Regeling vervallen per 10-04-2013

Verordening Wet inburgering gemeente Landsmeer 2012

Geldend van 10-04-2013 t/m 09-04-2013

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Landsmeer 2012

De Raad van de gemeente Landsmeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Landsmeer d.d. 8 november 2011 voorstelnummer 2011-120;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

besluit vast te stellen:

de Verordening Wet Inburgering gemeente Landsmeer 2012

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, eventueel in combinatie met een andere voorziening op het gebied van re-integratie of participatie;

    • d.

      misbruik en oneigenlijk gebruik; de definities zoals die zijn vastgelegd in de ‘Nota Misbruik en oneigenlijk gebruik ‘ vastgesteld door de raad van de gemeente Landsmeer d.d. 22 april 2008.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Algemene informatie via de website van de gemeente Landsmeer aangevuld met digitale informatie van de rijksoverheid;

    • b.

      Specifieke informatie wordt mondeling gegeven tijdens een (intake) gesprek en via brieven, beschikkingen, e-mail en telefoon.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de voorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college stelt, conform de wet, voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening vast.

  • 2. Het college stelt, conform de wet, voor geestelijke bedienaren een inburgeringsvoorziening vast.

  • 3. Het college kan voor overige inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening vaststellen.

  • 4. Het college stelt voor vrijwillige inburgeraars geen inburgeringsvoorziening vast.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige een re-integratietraject wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening op de het re-integratietraject wordt afgestemd.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    het voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het zo spoedig mogelijk melden van resultaten van de aangeboden voorziening;

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een voorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen zes weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5. Als redelijkerwijs aannemelijk is, dat een inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, stelt het college een termijn vast waarbinnen het examen gehaald moet worden.

Artikel 8 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Op verzoek van de inburgeringsplichtige kan het college de voorziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening bedoeld in artikel 20, eerste lid en 24b eerste lid van de wet aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aan de inburgeringsplichtige die

    • a.

      onderdelen van het traject al beheerst en met een individueel traject sneller kan opgaan voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen, dan wel sneller een taalkennisvoorziening kan afronden;

    • b.

      met zijn scholingsbehoefte een voorziening wenst die niet past binnen het reguliere aanbod;

  • 2. Het college kan aan andere inburgeringsplichtigen dan bedoeld onder a en b van het eerste lid een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, als hiertoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald, dan wel de vereiste MBO-opleiding moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 62.50 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, wordt verhoogd naar € 125,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt verhoogd naar € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete wordt verhoogd naar € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete wordt verhoogd naar € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1. Bij geconstateerd misbruik van de voorziening wordt het totale bedrag dat door de gemeente beschikbaar is gesteld teruggevorderd.

  • 2. Bij oneigenlijk gebruik van de voorziening wordt de terugvordering afhankelijk gesteld van de ernst van het oneigenlijk gebruik. Een en ander ter beoordeling aan het college.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Overgangsbepaling

  • 1. Voor de inburgeringsplichtige voor wie, door de gemeente Landsmeer, voor 1 januari 2012 een voorziening is vastgesteld, blijven de Verordening Wet Inburgering gemeente Landsmeer 2009 en de ondertekende inburgeringsovereenkomst van toepassing.

  • 2. Voor de vrijwillige inburgeraar voor wie, door de gemeente Landsmeer, voor 1 januari 2012 een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, blijven de Verordening Wet Inburgering gemeente Landsmeer en de ondertekende inburgeringsovereenkomst van toepassing.

Artikel 16 Evaluatiebepaling

Deze verordening wordt in ieder geval drie jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wet Inburgering gemeente Landsmeer 2009.

Artikel 18 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Wet inburgering gemeente Landsmeer 2012’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Landsmeer op 12 december 2011.
De voorzitter, De griffier,

Algemene toelichting

De Wet Inburgering (verder te noemen: de WI) regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over hun mogelijkheden en hun rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Ook hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen, die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen, een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen, die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgerings-voorziening als de taalkennisvoorziening begrepen. 

Als de gemeente ervoor kiest om vrijwillige inburgeraars ook een aanbod te doen, hebben zij recht op dezelfde voorzieningen als hierboven genoemd. De gemeente Landsmeer kiest ervoor om deze groep geen aanbod te doen.

Gemeenten moeten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In deze verordening wordt het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod, als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

In verband met al deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • 2.

    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Het al dan niet aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

  • 5.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet. 

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Dit is geregeld in artikel 3 van de verordening.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgerings-voorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in bijvoorbeeld re-integratieactiviteiten, die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd.

Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:   

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgerings-budget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Vanuit de informerende taak van de gemeente moet zij de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). 

De inburgeringsplichtige moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

De inburgeringsplichtige krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2  De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 WI en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Het tweede lid geeft aan welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening te organiseren. De middelen die zijn gekozen, zijn de middelen die in de huidige praktijk het meest worden gebruikt en het meest efficiënt blijken te werken.

Artikel 3  Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is echter verplicht een inburgerings-voorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgerings-voorziening aan geestelijke bedienaren.

Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgerings-plichtigen. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden aangeboden.

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst in lid 1 en 2 bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Dit wordt geregeld in het derde lid.

In het vierde lid wordt vastgelegd dat de gemeente geen voorziening aanbiedt aan vrijwillige inburgeraars. Wel worden vrijwillige inburgeraars geholpen met informatie over hoe zij zelf hun inburgering vorm kunnen geven.

Artikel 4  De samenstelling van de voorziening

In de verordening worden regels vastgesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Artikel 5  De inning van de eigen bijdrage

In de verordening worden regels gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen (10). Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgerings-plichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.

Artikel 6  Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7  De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit  om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening toe te kennen.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid).

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 8  De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, WI kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget. 

Artikel 9  De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een  beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen, bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 10  De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. De bedragen zijn zoveel mogelijk gelijk getrokken met de bedragen die in de Maatregelenverordening WWB worden gehanteerd.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 11  Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, in dit geval 12 maanden. 

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

De artikelen 10 en 11 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Artikel 12 tot en met 14

Deze artikelen spreken voor zich.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Dit artikel regelt in het eerste lid, dat inburgeringsplichtigen die op basis van de vorige verordening een aanbod hebben gekregen, het traject kunnen afronden op basis van de regels die in de oude verordening zijn gesteld. Dit betreft bijvoorbeeld gezinsvormers en –herenigers die toen wel tot de doelgroep behoorden en die in de nieuwe situatie zelf zorg moeten dragen voor de invulling van het inburgeringstraject.

In het tweede lid wordt geregeld dat de vrijwillige inburgeraars die al gestart zijn, hun traject kunnen afronden.

Artikel 16 tot en met 18

Deze artikelen spreken voor zich.