Regeling vervallen per 09-08-2019

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2012

Geldend van 11-12-2012 t/m 08-08-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2012

De raad van de gemeente Langedijk; gelezen het voorstel van de griffier van 7 november 2012, nummer 78; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; gelet op het bepaalde in het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2012.

 

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

b. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

c. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

d. Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212;

e. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

f. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;

g. college: het college van burgemeester en wethouders van Langedijk;

h. wethouder: de wethouder, bedoeld in artikel 35 van de Gemeentewet.

i. raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

j. burgerraadslid: lid van een forum, dat niet tevens lid van de raad is;

k. forum: een commissie als bedoeld in artikel 82 hoofdstuk V van de Gemeentewet;

l. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

m. gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet;

n. PDA: een telefoon voorzien van Personal Computer toepassingen.

 

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

  De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde maximum.

 

Artikel 3 Onkostenvergoeding

1. Het raadslid ontvangt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten. Deze vergoeding is gelijk aan het bedrag vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag vermeld in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoeding

1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest, ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

 

Artikel 5 Reiskosten

1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

 

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het presidium. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

 

Artikel 8 iPad en internetverbinding

1. Het college stelt het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een iPad in bruikleen ter beschikking.

2. In afwijking van het eerste lid kan het college op aanvraag een raadslid voor de uitoefening van het raadslidmaatschap gedurende een periode van drie jaar een tegemoetkoming van 30% per jaar van de aanschafwaarde voor de aanschaf van een iPad verlenen. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten en ten hoogste van het bedrag zoals opgenomen in bijlage l.

3. Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de kosten voor een draadloze router voor de in het eerste en tweede lid genoemde iPad. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten en ten hoogste van het bedrag zoals opgenomen in bijlage l.

4. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

5. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

 

Artikel 9 Fietsregeling

1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 11 ompensatie korting werkloosheidsuitkering

1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

 

Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

 

Artikel 12a Ziektekostenvoorziening

1. Het raadslid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten voor een ziektekostenverzekering. Deze tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal kalenderdagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.  

Artikel 12b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

1. De artikelen 2 tot en met 4, 8, 9 tot en met 11 en 12a blijven van toepassing op het raadslid aan wie in gevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

2. De artikelen 1 tot en met 8 en 10 tot en met 12a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat in gevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

 

Artikel 13 Verzekeringen

1. Raadsleden vallen uit hoofde van hun functie onder de algemene aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente.

2. Raadsleden zijn uit hoofde van hun functie verzekerd voor rechtsbijstand.

3. Raadsleden zijn uit hoofde van hun functie verzekerd voor geldelijke voorzieningen bij overlijden, blijvend letsel, materiele schade, kosten geneeskundige behandeling en psychische hulpverlening.

4. De premies van de in het eerste, tweede en derde lid genoemde verzekeringen komen ten laste van de gemeente.

   

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 14 Onkostenvergoeding

1. De wethouder ontvangt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten. Deze vergoeding is gelijk aan het maximumbedrag vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

2. In geval de wethouder een mobiele telefoon of PDA ter beschikking wordt gesteld, als bedoeld in artikel 22, wordt de onkostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid gekort met de component telefoonkosten. De component telefoonkosten bedraagt 9% van de onkostenvergoeding. De berekende korting wordt verminderd met een bedrag van € 25,--.

 

Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer

De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 16 Zakelijke reis- en verblijfkosten

1. Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15, vergoeding verleend voor reis- en verblijfskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt.

De vergoeding betreft:

a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten;

b. bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

c. een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten.

2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder vindt plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.

 

Artikel 17 Dienstauto

1. De wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

2. De dienstauto zonder chauffeur kan door de wethouder ook worden gebruikt voor reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en ten behoeve van nevenfuncties die de wethouder vervult uit hoofde van zijn ambt.

3. Indien de wethouder op grond van artikel 15 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van:

a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;

b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto.

4. Indien de wethouder voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

 

Artikel 18 Buitenlandse dienstreis

1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

 

Artikel 19 Cursus, congres, seminar of symposium

1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het college. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

 

Artikel 20 iPad en internetverbinding

1. Het college stelt de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het wethouderschap een iPad in bruikleen ter beschikking.

2. In afwijking van het eerste lid kan het college op aanvraag een wethouder voor de uitoefening van het wethouderschap gedurende een periode van drie jaar een tegemoetkoming van 30% per jaar van de aanschafwaarde voor de aanschaf van een iPad verlenen. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten en ten hoogste van het bedrag zoals opgenomen in bijlage l.

3. Op aanvraag vergoedt het college de wethouder de kosten voor een draadloze router voor de in het eerste en tweede lid genoemde iPad. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten en ten hoogste van het bedrag zoals opgenomen in bijlage l.

4. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

5. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.  

Artikel 21 Mobiele telefoon of PDA

1. Op aanvraag wordt de wethouder voor uitsluitend de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon of PDA in bruikleen ter beschikking gesteld.

2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

4. Voor zover de beschikbaar gestelde mobiele telefoon of PDA voor privédoeleinden in het buitenland is gebruikt, vindt een verrekening van de gesprekskosten plaats.

 

Artikel 22 Fietsregeling

1. De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 23 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders;

b. verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.  

Artikel 24 Verzekeringen

1. Wethouders vallen onder de algemene aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente.

2. Wethouders zijn uit hoofde van hun functie verzekerd voor rechtsbijstand en bestuurdersaansprakelijkheid.

3. Wethouders zijn uit hoofde van hun functie verzekerd voor geldelijke voorzieningen bij overlijden, blijvend letsel, materiele schade, kosten geneeskundige behandeling en psychische hulpverlening.

4. De premies van de in lid 1 t/m 3 genoemde verzekeringen komen ten laste van de gemeente.

 

Artikel 25 Begeleiding en ondersteuning bij aftreden

1. De wethouder heeft bij aftreden recht op een tegemoetkoming in de kosten voor planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid. Op aanvraag bij het college vergoedt de gemeente de begeleiding en ondersteuning tot een bedrag van 20% van het laatstverdiende salaris van de wethouder.

2. Het college kan de begeleiding ook verplicht opleggen. In dat geval komen de kosten volledig voor rekening van de gemeente.

3. De gemeente sluit een schriftelijke overeenkomst met een (outplacement)bureau of organisatie, welke is aangesloten bij een brancheorganisatie.

4. Eventuele reis-, verblijf- en verwervingskosten komen voor rekening van de gemeente.

 

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor burgerraadsleden

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een forum en haar subforums bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde maximum.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een forum een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een forum:

a. als raadslid of wethouder;

b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de forum tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

 

Artikel 27 Reis- en verblijfkosten

1. Aan het lid van een forum dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de forum is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de forum vergoed. De vergoeding betreft:

a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

 

Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis

1. De gemeenteraad kan een forum uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

 

Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium

1. De kosten van deelname van een burgerraadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2. Het burgerraadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het presidium. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het burgerraadslidmaatschap.

 

Artikel 30 iPad en internetverbinding

1. Het college stelt het burgerraadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het burgerraadslidmaatschap een iPad in bruikleen ter beschikking.

2. In afwijking van het eerste lid kan het college op aanvraag een burgerraadslid voor de uitoefening van het burgerraadslidmaatschap gedurende een periode van drie jaar een tegemoetkoming van 30% per jaar van de aanschafwaarde voor de aanschaf van een iPad verlenen. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten en ten hoogste van het bedrag zoals opgenomen in bijlage l.

3. Op aanvraag vergoedt het college het burgerraadslid de kosten voor een draadloze router voor de in het eerste en tweede lid genoemde iPad. Daarbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten en ten hoogste van het bedrag zoals opgenomen in bijlage l.

4. Het burgerraadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

5. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.  

Artikel 31 Verzekeringen

1. Burgerraadsleden vallen uit hoofde van hun functie onder de algemene aansprakelijkheidsverzekering van de gemeente.

2. Burgerraadsleden zijn uit hoofde van hun functie verzekerd voor rechtsbijstand.

3. Burgerraadsleden zijn uit hoofde van hun functie verzekerd voor geldelijke voorzieningen bij overlijden, blijvend letsel, materiele schade, kosten geneeskundige behandeling en psychische hulpverlening.

4. De premies van de in het eerste, tweede en derde lid genoemde verzekeringen komen ten laste van de gemeente.

 

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 32 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

a. betaling uit eigen middelen of;

b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

 

Artikel 33 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 8, 16, 18, 20, 23, 25, 27, 28 en 30 wordt gebruik gemaakt van een declaratie- of aanvraagformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

2. Het formulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk het burgerraadslid dient het formulier binnen 2 maanden bij de griffier in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. De wethouder dient het formulier binnen 2 maanden in bij de gemeentesecretaris, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

 

Artikel 34 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 16, 18, 19, 23 en 29 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het (burger)raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

3. Het (burger)raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier  en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris.  

Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 35 Intrekking oude regeling

1. De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden gemeente Langedijk, vastgesteld op 24 maart 2009, wordt ingetrokken.

2. De Verordening outplacement gewezen wethouders 2007 wordt ingetrokken.

 

Artikel 36 Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.

2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel werken de artikelen 8, 20 en 30 terug tot 1 november 2012.

3. In afwijking van het eerste lid van dit artikel werken de artikelen 21 en 25 terug tot en met de dag van de beëdiging van de wethouders die op 18 mei 2010 en 12 september 2011 zijn beëdigd.

 

Artikel 37 Overgangsbepaling

1. Het raadslid, onderscheidenlijk het burgerraadslid of de wethouder die op grond van de verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden, vastgesteld op 24 maart 2009, als gevolg van een aanvraag recht heeft op een vergoeding voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software en/of abonnementskosten voor de internetverbinding, behoudt dit recht tot en met 31 maart 2014.

2. Indien de functie van het raadslid, onderscheidenlijk het burgerraadslid of de wethouder voor 31 maart 2014 wordt beëindigd, eindigt de vergoeding op de dag van de beëindiging van de functie.

 

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de
gemeente Langedijk in zijn openbare
vergadering van 27 november 2012. De voorzitter,
drs. J.F.N. Cornelisse De griffier,  
J. van den Bogaerde
 

Bijlage 1

De in deze bijlage genoemde bedragen gelden voor de in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2012 vermelde artikelen.

Artikel 8, 20, 30

Maximale aanschafwaarde iPad       € 540,--

Maximale vergoeding router (eenmalig)      €   75,--

Bijlage 2 Toelichting

ALGEMEEN Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke fora vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en burgerraadsleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en burgerraadsleden. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en burgerraadsleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en burgerraadsleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en burgerraadsleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en burgerraadsleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden. De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie volgende pagina).

Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting-in’ als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen de fietsregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Zij kunnen niet deelnemen aan de fietsregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat).

De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan éénmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. Vergoedingssystematiek

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed:

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed:

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend. Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Tevens is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zo nodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

  ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 begripsomschrijving

In hoofdstuk V van de gemeentewet worden in artikel 82, 83 en 84 een drietal typen commissies benoemd. Voor de gemeente Langedijk zijn voor de commissies die onder de noemer van artikel 83 en 84 vallen afzonderlijke vergoedingsregelingen vastgesteld. In het kader van deze regeling is dus alleen artikel 82 van belang.

De commissieleden, niet zijnde raadsleden, worden in de gemeente Langdijk aangeduid als burgerraadsleden. Dit begrip wordt bij sub j nader gedefinieerd.

Omdat aan wethouders PDA’s beschikbaar worden gesteld en belastingtechnisch het van belang is dat de PDA in de basis een telefoon is, is het begrip nader omschreven. Dit houdt in dat de PDA in principe een telefoon is voorzien van extra PC toepassingen om onderlinge uitwisseling van gegevens eenvoudig mogelijk te maken. Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en burgerraadsleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op drie manieren:

• de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

• de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

• de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Raadsleden die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 10 van deze verordening. Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

• representatie;

• vakliteratuur;

• contributies, lidmaatschappen;

• telefoonkosten;

• bureaukosten, porti;

• zakelijke giften;

• bijdrage aan fractiekosten;

• ontvangsten thuis;

• excursies.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privé telefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25,-. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 25,-- per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten.

In Langedijk hebben de wethouders een dienstverband met een deeltijdpercentage van 90%. Dit is nagenoeg voltijd. Om die reden wordt in het tweede lid van artikel 14 uitgegaan van een component telefoonkosten van 9%. Artikel 5, 6 en 27 reis- en verblijfkosten raads- en burgerraadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en burgerraadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan burgerraadsleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

Tot 2004 werd in de rechtspositiebesluiten verwezen naar, in dit geval, de Reisregeling binnenland en de Reisregeling buitenland zoals die voor de sector Rijk zijn vastgesteld. Sinds 1 januari 2004 is voor wethouders de ‘Regeling rechtspositie wethouders’ en voor burgemeesters de ‘Regeling rechtspositie burgemeesters’ ingevoerd. De vergoedingen in deze regelingen zijn in principe dezelfde als in de genoemde reisregelingen zijn opgenomen, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft door deze specifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op het ambt toegespitste vergoedingen vast te stellen. De huidige regelingen voor burgemeesters en wethouders kennen in beginsel dezelfde bedragen als de rijksregeling. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die is vastgelegd.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en burgerraadsleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders, die, zoals gezegd, overeenkomt met de vergoedingen in de Reisregeling binnenland. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen zou kunnen worden, beperkt. De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- en burgerraadsleden een lokale aangelegenheid die hiermee is vastgelegd.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. Artikelen 18 en 28 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtlijn. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.

Ook gemeenteraden of raadsforums maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadsforums.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 7, 19, 29 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 8, 20, 30 iPad en internetverbinding

Voor de uitoefening van het raadlidmaatschap, het ambt van wethouder of het burgerraadlidmaatschap kan op aanvraag een tegemoetkoming worden verleend voor de aanschaf of het gebruik van een eigen iPad met toebehoren (zoals een beschermhoes en pen). De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en burgerraadsleden.

De gemeente mag aan een wethouder, raadslid en burgerraadslid een computer en dergelijke apparatuur (zoals een iPad) alleen onbelast vergoeden, verstrekken of beschikbaar stellen, als de apparatuur voor 90% of meer zakelijk wordt gebruikt. Als de apparatuur meerdere jaren gebruikt kan worden, mag de gemeente maximaal het bedrag van de jaarlijkse afschrijving onbelast vergoeden (30% per jaar gedurende drie jaar). Als de kostprijs inclusief BTW minder is dan € 450, mag de gemeente het hele bedrag ineens onbelast vergoeden. T.a.v. een iPad gaat de Belastingdienst er echter van uit dat het praktisch onmogelijk is om aannemelijk te maken dat het privé-gebruik (privé-tijd/totale gebruikstijd) onder de 10% blijft.

Om die reden is in de verordening zowel de mogelijkheid opgenomen om de iPad zelf aan te schaffen of om de iPad in bruikleen ter beschikking te krijgen van de gemeente. In het eerste geval kan een vergoeding gevraagd worden voor de aanschaf van de iPad. In dat geval gaat de gemeente er van uit dat de iPad meer dan 10% privé gebruikt wordt en wordt de vergoeding gezien als loon. In de situatie van bruikleen gaat de gemeente er van uit dat de iPad (nagenoeg) volledig zakelijk gebruikt wordt en zal er geen loonheffing ingehouden worden. Door ondertekening van een bruikleenovereenkomst verklaart de wethouder, het raadslid of het burgerraadslid de iPad (nagenoeg) volledig zakelijk te gebruiken.

In de vorige versie van deze verordening was geregeld dat de wethouder, het raadslid en het burgerraadslid de aanschaf van een computer (en randapparatuur) vergoed kon krijgen. Zowel de VNG als de Belastingdienst gaan uit van het in bruikleen ter beschikking stellen van één computer (of iPad) dan wel in de plaats daarvan het verstrekken van een vergoeding voor de aanschaf of het gebruik van één computer (of iPad). Omdat een iPad noodzakelijk is om deel te nemen aan het digitaal vergaderen kan de wethouder, het raadslid of het burgerraadslid met inwerkingtreding van deze verordening géén vergoeding meer ontvangen voor de aanschaf van een computer.

Voor het gebruik van een iPad is draadloos internet noodzakelijk. Daarom komt de aanschaf van een draadloze router ook ten laste van de gemeente.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van burgerraadsleden de toepassing van de opting-in-regeling. Artikel 9 en 22 Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd. Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In de WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden.

Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en burgerraadsleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en burgerraadsleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening. Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en burgerraadsleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding. Artikel 12a Ziektekostenvoorziening

Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald.

Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden resp. betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald.

De tegemoetkoming in ziektekosten is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie voor de inkomensafhankelijke bijdrage. Artikel 12b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging.

Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan. Artikel 13, 24 en 31 Verzekering

De gemeente heeft bij Centraal Beheer Achmea de zogenaamde CollegeBeschermingspolis afgesloten. Deze verzekering bestaat uit twee componenten:

 Rechtsbijstandcomponent

Dit component biedt rechtsbijstand voor wethouders, raads- en burgerraadsleden die hun functie in publiekrechtelijke lichamen (=gemeenten en gemeenschappelijke regelingen) en in privaatrechtelijke rechtspersonen uitoefenen. Dit betekent dat juridisch advies en/of rechtsbijstand wordt verleend als diegene wordt geconfronteerd met bijvoorbeeld:

• Civielrechtelijke aanspraken van derden.

• Schade als gevolg van fysiek geweld door derden.

• Het voeren van verweer tegen aanspraken van derden voortvloeiend uit bestuurdersaansprakelijkheid.  Bestuurdersaansprakelijkheidscomponent

Wanneer degene aansprakelijk wordt gesteld voor schade o.i.d., veroorzaakt tijdens het uitoefenen van een bestuurlijke functie bij een rechtspersoon, is de gemeente hiervoor verzekerd. Ongevallenverzekering – politiek molest Politiek Molest: ongeval door het toedoen van een of meerdere personen die reageren op uw optreden als wethouder. De ongevallenverzekering geldt voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week (dus ook in privé situaties, betreft een secundaire arbeidsvoorwaarde). De verzekering keert uit bij:

• overlijden;

• blijvend letsel;

• geneeskundige behandeling;

• materiële schade;

• psychische hulpverlening. Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reis- en verblijfkosten

Voor wethouders is in artikel 15 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Ingevolge artikel 16 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In het Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 17, tweede lid. Indien voor het gemeentelijk personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt in ieder geval de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen.

Voorbeeld

Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240,--, bestaande uit:

- een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400,-- en

- een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840,--. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,--). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240,-- gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het “bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,--) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270,--.

Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers.   Artikel 18 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt.

(Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede-Kamerstuknummer 30800 VII, nr. 42)

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast. Artikel 22 mobiele telefoon

Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. Artikel 23 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. Artikel 25 Begeleiding en ondersteuning bij aftreden

Vanaf 2010 zijn gewijzigde regels voor de Appa-uitkering van toepassing op alle wethouders die in de colleges zijn benoemd. De maximumduur van de uitkering is verkort van zes jaar naar vier jaar. De leeftijd voor de zogenaamde verlengde uitkering is verhoogd naar 55 jaar. Iedere wethouder heeft bij aftreden een sollicitatieplicht tot

65 jaar, ongeacht of hij is herbenoemd of voor het eerst wethouder wordt. Een wethouder heeft bij aftreden recht op planmatige begeleiding. Een wethouder kan vrijwillig deze ondersteuning aangaan. In dat geval krijgt hij deze vergoed tot een bedrag van 20% van zijn laatstverdiende salaris. De gemeente kan de begeleiding ook verplicht opleggen. In dat geval komen de kosten volledig voor rekening van de gemeente.

De gemeente heeft de uitvoering van de sollicitatieplicht en de planmatige begeleiding gemandateerd aan Raet bv.    

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke forums geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de forum zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de forum zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

In artikel 26, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dit is mogelijk ten aanzien van:

a. een lid van een forum die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de forum voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

b. een lid van een forum ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Gemeente Langedijk heeft ervoor gekozen dit niet aanvullend te regelen. Artikelen 32 t/m 34 De procedure van declaratie

In artikel 32 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 33 en 34 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Artikel 36 Inwerkingtreding

De artikelen die de vergoeding en verstrekking regelen van een iPad werken terug tot 1 november 2012. Vanaf die datum hebben wethouders, raadsleden en burgerraadsleden al een iPad aangeschaft dan wel verstrekt gekregen om zich voor te bereiden op het digitaal vergaderen. De vaststelling van de gewijzigde verordening loopt daar achter aan. Om die reden werken deze bepalingen terug tot 1 november.

De artikelen 21 en 25 werken terug tot de datum waarop de zittende wethouders zijn beëdigd. Artikel 37 Overgangsbepaling

Op grond van de vorige versie van de verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden kon een vergoeding aangevraagd worden voor de aanschaf van een computer en voor het abonnement op een internetverbinding. Deze vergoedingen komen niet meer voor in deze verordening. De wethouders, raads- en burgerraadsleden die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening een recht hadden op bovengenoemde vergoedingen behouden dit recht tot het einde van de huidige raadsperiode (medio maart 2014). Bij de installatie van de nieuwe raad komen deze vergoedingen definitief te vervallen. Nieuwe aanvragen voor deze vergoedingen worden niet meer in behandeling genomen.