Regeling vervallen per 08-06-2011

Algemene Subsidieverordening Landsmeer

Geldend van 08-06-2011 t/m 07-06-2011

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Landsmeer

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

b. het college: het college van Landsmeer;

c. de raad: de gemeenteraad van Landsmeer;

d. de gemeente: de gemeente Landsmeer;

e. subsidie: subsidie zoals omschreven in artikel 4:21 van de wet;

f. subsidieplafond: zoals omschreven in artikel 4:22 van de wet;

g. subsidieontvanger: een rechtspersoon, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van een rechtspersoon, naar burgerlijk recht welke tot doel heeft zich zonder winstoogmerk bezig te houden met activiteiten ten behoeve van inwoners van de gemeente Landsmeer;

h. uitvoeringsovereenkomst:een overeenkomst tussen de gemeente en de subsidieontvanger ter uitwerking van de verleningsbeschikking, waarin de subsidieontvanger zich verplicht om de activiteiten te verrichten en de overeengekomen producten en prestaties te leveren waarvoor de subsidie is verleend;

i. begrotingsvoorbehoud: zoals omschreven in artikel 4:34 van de wet;

j. ambtshalve vaststelling: zoals omschreven in artikel 4:47 van de wet;

k. beleidsregels: zoals omschreven in artikel 1:3 van de wet;

l. verdelingscriteria: de criteria voor de verdeling van het daartoe door de raad beschikbaar gestelde subsidiebudget;

m. activiteit: samenhangende werkzaamheden en handelingen gericht op het belang van de gemeente en/of haar inwoners passend binnen het door de raad vastgestelde beleid op één of meer beleidsterreinen zoals vermeld in artikel 1.2 van deze verordening;

n. activiteitenplan: een activiteitenplan zoals omschreven in artikel 4:62 van de wet;

o. prestatie: in het kader van de onderhavige subsidieverordening een geleverd product of activiteit tegen een vooraf afgesproken richtprijs, gericht op meetbare resultaten, die leiden tot of bijdragen aan het realiseren van (beleids)doelstelling(en);

p. waarderingssubsidie: een subsidie voor de activiteiten van een organisatie waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de organisatie maakt en de subsidie die zij ontvangt voor een bepaalde periode en waarvan de hoogte wordt bepaald met behulp van een normbedrag en objectieve kwantitatieve gegevens;

q. budgetsubsidie: een subsidie die op grondslag van gedefinieerde producten en prestaties wordt verstrekt en waarbij een uitvoeringsovereenkomst met de subsidieontvanger wordt afgesloten. Subsidiering geschiedt voor een bepaalde periode;

r. investeringssubsidie: subsidie bestemd voor de eerste aanschaf van inventaris, voor duurzame kapitaalgoederen en/of (ver)bouw van accommodaties.

Artikel 1.2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten

    op de hierna genoemde terreinen:

    Amateuristische kunstbeoefening

    Openbare bibliotheek;

    Lokale Omroep Landsmeer;

    Sport;

    Recreatie en Ontmoeting;

    Stadspas;

    Jeugd- en jongerenwerk;

    Peuterspeelzalen;

    Ouderen;

    Minderheden

    Algemeen maatschappelijk werk;

    Gezondheidszorg;

    EHBO

    Verkeersbrigadiers;

    Dierenambulance;

    Milieu en Natuurbescherming;

    Jaarlijks door de gemeenteraad in de begroting te benoemen terreinen.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      Geldelijke bijdragen in verband met lidmaatschappen van de gemeente;

    • b.

      Geldelijke bijdragen die slechts bedoeld zijn als schenking ten behoeve van een specifieke gebeurtenis of gelegenheid.

Artikel 1.2.1 Beleidsregels

  • 1. In aanvulling op de Algemene subsidieverordening stelt de Raad beleidsregels vast, waarin een opsomming wordt gegeven van de subsidieaanvragers die vallen onder de in artikel 1.2 genoemde terreinen.

  • 2. In de beleidsregels stelt de raad per beleidsterrein (produkt) vast: de doelstelling, de subsidievorm, de subsidienorm, de subsidiecriteria en de verdeelregels.

Artikel 1.3 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks met het vaststellen van de gemeentebegroting de budgetten vast die voor subsidiering van de in artikel 1.2 genoemde terreinen in aanmerking komen en stelt hiermede tevens het subsidieplafond vast.

Artikel 1.4 Bevoegdheden

  • 1. Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies binnen de door de raad gestelde kaders.

  • 2. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college is bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een overeenkomst te sluiten zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

Artikel 1.5 Mandaat aan ondergeschikten

Het college kan haar bevoegdheden bij vaststelling van een mandaatregeling aan een ondergeschikte mandateren.

Artikel 1.6 Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Als het college besluit subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is goedgekeurd door de toezichthouder, is dat onder voorbehoud van beschikbaar komen van voldoende financiële middelen.

  • 2. Artikel 4:34 van de wet is hierop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.7 Meerjarige subsidies

  • 1. Het college kan subsidies verstrekken voor een periode van langer dan één boekjaar tot een maximum van drie jaar.

  • 2. Budgetsubsidies worden vastgesteld voor de gehele subsidieperiode.

  • 3. De grondslagen voor waarderingssubsidies worden eens per 3 jaar, aan het begin van een nieuwe cyclus vastgesteld door de raad.

Artikel 1.8 Maatstaven voor subsidieverlening

  • 1. Subsidiering van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze, in voldoende mate in het algemeen belang van de gemeente worden geacht, passen binnen het geformuleerde beleid en door de gemeenteraad als subsidiabel zijn aangemerkt.

  • 2. Subsidieontvangers die niet statutair gevestigd zijn in de gemeente kunnen slechts in aanmerking komen voor subsidieverlening indien aan de volgende voowaarden wordt voldaan:

    • a.

      het betreft activiteiten waaraan inwoners van de gemeente deelnemen, en

    • b.

      de activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde instelling (zouden kunnen) worden georganiseerd, en

    • c.

      de activiteiten niet reeds (toereikend) worden of werden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan dan wel

    • d.

      de activiteiten zijn gericht op uitwerking van gemeentelijke doelstellingen die een regionaal draagvlak hebben en niet al door een in de gemeente gevestigde instelling (kunnen) worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 2.1 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie dient vòòr 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor de aanvraag en de stukken die bij een aanvraag moeten worden ingediend.

  • 3. De gegevens en bescheiden die genoemd worden in de artikel 4:2 en 4:61 tot en met 4:63 van de wet moeten bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag in ieder geval overlegd worden.

  • 4. Het college kan indien het dit nodig acht ook andere gegevens vragen voor het beoordelen van de subsidieaanvraag.

  • 5. Het college kan indien een aanvraag niet tijdig of onvolledig is ingediend, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen binnen een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen.

Artikel 2.2 Weigeringsgrond

  • 1. Subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet geregelde gevallen geweigerd worden indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente Landsmeer, of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Landsmeer;

    • b.

      de gelden niet, of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

    • d.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Landsmeer;

    • e.

      niet is voldaan aan voorwaarden en/of verplichtingen, die voortvloeien uit eerdere subsidieverlening.

  • 2. Het college is bevoegd ter voorbereiding van de besluitvorming omtrent subsidieverstrekking meerdere aanvragers de gelegenheid te geven een offerte uit te brengen voor het verrichten van van tevoren omschreven activiteiten en/of voor het besteden van een ter beschikking staand budget.

Artikel 2.3 Beslissing op de aanvraag

De beschikking inzake de subsidieverlening wordt afgegeven na goedkeuring van de gemeentebegroting doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaande aan het eerste subsidiejaar.

Artikel 2.4 Bevoorschotting

  • 1. In het besluit tot subsidieverlening kan een besluit omtrent voorschotverlening worden opgenomen. In de beschikking wordt dan het bedrag van het voorschot vermeld, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de wijze waarop het voorschot zal worden betaald.

  • 2. Verleende subsidiebedragen die meer bedragen dan € 10.000,00 worden in ieder geval in termijnen betaalbaar gesteld.

Artikel 2.5 Vaststelling subsidie

  • 1. Vòòr 1 april volgend op het subsidiejaar dient de subsidieontvanger een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. Het college kan een verleende subsidie lager vaststellen, indien:

    • a.

      de prestaties waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zijn verricht;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag op subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten.

  • 3. Het college stelt uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het subsidiejaar de subsidie definitief vast.

  • 4. Indien de subsidieontvanger niet binnen de gestelde termijn een aanvraag tot vaststelling heeft ingediend, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

Artikel 2.6 Eerdere vaststelling

Indien de subsidieontvanger in de loop van de subsidieperiode het terrein van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend naar het oordeel van het college heeft verlaten of de rechtspersoon in de loop van de subsidieperiode wordt opgeheven, kan de subsidieontvanger voor het einde van de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling doen en kan het college op aanvraag dan wel ambtshalve eerder tot vaststelling van de subsidie overgaan.

Artikel 2.7 Wijziging en intrekking

  • 1. Het college kan, zolang de subsidie nog niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken, of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag op subsidieverlening zou hebben geleid; de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten;

    • d.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid van de wet een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Indien sprake is van meerjarige subsidies is lid 1 ook van toepassing bij significante gemeentelijke lastenstijgingen of inkomstenderving vanwege exogene factoren, zulks ter beoordeling van de raad.

  • 3. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijze niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of dit behoorde te weten;

    • c.

      de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 2.8 Betaling

Het vastgestelde subsidiebedrag wordt uiterlijk op 1 oktober van het jaar volgend op het subsidiejaar betaald, onder verrekening van betaalde voorschotten en verrekening van de aan de gemeente toekomende kosten.

HOOFDSTUK 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3.1 Algemene verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger stelt het boekjaar gelijk aan het subsidiejaar, tenzij zij hiervoor van het college schriftelijk ontheffing krijgt.

  • 2. Het college kan bij de subsidieverlening de subsidieontvanger verplichten voor bepaalde rechtshandelingen schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 3. Subsidieontvangers die in overwegende mate of geheel afhankelijk zijn van subsidie van de gemeente Landsmeer moeten vooraf schriftelijke toestemming hebben van het college voor het creëren van een voorziening.

  • 4. Het college kan bij de subsidieverlening aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 5. Het college kan verplichtingen, die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, slechts aan de subsidieverlening verbinden voorzover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 6. Verplichtingen als bedoeld in het voorgaande lid, kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 3.2 Aanvullende verplichtingen

Het college kan naast de bepalingen in deze verordening aanvullende verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet.

Artikel 3.3 Tussentijdse rapportage en onderzoek

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichten tussentijds te rapporteren over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Het college geeft in de subsidievoorwaarden aan hoe en wanneer de tussentijdse rapportage dient te geschieden.

  • 3. De subsidieontvanger brengt de volgende zaken onverwijld ter kennisname van het college:

    • ·

      oprichting van of deelname in een andere rechtspersoon;

    • ·

      wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • ·

      ontbinding van een rechtspersoon;

    • ·

      wijzigingen in de samenstelling van het bestuur;

    • ·

      faillissement, surseance van betaling of ernstige financiële problemen;

    • ·

      andere wijzigingen die van betekenis kunnen zijn voor de subsidierelatie.

  • 4. Indien door of namens de rijksoverheid, provincie of regionale overheidsorganen, na overleg met het gemeentebestuur, of door of vanwege het gemeentebestuur zelf onderzoek wordt gedaan naar uitvoering van gesubsidieerde activiteiten of naar naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen, dan verleent de subsidieontvanger hieraan de benodigde medewerking.

  • 5. De subsidieontvanger wordt door het college zo mogelijk van tevoren op de hoogte gebracht van onderzoeken

HOOFDSTUK 4 AFWIJKENDE BEPALINGEN SUBSIDIESOORTEN

4.1WAARDERINGSSUBSIDIES

Artikel 4.1.1 Algemeen

De waarderingssubsidie is bestemd voor de activiteiten van een organisatie, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de organisatie maakt en de subsidie die zij ontvangt.

Artikel 4.1.2 Grondslag

De hoogte van een waarderingssubsidie wordt bepaald met behulp van een normbedrag en/of objectieve kwantitatieve gegevens.

Artikel 4.1.3 Subsidieaanvraag

  • 1. Naast de gegevens en bescheiden die genoemd worden in de artikel 4:2 en 4:61 tot en met 4:63 van de wet moet bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag in ieder geval overlegd worden:

    -een opgave van het aantal leden per 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de vorm waarin en de wijze waarop de opgave zoals bedoeld in het vorige lid wordt gedaan.

  • 3. Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de subsidieontvanger tevens:

    -een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen en een exemplaar van het huishoudelijk reglement.

Artikel 4.1.4 Beslissing op de aanvraag

Als het college van mening is dat de activiteiten van de subsidieaanvrager voldoen aan de subsidievoorwaarden besluit zij na goedkeuring van de gemeentebegroting doch uiterlijk op 31 december van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd direct tot de vaststelling van de subsidie

4.2BUDGETSUBSIDIES

Artikel 4.2.1 Algemeen

Budgetsubsidies zijn subsidies die op grondslag van gedefinieerde producten en prestaties worden verstrekt.

Artikel 4.2.2 Grondslag

  • 1. De hoogte van de budgetsubsidie wordt voor een bepaalde periode (maximaal drie jaar) vastgesteld.

  • 2. De voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 4.2.3 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor budgetsubsidie dient vòòr 1 april, voorafgaand aan de periode van de (drie) boekjaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 2. Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de subsidieontvanger tevens:

    -een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen en een exemplaar van het huishoudelijk reglement.

  • 3. Bij een verzoek om budgetsubsidie dienen activiteiten van de instelling te zijn omschreven in termen van meetbare prestaties, beoogde resultaten en randvoorwaarden.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen waaraan de aanvraag moet voldoen.

  • 5. Bij de aanvraag voor een budgetsubsidie dient de subsidieontvanger tenminste éénmaal per drie jaar een meerjarenbeleidsplan en jaarlijks een meerjarenbegroting te overleggen.

Artikel 4.2.4 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. In de subsidiebeschikking kan door het college de verplichting worden opgelegd dat de subsidieontvanger tussentijds verslag uitbrengt over de voortgang van de activiteiten dan wel de realisatie van de prestaties.

  • 2. Het college kan aangeven in welke vorm dit verslag opgesteld moet worden.

Artikel 4.2.5 Vaststelling subsidie

  • 1. De aanvraag gaat vergezeld van een verslag van de in het subsidiejaar feitelijk geleverde prestaties, een financieel verslag, een activiteitenverslag en een verantwoording van de overige subsidievoorwaarden.

  • 2. Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt zij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over.

  • 4.3INVESTERINGSSUBSIDIES

Artikel 4.3.1 Algemeen

Investeringssubsidies zijn bedoeld voor de eerste aanschaf van inventaris, kapitaalgoederen en onroerende goederen, waaronder gebouwen en/of de aanpassingen van gebouwen.

Artikel 4.3.2 Grondslag

  • 1. Een investeringssubsidie wordt bepaald aan de hand van de werkelijke kosten die voor de eerste aanschaf inventaris, voor duurzame kapitaalgoederen en/of (ver)bouw van accommodaties noodzakelijk zijn.

  • 2. Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd worden bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4.3.3 Subsidievoorwaarden

Een investeringssubsidie kan slechts worden verstrekt indien aan al de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de subsidieontvanger is statutair gevestigd in de gemeente Landsmeer;

  • b.

    er is sprake van een investering voor een verbouwing;

  • c.

    de investering draagt bij aan een publiekelijke taak;

  • d.

    de subsidieontvanger verplicht zich tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals overeengekomen;

  • e.

    de hogere lasten, die voortvloeien uit de investering dienen uit de eigen exploitatie te worden opgebracht;

  • f.

    het stellen van aanvullende voorwaarden ten aanzien van het gebruik na investering is mogelijk;

  • g.

    de subsidieontvanger draagt zelf naar draagkracht of door middel van zelfwerkzaamheid bij in de noodzakelijk te maken kosten;

  • h.

    de subsidie kan worden teruggevorderd, indien de subsidieontvanger in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Artikel 4.3.4 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag om een investeringssubsidie dient voordat met de (ver)bouw of de aanschaf een begin wordt gemaakt, schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 2. Bij een verzoek om een investeringssubsidie dienen naast de gegevens zoals genoemd in artikel 2.1 in ieder geval de volgende bescheiden overlegd te worden:

    • ·

      een afschrift van de stichtingsakte, de statuten en/of de reglementen, c.q. het ontwerp daarvan, tenzij deze reeds zijn overlegd;

    • ·

      indien het een (ver)bouwplan betreft: een omschrijving van de noodzaak en het doel van het bouwplan, een raming van de kosten, een financieringsplan en voor het eerste jaar na het gereedkomen van de nieuwbouw, c.q. verbouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, een exploitatieopzet en een gebruikersschema;

    • ·

      indien het aanschaffingen betreft: een omschrijving van de noodzaak en het doel van de voorgenomen aanschaffingen, een raming van de kosten en eventuele aanwending van externe financieringsbronnen;

Artikel 4.3.5 Beslissing op de aanvraag

  • 1. De beschikking inzake subsidieverlening wordt afgegeven nadat de raad hiervoor budget beschikbaar heeft gesteld en de toezichthouder hieraan zijn goedkeuring heeft verleend, doch uiterlijk binnen zes maanden, nadat de ontvankelijke aanvraag is ontvangen.

  • 2. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven welk bedrag voor welke kosten wordt verleend en welke voorwaarden verbonden zijn aan de besteding hiervan. Tevens kan in deze beschikking worden bepaald, dat vaststelling van de subsidie plaatsvindt na opgave van de werkelijke kosten.

Artikel 4.3.6 Bevoorschotting

  • 1. In het besluit tot subsidieverlening kan een besluit omtrent voorschotverlening worden opgenomen. In de beschikking wordt dan het bedrag van het voorschot vermeld, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de wijze waarop het voorschot zal worden betaald.

  • 2. Voorschotten kunnen tot maximaal 75% van de verleende subsidie betaalbaar worden gesteld.

Artikel 4.3.7 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. In de subsidiebeschikking kan door het college de verplichting worden opgelegd dat de subsidieontvanger tussentijds verslag uitbrengt over de voortgang van de aanpassing, vervanging en/of verbouwing.

  • 2. Het college kan aangeven in welke vorm dit verslag opgesteld moet worden.

Artikel 4.3.8 Vaststelling subsidie

  • 1. Binnen drie maanden na het gereedkomen van de geplande investeringen dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling te doen door middel van het overleggen van de facturen van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 2. Het college stelt de subsidie vast binnen zes maanden nadat de ontvankelijke aanvraag is ontvangen.

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Artikel 4.3.9 Afschrijvingstermijnen

In het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven welke afschrijvingstermijnen worden gehanteerd.

Artikel 4.3.10 Terugvordering subsidie

  • 1. Bij vervreemding van het bezit (de activa) heeft de subsidieontvanger de verplichting de nog resterende afschrijvingstermijnen van de investeringssubsidie terug te betalen aan de gemeente.

  • 2. De verstrekte subsidie kan in zijn geheel worden teruggevorderd indien de subsidieontvanger in gebreke blijft of gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college kan van het bepaalde in deze verordening afwijken in gevallen waarin toepassing van deze verordening of één van de beleidsregels zoals genoemd in artikel 1.2.1 niet voorziet, tot onbillijkheden leidt of tot situaties leidt waarmee geen aanwijsbaar belang is gediend.

Artikel 5.2 Evaluatiebepaling

Deze verordening wordt in ieder geval 2 jaar na het inwerking treden geëvalueerd.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “ Algemene Subsidieverordening Landsmeer”.

Artikel 5.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2006 en is van toepassing op subsidieaanvragen voor het subsidiejaar 2007 en aanvragen voor het subsidiejaar 2006, die worden ontvangen na de in werking treding van deze verordening.

Artikel 5.5 Overgangsrecht

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidieaanvragen c.q. subsidiebeschikking die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend.

  • 2. De in het eerste lid genoemde beschikkingen worden beoordeeld op basis van de regelingen zoals opgenomen in artikel 5.6.

Artikel 5.6 Intrekken oude regelingen

Gelijktijdig met de inwerking treding van de”Algemene subsidieverordening Landsmeer ” worden ingetrokken:

  • -

    de “Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 1999”;

  • -

    de “Bijzondere subsidieverordening Overige Subsidies”;

  • -

    de “Sportsubsidieverordening” en

  • -

    de “Bijzondere subsidieverordening Amateuristische Kunstbeoefening”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van 29 november 2005.
de griffier, de voorzitter,