Regeling vervallen per 11-04-2013

Beleidsregels Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012

Geldend van 05-07-2012 t/m 10-04-2013

Intitulé

Beleidsregels Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012

Burgemeester en wethouders van Landgraaf;

overwegende dat de raad op 31 mei 2012 de Verordening Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012 heeft vastgesteld;

overwegende dat het omwille van effectiviteit van beleid, gelijkheid in behandeling en rechtszekerheid voor de burgers wenselijk is beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Wet inburgering en de verordening voornoemd;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten

vast te stellen de Beleidsregels Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 begripsomschrijvingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf;

    • b.

      de wet: Wet inburgering;

    • c.

      de verordening: Verordening Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012;

    • d.

      voorziening: een (duale) inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop rustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt.

Hoofdstuk 2 Vaststellen voorziening

Artikel 2:1 doelgroepen

  • 1. Afhankelijk van het beschikbare rijksbudget wordt een voorziening aangeboden aan:

    • a.

      nieuwkomers die een uitkering ingevolge de WWB ontvangen;

    • b.

      nieuwkomers, die een opvoedingstaak hebben.

  • 2. Bij het aanbieden van een voorziening geldt dat de hoogste prioriteit dient te worden gegeven aan de nieuwkomers als bedoeld onder het eerste lid, onder a, en de laagste prioriteit dient te worden gegeven aan de inburgeringsbehoeftigen als bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 2:2 Procedure vaststellen voorziening inburgeringsplichtige

  • 1. Tijdens de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

    • a.

      in de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);

    • b.

      het college biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. Het college stelt de voorziening vast;

    • c.

      de inburgeringsplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college neemt alleen een handhavingbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

    • d.

      het college acht een voorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de voorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

  • 2. Aan de inburgeringsplichtige kan de verplichting worden opgelegd de voorziening geheel of gedeeltelijk in de avonduren te volgen, indien een arbeidsverplichting een belemmering vormt om dat overdag te doen.

  • 3. Voor geestelijk bedienaren worden geen separate trajecten ontwikkeld, maar wordt gebruik gemaakt van landelijke mogelijkheden.

HOOFDSTUK 3 Ontheffing

Artikel 3:1 ontheffing van de inburgeringsverplichting

  • 1.

    • Het college kan ontheffing verlenen van de inburgeringsverplichting indien het op grond van door de inburgeringsplichtige geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem niet mogelijk is het inburgeringexamen te behalen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder c, van de wet, indien:

      • a.

        de inburgeringsplichtige een verklaring van de onderwijsinstelling of een

        andere deskundige overlegt waaruit blijkt dat bij de inburgeringsplichtige het leervermogen ontbreekt om het inburgeringexamen te halen, of

      • b.

        de inburgeringsplichtige aantoonbaar inspanningen heeft verricht om het inburgeringexamen te behalen, maar toch is gebleken, dat het behalen van het inburgeringexamen een onmogelijke opgave zal zijn. Als inspanning kan bijvoorbeeld worden aangemerkt de in het verleden reeds geleverde inspanningen inzake de Wet Inburgering Nieuwkomers, de Wet Educatie Beroepsonderwijs, oudkomersregelingen, en gelijksoortige regelgeving. Bij de beoordeling van de geleverde inspanningen wordt door het college indien mogelijk rekening gehouden met aanwezigheid- c.q. verzuimgegevens, of

      • c.

        de resultaten van het examen aanleiding geven te veronderstellen dat de inburgeringsplichtige blijvend niet in staat zal zijn het inburgeringexamen te halen, mits gebleken is dat:

        • 1.

          de inburgeringsplichtige een cursus heeft ingekocht;

        • 2.

          de inburgeringsplichtige een cursus heeft gevolgd en afgemaakt, en

        • 3.

          de inburgeringsplichtige minstens éénmaal examen heeft afgelegd.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van de inburgeringsverplichting indien de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college aantoonbaar voldoende is ingeburgerd als bedoeld in artikel 2.8a van het besluit inburgering. De inburgeringsplichtige kan hiertoe te allen tijde een aanvraag doen en dient dan aan te tonen, dat hij/zij in toereikende mate beschikt over kennis van de Nederlandse taal en samenleving om op volwaardige wijze als burger in de Nederlandse samenleving te participeren. Een en ander kan onder meer blijken uit overlegging van:

      • -

        een arbeidscontract voor de duur van minimaal 1 jaar met een verklaring van de werkgever, waaruit de duur van het dienstverband blijkt en de mate waarin de Nederlandse taal door betrokkene op de werkvloer gebruikt wordt;

      • -

        bewijzen van publieke optredens of bestuurs- of vrijwilligersfuncties, waaruit blijkt dat de aanvrager in zijn functie-uitoefening mondeling en schriftelijk in het Nederlands communiceert; en/of

      • -

        documenten die aantonen dat met goed gevolg een opleiding is gevolgd die weliswaar niet wordt erkend als vrijstellingsgrond, maar waaruit blijkt dat betrokkene voldoende ingeburgerd is.

        De schriftelijke aanvraag voor ontheffing dient te zijn voorzien van de relevante bewijsstukken (zoals hierboven benoemd).

HOOFDSTUK 4 Vergoedingen

Artikel 4:1 vergoeding reiskosten

De inburgeringsplichtige, waarvoor een voorziening door de gemeente is vastgesteld, heeft recht op vergoeding van de aan de voorziening verbonden reiskosten op basis van de kosten van openbaar vervoer op de goedkoopste wijze tot een maximum van € 500,- per jaar.

HOOFDSTUK 5 Kinderopvang

Artikel 5:1 inburgering en kinderopvang

  • 1. Kinderopvang is een eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Het college zal zich maximaal inspannen om randvoorwaarden te scheppen voor het creëren van kinderopvang, zodat het aanbod van kinderopvang geen beletsel is voor de inburgeringsplichtige om zijn inburgeringtraject te volgen.

HOOFDSTUK 6 De bestuurlijke boete

Artikel 6:1 indeling in categorieën

Het niet of onvoldoende nakomen van de zowel in de wet en de verordening opgenomen als de bij beschikking opgelegde verplichtingen, wordt onderscheiden in de volgende categorieën:

I.eerste categorie

het geen gehoor geven aan een oproep van het college om te verschijnen en gegevens te verstrekken of onvoldoende medewerking verlenen aan het onderzoek in verband met het aanbieden van een voorziening of het vaststellen van de start van de termijn van handhaving (artikel 29 van de wet en artikel 8 van de verordening);

II.tweede categorie

geen of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening of aan de bij verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van een dergelijke voorziening (artikel 30 van de wet en artikel 8 van de verordening);

III.derde categorie

het niet binnen de voor hem geldende wettelijke termijn behalen van het examen (artikelen 7, eerste lid, 31, tweede lid, onder a, van de wet jo. artikel 9 van de verordening en de artikelen 32 en 33 van de wet jo. artikel 10 van de verordening)

Artikel 6:2 (hoogte van) de bestuurlijke boetes

  • 1. Bij overtredingen van de 1e categorie is de volgende boete van toepassing:

    Overtreding

    Bestuurlijke boete

    1e keer

    Geen bestuurlijke boete

    2e keer

    Bestuurlijke boete € 100,-

    3e keer en vaker binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding

    Bestuurlijke boete € 250,- per keer

  • 2. Bij overtredingen van de 2e categorie is de volgende boete van toepassing:

    Overtreding

    Bestuurlijke boete

    1e keer

    Geen bestuurlijke boete

    2e keer

    Bestuurlijke boete € 250,-

    3e keer en vaker binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding

    Bestuurlijke boete € 500,- per keer

  • 3. Bij overtredingen van de 3e categorie is de volgende boete van toepassing:

    Overtreding

    Bestuurlijke boete

    1e keer niet verwijtbaar (artikel 7 jo. artikel 31, tweede lid, onder a, van de wet)

    Geen bestuurlijke boete,

    hersteltermijn 6 maanden

    1e keer verwijtbaar (artikel 7 jo. artikel 31,eerste lid jo. artikel 32 van de wet)

    Bestuurlijke boete € 100,-,

    hersteltermijn 6 maanden

    2e keer niet verwijtbaar (artikel 33, eerste lid jo. artikel 31, tweede lid, van de wet)

    Geen bestuurlijke boete,

    hersteltermijn 12 maanden

    2e keer verwijtbaar (artikel 33, eerste lid jo. artikel 32 van de wet)

    Bestuurlijke boete € 200,-,

    hersteltermijn 12 maanden

    3e keer en vaker niet verwijtbaar (artikel 33, tweede lid jo. artikel 31, tweede lid, van de wet)

    Geen bestuurlijke boete,

    hersteltermijn 24 maanden

    3e keer en vaker verwijtbaar (artikel 33, tweede lid, van de wet)

    Bestuurlijke boete € 500,- iedere 2 jaar, hersteltermijn 24 maanden

Artikel 6:3 afstemming

  • 1. Indien de ernst van de gedraging, de mate waarin de inburgeringsplichtige de gedraging verweten kan worden of de omstandigheden waarin hij verkeert daartoe aanleiding geven, kunnen de bestuurlijke boetes, bedoeld in artikel 6:2, worden verlaagd of verhoogd. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. De verlaging en verhoging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, bedraagt 50%.

  • 3. Van verminderde verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien de overtreding, gelet op de geestelijke toestand van de inburgeringsplichtige, hem niet volledig valt aan te rekenen.

  • 4. Van het ontbreken van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien de overtreding, gelet op de geestelijke toestand van de inburgeringsplichtige, hem niet valt aan te rekenen

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Artikel 7:1 inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na algemene bekendmaking daarvan, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Wet inburgering gemeente Landgraaf 2010.

Artikel 7:2 van toepassing verklaring

Indien het college besluit een voorziening aan te bieden aan de doelgroep, genoemd in artikel 2, lid 1 onder c, zijn deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7:3 citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering gemeente Landgraaf 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 12 juni 2012
Het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf,
Burgemeester en Wethouders van Landgraaf,
de Secretaris, de Burgemeester,
ir. J.M.C. Rijvers, loco mr. R.J.H. Vlecken

Nota-toelichting

Artikel 1:1 begripsomschrijvingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2:1 doelgroepen

Wettelijk aangewezen doelgroepen zijn:

- asielgerechtigde nieuwkomers;

- geestelijk bedienaren.

Artikel 2:2 procedure vaststellen voorziening inburgeringsplichtige

Het hebben van werk of andere bezigheden overdag is geen reden een aanbod te weigeren om het aanbod in de avonduren te volgen. De gemeente Landgraaf heeft gekozen voor het vaststellingsstelsel. Een handhaving is een beschikking, waarin wordt vastgesteld, dat de betrokkene inburgeringsplichtig is en dat hij binnen een bepaalde termijn het inburgeringsexamen dient te behalen en dat hij/zij zich hiervoor zelf dient voor te bereiden.

Artikel 3:1 ontheffing van de inburgeringsverplichting

Het college heeft de bevoegdheid iemand (bij voorbaat) te ontheffen van zijn inburgeringsplicht, op basis van medische gronden. Dit wordt uitputtend geregeld in art. 6 van de wet, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering. In deze beleidsregels wordt ontheffing als bedoeld in artikel 31, lid 2, onder c, van de wet, uitgewerkt. Het betreft de mogelijkheid tot ontheffing gedurende het traject (wegens het ontbreken van leervermogen: 1a en 1b) en de mogelijkheid tot ontheffing aan het einde van het traject (als gevolg van de resultaten van het examen: 1c). Op basis van artikel 6 van de wet jo. artikel 2.8a Besluit inburgering kan het college eveneens een ontheffing verlenen op basis van “evidente inburgering”. Uit de nota van toelichting bij artikel 2.8a volgt dat de bevoegdheid een uitzondering op de algemene inburgeringsplicht betreft, waarbij verwacht mag worden dat prudent wordt omgegaan met de ruimte die het college is gegeven om inburgeringsplichtigen van deze plicht te ontheffen. Tot een ontheffing wegens “evidente inburgering” dient dus niet al te lichtvaardig te worden omgegaan. Aangezien er geen nadere regels zijn gesteld bij ministeriële regeling, worden in deze beleidsregels handvaten geboden om ontheffing te kunnen verlenen op basis van evidente inburgering.

Artikel 4:1 vergoeding reiskosten

Het is al jaren beleid dat reiskosten voor verplichte inburgering worden vergoed. Om deze vergoeding financieel in te kunnen kaderen is gekozen voor een maximum vergoedingsbedrag van € 500,- op basis van de goedkoopste wijze van vervoer.

Artikel 5:1 inburgering en kinderopvang

Het gebrek aan voldoende kinderopvang kan leiden tot stagnatie bij het volgen van een voorziening. Aangezien kinderopvang tegenwoordig onder marktwerking valt, heeft de gemeente daar geen invloed op. Met de inburgeringsplichtige zal zonodig wel actief worden meegedacht over een oplossing.

Artikel 6:1 indeling in categorieën

Spreekt voor zich.

Artikel 6:2 (hoogte van) de bestuurlijke boetes

Alvorens wordt overgegaan tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt de inburgeringsplichtige schriftelijk op de hoogte gesteld van het bestaande voornemen hem een boete op te leggen en wordt hij in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van twee weken zijn zienswijze daarop kenbaar te maken. Een en ander in verband met het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overtredingen van de eerste categorie:

Nadat de gemeente Landgraaf een potentieel inburgeringsplichtige heeft opgeroepen voor een intakegesprek, moet deze conform de wet verschijnen.

Indien de persoon niet verschijnt op de afspraak wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met een nieuwe afspraak (opnieuw intake binnen 2 weken na datum oorspronkelijke afspraak).

Indien de persoon vervolgens wederom geen gehoor geeft aan de oproep, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 100,-.

Bij recidive binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt de boete verhoogd tot € 250,- zonder dat daarvoor opnieuw een hersteltermijn wordt afgegeven.

Wanneer een afspraak voor de tweede keer (zonder gegronde reden) door een potentieel inburgeringsplichtige wordt verzet, wordt dit gelijkgesteld aan het niet meewerken aan een inburgeringsonderzoek.

Indien de persoon wel verschijnt op het intakegesprek, maar niet of onvoldoende meewerkt, wordt eenmalig een nieuwe afspraak gemaakt middels het versturen van een waarschuwingsbrief met een voornemen tot het opleggen van een boete (nieuwe afspraak binnen maximaal 2 weken na oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen of onvoldoende medewerking verleent tijdens de intake, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 100,-. Bij recidivegedrag wordt dit bedrag verhoogd tot € 250,-.

De intake is onder meer bedoeld om de inburgeringsplicht vast te stellen en de termijnen die hieruit voortvloeien te handhaven. Wanneer de potentiële inburgeringsplichtige bij herhaling geen gehoor geeft aan de oproep voor de intake of de afspraak daartoe bij herhaling verplaatst, wordt er vanuit gegaan dat er een inburgeringsplicht bestaat en wordt hieromtrent een beschikking afgegeven.

Overtredingen van de tweede categorie

Indien de persoon niet voldoet aan de wet, de verordening en/of in de individuele beschikking gestelde voorwaarden, wordt eerst een gesprek gevoerd met de deelnemer en worden de daarin gemaakte afspraken vastgelegd in een brief. In deze brief wordt tevens het voornemen tot opleggen van een boete kenbaar gemaakt, wanneer de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de gemaakte afspraken.

Indien de persoon vervolgens wederom geen medewerking verleent, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 250,- en wordt een gesprek gevoerd met de inburgeringsplichtige.

Bij recidivegedrag binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt een boete opgelegd van € 500,- en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Afhankelijk van de inhoud van dit gesprek wordt het trajectaanbod heroverwogen.

Overtredingen van de derde categorie

Indien een inburgeringsplichtige niet verwijtbaar niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 7 jo. artikel 31 tweede lid, onder a, van de wet), wordt geen bestuurlijke boete opgelegd en wordt een hersteltermijn geboden van 6 maanden. Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 7 jo. artikel 31, eerste lid jo. artikel 32 van de wet), wordt een bestuurlijke boete van € 100,- opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Er wordt een hersteltermijn geboden van 6 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige niet verwijtbaar aan het einde van de geboden hersteltermijn van 6 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33, eerste lid jo. artikel 31, tweede lid, van de wet), wordt geen bestuurlijke boete opgelegd en wordt een hersteltermijn geboden van 12 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar aan het einde van de geboden hersteltermijn van 6 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33, eerste lid jo. artikel 32 van de wet), wordt een bestuurlijke boete van

€ 200,- opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Er wordt een hersteltermijn geboden van 12 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige niet verwijtbaar voor de derde keer aan het einde van de geboden hersteltermijn van 12 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33, tweede lid jo. artikel 31, tweede lid, van de wet) wordt geen bestuurlijke boete opgelegd en wordt een hersteltermijn geboden van 24 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar voor de derde keer aan het einde van de geboden hersteltermijn van 12 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33, tweede lid van de wet) wordt een bestuurlijke boete van

€ 500,- opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Er wordt een hersteltermijn geboden van 24 maanden. Deze boete wordt iedere 2 jaar na het verstrijken van de (verlengde) termijn voor het halen van het inburgeringsexamen herhaald. Er wordt eveneens iedere 2 jaar een gesprek gevoerd met de deelnemer.

Handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

Inburgeringsplichtigen die geen gemeentelijk aanbod ontvangen, krijgen een beschikking waarin staat dat zij binnen een bepaalde termijn het inburgeringsexamen gehaald moeten hebben. Het slagen voor het inburgeringsexamen is de verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige zelf. Omdat de gemeente het echter van groot belang acht dat de mensen die het blijkbaar nodig hebben om meer van de Nederlandse taal en samenleving te leren dit ook daadwerkelijk doen, wordt de inburgeringsplichtige éénmaal per jaar aangeschreven als herinnering aan de invulling van zijn inburgeringsverplichting.

Artikel 6:3 afstemming

Conform artikel 38 van de wet kan het college geen bestuurlijke boete opleggen voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Tevens dient het college de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin de inburgeringsplichtige de gedraging verweten kan worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Bij het opleggen van de boete en de hoogte van de boete moet worden afgestemd op:

1. de ernst van de overtreding

Voordat de overige aspecten beoordeeld kunnen worden, moet vaststaan dat er sprake is van een feit waarvoor het reëel is om een boete te verstrekken. Het gaat dan om een objectieve vaststelling.

2. de mate van verwijtbaarheid

De vraag die hierbij beantwoord moet worden, is of de gedraging verwijtbaar is en zo ja, in welke mate. Niet de gemeente moet de verwijtbaarheid aantonen maar de inburgeringsplichtige moet het ontbreken daarvan aantonen.

Feitelijk wordt hier de conclusie getrokken uit de beoordeling van het feit in relatie tot de persoonlijke omstandigheden. Ook omstandigheden die buiten de persoon zijn gelegen kunnen van belang zijn.

Bij volledige verwijtbaarheid wordt de boete toegepast. Bij verminderde verwijtbaarheid kan de boete met maximaal 50% worden verlaagd en in geval vermeerderde verwijtbaarheid kan de boete met maximaal 50% worden verhoogd.

In geval van ontbreken van verwijtbaarheid wordt op grond van de wet geen boete gegeven.

3. de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert

Het gaat hier om een ruim begrip waarbij financiële, sociale en medische/ psychische omstandigheden in hun samenhang beoordeeld moeten worden.

In alle gevallen moet een expliciet besluit worden genomen. Zowel in de gevallen dat een boete wordt opgelegd, als in die gevallen waarbij daarvan uiteindelijk wordt afgezien moet het besluit in een beschikking aan de belanghebbende worden medegedeeld.

Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het opleggen van een boete is van belang in verband met eventuele recidive. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt er immers geen boete opgelegd en is er bij een volgende verwijtbare gedraging geen sprake van recidive.

Artikel 7:1 inwerkingtreding

Spreekt voor zich.

Artikel 7:2 van toepassing verklaring

Spreekt voor zich.

Artikel 7:3 citeertitel

Spreekt voor zich.