Regeling vervallen per 24-12-2020

Treasurystatuut gemeente Landgraaf 2017

Geldend van 06-07-2017 t/m 23-12-2020

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Landgraaf 2017

De raad van de gemeente Landgraaf;

gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders d.d. 31 januari 2017;

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet en artikel 21 van de “Financiële beheersverordening 2017”;

Besluit:

vast te stellen het “Treasurystatuut gemeente Landgraaf 2017”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In dit treasurystatuut en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Belegging Het uitzetten van eigen vermogen of andere financiële middelen voor de korte of lange termijn.

  • -

    Betalingsverkeer Het verrichten van betalingen en incasseren van gelden.

  • -

    Daggeld (callgeld) Lening voor één dag tegen een vast rentepercentage.

  • -

    Deposito Niet-verhandelbare belegging bij een financiële onderneming, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten opgenomen in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices; Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • -

    Drempelbedrag Het maximale (credit)bedrag op de rekening-courant bij de bank van de gemeente. Het saldo boven dit drempelbedrag wordt automatisch ten gunste van de schatkist gebracht.

  • -

    ERR-lidstaten De lidstaten binnen de Europese Economische Ruimte (ERR), zijnde de lidstaten Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, Ijsland en Lichtenstein.

  • -

    wet Fido wet Financiering decentrale overheden.

  • -

    Financiële onderneming Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.

  • -

    Financiering Het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor eenperiode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaanuit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer inrichten en uitvoeren).

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en (meerjaren)investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de wet Fido, ter grootte van een percentage van het totaal van de begroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet richt zich op leningen met een rentetypische looptijd van maximaal één jaar.

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • -

    Kortlopende financiering Financiering waarvan de rentetypische looptijd korter is dan één jaar.

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij (vanwege insolventie of deficit).

  • -

    Langlopende financiering Financiering waarvan de rentetypische looptijd langer is dan één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • -

    Liquide middelen De direct opvraagbare financiële middelen van de organisatie.

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van geldmiddelen voor een periode tot één jaar.

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de geprognosticeerde toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

  • -

    Onderhandse geldlening Schuldpapier op (middel)lange termijn dat niet genoteerd staat aan een beurs, maar dat volledig op maat wordt afgesproken tussen geldgevers en geldnemers.

  • -

    Rating Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau;

  • -

    Relatiebeheer Het onderhouden van relaties met partijen die actief zijn op de

    financiële markten (waaronder banken en geldmakelaars).

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • -

    Renterisiconorm Een bij aanvang van enig jaar op basis van de wet Fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet overschreden mag worden. De renterisiconorm richt zich op leningen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer (vaste schuld).

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

  • -

    Ruddo Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

  • -

    Schatkist De rekening-courant bij het ministerie van Financiën.

  • -

    Schatkistbankieren Het door decentrale overheden verplicht uitzetten van overtollige middelen in de schatkist bij het Ministerie van Financiën.

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen van de Gemeente.

  • -

    Treasuryfunctie Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit de deelfuncties risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer.

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode één jaar of meer.

  • -

    Valutarisico Het risico dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

  • -

    Vaste schuld Schuld met een looptijd langer dan één jaar.

  • -

    Vlottende schuld Schuld met een looptijd van maximaal één jaar.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

Als doelstellingen van de treasuryfunctie worden onderscheiden:

  • 1.

    Het verkrijgen en behouden van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido / Ruddo respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

  • 5.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury duidelijk worden geregeld.

HOOFDSTUK 2 - RISICOBEHEER

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

  • 1. Geldleningen of garanties worden uitsluitend verstrekt uit hoofde van de publieke taak:

    • a.

      waarbij tot de publieke taak wordt gerekend het verstrekken van leningen, uitzetten van middelen, verlenen van waarborgen en garanties indien het (cumulatief) gaat om een organisatie met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk:

      • -

        die een voorziening voor burgers beschikbaar stelt;

      • -

        waarbij het openbaar belang wordt gediend;

      • -

        die niet door het particuliere bedrijfsleven beschikbaar wordt gesteld,

      • -

        dan wel beschikbaar wordt gesteld tegen dermate hoge kosten dat deze voorziening niet of voor velen niet bereikbaar is;

      • -

        op het terrein van sport, welzijn, zorg en opvang, volksgezondheid, onderwijs, kunst en cultuur.

    • b.

      met inachtneming van de door het college opgestelde uitvoeringsregels.

  • 2. Middelen kunnen worden uitgezet uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het voortbrengen van inkomsten door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd via de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3. Het gebruik van derivaten is niet toegestaan, met uitzondering van het opnemen van opties tot het opnemen van mogelijkheden voor vervroegde aflossing in geldleningsovereenkomsten.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de wet Fido.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de wet Fido.

  • 3. De beoordeling en analyse van de renterisico’s wordt aangegeven in de financieringsparagraaf van de begroting en de jaarrekening.

  • 4. Nieuwe leningen en uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, de liquiditeitenplanning en de rentevisie.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, lid 1 en 2, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening-courant, spaarrekening, daggeld en deposito’s.

  • 2. De gemeente beperkt de koersrisico’s door, conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van middelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury vindt uitsluitend plaats in de schatkist van het Rijk of Nederlandse decentrale overheden. Hierbij zijn uitgezonderd de middelen die het drempelbedrag overeenkomstig het bepaalde in de wet Fido niet te boven gaan.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasury-activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), en ook een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van 4 jaar.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico's worden uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan, te verstrekken of te garanderen in euro.

HOOFDSTUK 3 – GEMEENTEFINANCIERING

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn uitsluitend onderhandse leningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 financiële ondernemingen conform artikel 11, waaronder de huisbankier, alvorens een financiering wordt aangetrokken en legt deze offertes schriftelijk vast.

Artikel 10. Uitzettingen

  • 1. Door de wettelijke invoering van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen (boven het drempelbedrag) te storten in de schatkist van het Rijk.

  • 2. Daarnaast zijn er conform de wet Fido mogelijkheden tot onderling uitlenen door decentrale overheden.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden periodiek beoordeeld.

  • 2.

    Financiële ondernemingen dienen onder Nederlands of aan de andere kant onder ERR-toezicht te vallen.

  • 3.

    Financiële ondernemingen dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal over een AA-rating te beschikken die is afgegeven door tenminste twee van de volgende erkende rating-bureaus: Moody’s, Standard & Poors of Fitch.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te zijn bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

HOOFDSTUK 4 – KASBEHEER

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 3.

    Contante geldstromen worden zoveel mogelijk beperkt.

  • 4.

    Voor betaling aan crediteuren wordt een betaaltermijn aangehouden van 14 kalenderdagen na ontvangst van de inkoopfactuur c.q. de betaalopdracht, tenzij contractueel anders is overeengekomen.

  • 5.

    Voor betaling door debiteuren aan de gemeente wordt in de factuur een betaaltermijn van 14 kalenderdagen aangehouden, tenzij contractueel anders is overeengekomen.

  • 6.

    Om de betaling door debiteuren te bespoedigen zal:

    • a.

      facturering bij het verstrekken van goederen en het leveren van diensten zoveel mogelijk gebeuren gelijktijdig met of zo spoedig mogelijk na de levering, doch uiterlijk binnen een termijn van 7 werkdagen na de levering;

    • b.

      tenminste één maal per kalendermaand een aanmaning worden opgemaakt voor vorderingen waarvan de uiterste betaaltermijn op het moment van opmaak is verstreken.

    • c.

      tenminste één maal per kalendermaand een invorderingsmaatregel worden verricht voor vorderingen waarvan de uiterste betaaltermijn op grond van een aanmaning of andere maatregelen is verstreken.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Gestreefd wordt naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de huisbankier.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kunnen kortlopende middelen worden aangetrokken. Hierbij word rekening gehouden met de wettelijke kasgeldlimiet.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn: daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar moeten voldoen aan de eisen van artikel 5 en 6.

HOOFDSTUK 5 – ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Binnen de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van financieringsactiviteiten zijn op eenduidige wijze geregeld.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via mandaatverlening nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle gebeurt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Derden wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

  • 6.

    De transactieregistratie en de transactiebevestigingen worden periodiek gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle.

  • 7.

    De functionaris belast met interne controle verricht periodieke controles op de uitvoering van de treasuryactiviteiten conform de vastgelegde procedures en richtlijnen.

Artikel 15. Verantwoordelijkheden

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

-Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid,

beleidskaders en limieten.

-Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de

uitvoering hiervan aan de hand van de financieringsparagraaf in

begroting en rekening.

-Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van

het treasurybeleid.

Auditcommissie

-Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en

rapportages op het gebied van treasury aan de gemeenteraad.

College van B&W

-Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele

verantwoordelijkheid).

-Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties.

-Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van

Het treasurybeleid, o.a. via de financieringsparagraaf in

begroting en rekening.

Portefeuillehouder Financiën

-Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke

verantwoordelijkheid).

Afdelingshoofd Planning en Control

-Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van

treasury;

-het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

-Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de

informatievoorziening van de treasuryfunctie en het hierover

rapporteren aan het college van B&W.

Beleidsmedewerkers van de afdeling Planning en Control, belast met treasury / comptabele

-Het uitvoeren van de aan haar / hem gemandateerde treasury-

activiteiten conform de bepalingen in het treasurystatuut.

-Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering

van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten.

-Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het

treasurybeheer.

-Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

-Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende

deelfuncties: Het risicobeheer, gemeentefinanciering (lange

termijn leningen en uitzettingen en relatiebeheer) en kasbeheer.

-Het opstellen van de rentevisie.

-het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het

saldo- en liquiditeitenbeheer.

-Het beheren van de geldstromen.

-Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en

overige financiële instellingen.

-Het opmaken van financiële contracten voortvloeiend uit

bovenstaande deelfuncties.

-Het schriftelijk vastleggen van de financieringstransacties en

het doorgeven hiervan aan de kassier.

-Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op financieringsgebied.

-Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van

hun activiteiten en projecten.

-Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens

aan de gemeentelijke administratie.

-Het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de

gemandateerde activiteiten.

-Het opstellen van de financieringsparagraaf in de

programmabegroting en –verantwoording.

Medewerkers in de gemeentelijke organisatie aangewezen als budgethouders

-Het zorgen voor een goede kwaliteit van de informatie voor

toekomstige uitgaven en ontvangsten.

-Het zorgen voor het tijdig aanleveren aan Planning en

Control van betrouwbare operationele informatie over

toekomstige geldstromen.

-Het accorderen van facturen en inkomsten ten laste c.q. ten

gunste van hun budgetten conform het vastgestelde

budgetbesluit

Medewerkers van de afdeling Planning en Control belast met betalingsverkeer / kassier

-Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen (saldobeheer).

-Het afhandelen van het (contante en girale) betalingsverkeer.

-Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de

gemeentelijke administratie.

-Het rapporteren over de uitvoering van de aan hem/haar

gemandateerde activiteiten.

Medewerkers van de afdeling Planning en Control belast met de verwerkingen financiële administratie

-Het juist en volledig administreren van de bezittingen,

schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven,

ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële

administratie.

Medewerker van de afdeling Planning en Control, belast met interne controle

-Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde

treasurytransacties en hierover rapporteren aan hoofd Planning

en Control.

Externe accountant

-Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en

controleren omtrent de feitelijke naleving van het

treasurystatuut, mede op basis van de verrichte interne

controlewerkzaamheden.

Artikel 16. Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden voor treasury-activiteiten weergegeven en de daarbij benodigde autorisatie.

Treasuryactiviteit

Bevoegde functionaris

Autorisatie door

* Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Het uitzetten en aantrekken van kort geld (rekening-courant, callgeld, kasgeld, deposito)

Kassier

Comptabele

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Comptabele

Saldoregulatie

Kassier

Comptabele

* Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen, sluiten en wijzigen

Comptabele

College van B&W

Bankcondities en tarieven afspreken

Comptabele

College van B&W

* Financiering en uitzetting

Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Comptabele

College van B&W

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen

Comptabele

College van B&W

Het uitzetten van gelden in het kader van schatkistbankieren

kassier

Comptabele

Het aantrekken en uitzetten van gelden bij een andere decentrale overheid

Comptabele

College van B&W

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Comptabele

College van B&W

Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

Comptabele

College van B&W

* Kasbeheer

Sub-kassen instellen en opheffen

Comptabele

Algemeen Directeur

Aanwijzen en intrekken subkassiers

Comptabele

Algemeen Directeur

Artikel 17. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasury-activiteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen

Informatie

Frequentie

Informatie-

verstrekker

Informatie-

ontvanger

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten tbv de liquiditeitenplanning

Periodiek

Budgethouders

Comptabele

Liquiditeitenplanning

Kwartaal

Comptabele

Afdelingshoofd Planning en Control

Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf begroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Verantwoording treasury in financieringsparagraaf jaarrekening

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Voortgang onderdelen financieringsparagraaf

Tenminste 2x per jaar

College van B&W

Gemeenteraad

Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in wet Fido

Kwartaal

Comptabele

Derden

Leningen-, uitzettings- en garantiebesluiten

Eerstvolgende raadsvergadering na besluit

College van B&W

Gemeenteraad / toezichthouder (voor zover van toepassing)

HOOFDSTUK 6 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 18. Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan voor de uitvoering van dit statuut aanvullende regels en instructies geven. In alle gevallen waarin dit statuut niet voorziet beslist het college.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1. Dit statuut treedt in werking met ingang van de dag na de dag van de algemene bekendmaking.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding van dit statuut vervalt het “Treasurystatuut Gemeente LandgraafLandgraaf 2009”.

Artikel 20. Citeerartikel

Dit statuut wordt aangehaald als “Treasurystatuut gemeente Landgraaf 2017”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raad, gehouden op 15 juni 2017.
De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

INLEIDING

Het Rijk heeft regels gesteld hoe gemeenten hun geld en kapitaal moeten beheren. Die regels staan in de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) waarin kaders worden gesteld voor een verantwoorde, verstandige en professionele inrichting en uitvoering van de

treasuryfunctie van decentrale overheden.

De treasuryfunctie wordt gedefinieerd als “het sturen en beheersen van, het verantwoorden

over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s”.

Dit Treasurystatuut bevat de beleidskaders voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Het gaat om de beleidsmatige vastlegging van de uitgangspunten, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en financiële kaders v.w.b. risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer.

Het treasurystatuut is de nadere uitwerking van artikel 21 van de “Financiële beheersverordening 2017”, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 november 2016.

Het “Treasurystatuut gemeente Landgraaf 2017” vervangt het “Treasurystatuut gemeente Landgraaf 2009”, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 3 maart 2009, sedertdien gewijzigd.

De aanleiding tot het vaststellen van een herzien treasurystatuut is het gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving, m.n. de invoering van het verplicht schatkistbankieren.

In dit treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de

treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd (hoofdstuk 1).

Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury, t.w. risicobeheer (hoofdstuk 2), gemeentefinanciering (hoofdstuk 3) en kasbeheer (hoofdstuk 5).

Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven (hoofdstuk 5). Hierbij worden de taakverdeling, verantwoordelijkheden en bevoegdheden behandeld en wordt ingegaan op de noodzakelijke informatievoorziening.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 2 lid 5

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Via een delegatie- en mandateringspatroon dient te worden vastgelegd welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben, teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 3 lid1

De wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen uit hoofde van de “publieke taak” en het uitzetten van middelen uit hoofde van “treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. De gemeenteraad heeft eerder in de financiële beheersverordening de kaders voor de publieke taak bepaald. Met het vaststellen van een geactualiseerde financiële beheersverordening is deze specifieke bepaling daarin niet meer opgenomen en is deze bepaling overgenomen in dit statuut. In de gemeente Landgraaf heeft het college expliciet uitvoeringsregels vastgesteld in een “Besluit uitvoeringsregels publieke taak ten behoeve van het verstrekken vanleningen en garanties door de gemeente Landgraaf”. Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit uitvoeringsregels publieke taak 2006”.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet Fido, dienen uitzetting uit hoofde van treasury een prudent karakter te hebben.

Met prudent bedoelen wij de zorgvuldigheid en behoedzaamheid ("als een goed huisvader") van omgaan met publieke middelen. In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan op grond van de Wet Fido.

Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepalingen verboden.

De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido en zijn zo specifiek mogelijk geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen. Deze hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Het uitzetten van overtollige middelen is door het Rijk beperkt. De overtollige liquide middelen dienen in principe in de kas van het Rijk gestort te worden.

De gemeenten kunnen hun overtollige middelen ook in de vorm van een lening uitzetten bij andere openbare lichamen. Dit kan overigens niet bij de provincie Limburg omdat zij het financiële toezicht uitoefent.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal geen gebruik worden gemaakt van derivaten.

Uitzondering hierop is de mogelijkheid om tijdig te anticiperen op een ontwikkeling in de rentestand met als doel om een bestaande geldleningsovereenkomst vervroegd af te lossen, maar het moment van de vervroegde aflossing contractueel pas in de toekomst mogelijk is. Met een nieuwe lening met een stortingsdatum in de toekomst kan het renterisico worden beperkt.

Artikel 4 lid 1

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het totaal van de begroting van enig jaar.

Artikel 4 lid 3

In de begroting en jaarrekening is een paragraaf financiering voorgeschreven waarin deze aspecten van renterisicobeheer nader worden berekend en waarin de verwachtingen en realisatie hiervan worden aangegeven.

Artikel 4 lid 4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 5 lid 1

Uitgangspunt voor het uitzetten van middelen is het verplichte schatkistbankieren (zie artikel 6 lid 1 en artikel 10 lid 1). Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Artikel 5 lid 2

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

Artikel 6 lid 1

Op basis van de Wet Fido mogen alleen gelden worden uitgezet bij het Rijk en medeoverheden. Deze partijen hebben een hoge kredietwaardigheid.

De gemeente is gerechtigd op een bepaald bedrag aan middelen buiten de rekening van de schatkist te houden, het zgn. drempelbedrag.

Uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar is conform de wet Fido ook geoorloofd bij andere decentrale overheden, niet zijnde onze toezichthoudende provincie Limburg (zie ook artikel 10).

Artikel 6 lid 2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. De gemeenteraad bepaalt de kaders voor de publieke taak. Om de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van debiteuren. Conform het door het college vastgestelde “Besluit beleidsregels publieke taak 2006” ten behoeve van het verstrekken van geldleningen en garanties 2006 wordt hierin voorzien.

Artikel 7

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

Om aansluiting te zoeken bij de meerjarenbegroting is gekozen om een liquiditeitenplanning op te stellen met een periode van 4 jaar (ongewijzigde voortzetting van het gemeentebeleid).

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Planning en Control tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente geheel uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Om de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

De BNG is de huisbankier van de gemeente Landgraaf. Er vindt regelmatig overleg plaats met de accountmanager van de bank. Daarnaast moet de gemeente een rekening aanhouden bij de BNG omdat de rijksuitkeringen via de BNG aan de gemeente worden uitbetaald.

Door het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gelden tarieven en voorwaarden op de financiële markten

Offertes worden telefonisch opgevraagd en zijn maar korte tijd geldig. Dit gebeurt in elk geval bij de huisbankier en indien mogelijk bij een andere financiële onderneming. De offerte van een andere instelling dient een X-aantal procentpunten lager te zijn dan die van de BNG omdat de overeenkomst met de BNG dat van ons eist. Is dit niet het geval dan wordt de offerte van de BNG geaccepteerd.

Artikel 10 lid 1

Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een aparte rekening bij de BNG, de werkrekening schatkistbankieren.

De gemeente is gerechtigd op een bepaald bedrag aan middelen buiten de rekening van de schatkist te houden, het zgn. drempelbedrag.

Indien de gemeente dit wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in deposito’s.

Artikel 10 lid 2

Uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar is conform de wet Fido ook geoorloofd bij andere decentrale overheden, niet zijnde onze toezichthoudende provincie Limburg.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Om structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling periodiek plaats moet vinden.

Artikel 11 lid 2 en 3

Om de kredietwaardigheid van bankrelaties te garanderen wordt bepaald dat alleen zaken worden gedaan met financiële ondernemingen die onder toezicht staan en die daarnaast een minimale rating hebben gekregen. De ratings worden afgegeven door drie officieel daartoe erkende instanties.

Voorbeelden van financiële ondernemingen zijn banken, kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen.

De kwalificering van de Ratings is als volgt:

Moody's

Standard&Poors

 

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig.

Aa

AA

Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarges zijn echter niet zo hoog als bij een Aaa en AAA categorie.

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BBB

Kredietwaardig, maar gevoelig voor slechte economische tijding.

Ba

BB

Speculatief, matige bescherming van afbetaling aanwezig.

B

B

Heeft momenteel capaciteit voor rente en aflossing, maar is gevoelig voor faillissement.

Caa

CCC

Enige bescherming voor investeerders is aanwezig, maar grote risico's en onzekerheid aanwezig.

Ca

CC

Zeer speculatief, meestal achtergestelde schuld.

C

C

Rentebetalingen zijn reeds gestopt.

Een – of een + (bijvoorbeeld AA-) in de ratings geeft aan dat de rating naar beneden (-) of naar boven (+) neigt.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de vereisten van lid 2. Om dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen de eis dat zij geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarbij een vergunning hebben om als makelaar te mogen optreden.

  

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank (de huisbankier) heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 12 lid 3

Om risico’s te vermijden en administratieve (controle- en veiligheids)procedures te beperken die inherent zijn aan het omgaan met contant geld geldt als uitgangspunt dat daar waar mogelijk contant geld beperkt moet worden.

Artikel 12 lid 4

Europese richtlijnen eisen van overheden om ontvangen facturen binnen 30 dagen te betalen, tenzij contractueel een langere termijn is overeenkomen. Heeft een overheid betalingsachterstand, dan mag een schuldeiser rente in rekening brengen.

Door de verslechtering van de economische situatie en de kredietcrisis is een aantal jaren geleden door de provinciale en landelijke politie de wens geuit om het bedrijfsleven te ondersteunen door het sneller betalen van crediteuren. Daarop hebben wij in ons treasurystatuut expliciet bepalingen opgenomen om de betaaltermijnen te verkorten.

Artikel 12 lid 5 en 6

Om de kosten van geldstromenbeheer te beperken zijn bepalingen opgenomen om te borgen dat te ontvangen gelden binnen de gestelde termijnen worden geind, dan wel dat maatregelen worden genomen om de inning van gelden bij niet (tijdige) betaling alsnog te verzekeren.

  

Artikel 13 lid 1

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatie-circuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 2,3 en 4

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal een jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

  

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel specifieke uitgangspunten opgenomen om een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

  

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.).

  

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

  

Artikel 17

Dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd.