Regeling vervallen per 25-09-2020

Beleidsnota Huisvesting arbeidsmigranten Landerd

Geldend van 29-04-2010 t/m 24-09-2020

Intitulé

Beleidsnota Huisvesting arbeidsmigranten Landerd

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Huisvesting arbeidsmigranten

in Landerd

Beleidsnota

Inhoud

Inleiding……………………………………………………….3

Huidige situatie in Landerd………………………………… 3

Uitgangspunten……………………………………………… 6

Landelijk en provinciaal beleid…………………………….. 8

Permanent / tijdelijk…………………………………………. 9

Binnen- / buitengebied …………………………………… 10

Huisvestingsmogelijkheden………………………………… 11

De keuze van Landerd …………………………………… 15

Brandveiligheid en andere voorwaarden …………………. 16

Procedures / bestemmingsplan……………………………. 19

Overige punten tot slot …………………………………… 19

Besluit………………………………………………………….20

Veel bedrijven maken gebruik van tijdelijke werknemers uit het buitenland (hierna te noemen: “arbeidsmigranten”) om te kunnen voorzien in de tijdelijke en soms ook structurele behoefte aan arbeidscapaciteit. Voor al deze mensen moet huisvesting beschikbaar zijn, liefst op korte afstand van de werkplek. De werknemers hebben vaak tot doel om in korte tijd veel geld te verdienen om daarna weer terug te keren naar het moederland. De verblijfskosten in Nederland probeert men daarom laag te houden.

Omdat de werknemers goedkope huisvesting wensen én omdat sommige werkgevers te weinig investeren in de huisvesting van hun werknemers, zijn in Nederland onwenselijke situaties en zelfs wantoestanden aangetroffen bij het huisvesten van arbeidsmigranten. Het betrof situaties welke vanuit sociaal-, hygiënisch-, veiligheids- en/of ruimtelijk oogpunt, niet acceptabel zijn en kunnen zijn.

Al een aantal jaren werken en verblijven ook in de gemeente Landerd arbeidsmigranten, voornamelijk uit Polen. Om het risico van ongewenste situaties te beperken, is in 2006 voorlopig beleid vastgesteld voor de huisvesting van arbeidsmigranten in Landerd. Daarin is vastgelegd waar en onder welke voorwaarden huisvesting van arbeidsmigranten in deze gemeente is toegestaan. Op dat moment ging het nog hoofdzakelijk om seizoenarbeiders, werkzaam in de land- en tuinbouwsector.

Inmiddels wordt ook in andere sectoren (zoals de bouw en industrie) gebruik gemaakt van arbeidsmigranten om het tekort aan personeel op te vangen. Nog onduidelijk is of deze behoefte vanwege de huidige economische crisis, in dezelfde mate blijft bestaan.

Uit onderzoek is gebleken dat de meerderheid van de buitenlandse werknemers hier korter dan 4 maanden werkt. Maar het “seizoen” is in de tewerkstelling van arbeidsmigranten nauwelijks meer herkenbaar. De behoefte aan deze arbeidskrachten geldt, zelfs in de tuinbouw, bijna het hele jaar rond. Daarmee wordt de huisvestingsbehoefte (voor regelmatig wisselende groepen van arbeidsmigranten) ook eerder structureel. Het huisvestingsbeleid kan zich daarom niet meer beperken tot de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers. Van belang is om te bepalen onder welke voorwaarden min of meer permanente (structurele) huisvestings-mogelijkheden voor tijdelijke werknemers gerealiseerd kunnen worden.

In 2008 heeft het onderwerp “huisvesting arbeidsmigranten” landelijk en vooral provinciaal veel aandacht gekregen. Dit heeft nog niet geleid tot beleidsuitwerking op provinciaal of regionaal niveau.

Daarom is besloten het (voorlopige) beleid voor Landerd uit 2006 te heroverwegen en waar nodig aan te passen. Het beleid in deze nota biedt de kaders voor toetsing van verzoeken en het beoordelen/handhaven van feitelijke huisvestingssituaties. Uiteindelijk zal het beleid vertaald dienen te worden in diverse bestemmingsplannen.

In het meerjarenprogramma handhavingssamenwerking Noord-Brabant 2010-2012, is de problematiek van de huisvesting van arbeidsmigranten alsnog als speerpunt opgenomen. De gemeente Landerd heeft aangegeven te willen deelnemen aan gezamenlijke acties/activiteiten.

De vestiging van een bemiddelingsbureau voor arbeidsmigranten in onze gemeente heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen dat Landerd al ruime tijd geleden voor het eerst werd geconfronteerd met de huisvesting van arbeidsmigranten. Toen de eerste Poolse werknemers

rond 2000 werden gehuisvest in de panden aan de Mgr. Borretstraat 22 en 40 in Reek, was de

commotie nog vrij groot. Dit was zeker te wijten aan de betrekkelijke onbekendheid met het

fenomeen. Door de gemeente werd een handhavingsaktie gestart vanuit de opvatting dat sprake was van een logiesvoorziening, welke zich niet verdroeg met de zakelijke- c.q. woonbestemming van de panden. De rechtbank was op dat moment van oordeel dat de huisvesting van arbeidsmigranten niet als logies maar als wonen moest worden aangemerkt en daarom wel paste binnen de bestemming. De beschikking van de gemeente werd vernietigd. Tegen die uitspraak werd door de gemeente geen beroep ingesteld, mede omdat de huisvesting van de buitenlandse gasten al snel geaccepteerd werd en de gemoederen bedaarden. Vanzelfsprekend werd door de gemeente nog wel nader onderzocht of de brandveiligheid in de betreffende panden in orde was.

Enkele jaren later werden op een tweetal andere locaties in Landerd, in de bedrijfsgebouwen van werkgevers, voorzieningen gerealiseerd voor het huisvesten van groepen van arbeidsmigranten en werden op één locatie ook daadwerkelijk personen ondergebracht. Er was vooraf geen toestemming gevraagd aan de gemeente en ook een voorafgaande toets op de noodzakelijke eisen van hygiëne, veiligheid e.d. was niet uitgevoerd. Om die reden werd de feitelijke huisvesting op één locatie direct met een dwangsombeschikking beëindigd. De werkzaamheden voor de realisatie van de huisvestingsvoorzieningen op de andere locatie,

werden stilgelegd.

Deze situaties waren de directe aanleiding voor de gemeente Landerd om zich op dat moment nader te beraden over de wijze waarop met de huisvesting van arbeidsmigranten in deze gemeente wordt omgegaan. Zoals in de inleiding is aangegeven, ging de aandacht daarbij nog hoofdzakelijk uit naar seizoensgebonden huisvesting.

Er werden voorlopige regels vastgesteld op basis waarvan bij wijze van proef (“pilotproject”) huisvesting van arbeidsmigranten in beginsel op twee bedrijfslocaties in deze gemeente werd toegestaan.Uiteindelijk werd de huisvesting op één van beide locaties (waar de realisering van de voorzieningen was stilgelegd), niet doorgezet. De ondernemer koos er voor om zijn werknemers elders onder te brengen.

In de eind 2006 vastgestelde voorlopige beleidsregels (nog specifiek voor de huisvesting van seizoenarbeiders) worden onder meer de volgende voorwaarden gehanteerd:

  • -

    Huisvesting geschiedt in bestaande (bedrijfs)bebouwing.

  • -

    Er worden alleen personen gehuisvest welke op het betreffende bedrijf werkzaam zijn.

  • -

    Het aantal te huisvesten personen bedraagt maximaal 40.

  • -

    De maximale bruto vloeroppervlakte bedraagt 400 m2 (10 m2 pp).

  • -

    Bij beëindiging van de (agrarische) bedrijfsfunctie is huisvesting van buitenlandse werknemers niet meer toegestaan.

  • -

    Er mag geen hinder ontstaan voor functies, waarden en belangen in de omgeving.

  • -

    Aan alle (brand)veiligheidseisen moet zijn voldaan.

Op dit moment is een bedrijf aan de Molenaarsstraat in Schaijk de enige plek in Landerd waar met nadrukkelijke toestemming van de gemeente onderdak wordt geboden aan (een groep) arbeidsmigranten op de bedrijfslocatie. Hier zijn in nauw overleg met de gemeente de noodzakelijke voorzieningen getroffen voor een goede en veilige huisvesting. Deze huisvestingssituatie komt tegemoet aan de wensen van de werkgevers, de werknemers en de gemeente, terwijl ook vanuit de omgeving van het bedrijf geen klachten worden gehoord. Deze situatie kan dan ook als pilot geslaagd worden genoemd.

Verder wordt huisvesting aan arbeidsmigranten in de gemeente Landerd geboden in reguliere woonhuizen. Deze vorm van huisvesting wordt in het algemeen en ook door de gemeente Landerd, aanvaardbaar geacht. In een notitie voor de gemeenteraad van 14 oktober 2008, is aangegeven dat deze vorm van huisvesting voor structurele huisvesting van arbeidsmigranten zelfs de eerste optie is.

In een recente uitspraak van de Raad van State wordt huisvesting van arbeidsmigranten in woonhuizen strikt formeel niet meer zondermeer acceptabel gevonden. Anders dan de rechtbank in de kwestie Landerd in 2000, zet de Raad van State het onderbrengen van arbeidsmigranten niet zomaar op één lijn met “wonen”. Daarmee is in feite indirect alsnog de formele insteek van de gemeente Landerd uit 2000 door de Raad van State bekrachtigd. Vooralsnog heeft de gemeente Landerd in de uitspraak van de Raad van State geen reden gevonden om de nu heersende positieve benadering met betrekking tot huisvesting in reguliere woonhuizen te verlaten.

De omvang van de huisvesting van arbeidsmigranten in woonhuizen is niet bekend. In 2008 waren op ca. 25 adressen in Landerd volgens de gemeentelijke basisadministratie (gba) personen gehuisvest met de Poolse nationaliteit. Dit betreft niet vanzelfsprekend arbeidsmigranten. En op andere adressen, waarvan wel bekend is dat er arbeidsmigranten zijn ondergebracht, zijn geen personen in het gba ingeschreven. Het gba geeft daarom nadrukkelijk géén beeld van de huisvesting van arbeidsmigranten in Landerd.

Een beperkte indicatie geeft de informatie welke P&E-people (thans Lubagroep) enige tijd geleden aan de gemeente heeft verstrekt. Veel arbeidsmigranten in onze omgeving waren in dienst van P&E-People. Dit bedrijf koos naar eigen zeggen bewust voor huisvesting in eengezinswoningen en huurde daartoe in Landerd ongeveer 25 woningen. Daar verbleven of verblijven maximaal 6 tot 8 personen, vaak gezinnen.

Een verzoek aan de VIA (Vereniging Internationale Arbeidsbemiddelaars) om bij haar leden na te gaan of men in Landerd huisvesting biedt aan buitenlandse werknemers en zo ja, op welke schaal, heeft geen resultaat opgeleverd. Overigens zou ook die informatie geen volledig beeld geven, omdat slechts een ondergeschikt aantal werkgevers bij de VIA is aangesloten.

Vastgesteld moet worden dat er geen goed beeld is van de feitelijke huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Landerd.

Dat betekent dat slechts een inschatting kan worden gemaakt op basis van de summier

beschikbare gegevens en de eigen waarnemingen van de gemeente Landerd. Daaruit lijkt het

met aantallen erg mee te vallen. Eerdere schattingen van tenminste duizend mensen welke in Landerd zijn ondergebracht, zijn niet reëel te onderbouwen. In 2010 zal worden onderzocht welke reële mogelijkheden er zijn om alsnog een (beter) beeld te krijgen van de omvang en locaties. Voor wat betreft de locaties waar de mensen hun nachtverblijf hebben, kennen we op dit moment het proefproject op het bedrijf aan de Molenaarstraat, en daarnaast voornamelijk reguliere woonhuizen in alle drie de kernen. Verder is bekend dat er ook op de campings in Landerd arbeidsmigranten worden ondergebracht.

In hoofdzaak of uitsluitend gaat het bij de huisvesting in de gemeente Landerd om mensen uit Polen. Werknemers uit andere MOE-landen (Midden- en Oost Europa), zoals Bulgarije of Roemenie worden nauwelijks of niet gesignaleerd. Dit kan mede worden verklaard uit het feit dat voor Poolse werknemers geen tewerkstellingsvergunning nodig is, terwijl dit voor arbeidsmigranten uit Bulgarije en Roemenië nog wel vereist is.

De indruk bestaat dat de huisvesting van arbeidsmigranten in Landerd tot op heden geen onoverkomelijke problemen oplevert. Kenmerkend is ook dat er met name van buurtbewoners wél vragen binnen komen als het voornemen bestaat om op een locatie arbeidsmigranten onder te brengen, maar dat er daarna nooit klachten komen over de feitelijke huisvesting en/of eventuele overlast als gevolg daarvan. Het levenspatroon van arbeidsmigranten buiten hun werk is overigens in het kader van deze nota niet specifiek onderzocht.

Verder wordt aangetekend dat over de wijze en aantallen van huisvesting van de arbeidsmigranten op de campings nog te weinig bekend is. Of in die situaties voldaan wordt aan de minimale eisen van hygiëne, veiligheid en dergelijke zal nader onderzocht moeten worden, in samenwerking met de campingexploitanten en rekeninghoudend met de uitgangspunten en conclusies van deze nota.

De arbeidsmigranten die in Nederland werken, kunnen onderverdeeld worden in 4 groepen:

  • a.

    Medewerkers in dienst van een uitzendbureau dat hen onderbrengt bij andere Nederlandse bedrijven met welke zij samenwerken;

  • b.

    Medewerkers in dienst bij een bedrijf in het land van herkomst, dat een contract heeft getekend voor werkzaamheden bij een Nederlands bedrijf;

  • c.

    Medewerkers die direct in dienst zijn van Nederlandse bedrijven (zonder de assistentie van uitzendbureaus).

  • d.

    Zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) die op eigen gelegenheid naar Nederland komen en veelal in de bouw werkzaam zijn.

De gemeente Landerd ziet vooralsnog in het algemeen geen noodzaak om in het beleid voor de huisvesting van arbeidsmigranten onderscheid te maken tussen deze vier groepen.

Uitgangspunt voor het beleid van de gemeente Landerd is dat de werkgever primair verantwoordelijk is voor het huisvesten van de tijdelijk ingehuurde buitenlandse werknemers. Gelukkig zijn er steeds meer bonafide uitzendbureaus en werkgevers, die hun buitenlandse werknemers goed gehuisvest willen hebben en daarbij ook alle welzijnsaspecten van de mensen in acht nemen.

Uit een evaluatie van de nota “tijdelijk werken en wonen” van het SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven) blijkt overigens dat de werknemers zelf geen hoge eisen stellen en snel tevreden zijn. Zij willen graag bij terugkeer naar hun eigen land zoveel mogelijk euro’s

meenemen. Zij zijn zich wel heel bewust van de noodzaak om vanuit diverse belangen

regels te stellen voor hun huisvesting en van de noodzaak om deze regels na te leven. Dit bewustzijn draagt er sterk aan bij dat de problemen, in elk geval in de gemeente Landerd, beperkt lijken te zijn.

De gemeentelijke taak beperkt zich tot het stellen van kaders/voorwaarden waaraan de huisvesting van arbeidsmigranten gebonden is en natuurlijk het handhaven van die kaders en voorwaarden en van de toepasselijke wettelijke regels (m.n. Woningwet, Bouwverordening, Wet ruimtelijke ordening, Wet milieubeheer, APV).

Het beleid betreft uitsluitend de relatie tussen de gemeente en de werkgevers, niet die tussen de gemeente en de werknemers.

Deze nota beperkt zich verder nadrukkelijk tot het huisvestingsvraagstuk. Overige aspecten betreffende arbeidsmigranten blijven, voor zover ze al tot het taakgebied van de gemeente behoren, buiten de kaders van deze nota.

De eerder vastgestelde tijdelijke voorwaarden voor huisvesting van seizoenarbeiders in deze gemeente worden met deze nota niet weggegooid; die voorwaarden vormen de basis voor het “definitieve” beleid in deze nota. In feite wordt het bestaande beleid verder uitgewerkt en verruimd tot de meer structurele huisvesting van arbeidsmigranten waarbij het hoofddoel is: overlast en misstanden voorkomen.

Met deze nota wordt beoogd om zoveel mogelijk situaties en omstandigheden betreffende huisvesting van arbeidsmigranten in beleid vast te leggen. Maar voor zover zaken niet voorzien zijn of kunnen worden, moet maatwerk mogelijk blijven. Dit betekent dat bij uitzondering en mits zeer goed afgewogen en gemotiveerd, afwijking van beleidsregels denkbaar is.

Belangrijk uitgangspunt is de handhaafbaarheid van de (beleids)regels. Het heeft geen enkele zin om regels te stellen voor omstandigheden waarop de gemeente geen enkel zicht of geen enkele invloed heeft (bijvoorbeeld de kosten van de huisvesting voor de werknemers, de frequentie van verschoning van beddengoed of de eet- en drinkgewoonten van de bewoners).

Bij de huisvesting van arbeidsmigranten komen verschillende beleids- en uitvoeringsaspecten aan de orde. Met de keuzes in deze nota is in meer of mindere mate rekening gehouden met:

a.de belangrijkste aspecten voor de te

huisvesten personen:

  • -

    de brandveiligheid

  • -

    de leefbaarheid/hygiëne

  • -

    de bouwtechnische veiligheid.

    • b.

      de belangrijkste ruimtelijke aspecten:

  • -

    inpassing in de omgeving

  • -

    het maatschappelijk draagvlak van een locatie

  • -

    de handhaafbaarheid

  • -

    (eventueel) de invloed op de woningmarkt

Er zijn landelijk geen regels opgesteld welke specifiek betrekking hebben op het huisvesten van arbeidsmigranten. Het beleid van de rijksoverheid in relatie tot arbeidsmigranten is vooral gericht op toelating en werkvergunningen, sociale aspecten en -voorzieningen, arbeidsmarkt, economische belangen, werkomstandigheden en dergelijke.

Het stellen van randvoorwaarden voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt, in relatie tot de VROM-wetgeving, als een taak gezien van provincies en –vooral- gemeenten.

Omdat veel gemeenten worstelden en worstelen met dit probleem, heeft het ministerie van VROM vanaf 2006 wel een aantal “factsheets” uitgegeven rond het onderwerp “huisvesting arbeidsmigranten”. Dit zijn korte beschrijvingen van de meest relevante feiten waarmee bij het opstellen van beleid rekening gehouden moet worden. De factsheets zijn vervolgens uitgewerkt tot een handreiking voor de huisvesting van buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland verblijven: “Ruimte voor arbeidsmigranten”. Deze handreiking is in de tweede helft van 2008 verschenen en is tot stand gekomen door een samenwerking van het miniserie van VROM, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA). De handreiking is bedoeld om de gemeenten te ondersteunen

bij het maken van hun beleid. De handreiking probeert praktische oplossingen aan te reiken op basis van ervaringen welke in het land al zijn opgedaan met de huisvesting van arbeidsmigranten. Gelet op de dynamiek van het vraagstuk wil de VROM-inspectie periodieke actualisaties uitbrengen van de handreiking.

De VIA heeft normen ontwikkeld voor internationale arbeidsbemiddeling en deze normen vastgelegd in een keurmerk. Het keurmerk is met name bedoeld voor de werkgevers en gekoppeld aan het lidmaatschap van de VIA. Het keurmerk heeft betrekking op zaken als vervoer, medische zorg, sociale begeleiding, beloning, gedrag en ook huisvesting. Met het keurmerk geeft de VIA een aanzet voor professionalisering en ontwikkeling van de branche en voor verbetering van het imago van de sector. De VIA levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de snelle verbetering van de situatie van arbeidsmigranten.

Ook de provincie Noord-Brabant beschouwt het beleid rond de huisvesting van arbeidsmigranten als een primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten. Wel heeft de provincie een beleidskader opgenomen in de Interimstructuurvisie ruimtelijke ordening en de Paraplunota ruimtelijke ordening. De Interimstructuurvisie is gebaseerd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid. De paraplunota bevat een uitwerking van dat beleid.

Paragraaf 4.12.3 van de paraplunota gaat over de huisvesting van tijdelijke werknemers. De provincie maakt hierbij onderscheid in tijdelijke en structurele huisvestingsmogelijkheden. Bij “tijdelijk” denkt de provincie aan huisvesting van seizoenarbeiders op het agrarisch bedrijf in het buitengebied gedurende een periode van maximaal 6 maanden. Volgens de nota kan gedacht worden aan een slaapvoorziening met gemeenschappelijke ruimten in de bestaande bedrijfsbebouwing. Maar ook plaatsing van naar hun aard tijdelijke voorzieningen zoals woonunits of stacaravans gedurende maximaal 6 maanden acht de provincie mogelijk.

Ingeval sprake is van een structurele behoefte aan huisvesting van tijdelijke werknemers (langer dan zes maanden) denkt de provincie aan logiesmogelijkheden in bebouwingsconcentraties. Als voorbeelden worden genoemd hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties en huisvesting in voormalige complexen als kloosters en asielzoekerscentra. Daarnaast voorziet de provincie in haar beleid logiesmogelijkheden binnen stedelijk gebied, bijvoorbeeld reguliere woningen, leegstaande kantoorgebouwen, horecavoorzieningen e.d. Ook nieuwbouw van voorzieningen is binnen stedelijk gebied mogelijk.

De provincie vindt het niet gewenst om de structurele behoefte aan huisvesting op te vangen op plaatsen waar ook overigens geen woonfunctie wordt nagestreefd, zoals in het buitengebied of op bedrijventerreinen. Ook de opvang van tijdelijke werknemers in recreatiecomplexen acht de provincie niet gewenst.

In een memo van de provincie van 16 april 2008 worden Landerd en Bernheze genoemd als voorbeelden van gemeenten waar in reguliere woonwijken ook huisvesting aan arbeidsmigranten wordt geboden. Als nadeel hiervan wordt vaak gezien dat dit ten laste gaat van de beschikbare woningen die ten behoeve van de opvang van de eigen woningbehoefte gebouwd mogen worden. In de Nota van zienswijzen bij de Interimstructuurvisie merkt de provincie hierover op dat de woningbehoefte voor landelijke gemeenten wordt berekend op basis van migratiesaldo nul, waarbij instroom en vertrek elkaar in evenwicht houden. Met de instroom van buitenlandse werknemers die tijdelijk in de gemeente verblijven, kan in die prognose geen rekening worden gehouden aldus de provincie. Maar als in een gemeente sprake is van een continue grote groep buitenlandse werknemers die tijdelijk huisvesting zoekt, dan zouden de gemeenten over de huisvesting van deze groep op basis van maatwerk afspraken kunnen maken met de provincie, aldus de Nota van zienswijzen.

Bij de ontwikkeling van het beleid voor de huisvesting van arbeidsmigranten is een belangrijk aandachtspunt de al dan niet tijdelijkheid van verblijfsvoorzieningen. Daarbij is niet alleen de duur van het verblijf van personen relevant, maar ook de aard en duur van de arbeidsbehoefte.

Eerder in deze nota is het verschil tussen de tijdelijke behoefte en de permanente behoefte aan huisvestingsmogelijkheden voor arbeidsmigranten al aan de orde geweest. De tijdelijke behoefte aan huisvestings-mogelijkheden wordt gezien in relatie tot de tijdelijke behoefte aan extra werknemers bij met name agrarische (tuinbouw) bedrijven in de zaai-, poot- en oogstperiode (seizoenarbeid). Daaraan wordt vaak een periode gekoppeld van maximaal 6 maanden. In het beleid van andere gemeenten is deze periode al meerdere keren opgerekt. De gemeente Landerd gaat er van uit dat ook bij agrarische bedrijven, met name de tuinbouwbedrijven, de behoefte aan extra arbeidskrachten c.q. tijdelijke, buitenlandse werknemers in het algemeen, met inachtneming van verschillende bedrijfsvormen, nu bijna het hele jaar rond bestaat. Daarom is

het nauwelijks reëel om voorzieningen slechts voor een bepaald deel van het jaar toe te staan. Daarbij realiseert de gemeente zich ook dat het treffen van adequate huisvestings-voorzieningen voor tijdelijke werknemers voor een gedeelte van het jaar veel praktische en financiële problemen met zich brengt voor de werkgevers, en toezicht- en handhavings-problemen voor de gemeente. Die mogelijkheid wordt ook daarom in deze nota niet als een reële oplossing beschouwd.

Uitgegaan wordt van het realiseren van structurele huisvestingsvoorzieningen voor tijdelijk hier werkzame buitenlandse werknemers, waar nodig gekoppeld aan de duur van de arbeidsbehoefte. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat de huisvestingsmogelijkheden (buiten die van de reguliere woningmarkt), niet bedoeld zijn voor arbeidsmigranten die hier dusdanig lange perioden verblijven dat ze geacht moeten worden hier te wonen. Hierbij moet gedacht worden aan een periode van langer dan 9 maanden. Dit zal in de communicatie met werkgevers nadrukkelijk aan de orde worden gesteld en waar mogelijk ook in de voorwaarden bij vergunningen/ontheffingen worden geregeld.

Met de provincie is de gemeente Landerd van mening dat er voor de (groep van) buitenlandse werknemers, geen recht op permanente huisvesting kan ontstaan in het buitengebied. In beginsel dient de –structurele- huisvesting gevonden te worden in het binnen (“stedelijk”) gebied. Maar wel wil de gemeente Landerd evenals in het eerder vastgestelde (voorlopige) beleid, in het buitengebied op beperkte schaal ruimte bieden voor huisvesting van –tijdelijke- werknemers op het bedrijf waarvoor zij werkzaam zijn. Dit betreft uiteraard alleen bedrijven welke buitengebied-gebonden zijn.

Bij beëindiging van de behoefte aan tijdelijke werknemers, bijvoorbeeld bij beëindiging van

de agrarische bedrijfsfunctie, dient ook de huisvesting te worden beëindigd en dienen de

daarvoor gerealiseerde voorzieningen te worden verwijderd.

Ook het tijdelijk onderbrengen van

buitenlandse werknemers op campings wil de gemeente Landerd, ondanks het terughoudende beleid van de provincie, niet bij voorbaat uitsluiten. Het komt ook nu voor en is moeilijk te controleren en/of tegen te gaan. De gemeente wil hier graag met de recreatieondernemers in deze gemeente nadere afspraken over maken en zonodig regels voor opstellen. Ook de Recron wordt hierbij betrokken. Uiteraard mag de recreatieve functie door huisvesting van arbeidsmigranten op recreatieterreinen niet in het gedrang komen.

De gemeente Landerd gaat er wel van uit dat arbeidsmigranten die hier min of meer permanent werkzaam zijn, geen genoegen nemen met een tijdelijke “nood”voorziening in het buitengebied, maar zich ook “permanent” willen vestigen, dus in het binnengebied.

In dit hoofdstuk worden de verschillende huisvestingsmogelijkheden (in willekeurige volgorde) aan de orde gesteld en beschouwd.

a.Ombouwen van bestaande kantoren, scholen, bedrijfsgebouwen tot logiesgebouw.

Het gaat hierbij uitsluitend om bestaande bebouwing binnen stedelijk gebied. Primair centrum- of woongebieden of gebieden welke direkt daaraan grenzen. Of deze mogelijkheid ook op bedrijventerreinen kan worden toegestaan is van een aantal factoren afhankelijk. Onder meer:

  • -

    is wonen bij bedrijven op het bedrijventerrein in het algemeen toegestaan?

  • -

    ontstaan er milieuproblemen en/of belemmeringen voor de ontwikkeling van bedrijven?

  • -

    kan de voorziening gekoppeld worden aan een ter plekke aanwezig bedrijf?

  • -

    is beheer/toezicht vanuit de werkgever mogelijk?

Wonen op nieuwe bedrijventerreinen wordt in elk geval uitgesloten, en kan daarom

ook niet worden toegestaan aan arbeidsmigranten. Ook in het plan Reek-Zuid (voormalig ITC-terrein, locatie wonen/werken) wordt huisvesting van arbeidsmigranten nadrukkelijk uitgesloten.

In Landerd zijn geen plannen bekend tot verbouw van gebouwen zoals hier bedoeld voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In het algemeen wordt er van uit gegaan dat ombouw van kantoren etc. te duur is voor de werkgevers en ook daarom niet snel in beeld komt. In deze beleidsnota wordt deze huisvestingsmogelijkheid voor Landerd uitgesloten.

b.Huisvesting in leegstaande wooncomplexen: kloosters, zorgcomplexen, asielzoekerscentra, kazernes.

Ook hier gaat het uitsluitend om bestaande bebouwing. Uitbreiding of wijziging van het bebouwingsvlak en/of de bouwmassa ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten is niet de bedoeling. Een uitzondering zou gemaakt kunnen worden ingeval van een zeer duidelijk aantoonbare kwaliteitsverbetering.

Bij huisvesting in dergelijke complexen zou het maximum aantal personen per locatie bepaald kunnen worden op 40, zoals bij huisvesting op het terrein van de (agrarische) werkgevers. Afdoende beheer en toezicht bij huisvesting van dergelijke groepen is wel noodzakelijk, maar niet gegarandeerd bij huisvesting in wooncomplexen. Om die reden wordt geen medewerking verleend. Overigens zou ook deze mogelijkheid in Landerd slechts zeer zelden voorkomen.

c.Nieuwbouw van (woon)complexen t.b.v. arbeidsmigranten.

Het betreft hier bijzondere woongebouwen voor huisvesting van groepen arbeidsmigranten, niet een complex of complexen van reguliere woningen (zie ook punt j.). De voorzieningen zijn denkbaar in de kom, of in aangrenzende, voor transformatie afweegbare gebieden. Het beheer is een belangrijke factor. Dergelijke voorzieningen zijn eerder gepresenteerd als “flexhotel”. Voor zover bekend is er nog nergens zo’n voorziening daadwerkelijk gerealiseerd. De verwachting is dat het alleen haalbaar is op grotere schaal (vanaf ca.200 mensen) en voor een langere periode. Het wordt dan eerder een regionale voorziening welke het draagvlak van de dorpen overschrijdt en thuishoort in grotere stedelijke gebieden. De gemeente Landerd sluit de nieuwbouw van wooncomplexen voor de huisvesting van arbeidsmigranten uit.

d.Logies/kamerverhuur.

Onder “logies”wordt verstaan: het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de “logé” het hoofdverblijf elders heeft. Dit kan op beperkte schaal, in reguliere woningen, of op ruimere schaal in daartoe ingerichte logiesgebouwen. En bijzondere vorm van logies is

het pension. Kenmerkend voor een pension is dat er naast nachtverblijf ook andere faciliteiten, zoals maaltijden worden aangeboden. Een pension is meestal verbonden aan de horeca.

Kamerverhuur is een vorm van logies waarbij de verhuurder ter plaatse zelf het hoofdverblijf heeft. Logiesmogelijkheden voor huisvesting van arbeidsmigranten zijn in beginsel alleen acceptabel in de bebouwde kom. Logiesmogelijkheden buiten de bebouwde kom hebben over het algemeen een recreatieve betekenis (bijvoorbeeld bed&breakfast). Voorkomen moet worden dat onder het mom van “recreatie-verblijven”, op grote schaal logiesmogelijkheden voor arbeidsmigranten in het buitengebied worden gerealiseerd en aangeboden.

e.Bestaande woonhuizen.

Over de huisvesting van arbeidsmigranten in woonhuizen is in oktober 2008 een notitie opgesteld voor de gemeenteraad. In die notitie en eerder in deze nota is aangegeven dat de gemeente Landerd de huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande woonhuizen aanvaardbaar vindt. Deze vorm van huisvesting treffen we, ook in Landerd, voornamelijk aan binnen de bebouwde kom. Maar burgerwoningen én bedrijfswoningen in het buitengebied kunnen in beginsel evengoed bewoond worden door arbeidsmigranten.

Reguliere woonhuizen zijn in de regel bestemd voor de huisvesting van één huishouden. De Raad van State heeft in de uitspraak “Helmond” van 2 mei 2007 een richting gegeven aan het begrip “huishouden” in relatie tot de huisvesting van arbeidsmigranten in reguliere woonhuizen. Onder meer moet voor legale huisvesting sprake zijn van een zekere continuïteit in de samen-stelling van de bewoners en moet er sprake zijn van een zekere onderlinge verbondenheid. Met inachtneming daarvan zal overwogen worden om de begripsomschrijvingen in de bestemmingsplannen aan te passen.

Voorkomen moet worden dat reguliere woningen door teveel personen worden bewoond. Uitgangspunt is 6 tot 8 personen per woning. Ingeval sprake is van bewoning door meer dan 4 personen welke formeel geen huishouden vormen, dient te worden voldaan aan de eisen van het Besluit Brandveilig gebruik bouwwerken (in werking getreden op 1 november 2008). In feite is dan sprake van een logiesvoorziening in een bestaand woonhuis.

Een te grote concentratie in wijken of straten moet worden voorkomen. Vooralsnog doet dit probleem zich in Landerd niet voor en is ook niet de verwachting dat op dit punt problemen gaan ontstaan. Goede communicatie vooraf vanuit de huisvester/werkgever naar de omwonenden kan onnodige onrust voorkomen.

f.Campings/recreatieterreinen.

Het huisvesten van arbeidsmigranten op recreatieterreinen geeft extra inkomsten aan de recreatieondernemers. Dit is in principe geen reden om deze vorm van huisvesting toe te staan. In de SRE-nota en het beleid van de provincie wordt het huisvesten van arbeidsmigranten op recreatieverblijfsterreinen uitgesloten. Maar deze vorm van huisvesting wordt wel regelmatig toegepast, mogelijk bij gebrek aan alternatieven. In een nader uitwerking van de SRE-nota is daarom toch -zij het voorlopig- de mogelijkheid geboden voor huisvesting op recreatieterreinen.

Primair is van belang dat het recreatieve karakter van de terreinen wordt behouden en de tijdelijke huisvestingsfunctie van zéér ondergeschikte betekenis blijft. Dit is mogelijk door grenzen te stellen aan het maximum percentage standplaatsen en het maximum aantal recreatieverblijven dat daarvoor gebruikt mag worden en het maximum aantal te huisvesten personen. Ook is het mogelijk een bepaalde periode (met name de zomermaanden) uit te sluiten. Dit is wel enigszins lastig in de zin van controle en handhaving. In Limburg wordt voorgeschreven dat recreanten en arbeidsmigranten op de campings duidelijk gescheiden worden. Dit lijkt toch vooral een zaak voor de campingexploitant.

Als huisvesting op recreatieterreinen wordt toegestaan dan moet dit nadrukkelijk beperkt blijven tot tijdelijke werknemers. Voorkomen moet worden dat het beleid van de gemeente ter voorkoming van permanente bewoning van recreatieverblijven wordt doorkruist.

Om de huisvesting van arbeidsmigranten op recreatieterreinen beheersbaar te houden, moet er ook sprake zijn van bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein. De gemeente heeft dan in de persoon van de eigenaar/exploitant, een aanspreekpunt. Dit betekent dat Luijtenbroek en De Landerije niet in aanmerking komen. Andere terreinen kunnen worden uitgesloten indien daar al om andere reden(en), grote (handhavings)-problemen bestaan.

Huisvesting van arbeidsmigranten op recreatieterreinen dient in elk geval beperkt te worden tot huisjes, chalets en/of stacaravans. Tenten, campers en/of toercaravans beantwoorden zeker niet aan de minimale kwaliteit van huisvesting. Vanwege hun karakter en al beperkte omvang, lenen ook minicampings zich in beginsel niet voor huisvesting van arbeidsmigranten.

Uiteraard gelden voor arbeidsmigranten op campings in principe dezelfde regels als voor de recreanten (toeristenbelasting e.d.). De gemeente Landerd neem het initiatief om op basis van deze nota concrete afspraken te maken met de recreatieondernemers over huisvesting van arbeidsmigranten. Aan de hand van die afspraken kan vervolgens een handhavingsstrategie worden bepaald en worden meegenomen in een handhavingsprogramma.

Gebruik van groepsaccommodaties voor huisvesting van arbeidsmigranten lijkt in beginsel een reële optie. Maar in de regel betekent dit dat de recreatieve functie verloren gaat. Verder ontstaat het risico dat, onder het mom van recreatieve groepsaccommodaties, in het buitengebied nieuwe gebouwen ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten worden opgericht. Wij vinden deze vorm van huisvesting dan ook ongewenst.

g.Bestaande bedrijfsgebouwen op locatie werk/werkgever.

Deze mogelijkheid sluit aan bij de eerder vastgestelde voorlopige beleidsregels voor Landerd. Het gaat om het huisvesten van de “eigen” mensen (eigen arbeidsbehoefte) op het terrein van de werkgever. De voorziening wordt gerealiseerd in bestaande bedrijfsgebouwen, welke tijdelijk voor dit doel geschikt worden gemaakt. Bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten of bij definitieve beëindiging van de inzet van arbeidsmigranten, moet de voorziening weer ongedaan worden gemaakt.

Deze mogelijkheid is tot nu toe voorbehouden aan agrarische bedrijven, gebaseerd op de inzet van “seizoenarbeiders” (piekbelasting). De gemeente Landerd ziet geen reden om het tot nu toe gevoerde beleid voor deze huisvestingsmogelijkheid in essentie aan te passen. De voorwaarden conform het voorlopige beleid blijven overeind. Zonodig kan advies worden

gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzaak van de

huisvesting op de bedrijfslocatie in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsexploitatie.

Een vergroting van het bouwblok, direct of indirect als gevolg van de huisvestingsvoorziening, is niet gewenst.

h.Units of stacaravans op het erf van de werkgever.

Waar de eerste arbeidsmigranten uit het Oostblok wel min of meer op deze wijze werden gehuisvest (misschien uit tijdnood), werden vaak onderkomens aangetroffen in slechte toestand (oude woon- of kantoorunits, oude stacaravans), welke niet aan de minimale kwaliteit van huisvesting beantwoorden. Ook voldoen de onderkomens, zeker in die toestand, niet aan redelijke eisen van welstand. Het gaat vaak om troosteloze toestanden waar niemand vrolijk van wordt. Dat is ook de reden waarom blijkens de evaluatie van het SRE werkgevers hier in de regel niet (meer) voor kiezen. In Landerd zijn dergelijke toestanden tot nu toe niet aangetroffen.

Plaatsing van stacaravans/units op erven van boerderijen is ook uit landschappelijke oogpunt vaak niet passend en leidt tot verrommeling. Waar dit wel wordt toegestaan, worden beperkingen gesteld (bijvoorbeeld in Limburg: max. 5 units, max. 20 personen). De gemeente Landerd heeft deze vorm van huisvesting eerder al uitgesloten.

i.Vrijgekomen agrarische bebouwing.

Vrijkomende bedrijfsbebouwing in het buitengebied komt naar de mening van de gemeente Landerd niet in aanmerking voor ombouw tot logiesvoorziening voor arbeidsmigranten. Huisvesting wordt alleen aanvaardbaar geacht op de agrarische bedrijfslocatie van een werkgever, dus in directie relatie met de werkplek. Bij beëindiging van de arbeidsbehoefte moet die voorziening opgeheven worden. Het gebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing staat hier haaks op. De relatie met de werkplek c.q. bedrijfslocatie van de werkgever ontbreekt dan. Het risico van wildgroei en andere ongewenste ontwikkelingen is aanwezig. Onder meer bestaat een kans op afsplitsing van de (voormalige) bedrijfswoning en het ontstaan van een zelfstandige voorziening.

In de structuurvisie “buitengebied in ontwikkeling” worden passende hergebruiksmogelijkheden geboden voor vrijkomende agrarische bebouwing. Huisvesting van arbeidsmigranten wordt daarin niet genoemd.

j.Nieuwbouw van woningen in uit- en /of inbreidingsplannen.

Het reserveren van nieuwbouwcontingenten voor huisvesting van arbeidsmigranten geeft direct extra druk op de woningmarkt. Dit kan ook prijsopdrijving tot gevolg hebben. De gemeente Landerd zal niet meewerken aan het realiseren van reguliere nieuwe woningen specifiek voor deze doelgroep.

Zoals eerder in deze nota gesteld, houdt de provincie in de woningbehoefteprognose geen rekening met huisvesting van arbeidsmigranten. De provincie heeft toegezegd dat in uitzonderingsgevallen via maatwerk afspraken kunnen worden gemaakt met de gemeenten.

Op grond van de overwegingen bij bovengenoemde huisvestingsmogelijkheden, wil de gemeente Landerd in principe de volgende vormen van huisvesting van arbeidsmigranten (al dan niet onder beperkingen en voorwaarden) toestaan:

  • -

    in reguliere woonhuizen

  • -

    in leegstaande wooncomplexen

  • -

    in omgebouwde kantoren, scholen e.d. binnen de bebouwde kom

  • -

    in bestaande logiesgebouwen binnen de bebouwde kom

  • -

    beperkt op campings en recreatieterreinen

  • -

    in bestaande bedrijfsgebouwen op het terrein van de werkgever.

In onderstaand schema is een en ander beknopt en overzichtelijk weergegeven.

Huisvestingsmogelijkheden arbeidsmigranten in Landerd:

Huisvestingsvorm

Toegestaan

Aandachtspunten

Voormalige kantoorgebouwen e.d.

Nee

·Stedelijk gebied en bedrijventerreinen

·Huisvesting grotere groepen niet wenselijk

·Probleem beheer en toezicht

Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

Nee

·Geen relatie met huisvestingsbehoefte van bedrijf

Leegstaande wooncomplexen

Nee

·Kloosters / zorgcentra / asielzoekerscentra

·Huisvesting grotere groepen niet wenselijk

·Probleem Beheer en toezicht

Nieuwbouw wooncomplex

Nee

·Bijzondere woongebouwen

·Voor grote groepen

·Regionale voorziening

·Alleen in grotere stedelijke gebieden

Logies/kamerverhuur

Ja

·Bebouwde kom

·Mits voorzien in bestemmingsplan, evt. via ontheffing

Bestaande woonhuizen

Ja

·Begrip “huishouden” in bestemmingsplan regelen

·6-8 personen per woning

·Communicatie naar omwonenden

Campings/recreatieterreinen

Ja,zeer beperkt

·Sterk ondergeschikt aan recreatieve functie(max. 20% standplaatsen,max. 40 personen,max. 10 recreatieverblijven)

·Bedrijfsmatige exploitatie

·Geen “permanente” huisvesting

·Niet op minicampings

·Geen mobiele kampeermiddelen

·Ontheffingsprocedure

Recreatieve groepsaccommodaties in buitengebied

Nee

·Behoud recreatieve functie

·Voorkomen oneigenlijke ontwikkelingen

Bedrijfsbebouwing bij agrarische bedrijven

Ja

·Ontheffingsprocedure

·Bestaande bebouwing binnen bouwblok

·Eigen arbeidsbehoefte

·Maximaal 40 personen

·Maximaal 400 m2

·Bij beëindiging arbeidsbehoefte: voorzieningen verwijderen

Woonunits/stacaravans op bedrijfslocatie

Nee

·O.a. gelet op landschappelijke aspecten

Nieuwbouw woningen

Nee

·Niet specifiek t.b.v. huisvesting arbeidsmigranten

In het schematisch overzicht van huisvestingsvormen in het vorige hoofdstuk zijn bij de aandachtspunten in enkele gevallen voorwaarden genoemd welke bij het verlenen van toestemming voor het huisvesten van arbeidsmigranten relevant zijn. De concrete voorwaarden zijn afhankelijk van de huisvestingsvorm én van de specifieke situatie op de huisvestingslocatie en worden daarom van geval tot geval, met inachtneming van het beleid, vastgesteld.

Gelet op de strekking van deze nota, zullen de te stellen voorwaarden uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking hebben op het verantwoord huisvesten van arbeidsmigranten, zowel voor de betreffende werknemers, als voor de omgeving.

De belangrijkste voorwaarden gelden uiteraard de veiligheid van de te huisvesten personen, in het bijzonder de brandveiligheid. Waar huisvesting plaatsvindt anders dan op een normale wijze in normale woonhuizen zal de gemeente voorwaarden stellen voor wat betreft de aanwezigheid en aanduiding van vluchtwegen, de aanwezigheid van brandblussers en brandmelders, en zonodig bouwkundige voorzieningen, zoals brandwerende wanden en deuren. De voorwaarden zullen worden gesteld in het kader van een gebruiksvergunning of gebruiksmelding, voor zover deze voorgeschreven is in het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken. Een gebruiksvergunning is in elk geval verplicht ingeval bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan één huishouden en aan meer dan 10 personen. Zonodig kunnen bouwkundige brandveiligheidseisen ook verbonden worden aan een te verlenen ontheffing en/of bouwvergunning.

Verder worden voorwaarden gesteld voor wat betreft het maximum aantal te huisvesten personen. Vanuit het bestaande beleid houdt de gemeente Landerd vast aan een maximum van 40 personen per locatie, afhankelijk van de ter plaatse beschikbare ruimte (minimaal 10-12 m2 per persoon) en overige specifieke omstandigheden op een locatie.

Ook dient bij de beoordeling van een aanvraag en de op basis daarvan te stellen voorwaarden, aandacht worden besteed aan het voorkomen van hinder of beperkingen voor functies, waarden en belangen in de omgeving van de huisvestingslocatie. Dergelijke voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op parkeervoorzieningen. Uitgangspunt is dat parkeren mogelijk is op eigen terrein, met name waar huisvesting plaatsvindt op de bedrijfslocatie of in groepsverband in wooncomplexen, voormalige kantoorgebouwen e.d. Een gangbare norm is één parkeerplek per drie gehuisveste personen.

Waarnodig worden landschappelijke voorzieningen geëist en/of eisen met betrekking tot het onderhoud van tuin/erf (voorkoming van verloedering). Hierbij gaat de gemeente Landerd er van uit dat in elke huisvestingssituatie de normale gedragsregels naar de omgeving, in acht worden genomen. Indien huisvesting plaatsvindt op het bedrijf of in een wooncomplex elders, verwacht de gemeente dat het toezicht en beheer door de werkgever/huisvester voldoende wordt geregeld. Waar daaraan getwijfeld wordt kan de werkgevers/huisvesters gevraagd worden om nader inzicht te geven in de wijze van beheer. Ook huisregels kunnen

daarbij van belang zijn en/of een aanspreekpunt voor gemeente en buurtbewoners.

Indien daarvoor aanleiding zou zijn kunnen nadere eisen worden gesteld voor de spreiding van de te huisvesten arbeidsmigranten over de gemeente. Zoals eerder opgemerkt wordt hiervoor voorlopig in Landerd nog geen reden gezien.

Bij huisvesting op een bedrijfslocatie in het buitengebied, wordt de eis gesteld dat alleen huisvesting wordt geboden aan de eigen werknemers van het bedrijf. Indien de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd, of de behoefte aan huisvesting ter plaatse om andere reden niet meer aanwezig is, moeten de huisvestingsvoorzieningen worden ontmanteld.

Ook overigens wil de gemeente Landerd alleen aan huisvesting van arbeidsmigranten

buiten de reguliere woningmarkt meewerken indien het (in hoofdzaak) werknemers betreft welke in dienst zijn van plaatselijke bedrijven en/of aantoonbaar in Landerd in hoofdzaak hun werkzaamheden verrichten.

In alle gevallen stelt de gemeente Landerd als eis dat de te realiseren huisvesting alleen bestemd is voor arbeidsmigranten die hier op grond van een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben.

Om meerdere redenen is het van belang om zo goed mogelijk zicht te hebben en te houden op de in deze gemeente verblijvende arbeidsmigranten.

Op grond van het Wetboek van Strafrecht (art 438) is eenieder die beroepshalve nachtverblijf aan derden verstrekt (bijvoorbeeld hotels, campings), verplicht om een nachtregister bij te houden.

De gemeente Landerd zal ook bij andere huisvestingsvormen voor arbeidsmigranten (bijvoorbeeld huisvesting op het bedrijf), de eis stellen van een nachtregister overeenkomstig het Wetboek van Stafrecht.

Daarnaast zijn ook tijdelijke buitenlandse werknemers verplicht om zich te laten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie op het verblijfadres waar zij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van hun tijd verblijf zullen houden.

In West-Brabant hebben enkele gemeenten de voorwaarden voor huisvesting van arbeidsmigranten vastgelegd in een convenant met de brancheorganisaties van arbeidsbemiddelaars. De gemeente Landerd ziet voorlopig geen aanleiding of noodzaak om voor haar grondgebied eveneens een convenant te initiëren, boven op de mogelijkheden om de huisvesting te regelen op basis van bestemmingsplan, ontheffingenbeleid, Gebruiksbesluit, Bouwbesluit, APV etc. Een convenant is niet dekkend, omdat het alleen de bij de brancheorganisaties aangesloten werkgevers betreft. Ook heeft het geen betrekking op arbeidsmigranten welke zelf huisvesting zoeken, zoals de kleine zelfstandigen. Bovendien kan van een convenant meer effect verwacht worden als het op een grotere schaal dan alleen Landerd (minimaal regionaal) wordt afgesloten.

Huisvesting van arbeidsmigranten is op dit moment in de gemeente Landerd niet geregeld in bestemmingsplannen. In een voorkomend geval is gewerkt met een tijdelijke vrijstelling ex artikel 17 (oud) van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De tijdelijkheid van die vrijstelling is gebaseerd op de verwachting dat binnen de termijn van 5 jaar wel een regeling is vastgesteld. In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied zal een ontheffingsregeling worden opgenomen, met name voor de huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen bij agrarische bedrijven. Eventueel zullen in het bestemmingsplan Buitengebied regels worden opgenomen voor het verblijf van arbeidsmigranten op recreatieterreinen en/of hergebruik van leegstaande wooncomplexen. De uitgangspunten van deze nota en de hierin genoemde criteria zullen daarbij in acht worden genomen.

In bestemmingsplannen voor stedelijke gebieden kunnen zonodig ontheffings-bepalingen worden opgenomen voor hergebruik van leegstaande complexen en voor logiesverblijven en kamer-verhuur. In relatie tot ontheffings-bepalingen kunnen nieuwe begrips-omschrijvingen nodig zijn. In elk geval dient in nieuwe bestemmingsplannen het begrip “huishouden” heroverwogen te worden naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State in de kwestie Helmond van 2 mei 2007.

Voor niet-voorziene situaties, of voor huisvestingsvormen welke naar verwachting hooguit zeer incidenteel voor zullen komen ligt het voor de hand om op basis van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening een projectbesluit vast te stellen. Als in zo’n situatie de tijdelijkheid van de huisvestingsbehoefte vast staat, kan ook gekozen worden voor een tijdelijke ontheffing ex artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening.

Ook in situaties waarin een regeling binnen afzienbare termijn te verwachten is, maar nog niet is vastgesteld, kan een ontheffing ex artikel 3.22 nog uitkomst bieden. Uiteraard geldt

dit gevallen welk passen binnen het in deze nota beschreven beleid.

Financiële consequenties.

Aan de vaststelling van dit beleid zijn voor de gemeente Landerd geen directe financiële consequenties verbonden. Vergunningverlening, handhaving etc. wordt tot de reguliere inzet gerekend.

Met dit beleid wordt ook beoogd om belangen van derden te beschermen. Uitgangspunt is dan ook dat derden als gevolg van dit beleid geen financiële nadelen ondervinden. Desondanks

kan uitvoering van het beleid bij bepaalde initiatieven leiden tot verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Met initiatiefnemers wordt daarom altijd een afwentelingovereenkomst gesloten.

Handhaving.

Een overheid die de verantwoordelijkheid neemt voor het creëren van mogelijkheden met daarbij behorende regels voor huisvesting van tijdelijke werknemers, dient er ook voor te zorgen dat die regels worden nageleefd. Handhaving van deze huisvestingsregels wordt ingepast in het algemene handhavingsbeleid van de gemeente Landerd en in de op basis daarvan vast te stellen uitvoeringsprogramma’s, strategieën etc. Waar de (brand)veiligheid in het geding is, dient de gemeente onmiddellijk in te grijpen. Daarom wordt aan de handhaving van de regels voor huisvesting van arbeidsmigranten hoge prioriteit toegekend.

Waar dat gewenst is zal daarbij worden kortgesloten met andere instanties, zoals politie, arbeidsinspectie, belastingsdienst, vreemdelingenpolitie.

De gemeente dient zich met het oog op de handhaving ook nadrukkelijk open te stellen voor eventuele klachten uit de omgeving van de huisvestingslocaties en zal daar serieus en binnen de daarvoor geldende redelijke termijnen op reageren.

Communicatie.

Resultaten van het overleg/inspraak:

De ontwerpnota Huisvesting arbeidsmigranten is in juli 2009 ter kennisname en voor commentaar toegestuurd aan de Vereniging Internationale Arbeidsbemiddelaars, de ZLTO afdeling Landerd en tuinbouwbedrijf Jonkergouw in Schaijk (in verband met het pilotproject op dit bedrijf). Er zijn geen op- of aanmerkingen ontvangen.

Van 1 oktober tot en met 12 november 2009 heeft de ontwerpnota ter inzage gelegen en heeft iedereen de gelegenheid gekregen om een zienswijze in te dienen. Er zijn geen reacties ingekomen.

Evaluatie.

Eind 2010 zal de uitwerking/toepassing van het beleid uit deze nota worden geëvalueerd. Daarbij zullen nadrukkelijk de vorderingen van het proces vanuit de regionale (handhavings)-samenwerking zullen worden betrokken en zo nodig zal het beleid daarop worden aangepast.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Landerd

van 11 maart 2010.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

J.A.G. Huijs W.C. Doorn-van der Houwen

Zeeland, juni 2009

Afdeling VROM (def. versie 11-03-2010)