Beleidsregels krediethypotheek en geldlening WWB 2012

Geldend van 28-04-2012 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Beleidsregels krediethypotheek en geldlening WWB 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren heeft de Beleidsregels krediethypotheek en geldlening WWB 2012 vastgesteld.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. De wet: de Wet werk en bijstand;

2. Belanghebbende: de persoon die recht heeft op algemene bijstand op grond van de wet;

3. Geldlening: geldlening als bedoeld in artikel 50, lid 2 van de wet;

4. Krediethypotheek: een te vestigen recht ter meerdere zekerheid op registergoederen;

5. Stil pandrecht: een te vestigen recht ter meerdere zekerheid op niet-registergoederen;

6. Woning: woning als bedoeld in 50 lid 1 en artikel 3, lid 6 van de wet;

7. Het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Hoogte geldlening

De geldlening bedraagt ten hoogste de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden.

Artikel 3 Krediethypotheek

  • 1 De algemene bijstand voor de belanghebbende die eigenaar is van een woning, heeft de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek indien de overwaarde in de woning, na toepassing van de vermogensvrijlating van artikel 34, tweede lid, onder d WWB, hoger is dan € 10.000,00.

  • 2 Indien het in de situatie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel niet mogelijk is een hypotheek te vestigen, dan wordt pandrecht gevestigd.

  • 3 Als de algemene bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek als bedoeld in het eerste lid, wordt daartoe meegerekend de eventuele bijstand voor de kosten genoemd in artikel 5, tweede lid van deze regeling.

  • 4 Als de verwachting bestaat dat de woning binnen korte tijd verkocht kan worden, dan kan onder toepassing van artikel 48, tweede lid, aanhef en onder a WWB de bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 4 Medewerkingsplicht

  • 1 Bij verlening van de algemene bijstand onder verband van hypotheek of pandrecht wordt aan de belanghebbende telkens de verplichting opgelegd dat hij meewerkt aan de vestiging van de hypotheek of het stil pandrecht.

  • 2 Het niet verlenen van de medewerking als bedoeld in het eerste lid heeft tot gevolg dat de in de vorm van een geldlening verleende uitkering wordt teruggevorderd.

Artikel 5 Vaststelling waarde woning

  • 1 Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een taxateur voor onroerende zaken die door het college in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen.

  • 2 De kosten verbonden aan de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, het opmaken van de akte van pandrecht, inschrijving van het pandrecht in de registers van de Inspectie der Registratie en Successie van de Belastingdienst, evenals de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. De eventuele uitkering voor deze kosten wordt aangemerkt als bijzondere bijstand

Artikel 6 Voorwaarden

  • 1 Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden genoemd in artikel 7 en artikel 8 van deze richtlijnen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte of akte van pandrecht.

Artikel 7 Aflossing en rente geldlening

  • 1 De aflossing van de geldlening vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 2 Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld overeenkomstig de draagkrachtberekening voor bijzondere bijstand zoals is vastgelegd in de richtlijnen bijzondere bijstand.

  • 3 Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet, wordt geen aflossing gevergd.

  • 4 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt het college, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 5 Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vierde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 6 Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode in verzuim is met het voldoen van de vastgestelde aflossingen, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is de wettelijke rente verschuldigd over de achterstallige aflossingstermijnen gedurende de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest.

  • 7 Over een rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 8 Verkoop woning

  • 1 Bij verkoop, overdracht of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 6, lid 6 bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2 Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het vierde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3 Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 9 Tussentijdse herbeoordeling geldlening

  • 1 Gedurende de periode van bijstandsverlening vindt herbeoordeling van de hoogte van de geldlening plaats indien de WOZ-waarde van de woning met tenminste 50 procent is gestegen ten opzichte van de WOZ-waarde van de woning ten tijde van de verstrekking van de geldlening dan wel vaststelling van de krediethypotheek.

  • 2 Indien de situatie als omschreven in het eerste lid zich voordoet, wordt onder toepassing van deze richtlijnen een nieuwe geldlening verstrekt.

  • 3 Voor woningen, waarvoor geen WOZ-waarde wordt vastgesteld, vindt éénmaal in de 10 jaar een herbeoordeling van de waarde plaats, waarbij dezelfde uitgangspunten en criteria gelden als in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 10 Opnieuw recht binnen twee jaar

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of akte van pandrecht.

Artikel 11 Opgave stand van de geldlening en rentevorderingen

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

Artikel 12 Afwijking en niet voorzien

  • 1 Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze regeling, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

  • 2 In gevallen, waarin deze richtlijnen niet voorzien, beslist het college.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de 8e dag na vaststelling door het college en werken terug tot en met 1 januari 2012.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels krediethypotheek en geldlening 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 20 maart 2012.

Bijlage Bijlagen

Beleidsregels krediethypotheek en geldlening WWB 2012, Toelichting

Beleidsregels krediethypotheek en geldlening WWB 2012, Artikelsgewijze toelichting