Regeling vervallen per 20-07-2017

Bomenverordening 2010 ‘Groene Kaart’

Geldend van 01-10-2010 t/m 19-07-2017

Intitulé

Bomenverordening 2010 ‘Groene Kaart’

De raad van de gemeente Landsmeer;

Besluit: gelezen het voorstel van 25 mei 2010, nummer 2010-57;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Vast te stellen de:

Bomenverordening 2010 ‘Groene Kaart

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van een boomzone of boomstructuur.

  • c.

    boomzone: begrensd gebied met houtopstanden die tezamen een functioneel geheel vormen.

  • d.

    boomstructuur: lijnvormige beplanting van houtopstanden welke een functioneel geheel vormt.

  • e.

    beschermde houtopstand: een houtopstand welke is vastgelegd op de Groene Kaart.

  • f.

    groene kaart: topografische kaart met daarop aangegeven boomzones, boomstructuren en solitaire bomen of boomgroepen, met bijbehorend register.

  • g.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben.

  • h.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • i.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • j.

    Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • k.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Groene Kaart

  • 1. Burgemeester en wethouders hebben een Groene Kaart met beschermde houtopstand vastgesteld. De kaart met bijbehorend register wordt elke vier jaar herzien.

    De kaart en het bijbehorend register bevat een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:

    • 1.

      boomzones;

    • 2.

      boomstructuren;

    • 3.

      bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting en lokale- en toekomstige monumentale bomen;

    • 4.

      publieke houtopstanden.

  • 2. De kaart bevat minimaal de volgende gegevens:

    • ·

      eenduidige, maatvaste inmeting van de beschermde houtopstand;

    • ·

      indeling naar categorieën beschermde houtopstand;

    • ·

      legenda met toelichting.

  • 3. Het bijbehorend register van beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:

     redengevende beschrijving;

     soort boom of bomen;

     standplaats;

     kadastrale gegevens;

     eigendomsgegevens;

     foto’s.

  • 4. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht Burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      eigendomsoverdracht van een beschermde houtopstand;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning;

    • c.

      de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van een beschermde houtopstand in private eigendom.

ARTIKEL 3: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en8 van deze verordening.

ARTIKEL 4: Criteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt slechts bij uitzondering verleend, indien:

    • a.

      Een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstand.

      Bij deze afweging wordt getoetst aan de criteria die zijn opgenomen in het “beoordelingsformulier”;

    • b.

      Alternatieven uitputtend zijn onderzocht;

    • c.

      Naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

ARTIKEL 5: Bijzondere vergunningvoorschriften

  • 1. Aan de vergunning kan het bevoegd gezag bijzondere voorschriften verbinden:

    • a.

      Het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. In het voorschrift wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen;

    • b.

      Het voorschrift dat, indien niet ter plaatse kan worden herplant, een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds;

    • c.

      Het voorschrift tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 2. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 6: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • .

      Overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • .

      Een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 6. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 7: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

ARTIKEL 8: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de boom te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig de behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 9: Bescherming publieke bomen

  • 1. Het is verboden om bomen, die publiek eigendom zijn:

    • .

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • .

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het bevoegd gezag.

ARTIKEL 10: Evaluatie

Deze verordening wordt vier jaar na inwerktreding geëvalueerd.

ARTIKEL 11: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip dat de Wabo in werking treedt. Op dat moment wordt de Bomenverordening 2007 “Groene Kaart”, vastgesteld op 30 oktober 2007, ingetrokken.

ARTIKEL 12: Overgangsrecht

De vergunningaanvragen die zijn ingediend voor de in artikel 11 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening

ARTIKEL 13: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2010 ‘Groene Kaart’.

Kaarten

Groene kaart 2008 A

Groene kaart 2008 B

Groene kaart 2008 C

Groene kaart 2008 D

Groene kaart 2008 E

Groene kaart 2008 F

Groene kaart 2008 G

details bomen

overzichtkaart boomzone groene kaart

Appendix: Bijdrageregeling beschermde houtopstand

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling beschermde houtopstand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodza­kelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van een beschermde boom of -bomen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde beschermde boom, indien het bevoegd gezag een vergunning tot vellen voor deze boom geweigerd heeft.

  • 3.

    Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

    • 1.

      het onderzoek naar de kwaliteit van de beschermde houtopstand en de groeiplaats;

    • 2.

      structurele groeiplaatsverbetering;

    • 3.

      bescherming van de groeiplaats;

    • 4.

      kroonsnoei (herstel  en stabilisatie­snoei);

    • 5.

      kroonverankering;

    • 6.

      herinrichting omgeving ter versterking van het streefbeeld.

  • 4.

    De bijdrage kan worden verleend aan:

    • a.

      De eigenaar van de grond waarop zich de beschermde boom be­vindt;

    • b.

      Een natuurlijk of rechtspersoon die krach­tens een per­soonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de beschermde boom bevindt.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een beschermde boom. Desgewenst kunnen zij hiervoor een schrifte­lijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

ARTIKEL 2: Procedure bijdrageregeling beschermde houtopstand

  • 1.

    Een aanvraag om een bijdrage of dienstver­lening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden inge­diend bij Burge­meester en wethouders.

  • 2.

    De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de beschermde boom bevindt.

  • 3.

    De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door Burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraag­procedure.

ARTIKEL 3: Hoogte van de bijdrage

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen jaar­lijks de bijdra­gen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Zij kunnen een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen die moeten worden verricht ten behoeve van één beschermde boom, één beschermde boomstructuur of één beschermde boomzone.

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten die vooraf door Burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd.

  • 3.

    De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • 1.

      De maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

    • 2.

      De maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitge­voerd;

    • 3.

      De boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden en zich kan ontwikkelen.

  • 4.

    Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door Burge­meester en wethouders nadere voorwaarden worden gesteld.

ARTIKEL 4: Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders is gebleken dat de maatrege­len naar behoren zijn getroffen.

  • 2.

    Binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

ARTIKEL 5: Het vervallen van de bijdrage

  • 1.

    De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

    • 1.

      Degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de beschermde houtopstand te beschikken;

    • 2.

      De beschermde houtopstand teniet is gegaan;

    • 3.

      Niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrage­regeling;

    • 4.

      Niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toe­kenning van de bijdrage;

    • 5.

      De eigenaar een privaatrechtelijke rechts­persoon is, die ontbonden wordt.

  • 2.

    Ingeval de eigendom van de beschermde houtopstand gedeeltelijk overgaat of gedeeltelijk teniet gaat, bepa­len Burgemeester en wethouders of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de beschermde houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering gehouden op 28 juni 2010

De voorzitter, De griffier,

Toelichting

A. Algemene toelichting

De huidige wijziging van de Bomenverordening houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Wabo), de Invoeringswet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Invoeringswet Wabo), het Besluit omgevingsrecht (hierna te noemen: Bor) en de Regeling omgevingsrecht (hierna te noemen: Mor).

Wabo

De Wabo regelt de omgevingsvergunning die in de plaats komt van een reeks vergunningen, ontheffingen of toestemmingen voor het realiseren van een fysiek project. De meest bekende daarvan zijn:

  • ·

    de bouwvergunning;

  • ·

    de aanlegvergunning;

  • ·

    de sloopvergunning;

  • ·

    de monumentenvergunning;

  • ·

    de milieuvergunning;

  • ·

    de kapvergunning.

De Wabo beoogt tegemoet te komen aan het belang van een snelle dienstverlening. Het bevorderen van de tijdige besluitvorming vormt hiervan een onderdeel.

Eén aanvraag; één bevoegd gezag; één loket

De centrale gedachte bij de ontwikkeling van de Wabo is de “één loket gedachte”. Dit houdt in dat de aanvrager één omgevingsvergunning hoeft aan te vragen voor zijn project. De aanvrager geeft aan op welke activiteiten (bouw, aanleg, sloop enz.) zijn aanvraag betrekking heeft. Voor de Bomenverordening betekent dit dat bijvoorbeeld de omgevingsvergunning voor het bouwen en de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand in één verzoek worden aangevraagd.

De omgevingsvergunning wordt vervolgens door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming.

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.

In het Bor worden een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gemaakt. Een minister dan wel het college van gedeputeerde staten wordt in deze gevallen als het bevoegde gezag aangewezen. Deze gevallen zijn aangewezen in artikel 3.3 van de Wabo. Gedeputeerde staten van de provincie is bevoegd gezag indien het gaat om de meer complexere categorieën inrichtingen. Deze zijn specifiek in bijlage I van het Bor omschreven.

Toestemmingsstelsels

Er bestaan verschillende methoden om de toestemmingstelsels (=vergunning en ontheffing) te integreren in de omgevingsvergunning. De toestemmingstelsels die altijd zien op plaatsgebonden activiteiten zijn volledig in de Wabo geïntegreerd; de bestaande toestemmingstelsels in de betreffende wetten of verordeningen vervallen. Het gaat om een procedurele integratie van de verschillende toestemmingstelsels. De inhoudelijke beoordeling vindt gecoördineerd plaats. Dit betekent dat de verschillende toetsingskaders niet zijn geïntegreerd. Het toetsingskader van de Wabo bestaat derhalve uit een optelling van de afzonderlijke toetsingskaders. Deze verschillende toetsingskaders wegen allen even zwaar.

Procedure

In de Wabo is onderscheid gemaakt tussen de reguliere voorbereidingsprocedure en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Slechts op een enkel punt is voor deze beide procedures afgeweken van de reguliere- en de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van de Awb.

Wanneer voor een project meerdere toestemmingen uit de Wabo nodig zijn wordt door de aanvrager één aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvrager kan er echter ook voor kiezen zijn project op te delen in deelprojecten en voor elk van die deelprojecten een afzonderlijke omgevingsvergunning aan te vragen. Het moet gaan om een onderdeel van het project dat fysiek te scheiden is van de andere onderdelen van het totale project. Ook wel de zogenaamde “onlosmakelijke verbondenheid”. Het criterium van de onlosmakelijkheid is neergelegd in artikel 2.7 Wabo. Van onlosmakelijke samenhang is sprake als de activiteiten zien op dezelfde handeling. Het gaat dan om een activiteit die tegelijkertijd ook aangemerkt moet worden als een andere activiteit als omschreven in de artikelen 2.1 en 2.2. van de Wabo. Deze activiteiten overlappen elkaar en zijn niet te scheiden. Zij vormen een en dezelfde handeling die binnen twee of meer activiteitenomschrijvingen vallen. Vanwege de overlap in de activiteitenomschrijvingen is het in deze gevallen niet mogelijk om de handeling op te knippen in deelvergunningen.

Een omgevingsvergunning voor een deelproject geeft de bevoegdheid het deelproject ook daadwerkelijk al uit te voeren. Hieraan bestaat bijvoorbeeld behoefte bij een project waarbij voor de nieuwbouw van woningen grond bouwrijp gemaakt moet worden en/of enkele oude opstallen gesloopt moeten worden wat door verschillende partijen wordt uitgevoerd. De omgevingsvergunning voor het bouwrijp maken en/of het slopen van opstallen kan aangevraagd worden en de werkzaamheden kunnen na het verlenen van dit gedeelte van de omgevingsvergunning ook starten. Vervolgens kan een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen worden aangevraagd. Het gaat om verschillende besluiten waartegen een afzonderlijke rechtsbeschermingsprocedure open staat.

Daarnaast heeft de aanvrager de mogelijkheid om een gefaseerde omgevingsbeschikking aan te vragen. Hij bepaalt zelf welke activiteit wordt gefaseerd. De beoordeling in de eerste fase is erop gericht te onderzoeken of één van de door de aanvrager voorgenomen activiteiten, bijvoorbeeld het oprichten en inwerking hebben van een inrichting, kan worden verricht en dus een gerede kans heeft om een omgevingsvergunning te krijgen. Het betreft een volledige toetsing. Tenuitvoerlegging van een omgevingsvergunning is pas mogelijk nadat ook een omgevingsbeschikking tweede fase is verleend en een volledige vergunning is verkregen. De tweede fase omgevingsbeschikking bevat de noodzakelijke toestemmingen die niet in een eerste fase zijn vergund. Door aanvraag van een omgevingsbeschikking eerste fase kan een financieel risico voor de aanvrager worden beperkt. Hij hoeft in dit geval nog niet aan alle indieningsvereisten te voldoen. Het rechtsgevolg van een eerste fase-beschikking is dat bij de beoordeling van de gedetailleerde aanvraag voor de overige activiteiten (de tweede fase-aanvraag) niet meer getoetst wordt aan de criteria van de eerste fase. De eerste fase-beschikking kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken, indien niet binnen twee jaar nadat deze beschikking is genomen een aanvraag voor een tweede fase-beschikking is ingediend. Beide beschikkingen treden tezamen in werking. Tegen beide beschikkingen staat rechtsbescherming op grond van de Awb open.

De Wabo en de Bomenverordening

De kapvergunning uit de Bomenverordening integreert volledig in de omgevingsvergunning, omdat het om plaatsgebonden activiteiten gaat. Daarom is in artikel 2.2 van de Wabo bepaald dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen.

De Bomenverordening bevat de mogelijkheid om nadere regels te stellen aan de omgevingsvergunning. De Wabo ziet op vergunningen en ontheffingen en niet op nadere regels. Het college blijft hiervoor het bevoegd gezag.

Het inhoudelijke toetsingskader van de omgevingsvergunning inzake de houtopstand is in de verordening bepaald.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:

Begripsomschrijvingen

  • a.

    Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas.Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

    Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn. Beeldbepalende heesters of klimplanten, alsook pasgeplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen aangewezen worden als beschermde houtopstand.

  • b.

    Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

    Andere houtachtige gewassen:

    Boomvormers:Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

    Hakhout:Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

    Houtwal: Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

    (Lint) begroeiing:Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.

    Bosplantsoen:Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.

    Struweel:Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

    Heg:Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.

    Klimplant:Verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten van meer dan twee verdiepingen hoog.

  • c.

    Boomzone. Een begrensd gebied van houtopstanden met een specifieke waarde of kwaliteit, dat een samenhangend geheel vormt. Bijvoorbeeld een landschap, streek, stadsdeel, wijk, plantsoen, begraafplaats, park of buitenplaats.

  • d.

    Boomstructuur. Een verzameling houtopstanden die samen een - al dan niet onderbroken - lijn of andere verbindingsstructuur vormen door het gebied. Bijvoorbeeld laanbomen, lintbegroeiingen, houtwallen, oeverbeplanting, wegbeplanting of dijkbeplanting.

  • e.

    Beschermde houtopstand.Een houtopstand is beschermd indien deze is aangewezen en vastgelegd op de Groene Kaart en de kenmerken zijn beschreven in het bijbehorend Register.

  • f.

    Groene Kaart.Er is bewust gekozen voor een topografische kaart en niet alleen voor een Register van beschermde houtopstanden. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingen vallen eerder op). De Groene kaart met het bijbehorend register zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene) inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene Kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.

  • g.

    Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

    Dunning.Het begrip dunning - velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand – is weggelaten, om te voorkomen dat onder het mom van een vergunningvrije dunning veel meer wordt weggehaald dan het bevoegd gezag bij een normale vergunningaanvraag zou goedkeuren.

  • h.

    Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

  • i.

    Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

De overige begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting

Artikel 2: Groene Kaart

  • 1.

    Monumentale bomen. Bomen van landelijke importantie die zijn vastgelegd in het landelijk Register van Monumentale Bomen, dat wordt beheerd door de Bomenstichting.

    Toekomstig monumentale bomen. Bomen die van lokale importantie zijn of bomen die de mogelijkheid krijgen om uit te groeien tot monumentale bomen (toekomstbomen).

    Publieke houtopstanden. Alle houtopstanden in eigendom van de gemeente of andere publiekrechtelijke instanties (bv. Waterschap, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, provincie) vallen onder het kapverbod. Burgers en belangengroepen zijn sterk betrokken bij bomen in de openbare ruimte en hebben recht op inspraak. Worden publieke bomen uitgezonderd van het kapverbod, dan zal dit vroeger of later tot maatschappelijke onrust leiden.

  • 2.

    Op de Groene kaart is in één oogopslag duidelijk welke boomzones, boomstructuren en solitaire bomen of boomgroepen beschermd zijn en wat hun beschermingsniveau is. Bijvoorbeeld standaard-, standaardplus- en hoogste niveau.

  • 3.

    De redengevende beschrijving is een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als een beschermde houtopstand. Een nauwgezette omschrijving voorkomt niet alleen juridische complicaties, maar creëert tevens draagvlak voor het duurzaam in stand houden van deze houtopstanden. De beschrijving geeft meer inzicht en duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. Daarnaast is de redengevende beschrijving een toetsingskader voor een aanvraag tot ontheffing van het kapverbod, waardoor een besluit beter gemotiveerd en afgewogen kan worden.

Artikel 3: Kapverbod

  • 1.

    Dode houtopstand. Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

  • 2.

    De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

    a. populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    b. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    c. fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    d. kweekgoed;

    e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

    - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

    De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapontheffingplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

Artikel 4:

Criteria

  • 1.

    Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen van een houtopstand genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang. Bij het direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid is bedoeld aan te sluiten bij de bevoegdheden van de Burgemeester op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Indien bouw of aanleg ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de vergunningaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een groot maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een beschermde houtopstand leiden. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

    Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de vergunningaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Artikel 5: Bijzondere vergunningvoorschriften

Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

Artikel 6:

Herplant-/instandhoudingsplicht

Voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.

Financiële herplant. Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de financiële bijdrage. Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.

Artikel 7:

Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze model-verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.

Artikel 8:

Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

C. Toelichting Appendix: bijdrageregeling beschermde houtopstand

Deze bijdrageregeling beperkt zich tot maatregelen voor duurzaam onderhoud, maar men kan de regeling natuurlijk uitbreiden tot reguliere onderhoudsmaatregelen.

Artikel 1:

Bijdrageregeling beschermde houtopstand

  • 1.

    Bewust is gekozen voor expliciet noemen van bomen en andere houtopstanden vanwege de grotere ecologische waarde die bomen en/of heesters juist in samenhang met elkaar vormen.

  • 2.

    Deze volledig nieuwe bepaling is toegevoegd om de mogelijkheid tot positieve benadering van een kapontheffing en bijdrageregeling aan te geven. Soms zal men immers een kapontheffing aanvragen omdat het onderhoud te duur wordt.

  • 3.

    Dit is een niet limitatief bedoelde lijst van maatregelen.

  • 5.

    Soms zal het praktischer en goedkoper zijn als de gemeente zelf bepaalde werkzaamheden verricht. Het verdient aanbeveling een dergelijke beheersovereenkomst of erfdienstbaarheid voor meer jaren aan te gaan en notarieel vast te leggen en in de daarvoor bestemde registers te laten inschrijven, om in geval van een nieuwe eigenaar of andere zakelijk gerechtigde ook tegenover hen een recht op de houtopstand te hebben. Verstandig is het om het kapverbod nog eens expliciet in een dergelijke overeenkomst te vermelden.

Artikel 2:

Procedure bijdrageregeling beschermde houtopstand

  • 4.

    Boomverzorger is verkozen boven boomverzorgingsbedrijf om niet aan het juridische vereiste van een bedrijf/onderneming te hoeven voldoen. De deskundigheid staat immers voorop. De gemeente zal de begroting moeten opstellen bij geringe financiële draagkracht van aanvrager.