Regeling vervallen per 18-01-2022

“Algemene Subsidieverordening gemeente Landerd”

Geldend van 01-01-2010 t/m 17-01-2022

Intitulé

“Algemene Subsidieverordening gemeente Landerd”

De raad van de gemeente Landerd;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Landerd d.d. 18-8-2009;

gelet op het bepaalde in art. 147 van de Gemeentewet en de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht ( art.4:21 t/m 4:80);

B E S L U I T:

vast te stellen

de Algemene Subsidieverordening gemeente Landerd

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a instelling : de rechtspersoon, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van een rechtspersoon, met als doel zonder winstoogmerk één of meer activiteiten uit te voeren voor de inwoners van de gemeente Landerd;

b subsidie : de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (art. 4:21 Awb);

c subsidieverlening : de beschikking waarbij subsidie wordt toegekend voor een bepaalde activiteit, mits de instelling de gesubsidieerde activiteit uitvoert en zich houdt aan de opgelegde verplichtingen.

d subsidievaststelling : de beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van het subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

e maatschappelijk en sociaal

cultureel welzijn : het welbevinden van personen en groepen in de samenleving waarvan de ontplooiing, het dragen van verantwoordelijkheden voor zichzelf en anderen en actieve maatschappelijke deelname aspecten zijn.

g college : het college van burgemeester en wethouders;

i raad : de gemeenteraad;

j (boek)jaar : het kalenderjaar;

k begroting : een raming van inkomsten en uitgaven over een kalenderjaar;

l activiteitenplan : een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen.

m jaarverslag : een door de Algemene Vergadering van een instelling vastgesteld inhoudelijk en financieel verslag over een jaar;

Artikel 2. Subsidievormen

  • 1 Subsidie, als bedoeld in artikel 1 onder d, wordt verstrekt als:

    • a

      budgetsubsidie : een subsidie waarbij de instelling een maximumbedrag aan middelen krijgt toegewezen voor een periode van minimaal één en maximaal vier jaar, om een tevoren overeengekomen activiteitenpakket uit te voeren.

    • b

      activiteitensubsidie : een subsidie voor de uitvoering van een tevoren overeengekomen activiteitenpakket in de vorm van een vast bedrag, een maximum bedrag op begrotingsbasis of een bedrag per deelnemer (aan de activiteiten) of een bedrag per activiteit.

    • c

      waarderingsubsidie : een subsidie waarmee erkenning en waardering voor instellingen tot uitdrukking wordt gebracht voor een periode van minimaal 1 jaar en maximaal 4 jaar.

    • d

      ontwikkelingssubsidie : een subsidie voor het stimuleren of ontwikkelen van activiteiten, voor investeringen die noodzakelijk zijn voor het starten, stimuleren of ontwikkelen van activiteiten, of het experimenteren met activiteiten die naar het oordeel van het college een meerwaarde hebben voor het maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn van de Landerdse ingezetenen.

      Tevens een subsidie voor maximaal een jaar voorafgaand aan subsidiëring op grond van een (deel)verordening.

    • e

      investeringssubsidie : een subsidie ter ondersteuning van de (ver)bouw van accommodaties en de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.

  • 2 De subsidievormen onder a t/m c sluiten elkaar uit, in die zin dat subsidieontvangers slechts op één van deze manieren subsidie kunnen ontvangen.

Artikel 3. Verordeningen en periodieke toetsing

  • 1 De raad kan bij nadere (deel)verordening of subsidiebesluit eisen stellen waaraan instellingen moeten voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen, of over de grondslag, de wijze van berekening en betaling van de subsidie.

  • 2 Voor zover een door de raad vastgestelde (deel)verordening of subsidiebesluit afwijkt van deze verordening, gaat de (deel)verordening voor.

  • 3 Het college gaat tenminste eenmaal in de vier jaar na of er aanleiding bestaat tot herziening van deze verordening.

Artikel 4. Algemeen vereiste voor subsidiëring

1Om voor een subsidie in aanmerking te komen, moet de instelling voldoen aan de bij of krachtens deze verordening of deelverordening gestelde eisen of voorschriften.

Hoofdstuk II Budget- en activiteitensubsidies.

Artikel 5. Aanvraag subsidieverlening

  • 1

    Een aanvraag tot verlening van een budget- of activiteitensubsidie dient vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, te worden ingediend. In voorkomende gevallen kan een andere datum worden overeengekomen. Dit wordt dan vastgelegd in een subsidie- of budgetovereenkomst.

  • 2

    Als een aanvraag tot subsidieverlening niet vóór de in het eerste lid genoemde datum wordt ingediend, kan het college een termijn stellen waarbinnen de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 3

    Als de aanvraag na het verstrijken van deze termijn wordt ingediend, wordt geen subsidie verleend.

Artikel 6. Over te leggen stukken bij aanvraag subsidieverlening

  • 1 Bij de aanvraag tot verlening van een budgetsubsidie of activiteitensubsidie dient de instelling te overleggen:

    • a

      een activiteitenplan;

    • b

      een begroting.

    • c

      De begroting behelst een overzicht van de voor het desbetreffende jaar geraamde inkomsten en uitgaven.

    • d

      De begroting behelst een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar voorafgaande aan het lopende jaar. Deze eis geldt niet als voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd nog niet eerder subsidie werd verstrekt.

    • e

      Als de aanvrager voor dezelfde activiteiten ook subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, meldt hij dat in de aanvraag en deelt de stand van zaken mede.

  • 2 Bij de aanvraag tot verlening van een subsidie dient de instelling tevens te overleggen:

    • a

      de statuten, de stichtingsakte of het reglement van de instelling, zoals deze luiden op het moment van de indiening van de aanvraag, tenzij deze stukken reeds eerder zijn verstrekt en niet zijn gewijzigd;

    • b

      een opgave van de bestuurssamenstelling, de namen en adressen van de bestuursleden en de postgiro- of bankrekening van de instelling;

    • c

      een opgave van de gebruikte accommodatie(s);

    • d

      een opgave van het aantal leden of deelnemers naar de toestand op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft. Instellingen die op basis van ledental/aantal deelnemers worden gesubsidieerd, overleggen hierbij een leden- of deelnemerslijst, bevattende van ieder lid/deelnemer: naam, geboorte datum en woonplaats;

    • e

      een overzicht van de verschuldigde contributies en opgave van de tarieven;

    • f

      een beschrijving hoe beroepskrachten, vrijwilligers, leden en deelnemers bij het beleid van de vereniging worden betrokken ( bij budgetsubsidie);

    • g

      andere dan de onder a t/m f genoemde bescheiden die naar het oordeel van het college voor een juiste beoordeling van een subsidieaanvraag nodig zijn.

  • 3 Het college kan verlangen, dat bij het aanvragen van subsidie gebruik wordt gemaakt van door hen ter beschikking te stellen formulieren.

  • 4 Het college kan ontheffing verlenen van de in dit artikel gestelde eisen.

  • 5 Het college kan nadere eisen stellen met betrekking tot over te leggen gegevens.

Artikel 7. Voorschriften voor subsidieverlening

Het college verleent aan een instelling subsidie als is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • 1

    de instelling heeft rechtspersoonlijkheid;

  • 2

    de instelling heeft aannemelijk gemaakt dat:

    • a

      de activiteiten in voldoende mate belangen dienen van inwoners van de gemeente;

    • b

      er in de gemeente behoefte bestaat aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • c

      de werkwijze dusdanig is, dat redelijkerwijze te verwachten is, dat de beoogde doelstellingen worden verwezenlijkt;

    • d

      er van de bezoekers/deelnemers/leden een redelijke bijdrage wordt gevraagd;

    • e

      slechts met subsidie de benodigde financiële middelen ter beschikking staan om de voorgenomen activiteiten te verwezenlijken.

  • 3

    de instelling verricht geen activiteiten die de gemeente al subsidieert, tenzij het belang van overlap van activiteiten is aan te tonen;

  • 4

    er kan niet via een andere regeling voldoende, naar het oordeel van het college, subsidie worden ontvangen;

  • 5

    de activiteiten zijn niet uitsluitend van partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke aard;

  • 6

    met de activiteiten wordt geen winst beoogd ter verdeling onder de deelnemers/leden van de instelling, die de activiteiten organiseert;

  • 7

    minimaal 10 of meer deelnemers/leden van de instelling wonen in de gemeente;

  • 8

    de instelling is zo georganiseerd, dat personeel, vrijwilligers en degenen voor wie de activiteiten zijn, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de instelling;

  • 9

    de instelling draagt zorg voor een adequate verzekering van haar personeel, vrijwilligers, leden, deelnemers en eigendommen.

Artikel 8. Weigering subsidieverlening

  • 1

    Een subsidie wordt geweigerd als de instelling niet of niet voldoende voldoet aan de in deze verordening gestelde voorschriften.

2De subsidieverlening kan verder in ieder geval worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • d

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • e

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, of daarvoor bij de rechtbank een verzoek is ingediend;

  • f

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • g

    de gelden niet of onvoldoende besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • h

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • i

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • j

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 9. Beslissing op aanvraag subsidieverlening

  • 1

    Het college beslist op een aanvraag tot verlening van een budgetsubsidie of, activiteitensubsidie binnen twaalf weken na vaststelling van de gemeentebegroting voor het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2

    Het college geeft bij de verlening tot gehele of gedeeltelijke toekenning aan welke voorschriften aan het subsidie zijn verbonden.

Artikel 10. Intrekking of wijziging na subsidieverlening

  • 1

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, als:

    • a

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 11. Indiening aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van het verleende budgetsubsidie of activiteitensubsidie dient vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft te worden ingediend. In voorkomende gevallen kan een andere datum worden overeengekomen. Dit wordt dan vastgelegd in een subsidie- of budgetovereenkomst.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling van een budgetsubsidie die voor meer dan één jaar is verleend dient binnen twaalf weken na afloop van de desbetreffende periode te worden ingediend.

  • 3.

    Als de aanvraag tot vaststelling niet voor deze termijn wordt ingediend, dan kan het college de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Als de aanvraag na het verstrijken van deze termijn wordt ingediend, dan kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld, danwel wordt het besluit tot subsidieverlening over het betreffende jaar ingetrokken en wordt de verleende subsidie volledig teruggevorderd.

Artikel 12. Over te leggen stukken bij aanvraag subsidievaststelling

  • 1

    Bij de aanvraag tot vaststelling van een budgetsubsidie of activiteitensubsidie dient de instelling te overleggen:

    • a

      een activiteitenverslag;

    • b

      een financieel verslag.

  • 2

    Met het activiteitenverslag toont de aanvrager aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, hebben plaatsgevonden volgens de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3

    Het financieel verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar voorafgaand aan het boekjaar.

  • 4

    Het financieel verslag omvat de balans en de exploitatierekening met de toelichting.

  • 5

    Het financieel verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over:

    • a

      het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • b

      Voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, over de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidieontvanger.

  • 6

    De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 7

    De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 8

    Indien de verleende subsidie aan een lokaal functionerende instelling, exclusief de eventuele rechtstreekse subsidie in huisvestingskosten, meer dan € 30.000,- bedraagt, dient het financieel verslag vergezeld te gaan van een beoordelingsverklaring, opgesteld door een daartoe bevoegde accountant.

  • 9

    Indien de verleende subsidie aan een instelling wordt verleend die door meerdere subsidiënten wordt gesubsidieerd en de subsidie van de gemeente Landerd meer dan € 30.000,- bedraagt, dient het financieel verslag vergezeld te gaan van een accountantsverklaring, opgesteld door een daartoe bevoegd accountant.

  • 10

    Als de subsidieontvanger bij (deel)verordening verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of als dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over.

  • 11

    Als de subsidieontvanger voor bij de aanvraag tot subsidieverlening begrote uitgaven ook subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, en vermeldt de stand van zaken van de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 13. Beslissing op aanvraag subsidievaststelling

  • 1

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een budgetsubsidie of activiteitensubsidie binnen twaalf weken na vaststelling van de gemeentebegroting in het jaar waarin de aanvraag tot vaststelling is ingediend.

  • 2

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig artikel 16.

  • 3

    Het college kan een subsidie lager vaststellen dan het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde bedrag als:

    • a

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 14. Intrekking of wijziging na subsidievaststelling

  • 1

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of in het nadeel van de ontvanger wijzigen:

    • a

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b

      als de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c

      als de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop het subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Hoofdstuk III. Waarderingssubsidie.

Artikel 15.

  • 1.

    Instellingen die een waarderingssubsidie kunnen ontvangen zijn opgenomen in een separaat besluit waarderingssubsidies.

  • 2.

    Een waarderingssubsidie wordt verleend voor 4 jaar.

  • 3

    Het college beslist op een aanvraag tot verlening van een waarderingsubsidie binnen twaalf weken na vaststelling van de meerjaren-gemeentebegroting voor de jaren waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 4.

    De subsidievaststelling vindt plaats aan het eind van de subsidieperiode.

  • 5.

    Voor 1april voorafgaande aan het eerste subsidiejaar dienen de navolgende stukken overlegd te worden

    • a

      de statuten, de stichtingsakte of het reglement van de instelling, zoals deze luiden op het moment van de indiening van de aanvraag, tenzij deze stukken reeds eerder zijn verstrekt en niet zijn gewijzigd;

    • b

      een opgave van de bestuurssamenstelling, de namen en adressen van de bestuursleden en de postgiro- of bankrekening van de instelling;

    • c

      een opgave van de gebruikte accommodatie(s);

    • d

      een opgave van het aantal leden of deelnemers naar de toestand op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft. Instellingen die op basis van ledental/aantal deelnemers een waarderingssubsidie ontvangen, overleggen hierbij een leden- of deelnemerslijst, bevattende van ieder lid/deelnemer: naam, geboortedatum en woonplaats;

    • e

      een overzicht van de verschuldigde contributies en opgave van de tarieven;

    • f

      een jaarrekening met balans of andere stukken op basis waarvan de financiële positie van de instelling beoordeeld kan worden

    • g

      een beschrijving van de activiteiten

    • h

      andere dan de onder a t/m f genoemde bescheiden die naar het oordeel van het college voor een juiste beoordeling van een subsidieaanvraag nodig zijn.

  • 6.

    In geval van tussentijdse wijzigingen in alle onder 3 genoemde gegevens dient de instelling de gemeente actief te informeren door middel van een door het college vastgesteld

    wijzigingsformulier.

  • 7.

    Het college kan steekproefsgewijs controleren of alle door de instelling verstrekte informatie juist is en de instelling de beschreven activiteiten uitvoert.

  • 8.

    Een wijziging zoals bedoeld onder 6 en de uitkomsten van een controle zoals bedoeld onder 7 kan leiden tot een aanpassing van de hoogte van de subsidie danwel tot onmiddellijke stopzetting en terugvordering van de subsidie.

  • 9.

    Het college kan een instelling verzoeken om tussentijds een activiteitenverslag in te dienen

  • 10.

    De subsidie wordt jaarlijks uitbetaald voor 1 februari.

  • 11.

    Het college kan ontheffing verlenen van de in dit artikel gestelde eisen.

  • 12.

    Het college kan nader eisen stellen met betrekking tot over te leggen gegevens.

Hoofdstuk IV Ontwikkelings- en investeringssubsidies

Artikel 16. Ontwikkelingssubsidies

  • 1

    Het college kan een ontwikkelingssubsidie verstrekken voor de stimulering of ontwikkeling van activiteiten, investeringen noodzakelijk voor het starten, stimuleren of ontwikkelen van activiteiten, of het experimenteren met activiteiten die naar het oordeel van het college een meerwaarde hebben voor het maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn van de Landerdse ingezetenen.

  • 2

    Een ontwikkelingssubsidie kan tevens worden verstrekt aan instellingen die voldoen aan de voorschriften van een (deel)verordening, maar nog niet met name genoemd zijn in de betreffende (deel)verordening.

  • 3

    Een ontwikkelingssubsidie kan voor maximaal één jaar worden verstrekt.

  • 4

    Een aanvraag tot verlening van een ontwikkelingssubsidie voor een specifieke activiteit dient ten minste zestien weken vóór de aanvang van de betreffende activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te worden ingediend.

  • 5

    Het college beslist op een aanvraag tot verlening van een ontwikkelingssubsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 6

    Het college verstrekt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een overzicht van verleende ontwikkelingssubsidies.

  • 7

    De aanvragen om een ontwikkelingssubsidie worden op basis van datum van binnenkomst behandeld.

  • 8

    Indien het door de gemeenteraad bij vaststelling van de gemeentebegroting beschikbaar gestelde subsidieplafond voor ontwikkelingssubsidie wordt overschreden, worden resterende aanvragen afgewezen.

  • 9

    Ontwikkelingssubsidies worden vier weken na afgifte van de beschikking tot subsidieverlening ineens bevoorschot.

  • 10

    Een aanvraag tot vaststelling van het verleende ontwikkelingssubsidie voor een specifieke activiteit dient binnen twaalf weken na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, te worden ingediend.

  • 11

    Een aanvraag tot vaststelling van het verleende ontwikkelingssubsidie voor activiteiten gedurende een jaar dient voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, te worden ingediend.

  • 12

    Als de aanvraag tot vaststelling niet voor deze termijn wordt ingediend kan het college de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 13

    Indien de aanvraag tot vaststelling na het verstrijken van deze termijn wordt ingediend, dan kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld, danwel wordt het besluit tot subsidieverlening ingetrokken en wordt de verleende subsidie volledig teruggevorderd.

  • 14

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een ontwikkelingssubsidie voor een specifieke activiteit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 15

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een ontwikkelingssubsidie voor activiteiten gedurende een jaar, binnen twaalf weken na indiening van deze aanvraag.

Artikel 17. Investeringssubsidies

  • 1

    Voor de (ver)bouw van accommodaties en het aanschaffen van duurzame gebruiksgoederen kan de raad een investeringssubsidie toekennen. Duurzame gebruiksgoederen zijn roerende goederen, die bij normaal gebruik een levensduur van minimaal vijf jaar hebben.

  • 2

    Een aanvraag om een investeringssubsidie dient vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft te worden ingediend bij het college.

  • 3

    De raad beslist op een aanvraag zoals bedoeld in dit artikel, op voorstel van het college, die het voorstel aan de raad voorlegt door het op te nemen in de eerstvolgende kadernota.

  • 4

    Als het college niet voornemens is een voorstel te doen aan de raad om de aanvraag zoals bedoeld in dit artikel op te nemen in de kadernota, beslist de raad bij afzonderlijk besluit.

  • 5

    Ingeval het bepaalde in het vorige lid zich voordoet, wordt de aanvrager hier schriftelijk van in kennis gesteld.

Investeringssubsidies kunnen worden bevoorschot, voor zover dit bij de subsidieverlening is bepaald.

Hoofdstuk V Indexering en betaalbaarstelling.

Artikel 18. Indexering

  • 1

    Het berekend, c.q. ‘vastgesteld’ bedrag aan budgetsubsidie, waarderingssubsidie of activiteitensubsidie wordt jaarlijks geïndexeerd met het in de gemeentebegroting gehanteerde indexcijfer.

  • 2

    Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op die onderdelen van het subsidiebedrag waarop reeds indexering van toepassing is.

  • 3

    Op ontwikkelingssubsidies en investeringssubsidies is geen indexering van toepassing.

Artikel 19. Betaalbaarstelling

  • 1

    Budget-, activiteiten-, ontwikkelings- en waarderingsubsidies tot € 10.000,- worden ineens bevoorschot. Het voorschot wordt, tenzij anders is overeengekomen, voor 1 februari van het jaar waarop het subsidie betrekking heeft betaalbaar gesteld. De subsidieverlening wordt met de voorschotverlening gecombineerd in één besluit.

  • 2

    Budget-, activiteiten- en waarderingsubsidies boven € 10.000,- worden in twee gelijke termijnen bevoorschot. Het voorschot eerste termijn wordt, tenzij anders overeengekomen, betaalbaar gesteld voor 1 februari en het voorschot tweede termijn voor 1 augustus van het jaar waarop het subsidie betrekking heeft.

  • 3

    Het verleende voorschot wordt zonodig verrekend met het in de subsidievaststelling genoemde subsidiebedrag over een voorgaand jaar.

Hoofdstuk VI Financieel- en vermogensbeheer

Artikel 20. Beheer en Administratie

  • 1

    De administratie van een instelling dient zodanig te zijn ingericht en te worden bijgehouden dat deze te allen tijde een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de ondernomen activiteiten en de financiële positie van de instelling.

  • 2

    Tenzij bij (deel)verordening of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 4

    Een instelling stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van:

    • a

      een voorgenomen ontbinding;

    • b

      een statutenwijziging;

    • c

      een wijziging in de samenstelling van het bestuur;

    • d

      een omstandigheid die kan leiden tot het intrekken of vervallen van een subsidie.

  • 5

    De administratie wordt gedurende minimaal vijf jaren bewaard.

  • 6

    Als gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten meldt de subsidieontvanger dit aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 7

    Tenzij dit bij deelverordening of bij de subsidieverlening anders is bepaald, heeft de subsidieontvanger de toestemming van het college nodig voor:

    • a

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b

      het wijzigen van de statuten;

    • c

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, als daar subsidiegelden voor zijn gebruikt, of de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijgen, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, als deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven met de subsidie of de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • 8

    Het college beslist binnen vier weken omtrent de toestemming van het in het voorgaande lid genoemde.

  • 9

    De beslissing kan eenmaal voor hoogstens vier weken worden verdaagd.

  • 10

    Als over de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 21. Eigen vermogen en reserves

  • 1

    De subsidieontvanger is voor een egalisatiereserve aan de gemeente een vergoeding verschuldigd naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen als:

    • a

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • c

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 2

    In de gevallen genoemd in het eerste lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van het subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente.

  • 3

    De vergoeding is slechts verschuldigd als:

    • a

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van door de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • e

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 4

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, maar in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk VII Onvoorziene gevallen

Artikel 22. Onvoorziene gevallen

  • 1

    Het college kan afwijken van het bepaalde in deze verordening, voor zover toepassing gelet op het belang van deze subsidieverordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2

    Besluiten inzake toepassing van lid 1 worden ter kennis gebracht van de raad

Hoofdstuk VIII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010. De “Algemene Subsidieverordening”, op 1 juli 1999 door de gemeenteraad vastgesteld, komt op die datum te vervallen.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene Subsidieverordening gemeente Landerd”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Landerd
van 12 november 2010.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
J.A.G. Huijs W.C. Doorn - van Houwen