Regeling vervallen per 27-10-2011

Delegatiebesluit gemeente Lansingerland

Geldend van 24-04-2009 t/m 26-10-2011

Intitulé

Delegatiebesluit gemeente Lansingerland

De raad van de gemeente Lansingerland;gelezen het voorstel van de Stuurgroep Herindeling van 7 december 2006;gelet op artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet;besluit vast te stellen het:Delegatiebesluit gemeente Lansingerland 2007

Hoofdstuk 1 Algemeen bestuurlijk-juridische zaken

Artikel 1

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het naar voren brengen van zienswijzen en bedenkingen tegen voorgenomen besluiten van bestuursorganen indien deze gelegenheid of dit recht aan de gemeente of het gemeentebestuur toekomt.

Artikel 2

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, welke zijn gericht aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ordening, grondzaken en openbare werken

Artikel 3

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor locaties, die gelegen zijn in een door de raadscommissie geaccordeerd voorontwerp bestemmingsplan, ontwerp bestemmingsplan, stedenbouwkundig plan of andersoortig ruimtelijk plan en mits het desbetreffende vrijstellingsverzoek daarmee in overeenstemming is. De raad ontvangt een afschrift van ieder besluit dat op grond van delegatie van deze bevoegdheid is genomen.

Artikel 3a

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het nemen van een projectbesluit, zoals bedoeld in artikel 3.10, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, mits het betreffende project gelegen is in een door de raadscommissie behandeld voorontwerpbestemmingsplan, stedenbouwkundig plan of andersoortig ruimtelijk plan en mits het desbetreffende verzoek daarmee in overeenstemming is. De raad ontvangt een afschrift van ieder besluit dat op grond van delegatie van deze bevoegdheid is genomen.

Artikel 4

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het weigeren van verzoeken om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 lid 1 WRO.

Artikel 4a

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het weigeren van een projectbesluit, zoals bedoeld in artikel 3.10, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening. De raad ontvangt een afschrift van ieder besluit dat op grond van delegatie van deze bevoegdheid is genomen.

Artikel 5

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het publiceren en ter inzage leggen van het ontwerpbesluit en het naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in de artikelen 80, eerste en tweede lid, van de Onteigeningswet.

Hoofdstuk 3 Personele zaken

Artikel 6

Het college oefent de bevoegdheid tot het uitvoeren van de CAR/UWO en de daaraan verbonden nadere regelingen ten behoeve van de griffier en de medewerkers van de griffie, behoudens voor zover het betreft:- het nemen van besluiten met betrekking tot de aanstelling, overplaatsing, schorsing of het ontslag van de griffier;- het vaststellen van instructies en dienstopdrachten ten aanzien van de griffie;- het verlenen van vakantie en verlof aan de griffier;- besluiten met betrekking tot de ontwikkeling, beoordeling en beloning van de griffier;- het nemen van disciplinaire maatregelen ten aanzien van de griffier.

Artikel 7

De voorbereiding van de in artikel 6 bedoelde besluiten ten aanzien van de griffier die zijn voorbehouden aan de raad, wordt namens de raad uitgevoerd door het Presidium.

Hoofdstuk 4 Publiekaangelegenheden

Artikel 8

Het college oefent de bevoegdheid uit tot het aanwijzen van een huis der gemeente ingevolge artikel 108 juncto 147 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 9

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2 De datum van ingang van de verordening is 1 januari 2007.

  • 3 Per de in het eerste lid genoemde datum vervallen de integrale Delegatiebesluiten van 26 maart 1998 (Berkel en Rodenrijs) en 8 maart 2004 (Bergschenhoek) alsmede de individuele Delegatiebesluiten van Berkel en Rodenrijs van 29 juni 2000 en 27 maart 2003 alsmede de individuele besluiten van Bleiswijk van 9 november 1956, 8 september 1977, 10 november 1977, 27 april 1978, 27 september 1979, 24 januari 1980, 27 november 1980, 23 februari 1984, 22 november 1984, 27 november 1986, 22 oktober 1987, 27 oktober 1988, 23 mei 1991, 17 december 1992, 19 december 1996, 26 juni 1997 en 13 april 2000.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van Lansingerland van 2 januari 2007.De griffier, C.J. van ’t Hart De voorzitter, drs. H.B. Eenhoorn

1 Toelichting Delegatiebesluit gemeente Lansingerland 2007

Artikel 1Diverse wettelijke bepalingen geven aan dat de gemeenteraad indieners van zienswijzen en bedenkingen de gelegenheid moet geven voor een nadere mondelinge toelichting. Hoe de gemeenteraad dit wenst te regelen wordt niet nader bepaald. Aangegeven wordt dat het mogelijk moet zijn een mondelinge toelichting te geven. De wetgever geeft ook niet aan dat sprake moet zijn van hoor en wederhoor. Zoals eerder gezegd, indieners van zienswijzen dient de mogelijkheid te worden geboden om een mondelinge toelichting te geven. Dit kan op zich geschieden door een raadscommissie of de verantwoordelijke portefeuillehouder of ambtenaren van de verantwoordelijke vakdienst. Het horen door een raadscommissie heeft als nadeel dat deze commissie gewoonlijk slechts één keer per maand bijeenkomt. Daarnaast bestaat deze commissie uit een aantal personen waardoor het horen voor een indiener van zienswijzen als onprettig ervaren kan worden. Het horen door de verantwoordelijke portefeuillehouder al dan niet in aanwezigheid van ambtenaren of alleen door ambtenaren is relatief eenvoudig en snel te organiseren.Artikel 2De termijn waarbinnen het bestuursorgaan, in dit geval de raad, moet beslissen op een verzoek om informatie is, gelet op artikel 6 van Wet openbaarheid van bestuur (WOB), twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging van eenmaal twee weken. Reageert het bestuurs-orgaan binnen deze vier weken niet, dan kan de burger dit uitblijven van een reactie, gelet op artikel 6:2 van de Awb, in beroep gaan.Ook hier geldt dat delegatie van deze bevoegdheid aan het college grote voordelen met zich meebrengt. De gemeente kan directer en slagvaardiger optreden. De gemeenteraad wordt minder belast. Voorts loopt de gemeente minder juridische risico’s, omdat termijnen in de Wob erg kort zijn en veelal niet gehaald zullen worden als de raad op deze verzoeken dient te beslissen.Artikel 3Op 3 april 2000 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WR0) in werking getreden. Een van de belangrijkste wijzigingen betrof artikel 19 en 19a WRO en in het bijzonder de bevoegdheid ten aanzien van het verlenen van de vrijstelling. Volgens artikel 19, lid 1 WRO (de zgn. zelfstandige projectprocedure) is de raad bevoegd ten aanzien van het verlenen van de vrijstelling. Tevens is bepaald dat de raad de bevoegdheid omtrent het verlenen van vrijstelling kan delegeren aan burgemeester en wethouders.Volgens artikel 19, lid 2 en 3 WRO zijn burgemeester en wethouders bevoegd ten aanzien van het verlenen van de vrijstelling. Middels de lid 2 procedure kunnen ingevolge provinciale richtlijnen eveneens ingrijpende wijzigingen tot stand komen (zoals bijvoorbeeld woningbouwprojecten). Lid 3 betreft de “kruimelgevallen” ingevolge de richtlijnen van het Rijk, in casu artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening.Een juridische consequentie van artikel 19, lid 1 WRO is de versterking van de rol van de raad, hetgeen meer in lijn is met de Gemeentewet. Artikel 19 en 19a WRO stellen echter termijnen waarbinnen een besluit door de raad en/of burgemeester en wethouders genomen moet worden. Een praktische gevolg hiervan is, teneinde die termijnen te kunnen halen, de afstemming met het vergaderschema van de raad. Er kunnen zich situaties voordoen, waarbij in afwijking van het reguliere vergaderschema, extra raadsvergaderingen op korte termijn gehouden moeten worden.Vanwege deze consequenties is het gewenst het vraagstuk van de bevoegdheid c.q. bevoegdheidsverdeling – in juridisch en praktisch opzicht – helder te regelen met dien verstande dat recht gedaan wordt aan het primaat van de raad.De regeling ziet er als volgt uit:1. de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 lid1 WRO wordt voor locaties, die gelegen zijn in een door de raadscommissie geaccordeerd voorontwerp bestemmingsplan, ontwerp bestemmingplan, stedenbouwkundig plan of andersoortig ruimtelijk plan en mits het desbetreffende vrijstellingsverzoek daarmee in overeenstemming is, door de raad gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.2. de bevoegdheid voor de overige gevallen, waarvoor geen door de raad geaccordeerd beleid is, blijft bij de raad. Indien het college in beginsel van oordeel is dat toepassing van artikel 19 lid 1 WRO voor een dergelijk geval wenselijk is dan zal in het voorbereidingsbesluit aan de raad worden voorgesteld de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling te delegeren aan burgemeester en wethouders.3. de onder de gedelegeerde bevoegdheid genomen besluiten zoals beschreven onder punt 1 worden in de eerstvolgende vergadering van de commissie Ruimte aan de commissie medegedeeld.Artikel 4Dit artikel is voor de praktijk van groot belang. Gemeenten krijgen met grote regelmaat verzoeken om vrijstelling die niet onder de kruimelgevallen van artikel 19 lid 3 WRO vallen, noch onder de bij besluit van Gedeputeerde Staten aan gewezen categorieën van gevallen van artikel 19 lid 2 WRO. Deze verzoeken vallen dan onder artikel 19 lid 1 WRO. Het betreft hier evenwel situaties die veelal zo duidelijk in strijd zijn met de bestemmingsplannen en provinciale kaders, dat vrijwel direct duidelijk is dat deze verzoeken om vrijstelling geweigerd moeten worden. Delegatie van deze bevoegdheid leidt ertoe dat het college deze verzoeken kan afhandelen in plaats van besluitvorming door de raad.Artikel 5Het gaat hier om een procedurele aangelegenheid die in overwegende mate te kwalificeren als voorbereiding en uitvoering die uit oogpunt van doelmatigheid primair door het college afgedaan. Vertraging in de besluitvorming leidt tot vertraging in de onteigeningsprocedures en daarmee de ruimtelijke ontwikkelingen. Dit kan ernstige financiële en andere gevolgen hebben voor de gemeente.Artikel 6 en 7Artikel 1.3a van de CAR/UWO verklaard de raad bevoegd voor de toepassing van deze CAR/UWO-regeling ten aanzien van de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren. De bevoegdheden ten aanzien van met name de medewerkers van de griffie zijn gedelegeerd aan het college. Denk hierbij aan het verlenen van verlof en vakantie, beloningen e.d.Artikel 8De raad heeft de bevoegdheid tot het aanwijzen van nieuwe locaties voor het voltrekken van huwelijken. Een dergelijke aanwijzing is oodzakelijk omdat het Burgerlijk Wetboek voorschrijft dat een huwelijk moet worden voltrokken in het openbaar, in het gemeentehuis. Dit zou betekenen dat er per 1 januari slechts twee trouwlocaties aanwezig zouden zijn nml het bestuurscentrum (raadszaal) in Bleiswijk en het gemeentehuis van Bergschenhoek, terwijl er in Berkel en Rodenrijs geen trouwlocatie zou zijn. Gelijk aan de bewoners van de kernen Bergschenhoek en Bleiswijk, moeten de burgers van Berkel en Rodenrijs de mogelijkheid hebben om in de eigen kern te kunnen trouwen.Artikel 9 .Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet kan de raad aan het college bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Op basis van deze bepaling heeft de raad destijds diverse bevoegdheden aan de colleges van de gemeenten Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek overgedragen middels integrale delegatiebesluiten (Berkel en Rodenrijs van 26 maart 1998; Bergschenhoek van 8 maart 2004). Bleiswijk beschikt niet over een algemeen Delegatiebesluit. Wel heeft de raad in de loop der jaren een aantal individuele delegatiebesluiten genomen. Ook deze worden bij het vaststellen van dit geharmoniseerde delegatiebesluit ingetrokken.Met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden zijn een groot aantal bevoegdheden die in de oude delegatiebesluiten waren opgenomen, bevoegdheden geworden van het college. Deze wijzigingen zijn in onderhavige Delegatiebesluit derhalve komen te vervallen.