Regeling vervallen per 01-01-2008

Verordening voorzieningen gehandicapten 2003

Geldend van 19-06-2003 t/m 31-12-2007

Intitulé

De Raad van de gemeente Landerd,gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders van25 februari 2003en gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten (Stb.1993 nr. 545) en artikel 149 van de Gemeentewet (Stb.1993, nr. 610);overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;

B E S L U I T

vast te stellen de Verordening voorzieningen gehandicapten 2003

HOOFDSTUK 1, Algemene bepalingen.

Artikel 1.1, Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Eigen bijdrage:

    een door het College van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura gevraagd kan worden en op welk bedrag de bepalingen van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg van toepassing zijn;

  • b.

    Financiële tegemoetkoming:

    een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte;

  • c.

    Forfaitaire vergoeding:

    een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

  • d.

    Gemaximeerde vergoeding:

    een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

  • e.

    Gemeenschappelijke ruimte:

    gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.

  • f.

    Hoofdverblijf:

    de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is.

  • g.

    Inkomen:

    • 1.

      indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten: zijn bruto-inkomen;

    • 2.

      indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten: het gezamenlijk bruto-inkomen van zijn ouders of pleegouders;

    • 3.

      indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten: het gezamenlijk bruto-inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot, waarbij het bruto-inkomen wordt verhoogd met de overhevelingstoeslag en verlaagd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfonds- verzekering;

  • h.

    Normbedrag: een forfaitarie of gemaximeerde vergoeding.

  • i.

    Norminkomen: het norminkomen als bedoeld in artikel 1 onder c van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdrage Wvg van de Staatssecretaris van Sociale zaken en werkgelegenheid.

  • j.

    Standplaats:

    een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

  • k.

    Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.

  • l.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in huur wordt verstrekt.

  • m.

    Wet: de Wet voorzieningen gehandicapten;

  • n.

    Woningaanpassing:

    ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimt en waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,02 niet te boven gaan

  • o.

    Woonwagen:

    voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

Artikel 1.2, Beperkingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. In afwijking van hetgeen in het eerste lid onder a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a.

  • 3. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      voor zover bij woningaanpassingen de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 1.3, Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen en forfaitaire, dan wel gemaximeerde vergoedingen

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast overeenkomstig het bepaalde in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de eigen bijdrage voor voorzieningen in natura vast volgens het bepaalde in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

HOOFDSTUK 2, Woonvoorzieningen

Artikel 2.1, Type woonvoorzieningen

  • 1. De door Burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing;

    • c.

      woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder b en c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2, Het primaat van de verhuizing.

  • 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, lid 1 onder a, genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare (ergonomische) belemmeringen op grond van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, lid 1 onder b en c, genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Artikel 2.3, Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt.

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, vakantie-woningen, tweede woningen en kamerverhuur, noch aan specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 2.4, Hoofdverblijf

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een maximum van € 4.538

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan, dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 2.5, Frequentie van de woningaanpassing.

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd indien:

a. de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

b. indien de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.

Artikel 2.6, Duidelijkheid over financiering niet-gesubsidieerde deel van de kosten.

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

Artikel 2.7, Beperking kostenposten woningaanpassing.

De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b beperkt zich tot de volgende kostenposten:

  • a.

    de aanneemsom (inclusief de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de aanpassing; indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en beperkt de tegemoetkoming zich tot de materiaalkosten;

  • b.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en beperkt de tegemoetkoming zich tot de materiaalkosten;

  • c.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld, komen deze kosten voor een tegemoetkoming in aanmerking;

  • d.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • e.

    de leges voor de bouwvergunning, voorzover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening;

  • f.

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • g.

    renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de tegemoetkoming is uitbetaald, voorzover deze verband houdt met de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten van de voorziening;

  • h.

    de prijs van bouwrijpe grond, indien de voorziening verwerving van extra grond vereist, rekeninghoudend met de beperkingen op grond van artikel 2.8.

  • i.

    de door Burgemeester en wethouders schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • j.

    kosten in verband met noodzakelijk technisch onderhoud en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • k.

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorzieningen;

  • l.

    de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van de woningaanpassing, voorzover de totale kosten onder a tot en met k meer bedragen dan € 2.269 tot ten hoogste 10% van de totale kosten onder a tot en met k met een maximum € 341.

Artikel 2.8, Het verwerven van grond.

Voor zover het treffen van een voorziening, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b, betreft het uitbreiden van een bestaande woning dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorziening nodig zou zijn, kunnen Burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I.

Artikel 2.9, Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten.

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • c.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van een woongebouw.

Artikel 2.10 Aanpassing van woonwagens

Burgemeester en wethouders verlenen slecht een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

  • d.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Artikel 2.11 Beperking aanpassing van woonwagens

Indien de technische levensduur van de woonwagen minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt bedragen de maximale aanpassingskosten € 908.

Artikel 2.12 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1. onder a verstrekken aan de gehandicapte of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een forfaitaire financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden, de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord en indien in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Artikel 2.13, Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d indien:

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend;

  • b.

    het onderhoud, de keuring of de reparatie betrekking heeft op:

    • *

      stoelliften;

    • *

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • *

      woonhuisliften;

    • *

      hefplateauliften;

    • *

      balansliften;

    • *

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • *

      electromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

  • c.

    de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

Artikel 2.14, Kosten in verband met tijdelijke huisvesting.

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, welke financiële tegemoetkoming uitsluitend wordt verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden.

Artikel 2.15, Huurbeëindiging.

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.269 is aangepast, kunnen Burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 2.16 Huurderving

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijk huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt i.v.m. het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woning-aanpassing niet bewoond kon worden en voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting worden alleen verleend als de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • 3. De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt 6 maanden.

  • 4. In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden i.v.m:

    a. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of

    b. het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of

    c. het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5. De financiële tegemoetkoming bedraagt het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 454 per maand als tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 4 onder a en c en met een maximum van € 227 als tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 4 onder b.

Artikel 2.17 Restitutie meerwaarde ontstaan uit tegemoetkoming in de kosten

  • a.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

  • b.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,

    voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde,

    voor het derde jaar 60% van de meerwaarde,

    voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en

    voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde,

    in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

HOOFDSTUK 3, Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1, Algemene omschrijving

De door Burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3.

      een open electrische buitenwagen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • 3.

      gebruik van een taxi;

    • 4.

      gebruik van een eigen auto of een auto van derden al dan niet gecombineerd met gebruik van een taxi;

    • 5.

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • 6.

      aanschaf of aanpassing van een ander verplaatsingsmiddel;

    • 7.

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer

Artikel 3.2, Het recht op een vervoersvoorziening.

  • 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder a vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder b en c vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer:

    • a.

      aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken, dan wel

    • b.

      een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid niet aanwezig is.

  • 3. Voor de bij artikel 3.1. onder b sub 2, 3 en 4 en onder c sub 1 t/m 7 genoemde voorzieningen geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem, als bedoeld in artikel 3.1, onder a verstrekt kunnen worden.

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 tot en met 5 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 5. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

  • 6. Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1 hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen collectief aanvullend openbaar vervoer tegen Wvg tarief als bedoeld in artikel 3.1. onder a,dan wel een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 tot en met 5 dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder b sub 1 verstrekt.

  • 7. Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 2.1 en artikel 3 van de Wet voorzieningen gehandicapten is bepaald, is een gebied vastgesteld waarbinnen de gemeente Landerd zorg draagt voor de verlening van een vervoersvoorziening ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer. Een kaartje is als bijlage bijgevoegd.

  • 8. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een boven-regionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 3.3, Normbedragen vervoerskostenvergoedingen

Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 3.2 is bepaald, wordt bij de vaststelling van de tegemoetkomingen in de kosten van de vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 tot en met 5 en 7 uitgegaan van normbedragen.

HOOFDSTUK 4, Rolstoelen

Artikel 4.1, Algemene omschrijving

De door Burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, danwel een aanpassing daaraan of een noodzakelijke accessoire daarvoor;

  • b.

    een handbewogen rolstoel voor verplaatsing buiten de woonruimte, danwel een aanpassing daaraan of een noodzakelijke accessoire daarvoor;

  • c.

    een sportrolstoel;

  • d.

    een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een electrische rolstoel in de vorm van een forfaitaire vergoeding.

Artikel 4.2, Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte voor een sportrolstoel in aanmerking worden gebracht indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3, Bruikleen of eigendom.

  • 1. Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt en kan na afloop van de bruikleenperiode op basis van een afgesloten bruikleenovereenkomst in eigendom worden overgedragen.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

HOOFDSTUK 5, Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 5.1

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door Burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 5.2, Gronden van weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorziening in ieder geval weigeren:

  • a.

    voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in de kosten die de aanvrager voor het moment van beschikken heeft gemaakt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 5.3, Bijzondere bepalingen

  • 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

  • 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

HOOFDSTUK 6, Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van Burgemeester en wethouders.

Artikel 6.1, Inlichtingen, onderzoek en advies.

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de voorziening, degene door en/of voor wie de aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door Burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip om hem te ondervragen;

    • b.

      op een door Burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag die een gehandicapte betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling en de voorziening naar verwachting een bedrag van € 1.362 te boven zal gaan;

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op tenminste twee van de drie Wvg terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen.

    • c.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen.

  • 3. De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • d.

      ergonomische kennis en

    • e.

      technische kennis.

  • 4. Bij een volgende aanvraag voor en voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 5. De aanvrager en/of de gehandicapte zijn verplicht aan Burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 6.2, Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht Burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 6.3, Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, ware de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming dan wel een gemaximeerde vergoeding kan worden ingetrokken indien blijkt, dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling en na de toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

HOOFDSTUK 7, Slotbepalingen

Artikel 7.1, Afwijkingen van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen Burgemeester en wethouders advies vragen.

  • 3. Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,02 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen Burgemeester en wethouders ondanks het in artikel 1.1 onder n. gestelde besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 7.2, Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Burgemeester en wethouders.

Artikel 7.3, Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 7.4, Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening.

  • 1. Burgemeester en wethouders brengen eenmaal per twee jaar verslag uit aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effecten van het gevoerde beleid; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt het beleid aangepast.

  • 2. Jaarlijks wordt een cijfermatige rapportage opgesteld; indien deze rapportage daartoe aanleiding geeft kan de evaluatie bedoeld in het eerste lid worden vervroegd.

Artikel 7.5, Citeertitel, inwerkingtreding.

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen gehandicapten 2003.

  • 2. De verordening treedt in werking zes weken na publicatie van dit raadsbesluit

  • 3. De op 24 oktober 2002 vastgestelde verordening voorzieningen gehandicapten 2002 wordt zes weken na publicatie van dit raadsbesluit ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Landerd

van 24 april 2003.

De raad voornoemd,

mr. M.L.W.J. Willemsen

De secretaris

M.W.M. Kooijmans

de voorzitter