Regeling vervallen per 27-11-2015

Bomenverordening Gemeente Laarbeek

Geldend van 09-11-2007 t/m 26-11-2015

Intitulé

Bomenverordening Gemeente Laarbeek

Besluit van de raad d.d. 1 november 2007

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2007;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en de Boswet;

besluit:

vast te stellen de verordening op het bewaren van houtopstanden, citeertitel: Bomenverordening gemeente Laarbeek;

Bomenverordening gemeente Laarbeek

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het een houtopstand betreft in gemeentelijk eigendom, geldt in afwijking van het in de vorige zin bepaalde een dwarsdoor-snede van 10 centimeter op 1,30 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 cm respectievelijk 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van:

    • ·

      een monumentale boom of bijzondere beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5;

    • ·

      een houtopstand onderdeel uitmakend van de hoofdbomenstructuur;

    • ·

      een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 8 en 9.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede.

  • c.

    waardevolle boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

  • d.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

  • e.

    rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand.

  • f.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand.

  • g.

    kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

  • h.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 5 van de Boswet.

  • i.

    boomwaarde de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • j.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstanden, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

ARTIKEL 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstanden te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden waarvoor voor verwijdering op basis van het vigerende bestemmingsplan een aanlegvergunning nodig is. Beoordeling vindt dan in het kader van de aanlegvergunningprocedure plaats.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      houtopstanden die binnen de bebouwde kom in achtertuinen staan;

    • e.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;

    • f.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • g.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • h.

      schubconiferen;

    • i.

      kweekgoed;

    • i.

      een houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • j.

      een houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde

      kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      • ·

        ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      • ·

        ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

    • k.

      een houtopstand die vrijwillig in het kader van de regeling “nieuw groen is vrij groen” is aangeplant.

ARTIKEL 3: Waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een lijst met waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden vast. Deze lijst wordt periodiek bijgewerkt.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstanden.

  • 3. De lijst met waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving van de boomsoort, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van waardevolle en bijzondere bomen is verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van:

    • ·

      eigendomsoverdracht van de houtopstand;

    • ·

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

    • ·

      de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een regeling vaststellen voor het subsidiëren van kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden.

ARTIKEL 4: Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan burgemeester en wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

ARTIKEL 5: Beoordelingscriteria

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • ·

      natuur- en milieuwaarden;

    • ·

      landschappelijke waarden;

    • ·

      cultuurhistorische waarden;

    • ·

      beeldbepalendheid / esthetische waarden;

    • ·

      waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    • ·

      onterechte redengeving, waaronder in ieder geval verstaan wordt overlast van zaden/pollen, ziekten/plagen en vallend blad.

  • 3. Een vergunning voor het vellen van houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden als bedoeld in artikel 3, wordt slechts bij uitzondering verleend, indien:

    • ·

      een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de waardevolle of bijzondere boom of houtopstand en alternatieven hiervoor uitputtend zijn onderzocht;

    • ·

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade;

    • ·

      noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 4. De beslissing op een aanvraag van een vergunning tot vellen kan worden opgeschort als de aanvraag is ingediend in samenhang met de realisatie van een ander werk wat vergunningplichtig is of waarvoor een procedure op grond van de Wet op de Ruimte-lijke Ordening (WRO) moet worden gevoerd, zolang op die andere vergunning-aanvraag of WRO-procedure niet is beslist.

  • 5. Burgemeester en wethouders verwijzen ter motivering van de in lid 2, 3 en 4 van dit artikel vermelde beoordelingscriteria naar de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels.

  • 6. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

  • 7. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

ARTIKEL 6: Bekendmaking besluit

Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven aan de aanvrager en er volgt publicatie in de Laarbeeker. Bij deze kennisgeving wordt de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de bezwaartermijn van zes weken voor belanghebbenden.

ARTIKEL 7: Vervaltermijn vergunning

  • 1. De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

ARTIKEL 8: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Aan de vergunning wordt het standaard voorschrift verbonden dat niet tot vellen mag worden overgegaan vóór de dag nadat de bezwaartermijn is afgelopen. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar is beslist.

  • 2.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant.

3.In het voorschrift als bedoeld in het tweede lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

4.Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk bomenfonds.

5.De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 8 kunnen gelden voor bomen kleiner dan in de artikel 1 genoemde minimum maat.

6.Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

7.Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren: aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

8.Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomeneffectanalyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

9.Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 9: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk bomenfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 9 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 5. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • ·

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • ·

      een bomeneffectanalyse op te stellen en aan te bieden aan burgemeester en wethouders.

  • 6. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 10: Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

ARTIKEL 11: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

ARTIKEL 12: Bestrijding van boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen.;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te

hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 13: Bescherming gemeentelijke houtopstand

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die gemeentelijk eigendom zijn:

    • ·

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • ·

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

ARTIKEL 14: Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling in, bij of krachtens deze verordening vastgestelde regels, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 15: Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

ARTIKEL 16: Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening gemeente Laarbeek.

  • 2.

    Zij treedt in werking 8 dagen na bekendmaking. Op datzelfde tijdstip vervallen de bepalingen in hoofdstuk 4, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van 15 december 2005.

  • 3.

    De vergunningaanvragen die zijn ingediend voor de in lid 2 van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 1 november 2007.

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

M.H.C.M. van der Aa. J.J.P.M. Gilissen.

APPENDIX: BIJDRAGEREGELING WAARDEVOLLE EN BIJZONDERE BOMEN EN HOUTOPSTANDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 5 VAN DE BOMENVERORDENING GEMEENTE LAARBEEK

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een waardevolle of bijzondere boom of houtopstand.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde houtopstand, indien zij een vergunning tot vellen voor deze houtopstand geweigerd hebben.

  • 3. Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

    • a.

      het onderzoek naar de kwaliteit van de houtopstand en de groeiplaats;

    • b.

      structurele groeiplaatsverbetering;

    • c.

      bescherming van de groeiplaats;

    • d.

      snoeiwerkzaamheden;

    • e.

      kroonverankering;

    • f.

      uitrasteren van de boom.

  • 4. De bijdrage kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, met uitzondering van overheden, natuurbeschermingsorganisaties en andere publiekrechtelijke lichamen;

    • b.

      een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een houtopstand. Desgewenst kunnen zij hiervoor een schriftelijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

ARTIKEL 2: Procedure bijdrageregeling waardevolle en bijzondere bomen en houtopstanden

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage of dienstverlening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 3. De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

ARTIKEL 3: Hoogte van de bijdrage

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de bijdragen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Zij kunnen een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen te verrichten aan één boom of één andere houtopstand.

  • 2. De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door Burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd.

  • 3. De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

  • a. de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

  • b. de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

  • c. de boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden en zich kan ontwikkelen.

  • 4. Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door burgemeester en wethouders nadere voorwaarden worden gesteld.

ARTIKEL 4: Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • 1.

    burgemeester en wethouders is gebleken dat de maatregelen naar behoren zijn uitgevoerd;

  • 2.

    binnen uiterlijk 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

ARTIKEL 5: Het vervallen van de bijdrage

  • 1. De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

  • a. degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

  • b. de houtopstand teniet is gegaan;

  • c. niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrageregeling;

  • d. niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage;

  • e. de eigenaar een privaatrechtelijke rechtspersoon is, die ontbonden wordt.

  • 2. Ingeval het eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeeltelijk teniet gaat, bepalen burgemeester en wethouders of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.