Regeling vervallen per 10-03-2015

Re-integratieverordening gemeente Landsmeer 2012

Geldend van 19-12-2012 t/m 09-03-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Re-integratieverordening gemeente Landsmeer 2012

De raad van de gemeente Landsmeer,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

B E S L U I T :

De Re-integratieverordening gemeente Landsmeer 2012 vast te stellen.

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de WWB;

    • b.

      belanghebbenden: personen als bedoeld in artikel 7 en 10 van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 2, 5 en 63 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen (IOAW )en artikel 2, 5 en 63 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ ), voor zover zij jonger zijn dan 65 jaar;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

    • e.

      trajectplan: een ontwikkelgericht plan, toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende waarin opgenomen zijn: klantgegevens, klantprofiel, zoekprofiel, doel van het traject, in te schakelen organisaties en afspraken over ontwikkeltijd, begeleidingstijd en voortgangsrapportage;

    • f.

      werkgever: de persoon tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat;

    • g.

      werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij het arbeidsinschakeling;

    • h.

      werknemer: de persoon die in een dienstbetrekking werkzaam is;

  • 2.

    • a.

      Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader wordenomschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

    • b.

      Alle voorzieningen die in deze verordening worden genoemd zijn, tenzij anders aangegeven, van toepassing op rechthebbenden op de WWB, de IOAW en de IOAZ.

HOOFDSTUK 2. Voorzieningen

Artikel 2 Sociale activering

  • 1. Het college kan aan of ten behoeve van een belanghebbende een subsidie verstrekken dan wel dienstverlening inkopen, waardoor deze persoon in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering.

  • 2. In een trajectplan wordt per individu aan de hand van een diagnose van de situatie van de deelnemer de deelname aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid vastgelegd.

  • 3. Het trajectplan is een onderdeel van de beschikking die het college kan opleggen aan een belanghebbende.

  • 4. Het college laat werkzaamheden in het kader van het trajectplan zoveel mogelijk verrichten door een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

Artikel 3 Sociale activering gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie

Het college kan conform artikel 10a WWB, indien arbeidsinschakeling voor rechthebbenden op de Wet werk en bijstand nog niet mogelijk is, activeringsactiviteiten aanbieden zoals vrijwilligerswerk en andere nuttige maatschappelijke activiteiten om te bevorderen dat de belanghebbende zelfstandig leert deelnemen aan het maatschappelijk leven.

Artikel 4 Sociale activering gericht op arbeidsinschakeling

  • 1. Het college kan voorzieningen aanbieden gericht op arbeidsinschakeling indien daardoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed.

  • 2. Indien een belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie dan kan het college een scholingstraject aanbieden dat tot die kwalificatie leidt.

Artikel 5 Stimulans richting arbeidsmarkt

Het college kan de volgende premies en onkostenvergoedingen toekennen om belanghebbenden te stimuleren bij de arbeidsinschakeling:

  • a.

    Uitstroompremie voltijd: het éénmaal per uitkeringsduur verstrekken van een premie indien duurzame uitstroom naar een voltijdse reguliere baan is gerealiseerd en de belanghebbende gedurende tenminste 6 maanden onmiddellijk voorafgaand een uitkering heeft ontvangen;

  • b.

    Premie deeltijdwerk aanvaarding: in afwijking van het gestelde onder a, kan éénmaal per uitkeringsduur een premie worden verstrekt indien het accepteren van een voltijdse reguliere baan niet reëel is en gedurende tenminste 6 maanden deeltijdwerk verricht is;

  • c.

    Premie of onkostenvergoeding: premie of kostenvergoeding die gebruikt wordt voor de kosten die niet door de werkgever worden vergoed en die kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling dan wel aan een terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt;

  • d.

    Re-integratiepremie: het éénmaal per jaar verstrekken van een premie als een onderdeel van het trajectplan, genoemd in artikel 2 van deze verordening, met goed gevolg is afgerond;

  • e.

    Scholingspremie: een eenmalige premie indien een scholingsjaar of scholing van tenminste 3 maanden met goed gevolg is afgerond en de scholing noodzakelijk wordt geacht voor terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt;

  • f.

    Premie of kostenvergoeding vrijwilligerswerk: het verstrekken van een vergoeding in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk indien dit onderdeel is van het re-integratietraject in het kader van de WWB.

Artikel 6 Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken in de vorm van een op de arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden re-integratiebudget.

  • 2. Onder een persoonsgebonden re-integratiebudget wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 7 Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die, ter bevordering van de arbeidsinschakeling van belanghebbenden, met belanghebbenden een arbeidsovereenkomst sluiten om hen in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de loonkostensubsidie niet kan leiden tot concurrentievervalsing door verdringing van de reguliere arbeidsmarkt.

  • 3. Het college neemt de beleidsaanbeveling van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor loonkostensubsidie in acht.

  • 4. De subsidieverstrekking wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteedt worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

    • b.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • c.

      de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer;

Artikel 8 Zorgvoorzieningen

  • 1. Het college kan zorgvoorzieningen aanbieden voor belanghebbenden die belemmerd worden bij de arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan bijvoorbeeld de volgende zorgvoorzieningen aanbieden:

    • a.

      kinderopvang om de arbeidsinschakeling te bevorderen;

    • b.

      schuldhulpverlening.

HOOFDSTUK 3. Beleid

Artikel 9 Aanspraak op een voorziening

  • 1. Het college besluit over het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling aan belanghebbenden.

  • 2. Het college kan de aanspraak op een voorziening als bedoeld in het eerste lid weigeren indien naar het oordeel van het college een dergelijke voorziening voor het individu niet noodzakelijk is.

Artikel 10 Sluitende aanpak

De belanghebbende als bedoeld in artikel 10 WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ kan een aanvraag indienen voor ondersteuning. Het college beslist of de belanghebbende in aanmerking komt voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

Artikel 11 Beleidsplan

  • 1. Het college stelt een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

    Dit plan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid voor de verschillende doelgroepen en het aangeven van de prioriteit binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

    • c.

      het beleid voor zorg en hulpverlening.

  • 2. Het college geeft in voortgangsrapportages WWB aan de gemeenteraad verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. De rapportages worden samen met de voor- en najaarsnota geagendeerd voor de Raadsvergaderingen.

Artikel 12 Nadere regels

  • 1. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot premies, subsidies en kostenvergoedingen. Daarin wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de uitwerking van de beleidsaanbeveling van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor loonkostensubsidie, zoals genoemd in artikel 7 van deze verordening;

    • b.

      het aantal gesubsidieerde werkervaringsplaatsen en de maximale duur van een werkervaringplaats;

    • c.

      de hoogte, de voorwaarden en het tijdstip van de aan de werkgever te verstrekken loonkostensubsidie;

    • d.

      de gegevens die een werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor loonkostensubsidie;

    • e.

      de vergoeding van de kosten van een geïndiceerd traject ten behoeve van belanghebbenden, niet zijnde uitkeringsgerechtigden;

    • f.

      de hoogte en de voorwaarden van de premies in de gevallen genoemd in artikel 5 van deze verordening;

    • g.

      de samenstelling en de voorwaarden van het persoonsgebonden re-integratiebudget.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot het trajectplan als bedoeld in artikel 2 van deze verordening. Daarin wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de taakstelling, de verdeling van taken en de bevoegdheden bij de uitvoering van trajecten voor sociale activering en werkervaringsplaatsen;

    • b.

      de wijze van totstandkoming en de voorwaarden van de overeenkomst tussen de belanghebbende en de derde die de werkzaamheden genoemd in het trajectplan uitvoert;

    • c.

      de wijze van totstandkoming van het trajectplan en de maximale duur van de voorziening.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen. Daarin wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      welke voorzieningen het college kan aanbieden;

    • b.

      de voorwaarden die worden gesteld bij deelname aan een voorziening voor zover daarover in de wet of in deze verordening geen bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 13 Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1. Het college verbindt, ten aanzien van een belanghebbende voor wie de verplichtingen van artikel 9 WWB, artikel 37 Wet IOAW of artikel 37 Wet IOAZ gelden, het gebruikmaken van een aangeboden voorziening als plicht aan het recht op uitkering.

  • 2. In het trajectplan ten behoeve van andere dan in het eerste lid bedoelde belanghebbenden wordt vastgelegd dat de belanghebbende de kosten van de re-integratievoorziening geheel of gedeeltelijk zal terugbetalen als de voorziening door een gedraging die aan belanghebbende te wijten is voortijdig wordt afgebroken.

  • 3. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening verplichtingen verbinden.

Artikel 14 Beëindiging van voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de WWB, de Wet IOAW en de Wet IOAZ of de verplichtingen die bij of krachtens deze verordening worden gesteld, niet nakomt;

  • b.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB, de Wet IOAW of de Wet IOAZ;

  • c.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

  • d.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • f.

    indien de persoon verhuist naar een andere gemeente.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als strikte toepassing ervan zou leiden tot ernstige onbillijkheid en mits de belanghebbende geen enkel verwijt van nalatigheid in het nakomen van verplichtingen kan worden gemaakt.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Re-integratieverordening gemeente Landsmeer 2012.

Artikel 17 Evaluatie

Deze verordening wordt 3 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot 01-01-2012.

  • 2. Gelijktijdig wordt de Re-integratieverordening gemeente Landsmeer 2012 vastgesteld op 25 oktober 2011 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Landsmeer,
gehouden op 27 november 2012
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,

Algemene toelichting Re-integratieverordening 2012

Re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot een duurzame arbeidsinschakeling. Het doel van re-integratie is dat mensen aan het werk gaan of middels scholing of opleiding, sociale activering en ondersteuning hun kansen op de arbeidsmarkt verbeteren. Voor mensen die een bijstandsuitkering ontvangen is werken in beginsel verplicht. Naast uitkeringsgerechtigden is er ook een groep belanghebbenden die wil werken, maar die niet zelfstandig werk kan vinden of behouden. Deze mensen kunnen gebruik maken van gemeentelijke voorzieningen die hen kunnen helpen een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven.

Wanneer het voor een belanghebbende als bedoeld in de WWB (tijdelijk) niet mogelijk is om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden, is deze nog steeds gehouden aan de re-integratieplicht. Voor rechthebbenden op werkleeraanbod volgens de WIJ is er sprake van een re-integratieverzoek aangezien de belanghebbende zelf een verzoek voor werkleeraanbod doet bij de gemeente. Beide re-integratievormen hebben gemeen dat de re-integratie gericht is om gebruik te maken van door de gemeente aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, en mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

 

Het is aan de gemeente om te beoordelen, mede met behulp van het advies van het UWV WERKbedrijf in welke mate betrokkene op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat een betrokkene ondersteuning nodig heeft bij arbeidsinschakeling. In dat laatste geval is de gemeente verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Aan de vormgeving van en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt de wet geen eisen. De wet verplicht echter de gemeente om bij verordening regels op te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.