Artikel 21

  • 1.

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een wethouder kan al dan niet op zijn verzoek door de raad worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

Opening vergadering en quorum

Artikel 20

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Handhaving orde en schorsing

Artikel 26

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Herstemming over personen

Artikel 31

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen is geheim.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Verslag en verantwoording

Artikel 169

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Wet Gemeenschappelijke regelingen

Artikel 16

  • 1.

    De regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een lid van het gemeenschappelijk orgaan aan de raad die dit lid heeft aangewezen, de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen dient te verstrekken.

  • 2.

    De regeling houdt tevens bepalingen in omtrent de wijze, waarop het dagelijks bestuur en een of meer leden daarvan aan het algemeen bestuur de door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen verstrekken, alsmede door het algemeen bestuur ter verantwoording kunnen worden geroepen.

  • 3.

    De regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een lid van het gemeenschappelijk orgaan door de raad die dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur onderscheidenlijk dat orgaan gevoerde beleid.

  • 4.

    Ingeval toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 13, vijfde lid, onder a, houdt de regeling bepalingen in omtrent de wijze waarop aan de raad die geen lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of van het gemeenschappelijk orgaan aanwijst, de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen worden verstrekt en de door die raad gevraagde verantwoording wordt afgelegd voor het door dat bestuur onderscheidenlijk dat orgaan gevoerde beleid.

  • 5.

    De regeling houdt bepalingen in omtrent de bevoegdheid van de raad, een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een door hem aangewezen lid van het gemeenschappelijk orgaan, ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 6.

    Bij het verstrekken van inlichtingen ingevolge het eerste of het vierde lid, of het afleggen van verantwoording ingevolge het derde of het vierde lid, verschaft een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een lid van het gemeenschappelijk orgaan over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 geheimhouding is opgelegd slechts informatie, indien krachtens artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd. Laatstbedoelde geheimhouding kan eerst worden opgeheven, nadat door het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of door het gemeenschappelijk orgaan tot opheffing van de geheimhouding is besloten.

Artikel 18

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing op regelingen die uitsluitend getroffen zijn door colleges van burgemeester en wethouders.