Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Lansingerland houdende regels omtrent woonoverlast (Beleidsregels Woonoverlast Lansingerland 2019)

Geldend van 28-11-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Lansingerland houdende regels omtrent woonoverlast (Beleidsregels Woonoverlast Lansingerland 2019)

De burgemeester van de gemeente Lansingerland;

Overwegende dat

op 1 juli 2017 de Wet aanpak woonoverlast in werking is getreden waarbij een nieuw artikel 151d is opgenomen in de Gemeentewet;

op 5 januari 2019 de Algemene Plaatselijke Verordening Lansingerland 2019 (hierna: APV) in werking is getreden;

in artikel 2:79 APV de burgemeester de bevoegdheid is gegeven ten aanzien van woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet om een last onder bestuursdwang op te leggen wegens ernstige en herhaaldelijke overlast;

in de gemeente Lansingerland regelmatig overlast plaatsvindt door personen die de openbare orde verstoren en/of zich schuldig maken aan criminaliteit;

zij hier meerdere malen op zijn aangesproken, maar desondanks het overlastgevende gedrag niet is afgenomen;

ondanks diverse maatregelen de overlastsituatie in bepaalde delen van Lansingerland aanhoudend de aandacht blijft vragen;

deze beleidsregels invulling geven aan de wijze waarop de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik zal maken;

Gelet op

Gelet op artikel 2:79 van de APV, artikel 151 d Gemeentewet en titel 4.3 en 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8 EVRM;

Besluit

Beleidsregel Woonoverlast Lansingerland 2019 vast te stellen.

Artikel 1. Beoordelingscriteria ernstige en herhaaldelijke hinder

Ernstige hinder

Er is naar het oordeel van de burgemeester sprake van ‘ernstige hinder’ als: één of meer omwonenden in of in de directe leefomgeving van hun eigen woning in ernstige mate last hebben van de hinder en de hinder een grote negatieve impact heeft op de leefbaarheid in hun woonomgeving. Deze hinder moet aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk zijn 1 .

Herhaaldelijke hinder

Er is naar het oordeel van de burgemeester sprake van ‘herhaaldelijke’ hinder als de hinder aanhoudt of een terugkerend karakter heeft (wat niet noodzakelijkerwijs hetzelfde is als ‘hinder zonder onderbreking’) en de incidenten volgen elkaar op ondanks interventies.

De burgemeester geeft geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

Ernstige en herhaaldelijke hinder

Bij de beoordeling of sprake is van ‘ernstige en herhaaldelijke hinder’ worden in ieder geval de volgende aspecten, in samenhang, betrokken:

  • a.

    de soort hinder 2 ;

  • b.

    de frequentie en de intensiteit van de hinder;

  • c.

    de effecten van de hinder op de leefbaarheid van de omgeving;

  • d.

    de locatie specifieke omstandigheden.

Artikel 2. Andere geschikte wijze

Uitgangspunt bij de beoordeling of de ernstige en herhaaldelijke overlast niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan is, dat (eerst) andere passende en minder ingrijpende middelen worden ingezet 3 . Pas wanneer deze middelen niet leiden tot beëindiging of vermindering van de ernstige en herhaaldelijke hinder, kan de burgemeester overgaan tot oplegging van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Het opleggen van de last is een ‘ultimum remedium’.

De burgemeester beoordeelt per geval of de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan en of voldoende passende en minder ingrijpende middelen zijn ingezet die niet of onvoldoende hebben geleid tot beëindiging of vermindering van de overlast. De burgemeester gaat hierbij in ieder geval na of:

  • a.

    er andere wettelijke bevoegdheden of instrumenten ingezet kunnen worden die passend zijn;

  • b.

    bemiddeling of mediation een oplossing biedt of kan bieden;

  • c.

    er aanleiding bestaat om zorg of hulp in te zetten, bijvoorbeeld omdat er sprake is van schulden, psychische problemen, verslaving, strafbare feiten of andere problematiek.

Artikel 3. Stappenplan

Voordat een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom wordt opgelegd, worden de stappen in het bijgevoegde ‘Stappenplan aanpak woonoverlast’ doorlopen. De burgemeester kan afhankelijk van de aard en de ernst van de situatie besluiten tot het overslaan van één of meerdere stappen. Ook kan het, afhankelijk van de situatie, noodzakelijk zijn om extra stappen toe te voegen.

Artikel 4. Bestuursdwang of dwangsom en tijdelijk huisverbod

Artikel 5:32, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen de mogelijkheid om in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Ingevolge het tweede lid wordt voor een last onder dwangsom niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.

Als uitgangspunt geldt dat de burgemeester eerst een last onder dwangsom oplegt en pas daarna, indien de last onder dwangsom niet het gewenste effect heeft, een last onder bestuursdwang. De burgemeester kan van dit uitgangpunt afwijken, bijvoorbeeld indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. Afhankelijk van de situatie wordt de hoogte van de dwangsom bepaald.

Het tijdelijk verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, zoals bedoeld in artikel 151, derde lid, van de Gemeentewet, geldt als uiterst middel.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Woonoverlast Lansingerland 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Lansingerland 5 november 2019,

De burgemeester van Lansingerland,

P.H. van de Stadt

Bijlage 1. Stappenplan aanpak woonoverlast

Stap 1: Melding of signalering

Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast zelf rechtstreeks melden bij de gemeente. Het kan ook zo zijn dat de gemeente, de politie, een woningcorporatie of één van de samenwerkingspartners van de gemeente mogelijke situaties van ernstige woonoverlast signaleert of rapporteert.

Een verzoek om handhaving kan worden afgewezen indien de verzoeker nalaat om gegevens te verstrekken waaruit een redelijk vermoeden van ernstige en herhaaldelijke overlast voortvloeit.

Stap 2: Verificatie

Signalen of meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, buitengewoon opsporingsambtenaren of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen kan daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen.

De burgemeester kan alleen een maatregel opleggen wanneer aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk is dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van “ernstige en herhaaldelijk hinder” als bedoeld in artikel 2.79, eerste lid, van de APV.

Stap 3: Dossiervorming en afstemming

Om rechtmatig en effectief in te kunnen grijpen bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast moet een dossier worden aangelegd. Het dossier kan, afhankelijk van de situatie, onder meer de volgende informatie bevatten:

meldingen/klachten van omwonenden;

waarnemingen van toezichthouders en opsporingsambtenaren (processen-verbaal, rapportages, meetverslagen);

adviezen/bevindingen van hulpverleningsinstanties; en

bestuurlijke meldingen/rapportages van de politie (“sfeerrapportages”).

De burgemeester voert de regie en ziet erop toe dat het noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. De aanpak van woonoverlast kan bij multidisciplinaire problematiek onderdeel uitmaken van een integrale aanpak.

De burgemeester zorgt ervoor dat relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, worden gebundeld in een dossier.

Stap 4: Inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen

Met het oog op de-escalatie, het normaliseren van verhoudingen en het tegengaan van de ernstige en herhaaldelijke woonoverlast, krijgt de burgemeester een integraal voorbereid ambtelijk advies. Aan de hand van dit advies zal beoordeeld worden welke interventie of maatregel passend is. Welke vorm van interventie of maatregel mogelijk en passend is, is geheel afhankelijk van de concrete situatie.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom is een ‘ultimum remedium’. Daarom wordt eerst beoordeeld of er geen andere geschikte wijze is om de overlast tegen te gaan. Zie ook artikel 2 van deze beleidsregels.

Er geldt in beginsel een voorkeursvolgorde. Uitgangspunt is dat een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke bevoegdheden of instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat leidt (het effectief tegengaan van de ernstige en herhaaldelijke woonoverlast). De opbouw, van licht naar zwaar, is op hoofdlijnen als volgt:

  • een “goed gesprek”,

  • de inzet van buurtbemiddeling of mediation,

  • het inzetten van hulp of zorg passeert in geval van schulden, psychische problemen, verslaving, strafbare feiten of andere problematiek als eerste de revue,

  • indien mogelijk, wordt in dergelijke gevallen hulp of zorg ingezet binnen de daarvoor geldende kaders,

  • mogelijke inzet van andere wettelijke bevoegdheden of instrumenten,

  • een schriftelijke waarschuwing, eventueel voorafgegaan door een waarschuwingsgesprek,

  • het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang (gedragsaanwijzing).

Verwarde en/of kwetsbare personen

Om overlast door kwetsbare en/of verwarde personen doeltreffend aan te pakken is het van belang dat de juiste zorg en begeleiding wordt geleverd. Daarom is er afstemming met de diverse zorgpartners. Primaire inzet bij verwarde en/of kwetsbare personen is het inzetten van zorg of hulp. Indien de inzet van zorg of hulp de overlast niet doet beëindigen of verminderen of de zorg of hulp door de betrokkene wordt geweigerd, dan kan overgegaan worden tot het opleggen van een gedragsaanwijzing. Er kan alleen een gedragsaanwijzing worden opgelegd aan een kwetsbare en/of verwarde persoon, als het in het vermogen van de betrokkene ligt om de gedragsaanwijzing op te volgen.

In het geval van gevaarzetting als gevolg van een geestesstoornis bestaan er mogelijkheden om een persoon gedwongen zorg op te leggen (vanaf 1 januari 2020 geregeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang).

Stap 5: Opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang

Het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang betreft een herstelsanctie als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onder b, van de Awb. Wanneer hiertoe wordt overgegaan, wordt de hiervoor in de Awb voorgeschreven procedure in acht genomen.

De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is dat het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om tijdig aan de last te kunnen voldoen.

Stap 6: Controle op de naleving en vervolg

Het toezicht op de naleving wordt onder meer uitgevoerd door gemeentelijk toezichthouders en ambtenaren van de politie (zie artikel 6.2 van de APV). Indien zij constateren dat de gedragsaanwijzing niet (geheel) wordt opgevolgd of anderszins niet voldaan wordt aan de opgelegde last, dan wordt overgegaan tot invordering van de van rechtswege verbeurde dwangsom of het uitvoeren van de last onder bestuursdwang. De kosten daarvan worden verhaald op de overtreder.

Als de bestuurlijke sanctie is uitgewerkt en de overlast duurt voort, dan wordt beoordeeld of het opleggen van een nieuwe bestuurlijke sanctie nodig is. Indien nodig wordt ingezet op het ‘’ultimum remedium’’ uit artikel 151d, derde lid, van de Gemw: het tijdelijke huisverbod.


Noot
1

ECLI:NL:RBZWB:2019:3010

Noot
2

In de praktijk van woonoverlast komt hinder in alle vormen voor. Onder hinder wordt onder andere verstaan: het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, hinder van dieren, het onthouden van licht en lucht, hinder van bezoekers of tijdelijk aanwezige personen. De burgemeester kan tegen alle vormen van hinder optreden, met inachtneming van bovengenoemd kader en in het beleid opgenomen waarborgen. Optreden tegen ernstige en herhaaldelijke hinder betreft maatwerk en is afhankelijk van plaats, tijd, context en omstandigheden.

Noot
3

De aanpak van woonoverlast is een ketenaanpak. Dat houdt in dat verschillende partners in netwerkverband betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. Elke ketenpartner heeft in het netwerk een eigen rol en bevoegdheden. Een multidisciplinaire aanpak is nodig bij casuïstiek die niet door één ketenpartner kan worden aangepakt, omdat de partner niet beschikt over voldoende bevoegdheden en expertise om de betreffende overlast gericht aan te pakken.