Regeling vervallen per 01-01-2015

Verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007

Geldend van 21-02-2007 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007

Inleiding

Verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007

Dit verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 is gebaseerd op het verstrekkingenboek Wet voorzieningen gehandicapten 2006. In feite is vrijwel het gehele verstrekkingenboek Wet voorzieningen gehandicapten gemeente Leerdam 2006 onverkort overgenomen in dit verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007. Vanwege het korte tijdstraject vanaf de vaststelling van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007 is het niet mogelijk gebleken om naast het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007 ook het verstrekkingenboek geheel toe te spitsen op de Wet maatschappelijke ondersteuning. Om die reden is ervoor gekozen het verstrekkingenboek Wet voorzieningen gehandicapten gemeente Leerdam 2006 ook onder de Wet maatschappelijke ondersteuning te hanteren en vast te stellen als verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007. Daar waar in dit verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007 wordt afgeweken van bepalingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007 gelden de bepalingen in de genoemde wet, de verordening en het besluit. Zo betekent dat onder andere dat daar waar gesproken wordt over een gemeentelijke zorgplicht de bepalingen over de compensatieplicht voorgaan. En dat daar waar verwezen wordt naar het financiële besluit voor financiële vergoedingen en eigen bijdragen moet worden gekeken naar het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leerdam 2007. Dit zijn slechts enkele voorbeelden: er zijn ook andere denkbaar.

Nieuw ten opzichte van het verstrekkingenboek Wet voorzieningen gehandicapten gemeente Leerdam 2006 is de toevoeging van bijlage 2. Daarin wordt ingegaan op hulp bij het huishouden.

Verstrekkingenboek Wet voorzieningen gehandicapten gemeente Leerdam 2006

Volgens de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) draagt het gemeentebestuur zorg voor de verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen teneinde te bewerkstelligen dat de in de gemeente woonachtige gehandicapten met behulp van die voorzieningen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en/of zich binnen of buiten de woning kunnen verplaatsen. De Wvg is een raam- of kaderwet, waarin minimale eisen en voorwaarden zijn opgenomen. Elke gemeente moet de regels voor de uitvoering van de Wvg vastleggen in een gemeentelijke verordening, dit met inachtneming van de bepalingen in de Wet.

Dit verstrekkingenboek is een aanvulling op de gemeentelijke verordening en bevat beleid- en uitvoeringsregels voor de toepassing van de verordening. Deze regels zijn de richtlijnen waarlangs de voorzieningen worden verstrekt. Samen met de verordening vormt dit verstrekkingenboek het kader op grond waarvan gehandicapten aanspraak kunnen maken op Wvg-voorzieningen.

Doelstelling

Het verstrekkingenboek is geschreven om het beleid van de gemeente inzichtelijk te maken voor iedereen, die betrokken is bij of geïnteresseerd is in de manier waarop de gemeente uitvoering geeft aan de Wvg.

Mede op basis van het beleid zoals weergegeven in de verordening en dit verstrekkingenboek, wordt beoordeeld of iemand aanspraak kan maken op een voorziening vanuit de Wvg.

Het is mogelijk dat Burgemeester en Wethouders (B & W) gebruik maken van de hardheidsclausule. Dat betekent dat zij in bijzondere gevallen binnen de grenzen van de verordening kunnen afwijken van de verordening, dit ten gunste van de gehandicapte en/of de woningeigenaar. Zij zullen hiertoe besluiten indien toepassing van de verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders leidt tot ‘onbillijkheden van overwegende aard’. Voorafgaand aan de toepassing van de hardheidsclausule zullen burgemeester en wethouders over het algemeen besluiten eerst advies in te winnen alvorens een besluit te nemen.

Inhoud/leeswijzer

Het verstrekkingenboek is onderverdeeld in vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de algemene beleidsregels voor de verstrekking van Wvg-voorzieningen beschreven, gevolgd door een beschrijving van de procedures in hoofdstuk twee. Vervolgens wordt in de hoofdstukken drie, vier en vijf toegelicht hoe de gemeente omgaat met het verstrekken van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Per voorziening wordt beschreven welke beleidsregels worden gehanteerd voor het verstrekken van een adequate voorziening.

Het verstrekkingenbeleid van de gemeente is een dynamisch geheel. Inzichten over toepassing van het beleid, technische ontwikkelingen op het gebied van voorzieningen en rechtspraak (jurisprudentie) kunnen leiden tot aanpassing van dit beleid.

Vermelding jurisprudentie

Op een aantal plaatsen in dit verstrekkingenboek wordt verwezen naar relevante jurisprudentie. Deze jurisprudentie is op te zoeken via www.rechtspraak.nl

1. De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)

1.1. Zorgplicht van gemeenten

Het gemeentebestuur draagt zorg voor de verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen om te bewerkstelligen dat gehandicapten [1] die in de gemeente wonen, met behulp van die voorzieningen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en/of zich binnen of buiten de woning kunnen verplaatsen. De zorgplicht beperkt zich tot Nederlanders en legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen. Dit zijn vreemdelingen die beschikken over één van de volgende (geldige) documenten; vestigingsvergunning, verblijfsvergunning, een afhankelijke verblijfstitel of een toelating als vluchteling.

De zorgplicht is niet van toepassing op gehandicapten die verblijven in AWBZ-erkende instellingen [2]. Hierop zijn echter de volgende uitzonderingen:

  • -

    Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen/ vervoersvoorzieningen

  • Bewoners van AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben, kunnen in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening vanuit de Wvg.

  • -

    Voor bewoners die verblijven in een AWBZ-erkende instelling en die geen recht hebben op verstrekking van een rolstoel ingevolge de AWBZ is de gemeente verplicht rolstoelen te verstrekken. Het gaat daarbij om verzekerden die in een AWBZ-instelling verblijven en geen behandeling in de instelling ontvangen. Alléén als de verzekerde verblijf én behandeling door dezelfde instelling ontvangt dan wordt de rolstoel verstrekt vanuit de AWBZ.

In de verordening en het verstrekkingenboek wordt geconcretiseerd welke voorzieningen behoren tot de zorgplicht van de gemeente en welke beleidsregels worden gehanteerd bij het verstrekken van deze voorzieningen.

1.2. Uitgangspunten Wvg

In deze paragraaf worden de algemene uitgangspunten van de Wvg beschreven. Deze uitgangspunten zijn van toepassing op alle voorzieningen die in het kader van de Wvg worden verstrekt.

1.2.1. Verantwoorde voorzieningen

Verantwoorde voorzieningen zijn, volgens artikel 3 van de Wet voorzieningen gehandicapten, voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend. Hiervan is sprake als:

  • -

    de voorziening de belemmering opheft of, als dat onmogelijk is, de belemmering vermindert en de mogelijkheid biedt deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer;

  • -

    de voorziening toegesneden is op de handicap(s) van de cliënt en diens individuele omstandigheden;

  • -

    de toegekende voorziening de mogelijkheid biedt om normaal van de woning gebruik te maken (in paragraaf 3.1.2. wordt beschreven wat hieronder wordt verstaan).

  • -

    de toegekende voorziening de mogelijkheid biedt om in aanvaardbare mate deel te nemen aan het leven van alledag (zie voor een beschrijving paragraaf. 4.1.)

  • -

    De voorziening gericht is op een aanzienlijke versterking van de zelfstandigheid en zelfregie van de aanvrager.

  • -

    De cliënt met de toegekende voorziening de verschillende sociale rollen zo veel mogelijk kan vervullen, zoals bijvoorbeeld de rol van partner en ouder.

1.2.2. Gehandicapte

De Wvg richt zich op gehandicapten. Volgens artikel 1 lid 1 sub a van de Wet voorzieningen gehandicapten zijn dit personen die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen hebben en belemmeringen ondervinden op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen.

1.2.3. Goedkoopst adequaat

Zoals vermeld in artikel 1.2, lid 2 sub c van de verordening dienen voorzieningen boven alles adequaat te zijn. Hiervan is sprake als een voorziening of een combinatie van voorzieningen, de belemmeringen die de gehandicapte op een bepaald gebied ondervindt wegneemt, of als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk vermindert. Indien meerdere voorzieningen als adequaat kunnen worden aangemerkt, wordt gekozen voor de goedkoopste voorziening, dan wel in samenhang met andere voorzieningen die tot de goedkoopst adequate oplossing leidt.

Bij toepassing van bovenstaande regels wordt als volgt rekening gehouden met de persoonlijke wensen van de cliënt:

  • -

    Als twee gelijke voorzieningen ongeveer even duur zijn, mag de cliënt kiezen.

  • -

    Als de gehandicapte de voorkeur geeft aan een duurdere uitvoering van de (goedkoopst adequate) voorziening dan mag hiervoor worden gekozen, mits de gehandicapte het prijsverschil zelf (vooraf) bijbetaalt. De risico’s die hieraan verbonden zijn, zijn voor de cliënt. Als er prijsverschil zit in het onderhoud tussen de goedkopere en de duurdere voorziening, dan betaalt de cliënt als hij kiest voor de duurdere uitvoering de hogere onderhoudskosten.

Bij verstrekking van Wvg-hulpmiddelen gelden bovendien de volgende regels:

  • -

    De keuzevrijheid is beperkt tot de Wvg-hulpmiddelen die door de leverancier in huur aan de gemeente kunnen worden verstrekt.

  • -

    Ten aanzien van de Wvg-hulpmiddelen heeft de cliënt keuze uit het aanbod van de, door de gemeente aangewezen, leverancier(s).

Conform artikel 2.8, lid 1, onder d, van de verordening geldt ten aanzien van de keuzemogelijkheid bij woningaanpassing en woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en/of woontechnische aard dat de voorziening pas wordt verstrekt als er voldoende financiële middelen aanwezig zijn om de kosten te betalen van het, niet door de gemeente bekostigde, deel van de voorziening.

1.2.3.1. Vergoeding van meerkosten

Bij de vergoeding van voorzieningen in het kader van de Wvg zal het, in het algemeen, gaan om ‘meerkosten’. Dit wil zeggen dat alleen de kosten die de gehandicapte ‘meer’ heeft dan de niet-gehandicapte in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming. Dit speelt met name bij voorzieningen die op zich algemeen gebruikelijk zijn maar die voor de gehandicapte duurder zijn, omdat het gaat om een bijzondere (op de handicap aangepaste) uitvoering. Een voorbeeld daarvan is de driewielfiets. Bij vergoeding van de driewielfiets worden alleen de meerkosten van de (eventueel aangepaste) driewielfiets ten opzichte van een standaard fiets vergoed.

Aangezien een groot aantal Wvg-voorzieningen in bruikleen aan de gehandicapte wordt verstrekt vraagt de gemeente een besparingsbijdrage van de gehandicapte. De hoogte van deze bijdrage is afhankelijk van de kosten van een vergelijkbare algemeen gebruikelijke voorziening. Door betaling van de besparingsbijdrage aan de gemeente worden alleen de meerkosten van de te verstrekken Wvg-voorziening door de gemeente vergoed. In het besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten staan de besparingsbijdragen vermeld.

De besparingsbijdrage moet voorafgaand aan de verstrekking van de voorziening worden betaald aan de gemeente. Als de gehandicapte dit bedrag niet in één keer kan betalen is het mogelijk om dit bedrag in termijnen te voldoen. Als de voorziening wordt ingeleverd voordat de gebruiksduur is verstreken dan wordt een deel van de besparingsbijdrage door de gemeente terugbetaald.

Bijvoorbeeld:

De gebruiksduur van een driewielfiets bedraagt 4 jaar en de driewielfiets wordt na 2 jaar ingeleverd. De helft van het besparingsbedrag wordt dan terugbetaald aan de gehandicapte. Als de driewielfiets echter na 4 jaar wordt ingeleverd dan is er geen recht meer op terugbetaling omdat de gebruiksduur is verstreken.

Als een besparingsbijdrage wordt geheven dan wordt dit in de beschikking vermeld en wordt tevens vermeld op welke wijze deze besparingsbijdrage door de gehandicapte kan worden betaald.

1.2.4. Voorliggende voorziening

  • -

    Voordat de Wvg-aanvraag wordt behandeld, wordt getoetst of de aangevraagde voorziening vanuit een andere voorliggende wettelijke regeling, privaatrechtelijke overeenkomst of een andersoortige verbintenis kan worden verstrekt (artikel 1.2, lid 6, sub b van de verordening). Zie hiervoor ook de toelichting op de verordening.

1.2.5. Langdurig noodzakelijk

Om in aanmerking te komen voor een Wvg-voorziening dient deze langdurig noodzakelijk te zijn (artikel 1.2, lid 2 sub b van de verordening). Dit wil zeggen dat de gehandicapte naar verwachting langer dan 6 maanden aangewezen moet zijn op de te verstrekken voorziening. Personen met een tijdelijke handicap komen daardoor niet voor een Wvg-voorziening in aanmerking. Er moet dus enige zekerheid bestaan over de eindsituatie (bijvoorbeeld in geval van revalidatie-patiënten).

Bij patiënten met een terminaal ziektebeeld is het onbekend of de voorziening langer dan 6 maanden noodzakelijk is. Dit betekent echter niet dat deze groep patiënten niet in aanmerking zou kunnen komen voor een Wvg-voorziening.

Naast langdurig dient de gevraagde voorziening noodzakelijk te zijn. Voorzieningen die alleen gewenst of gemakkelijk zijn vallen niet binnen de WVG. De medische noodzaak van een voorziening wordt, indien noodzakelijk, ter beoordeling voorgelegd aan een externe adviesinstantie. Er kan rekening worden gehouden met de wensen van de cliënt, maar deze wensen zijn, gezien het kostenaspect, niet per definitie doorslaggevend.

1.2.6. Individueel gericht

Zoals beschreven in artikel 1.2, lid 2, sub a van de verordening kan een voorziening slechts worden toegekend als deze in overwegende mate op het individu gericht is, dit met uitzondering van het gebruik van een collectief vervoerssysteem of het aanpassen van de algemene toegang tot een woongebouw. Individueel gericht wil zeggen dat:

  • -

    Er altijd één individuele aanvrager (of gemachtigde) is, die de voorziening aanvraagt;

  • -

    De voorziening voor de aanvrager noodzakelijk moet zijn in het kader van de Wvg;

  • -

    De voorziening gericht is op de persoon, diens handicap en individuele omstandigheden;

  • -

    de voorziening alleen verstrekt wordt ten behoeve van de gehandicapte zelf.

1.2.7. Algemeen gebruikelijk

Als een voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is, vindt geen verstrekking plaats in het kader van de WVG (artikel 1.2, lid 6, sub a). Het is namelijk niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt,waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Het begrip “algemeen gebruikelijk”is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Het begrip algemeen gebruikelijk is in beweging. Wat algemeen gebruikelijk is zal regelmatig worden getoetst aan algemeen maatschappelijke normen. Met een persoon als aanvrager wordt bedoeld een niet gehandicapte persoon die in vergelijkbare situatie verkeert, bijvoorbeeld wat betreft inkomen en leeftijd en waarbij het aannemelijk is te achten dat deze persoon over deze voorziening ook de beschikking zou hebben gehad indien hij niet gehandicapt zou zijn geweest. Om te bepalen of een voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is, zal daarom een individuele toets moeten plaatsvinden. De hoogte van het inkomen van de aanvrager kan daarbij een rol spelen. Zo wordt een aantal voorzieningen algemeen gebruikelijk geacht boven een bepaalde inkomensgrens (bijvoorbeeld het bezit en de kosten van een auto).

Bij beoordeling van het begrip algemeen gebruikelijk spelen de volgende criteria een rol:

  • -

    De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten gemaakt of bedoeld en/of;

  • -

    De voorziening is gewoon overal in de (reguliere) winkels te koop en/of;

  • -

    De voorziening is niet duurder dan vergelijkbare producten.

Vanuit de gedachte dat regelmatig getoetst moet worden aan algemeen maatschappelijke normen is het niet noodzakelijk om met naam en toenaam aan te geven welke voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Het maakt voor de beoordeling geen verschil of deze voorzieningen apart worden aangevraagd of onderdeel uitmaken van een bredere aanvraag voor een woonvoorziening. Om misverstanden te voorkomen worden hieronder echter toch de voorzieningen genoemd die in ieder geval als algemeen gebruikelijk worden beschouwd:

• Verhuiskostenvergoeding

Verhuizen naar een aanleunwoning kan op een bepaalde leeftijd gezien worden als algemeen gebruikelijk, zo oordeelde de rechtbank in Haarlem al in 2003: “…verhuizen naar een kleinere, meer comfortabele, eventueel meer op de leeftijd afgestemde woning is gebruikelijk voor personen op gevorderde leeftijd…”. De redenen van verhuizing moet dus plotseling en onvoorzienbaar zijn, zoals bijvoorbeeld in korte tijd ontstane ziekte. Redenen zoals “het huis wordt me te groot om te onderhouden of het trap lopen gaat steeds moeilijker”, zijn dus geen redenen meer om een verhuiskostenvergoeding toe te kennen.

• Woonvoorzieningen

Verhoogde toiletpotten, eenvoudige beugels (maar niet de zogenaamde opklapbare Linidobeugels, hoekwandbeugels, wastafelbeugels en trapbeugels, die speciaal voor gehandicapten zijn bedoeld), éénhendelmengkranen, keramische kookplaten, trapleuningen en antisliptegels zijn in de reguliere handel verkrijgbaar tegen betaalbare prijzen en kunnen worden gezien als algemeen gebruikelijk

• Vervoersvoorzieningen

Als algemeen gebruikelijk kunnen worden gezien die voorzieningen die in de vrije handel verkrijgbaar zijn en die passen binnen een normaal bestedingspatroon. Om die reden worden fietsen met hulpmotor, elektrische fietsen of fietsen met lage instap niet verstrekt.”

Voor alle duidelijkheid: dit is geen wijziging van beleid. Vanaf 1 maart 2006 is dit het uitgangspunt van gemeentelijke beleid onder de Wvg. Vanaf 1 januari is dit het uitgangspunt van gemeentelijk beleid onder de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Uitzonderingen:

  • 1.

    Door plotseling ontstaan van ziekte of gebrek moeten acuut algemeen gebruikelijke voorzieningen worden vervangen voordat deze zijn afgeschreven. In het geval van het bestaan van een ziekte of aandoening waarvan het verloop grillig en moeilijk voorspelbaar is, zal bij een toename van de beperkingen worden gekeken of sinds het vaststellen van de diagnose rekening is gehouden met de aanschaf of vervanging van algemeen gebruikelijke voorzieningen in relatie tot de grillig en moeilijk voorspelbare ziekte of aandoening.

  • Voorbeelden:

    • -

      Bij een cliënt die in 2001 een nieuwe badkamer heeft laten aanleggen, wordt in 2002 MS vastgesteld. In 2004 nemen de beperkingen zodanig toe dat het gebruik van een kraan met draaiknoppen niet meer mogelijk is. Cliënt is aangewezen op een éénhendelmengkraan. De vervanging van de kraan wordt in het kader van de Wvg vergoed.

    • -

      Bij een cliënt wordt in 2001 MS vastgesteld. In 2003 laat hij een nieuwe badkamer aanleggen. Hier wordt een kraan met gewone draaiknoppen geplaatst. In 2005 nemen de beperkingen zodanig toe dat het gebruik van deze kraan niet meer mogelijk is. Cliënt is aangewezen op een éénhendelmengkraan. Deze kraan wordt niet vergoed in het kader van de Wvg.

  • 2.

    De aanvrager heeft een inkomen dat lager is dan het norminkomen, gebaseerd op de Wet werk en bijstand, zoals vermeld in het besluit financiële tegemoetkomingen. Dit lage inkomen wordt vooral veroorzaakt door meerkosten die direct voortvloeien uit de handicap. Bij berekening van het inkomen wordt de standaardaftrek voor overige kosten ten gevolge van de handicap in mindering gebracht (of een hoger bedrag als de gehandicapte kan aantonen dat de meerkosten hoger zijn dan het bedrag van de standaardaftrek). Zie hiervoor ook artikel 2 van het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

2. Het verkrijgen van een Wvg-voorziening

De aanvraagprocedure wordt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld. Een aantal toepasselijke artikelen is reeds opgenomen in de toelichting op de verordening zodat hiernaar verwezen kan worden. In dit hoofdstuk wordt alleen ingegaan op onderdelen van de procedure die specifiek zijn voor de gemeente Leerdam of onderdelen die een extra toelichting behoeven.

2.1. Het indienen van de aanvraag

Een gehandicapte heeft altijd het recht een aanvraag in te dienen, ook als de verwachting bestaat dat deze wordt afgewezen. De datum van ontvangst van de aanvraag dient direct op de aanvraag aangetekend te worden waarna aan de aanvrager een ontvangstbevestiging wordt gestuurd.

2.2. Beoordeling woonplaats

Wvg-voorzieningen worden verstrekt door de gemeente waar de gehandicapte woont. Om vast te stellen of iemand in de gemeente woonachtig is, volstaat doorgaans het raadplegen van de gemeentelijke bevolkingsadministratie (GBA). Bij twijfel moet het aantal nachten uitsluitsel bieden. De gemeente waar iemand de meeste nachten doorbrengt, is verantwoordelijk voor de verstrekking van Wvg-voorzieningen [3].

Op deze regels zijn de volgende uitzonderingen mogelijk:

  • -

    Bij verhuizing naar een andere gemeente kan een Wvg-voorziening in de nieuwe gemeente worden aangevraagd (m.u.v. een eventuele verhuiskostenvergoeding!)

  • -

    bij bezoekbaar maken van de woning voor bewoners van AWBZ-instelling wordt de aanvraag ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

2.3. Beslistermijnen

Als dit noodzakelijk is kan een Wvg-aanvraag met voorrang worden behandeld. In dat geval worden wel alle stappen van de procedure doorlopen maar ziet de gemeente erop toe dat de daarvoor benodigde tijd minimaal is.

2.4. De onderzoeksprocedure

De gemeente vraagt een (door hen aangewezen) adviesinstantie om advies over het verstrekken van een Wvg-voorziening, dit conform de dienstverleningsovereenkomst met het CIZ (voorheen het RIO) [4]. De deskundige van de adviserende instantie verricht vervolgens onderzoek en brengt advies uit aan de gemeente. Conform artikel 5.2, lid 2 van de verordening is de gehandicapte verplicht om de adviesinstantie die gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor beoordeling van de aanvraag.

2.5. Het advies

Op basis van het onderzoek wordt een advies aan de gemeente gegeven. Dit advies bestaat uit:

  • -

    Een indicatierapportage waarin de (medische) grondslag voor het verstrekken van de voorziening wordt vermeld en de overige bevindingen uit het onderzoek

  • -

    Eventueel een selectieadvies over de te leveren voorziening of een (bouwkundig) advies over het aanpassen van een woning.

Een aanvraag om meerdere voorzieningen voor één gehandicapte, dit kunnen zowel voorzieningen vanuit de Wvg als uit de AWBZ zijn, wordt door de deskundige van de adviesinstantie integraal beoordeeld.

Tijdens het onderzoek komen de volgende aspecten aan de orde:

  • medische gegevens (ziekte, aandoening, stoornis);

  • gezondheidstoestand (beperkingen en belemmeringen);

  • sociale omstandigheden;

  • woning en woonomgeving;

  • Aanwezige (mantel)zorg/voorzieningen;

  • kennis over voorzieningen (producten).

Om te kunnen oordelen over de relevantie van bovengenoemde gegevens in het kader van de aanvraag is een bepaalde mate van deskundigheid noodzakelijk. Daarom dient de deskundige die wordt geraadpleegd te beschikken over medische kennis (op het niveau van een arts [5]), sociale kennis, ergonomische kennis en technische /bouwkundige kennis. Deze kennisgebieden hoeven overigens niet geconcentreerd te zijn in één adviesfunctie. Voor de rol van de arts wordt verwezen naar het protocol rol van de arts van het Centrum Indicatiestelling Zorg, d.d. 06-06-2005.

2.6. Beoordelen advies en keuze voorziening

Het advies van de adviesinstantie wordt altijd getoetst door de gemeente. Uit de Awb vloeit voort dat burgemeester en wethouders zich ervan dienen te vergewissen dat het onderzoek van de indicatiesteller op zorgvuldige en volledige wijze heeft plaatsgevonden. De gemeente toetst of het advies in overeenstemming is met de beleidsregels zoals vermeld in dit verstrekkingenboek. Vooral als in de beschikking naar het advies wordt verwezen, ter motivering van het besluit, is zorgvuldige toetsing van het advies van groot belang. Op het moment van inwerkingtreding van de verordening en verstrekkingenboek is de beschikking en ook deze toetsing gemandateerd aan het CIZ.

Als het advies tekortkomingen vertoont, wordt de adviesinstantie gevraagd het advies aan te vullen. Een advies van de adviserende instantie is niet bindend. De gehandicapte kan bij het vermoeden van onzorgvuldigheid bij de behandeling van de aanvraag een second opinion aanvragen. De kosten daarvan worden alleen vergoed als behandeling van de aanvraag inderdaad onzorgvuldig blijkt én overleg met de gemeente heeft plaatsgevonden en de gemeente hiervoor toestemming heeft gegeven. De gemeente behoudt, ondanks het vragen van advies, haar eigen verantwoordelijkheid voor het nemen van een besluit op de Wvg-aanvraag. Als de gemeente echter afwijkt van het advies dat door de adviesinstantie wordt gegeven dan dient dit uitdrukkelijk en duidelijk in de beschikking te worden gemotiveerd.

Een advies kan als zorgvuldig en volledig worden beschouwd als het de volgende elementen bevat:

  • -

    Indien aantoonbaar de mening van de aanvrager over de te verstrekken voorziening dan wel afwijzing van de gevraagde voorziening is betrokken bij de advisering;

  • -

    indien het oordeel van de behandelend arts of specialist betrokken is bij de advisering of als blijkt waarom er eventueel geen contact is geweest met de behandelende sector of waarom het advies afwijkt van de visie van de behandelend arts of specialist;

  • -

    het bestuursorgaan na kan gaan hoe het advies tot stand is gekomen;

  • -

    de advisering inzichtelijk en transparant is;

  • -

    wanneer het type aandoening, de beperking, handicap of het probleem dat de grondslag vormt voor de aanvraag worden benoemd;

  • -

    als uit het advies blijkt of er sprake is van een naar verwachting stabiele situatie (is de gehandicapte uitbehandeld en is geen verbetering meer te verwachten) dan wel progressief ziektebeeld;

  • -

    als bij woningaanpassingen een medisch verantwoorde termijn in het advies staat vermeld.

  • -

    als de selectie van voorzieningen past binnen het door de gemeente met de leverancier(s) van hulpmiddelen overeengekomen kernassortiment of als daarvan wordt afgeweken, gemotiveerd is aangegeven waarom een middel is geadviseerd dat niet tot het kernassortiment behoort.

Bij vragen over het advies kan de adviesinstantie worden geraadpleegd.

Er kan eveneens gebruik worden gemaakt van de checklist van de VNG

Aandachtpunten bij beoordeling Sociaal-Medisch Advies

De gemeente (op moment van inwerkingtreding het CIZ, namens de gemeente)kan het sociaal-medisch advies beoordelen op de volgende punten:

1.

Is informatie ingewonnen bij de behandelende sector, of is gemotiveerd waarom niet?

2.

Heeft een medicus de aanvrager gezien, of is gemotiveerd waarom niet?

3.

Is, indien relevant, de medische diagnose vermeld, of is gemotiveerd waarom niet? (Het vermelden van de medische diagnose in een indicatieadvies wordt niet wenselijk geacht).

4.

Zijn de beperkingen volledig beschreven? (Niet specifiek van toepassing op het vraagstuk inzet arts in Wvg-advisering):

5.

Indien de aanvraag een vervoersvoorziening betreft, is een opgave gedaan van de vervoersbehoefte van de aanvrager? Indien er sprake is van een begeleidingsbehoefte, is tevens aangegeven of aanvrager een begeleider ter beschikking heeft?

6.

Indien de aanvraag een woningaanpassing betreft, is er inzicht in de mate waarin de aanvrager ergonomische belemmeringen ondervindt in de woning?

7.

Zijn de mogelijkheden de beperkingen en belemmeringen te verminderen vermeld?

8.

Is er een overzicht van voorzieningen die ten minste adequaat zijn?

9.

Is het advies met de aanvrager besproken en is de visie van de aanvrager vermeld?

10.

Draagt een medicus eindverantwoordelijkheid voor het medische deel van het sociaal-medisch advies?

 

 

2.7. Rapportage

De, voor de besluitvorming van belang zijnde, gegevens worden gerapporteerd en vastgelegd in een dossier. De rapportage wordt vaak gebaseerd op de reeds schriftelijk vastgelegde gegevens (het aanvraagformulier, het (medisch) advies en toelichting door de adviseur, brieven en dergelijke). Voor het nemen van een zorgvuldige, goed onderbouwde en eventueel in bezwaar en beroep houdbare beslissing, is het van belang dat alle relevante informatie overzichtelijk en beknopt in de rapportage wordt weergegeven. De Wvg-consulent controleert de aangeleverde informatie op volledigheid en juistheid.

2.8. De beschikking

Het antwoord op een ingediende Wvg-aanvraag wordt per beschikking gegeven. Een beschikking is een op schrift gestelde beslissing die door burgemeester en wethouders, of een daartoe gemandateerde persoon, is ondertekend. In de toelichting op de verordening staat weergegeven waaraan een beschikking moet voldoen.

2.9. Verstrekking van de Wvg-voorziening

Een positief besluit omtrent een Wvg-aanvraag leidt tot het uitbetalen van een financiële tegemoetkoming of het verstrekken van een voorziening in bruikleen of in natura.

In dit verband geldt bij woonaanpassingen als aanvullende regel dat de financiële vergoeding wordt uitbetaald nádat de woningaanpassing gereed is. De uitbetaling kan plaatsvinden aan de eigenaar van de woonruimte (zoals voorgeschreven in artikel 5 lid 3 van de Wet voorzieningen gehandicapten), maar ook rechtstreeks aan de aanvrager, de aannemer of leverancier, dit in overleg tussen gemeente, leverancier/aannemer en gehandicapte.

2.10. Inlichtingenplicht

In de verordening voorzieningen gehandicapten (artikel 5.1, lid 2) staat vermeld dat de gehandicapte verplicht is gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag c.q. het recht op een voorziening. Bovendien is de gehandicapte verplicht mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Als de gehandicapte onjuiste gegevens heeft verstrekt dan kan een voorziening worden ingetrokken of teruggevorderd (artikel 5.6, lid 1, sub b). Of moet, na aanschrijving tot aanvulling van de gegevens de aanvraag buiten behandeling worden gelaten, omdat geen besluit kan worden genomen (art. 6:5 Awb).

Het recht op een voorziening eindigt in ieder geval bij (niet limitatief):

  • -

    verhuizing naar een andere gemeente of naar een ingevolge artikel 8 toegelaten AWBZ-instelling, dit laatste met uitzondering van de vervoersvoorzieningen;

  • -

    overlijden van de gehandicapte;

  • -

    als er geen medische noodzaak meer is voor een voorziening;

  • -

    als het recht op de voorziening vervalt vanwege een te hoog inkomen.

Als voorzieningen niet langer adequaat zijn en men dus in het kader van de Wvg niet langer recht heeft op de voorziening, zoals in bovenstaande gevallen, dan moet dit worden gemeld (conform artikel 5.5 van de verordening). Als de gehandicapte zelf niet meer in staat is deze verplichting op zich te nemen dan moet een wettelijk vertegenwoordiger of zaakwaarnemer dit op zich nemen.

2.11. Vervanging van voorzieningen

Bij gelijkblijvend ziektebeeld verstrekt de gemeente bij vervolgaanvragen alleen een nieuwe voorziening, wanneer een voorziening technisch is afgeschreven. Dit zal van situatie tot situatie verschillen omdat voorzieningen in verschillende omstandigheden worden gebruikt en er verschillen zijn in intensiteit, belasting en frequentie. Uitzondering hierop zijn situaties waarin de voorziening, buiten de schuld van de gehandicapte om, kapot of verloren is gegaan.

2.12. Het financieel besluit

De financiële vergoedingen die gehandicapten ontvangen op het terrein van vervoer, wonen en rolstoelen staan vermeld in het Besluit financiele tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten, dat door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld. In dit verstrekkingenboek vindt, indien relevant, verwijzing plaats naar dit financieel besluit voor de hoogte van de financiële vergoeding en het type vergoeding. In het financieel besluit wordt ook beschreven welke verschillende vergoedingen worden onderscheiden.

3. Woonvoorzieningen

Bij de woonvoorzieningen kan, conform artikel 2.1 van de verordening, een financiële tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten van:

  • a.

    Verhuizing en inrichting;

  • b.

    Woningaanpassing van bouwkundige of woontechnische aard (ook wel onroerende woonvoorzieningen genoemd). Hiertoe behoort ook de uitraaskamer;

  • c.

    Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard (ook wel roerende woonvoorzieningen genoemd);

  • d.

    Onderhoud, keuring en reparatie;

  • e.

    Tijdelijke huisvesting;

  • f.

    Huurderving;

  • g.

    Het verwijderen van voorzieningen.

Voor woningaanpassingen en woonvoorzieningen geldt dat deze ook in natura kunnen worden verstrekt.

In dit hoofdstuk worden allereerst de algemene voorwaarden en beperkingen beschreven die gelden voor verstrekking van alle bovenstaande woonvoorzieningen. Vervolgens worden de beleidsregels per voorziening toegelicht.

3.1. Algemene voorwaarden voor verstrekking

Om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening geldt dat er altijd sprake moet zijn van (ergonomische) belemmeringen [6] in het normale gebruik van de woning. In de volgende paragrafen worden deze begrippen toegelicht.

3.1.1. (Ergonomische) belemmeringen

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten of een woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard geldt dat de gehandicapte door medisch aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek belemmeringen moet ondervinden in het normale gebruik van de woning.

Om voor een woningaanpassing van bouwkundige of woontechnische aard in aanmerking te komen moet de voorziening gericht zijn op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen in het normale gebruik van de woning (of het moet een uitraasruimte betreffen).

Zie voor een uitleg van deze begrippen ook de toelichting op de verordening.

3.1.2. Het normale gebruik van de woning

Eén van de voorwaarden om voor een woonvoorziening in aanmerking te komen betreft het ondervinden van (ergonomische) belemmeringen in het normale gebruik van de woning. In de toelichting op de verordening staat dit omschreven als de activiteiten die over de dag heen in een woning plaatsvinden zoals slapen, eten, lichaamsreiniging, gebruik van tenminste één toilet, uitvoeren van essentiële huishoudelijke werkzaamheden [7] en veilig spelen [8], het verzorgen van kinderen en ontvangen van bezoek in de eigen woning. Daarnaast moet het voor de gehandicapte mogelijk zijn de woning en de achter- en/of voortuin (of balkon [9]) te betreden en zich binnen de woning te verplaatsen, dit met betrekking tot de noodzakelijke woonfuncties. Met betrekking tot de vermelde woonfuncties gelden de volgende restricties:

  • -

    Bij het zoeken naar de goedkoopst adequate oplossing voor belemmeringen die zich voordoen bij het uitvoeren van essentiële huishoudelijke werkzaamheden wordt ook gelet op de mate waarin van gezinsleden, huisgenoten of anderen gevergd kan worden dat zij betrokkene helpen, evenals de mate waarin deze hulp ook daadwerkelijk feitelijk beschikbaar is.

  • -

    Bij de toekenning van voorzieningen om een kind zonder gevaar voor de eigen gezondheid in de woonruimte te laten spelen geldt als voorwaarde dat aangetoond moet kunnen worden dat het risico van fysiek letsel niet kan worden beheerst door in redelijkheid te vergen oppas- of andere maatregelen.

  • -

    Bij het ontvangen van bezoek in de eigen woning worden alleen die voorzieningen vergoed die noodzakelijk zijn om zelfstandig de deur te kunnen openen als dit voor de gehandicapte ten gevolge van ergonomische belemmeringen niet mogelijk is.

Bij het opheffen van belemmeringen in het normale gebruik van de woning zal worden gelet op veiligheid, oriëntatiemogelijkheden, toegankelijkheid en herkenbaarheid van de woning.

3.2. Beperkingen voor verstrekking woonvoorzieningen

Voor het toekennen van woonvoorzieningen gelden de algemene beleidsregels zoals vermeld in het eerste hoofdstuk. Daarnaast gelden voor alle woonvoorzieningen de volgende beperkingen:

  • 1.

    Woonvoorzieningen worden niet getroffen aan AWBZ-instellingen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op ouderen en gehandicapten gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden (conform artikel 2.3 van de verordening).

  • 2.

    Er mag nog geen aanvang zijn gemaakt met de werkzaamheden voor het realiseren van de voorzieningen noch mogen door de aanvrager reeds andere verplichtingen zijn aangegaan (conform artikel 5.3, lid d van de verordening).

  • 3.

    Conform artikel 1.2, lid 6 sub c van de verordening wordt geen voorziening verstrekt als de ondervonden (ergonomische) belemmeringen niet (rechtstreeks) het gevolg zijn van de bouwkundige of woontechnische staat van de woning maar voortvloeien uit de, in de woning gebruikte, materialen.

  • 4.

    Geen voorziening wordt verstrekt als belemmeringen niet in de woning gelegen zijn maar veroorzaakt worden door specifieke eigenschappen van de buurt of omgeving.

  • 5.

    Het wegnemen van belemmeringen die worden veroorzaakt door achterstallig onderhoud komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6.

    Het aanpassen van de woning aan de eisen van de tijd en/of renovatie komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 7.

    Conform artikel 2.7. lid 1 van de verordening wordt alleen een financiële tegemoetkoming verstrekt als de gehandicapte zijn hoofdverblijf [10] heeft/ zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. Hierop zijn twee uitzonderingen mogelijk:

    • -

      Als een gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling en regelmatig één bepaalde woning bezoekt kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt voor het bezoekbaar maken van één woning (zoals vermeld in artikel 2.7. lid 2 van de verordening).

    • -

      Als in een echtscheidingsprocedure co-ouderschap met twee verschillende huisadressen is uitgesproken, hebben de kinderen twee hoofdverblijven. In dit geval kunnen beide woningen worden aangepast als niet kan worden volstaan met het bezoekbaar maken van één van de woningen.

  • 8.

    Geen voorziening wordt verstrekt als de belemmeringen weggenomen of verminderd kunnen worden door herinrichting van de woning, bijvoorbeeld door het verplaatsen van meubels of het herverdelen en/of reorganiseren van de ruimtes in de woning.

3.2.1 Beperking bedrag voor woonvoorzieningen

Woonvoorzieningen tot € 45.378 behoren tot de gemeentelijke Wvg-zorgplicht. Boven dit bedrag worden woonvoorzieningen niet verleend, tenzij weigering van die voorziening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. In dat geval kan gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule hetgeen slechts bij hoge uitzondering zal voorkomen (zie ook artikel 6.1 van de verordening).

3.3. Verhuizing en inrichting

Er kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting worden verleend als de gehandicapte verhuist naar een aangepaste woning of naar een woning die goedkoper is aan te passen dan de eigen woning. Ook kan een tegemoetkoming worden verstrekt om een aangepaste woning vrij te maken voor bewoning door iemand met een handicap (zoals vermeld in artikel 2.5. lid 1, onder b, van de verordening).

De gemeente waar de woning staat van waaruit de gehandicapte verhuist, verstrekt de tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting. De hoogte van deze tegemoetkoming staat vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

3.3.1. Verstrekking van verhuis- en inrichtingskosten

Conform artikel 2.5. lid 2, sub a van de verordening kan een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting worden verstrekt als de gehandicapte belemmeringen ondervindt in het normale gebruik van de woning. Voor ADL- of Focuswoningen wordt hierop een uitzondering gemaakt. Gehandicapten die verhuizen naar een ADL- of Focuswoning komen in aanmerking voor verstrekking van verhuis- en inrichtingskosten zonder dat er sprake hoeft te zijn van belemmeringen in het normale gebruik van de woning.

Een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding wordt verstrekt als:

  • -

    De huidige woning van de gehandicapte kan wegens bouwkundige redenen niet (goed) kan worden aangepast gezien (de prognose van) de beperkingen.

  • -

    De woning wel aangepast kan worden maar de gemeente uit doelmatigheidsoverwegingen kiest voor het aanbieden van een aangepaste of goedkoper aan te passen woning (zie het primaat van de verhuizing)

  • -

    De verhuizing nog niet heeft plaatsgevonden en door de gehandicapte nog geen verplichtingen zijn aangegaan (voordat is overlegd met de gemeente).

  • -

    De gehandicapte niet verhuist op een moment dat de verhuizing op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie ook zonder handicap algemeen gebruikelijk zou zijn geacht. Dit betekent dat geen verhuiskostenvergoeding wordt toegekend aan jongeren die uit huis gaan om (voor het eerst) zelfstandig te gaan wonen en ouderen die op een bepaalde leeftijd verhuizen omdat de kinderen de deur uit zijn en er sprake is van een toename van beperkingen door hun stijgende leeftijd.

  • -

    de gehandicapte niet verhuist vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt en bestemd is om het hele jaar te worden bewoond.

  • -

    de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-instelling.

  • -

    Als de gehandicapte niet meer voldoet aan de voorwaarden om in een ADL- of Fokuswoning te blijven wonen, waardoor de gehandicapte moet verhuizen. Dit geldt alleen als de gehandicapte verhuist naar een zelfstandige woonruimte.

3.3.2. Toepassing van het primaat van de verhuizing

Conform artikel 2.1. lid 1 onder b en d van de verordening wordt het primaat van de verhuizing gehanteerd bij het verstrekken van woonvoorzieningen. Dit houdt in dat het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten de voorkeur heeft als het aanpassen van de eigen woning naar verwachting meer kost dan een, in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten, vermeld bedrag (zie artikel 4 lid 5 van dit Besluit).

Dit primaat betekent niet dat de gemeente in alle gevallen besluit dat de gehandicapte naar een andere woonruimte moet verhuizen en een verhuiskostenvergoeding toekent. In sommige situaties kan worden afgeweken van het primaat van de verhuizing omdat verhuizen niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is. Ook zal als iemand in een bepaalde kern van de gemeente woont geen verhuizing worden opgelegd naar een van de drie andere kernen van Leerdam, tenzij betrokkene daarmee instemt. In deze gevallen kan alsnog worden overgegaan tot het aanpassen van de eigen woning, ook als het aanpassen van de eigen woning meer kost dan het bedrag dat wordt gehanteerd voor de toepassing van het primaat van de verhuizing.

Het primaat verhuizen wordt niet toegepast in de volgende situaties:

  • -

    Binnen medisch aanvaardbare termijn [11] is geen adequate aangepaste woning of goedkoper aan te passen woning beschikbaar. Wat een medisch aanvaardbare termijn is wordt door de arts bepaald en kan per individu verschillen. In het advies aan de gemeente wordt de medisch aanvaardbare termijn altijd vermeld.

  • -

    De hoogte van de woonlasten in de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie zijn zo hoog dat daardoor de draagkracht van betrokkene wordt overschreden.

  • -

    In de oude woonomgeving is mantelzorg [12] aanwezig die door de verhuizing verloren gaat. Bovendien is deze mantelzorg niet uitstelbaar (in de tijd).

  • -

    Er bestaat een medische contra-indicatie voor verhuizen (vast te stellen door de arts).

Daarnaast zou sprake kunnen zijn van specifieke persoonlijke omstandigheden waardoor verhuizen onaanvaardbare ingrijpende gevolgen heeft voor de persoonlijke en gezinssituatie van betrokkene. Factoren die hierbij worden gewogen zijn onder andere de ligging van huidige en nieuwe woonruimte ten opzichte van belangrijke voorzieningen (school, winkels, vervoer) en werkplek en de tijd die iemand al in de buurt heeft gewoond. Of daadwerkelijk sprake is van dergelijke omstandigheden wordt in een breder verband beoordeeld (bijv. door bespreking in een multidisciplinair overleg).

Het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd als de kosten van de woningaanpassing boven een, in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten, vermeld bedrag komen én géén van bovengenoemde situaties van toepassing is. Bij toepassing van het primaat van de verhuizing mag de gehandicapte kiezen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting van een aangepaste woning óf voor een éénmalige financiële tegemoetkoming voor het aanpassen van de eigen (huidige) woning. De hoogte van laatstgenoemde tegemoetkoming is gelijk aan het maximumbedrag dat voor vergoeding van de woningaanpassing kan worden verleend bij toepassing van het primaat van de verhuizing.

Voor toekenning van deze financiële tegemoetkoming geldt als voorwaarde dat de woning na aanpassing dient te voldoen aan het (door de adviesinstantie) opgestelde aanpasplan [13]. Om te zorgen dat de woning na aanpassing langdurig geschikt is voor bewoning door de aanvrager, moet in de advisering (het aanpasplan) rekening worden gehouden met de prognose. Met andere woorden, er moet een langdurig adequate situatie worden gecreëerd.

3.3.3. Weigeren van aangeboden woning

Als een aangeboden woning adequaat is en er geen sprake is van een situatie zoals in par. 3.3.2. staat vermeld, mag de woning niet worden geweigerd. Wanneer een aangeboden adequate woning wordt geweigerd of wanneer de gehandicapte door zelf te zoeken naar een adequate woning had kunnen verhuizen, maar dit heeft nagelaten, zal geen aanpassing van de huidige woning plaatsvinden. Een aangeboden of te vinden woning wordt als adequaat beschouwd wanneer deze beantwoordt aan het aanpasplan dat in het kader van de aanvraag is opgesteld of wanneer de woning hieraan beantwoordt na verstrekking van enkele (eenvoudige) aanpassingen.

Als de gehandicapte niet wil verhuizen dan kan de gemeente niet worden verweten dat zij niet zou hebben voldaan aan haar zorgplicht. De gemeente heeft immers een adequate voorziening aangeboden die de gehandicapte echter niet accepteert.

3.3.4. Vergoeding voor vrijmaken van aangepaste woning

Conform artikel 2.5 lid 1, onder b, van de verordening kan aan de achtergeblevene(n) een vergoeding voor verhuizing en inrichting worden verstrekt voor het ontruimen van de woning als een aangepaste woning niet langer wordt gebruikt door een gehandicapte en de gemeente de woning wil gebruiken voor een andere gehandicapte. Om voor deze vergoeding in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een verzoek van de gemeente om de aangepaste woning vrij te maken. De hoogte van de vergoeding staat vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

3.4. Woningaanpassingen

Onder een woningaanpassing wordt een aanpassing van bouwkundige of woontechnische aard verstaan. Zoals bepaald in artikel 2.4. lid 2 van de verordening kan een gehandicapte voor een woningaanpassing in aanmerking komen als verhuizen naar een aangepaste of goedkoper aan te passen woning niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is. Woningaanpassingen kunnen gericht zijn op verbeteringen in het bereiken van de woning, de stalling van verplaatsingshulpmiddelen en/of de bruikbaarheid van de woning.

3.4.1. Verstrekking van een woningaanpassing

Bij het verlenen van een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    De voorziening is gericht op het opheffen van ergonomische belemmeringen in het normale gebruik van de woning (zie artikel 1.2, lid 2, sub b van de verordening en artikel 1 lid 1 onder c van de Wet voorzieningen gehandicapten).

  • -

    De aanvraag voor een woningaanpassing wordt afgewezen als voor de gehandicapte korter dan tien jaar geleden voor het moment van deze aanvraag een(zelfde) woonvoorziening bij of krachtens de Wvg is verstrekt. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente of gewijzigde gezinsomstandigheden (samenwonen, gezinsuitbreiding, echtscheiding).

  • -

    Om voor een woningaanpassing in aanmerking te komen dient de gehandicapte, conform artikel 2.5 lid 2, onder a van de verordening, bij het verhuizen rekening te houden met de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare, meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders. Indien dit niet het geval is kan een aanvraag voor een woningaanpassing worden geweigerd.

  • -

    De tegemoetkoming voor een woningaanpassing wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woning (conform artikel 5 lid 3 van de Wvg) óf na overleg met de gemeente aan de aanvrager, de aannemer of de woningbouwvereniging.

  • -

    Gemeenschappelijke ruimten kunnen worden aangepast als zonder deze aanpassingen de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft (in de volgende paragraaf wordt vermeld welke aanpassingen dit betreft).

  • -

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien de woonvoorzieningen toereikend zijn verzekerd.

  • -

    Voor een overzicht van de kosten die in het kader van een woningaanpassing voor vergoeding in aanmerking kunnen komen wordt verwezen naar het besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

3.4.2. Woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten

Als het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten noodzakelijk is om de woonruimte voor de gehandicapte toegankelijk te maken dan kan hiervoor, conform artikel 2.10 van de verordening, een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Uitsluitend de volgende aanpassingen komen in het kader van de Wvg voor vergoeding in aanmerking:

  • -

    het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren;

  • -

    het aanbrengen van elektrische deuropeners (m.u.v. seniorenwoningen);

  • -

    het aanbrengen van extra trapleuning(en);

  • -

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het woongebouw;

  • -

    aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • -

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

3.4.3. Woningaanpassing in woonschepen en woonwagens

Conform de artikelen 2.12 van de verordening gelden voor aanpassingen in woonschepen en woonwagens een aantal specifieke voorwaarden die hieronder worden vermeld:

  • -

    Aanpassingen moeten passen in het karakter van woonschepen en woonwagens.

  • -

    Er wordt alleen een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip of woonwagen verleend als de technische levensduur minimaal vijf jaar is.

  • -

    Er wordt alleen een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip of woonwagen verleend als de lig/standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt

  • -

    Als de technische levensduur van het woonschip of de woonwagen minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, staat in het financieel besluit het bedrag vermeld voor de maximale aanpassingskosten.

  • -

    Er wordt alleen een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen verleend als de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening op een officiële aangewezen standplaats stond.

  • -

    Er wordt alleen een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip verleend, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het bedrijf, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466) van een binnenschip, dat:

    • a.

      in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; en

    • b.

      bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van ten minste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

3.4.4. Woningaanpassing t.b.v. de bereikbaarheid van de woning

Met de bereikbaarheid van de woning wordt bedoeld het kunnen bereiken van de woning al dan niet met gebruik van een loophulpmiddel, rolstoel of vervoersvoorziening. Uitgangspunt is dat de woning in ieder geval bereikbaar moet zijn via één toegangsdeur, bij voorkeur via de voordeur tenzij dit bouwkundig niet mogelijk is. Voorzieningen die in het kader van de bereikbaarheid van de woning verstrekt kunnen worden zijn:

  • -

    Verbreden van toegangsdeuren en toegangspaden;

  • -

    Aanbrengen van mechanische of elektrische deuropeners;

  • -

    Aanleg van een hellingbaan vanaf de openbare weg naar de toegang van de woning;

  • -

    Aanbrengen van drempelhulpen en vlonders.

In het kader van de toegankelijkheid van de woning kan een opstelplaats voor rolstoel /scootmobiel bij de toegangsdeur van de woning worden gecreëerd.

3.4.4.1. Het aanpassen van een tweede toegang

Het aanpassen van een tweede toegang is afhankelijk van het doel; bijvoorbeeld het kunnen bereiken van tuin of balkon of de noodzaak van het kunnen bereiken van de berging (bijvoorbeeld bij stalling van de scootmobiel of een andere vervoersvoorziening in de berging). Als dit voor het normale gebruik van de woning noodzakelijk is, komt aanpassing van een tweede toegang voor vergoeding in aanmerking.

3.4.4.2. Aanleggen of aanpassen van toegangspad/terras

Als het aanleggen of het aanpassen van een toegangspad en/of terras direct bij de woonruimte noodzakelijk is in het kader van de bereikbaarheid van de woning, de berging of de tuin dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt in deze kosten. Het aantal vierkante meters dat hiervoor in aanmerking komt bedraagt maximaal zes m2 voor een terras en maximaal 20 m2 voor een toegangspad.

3.4.5. Woningaanpassing t.b.v. de bruikbaarheid van de woning

Met de bruikbaarheid van de woning wordt bedoeld het kunnen gebruiken van de woning en de woonruimtes voor het normale gebruik van de woning, al dan niet met gebruik van een loophulpmiddel of rolstoel. In het kader van de Wvg zal het meestal gaan om woningaanpassingen die de gehandicapte in staat stellen de keuken, de slaapkamer, de woonkamer, het toilet en de was- en douchegelegenheid zo zelfstandig mogelijk te gebruiken. De aanpassingen zijn afhankelijk van de beperkingen en belemmeringen van de gehandicapte en het gebruik dat van de woonruimten moet worden gemaakt.

Voorzieningen die in het kader van de bruikbaarheid van de woning verstrekt kunnen worden zijn bijvoorbeeld het verbreden van de deuren, het aanbrengen van mechanische of elektrische deuropeners of aanpassingen voor het overbruggen van niveauverschillen. In de volgende paragrafen worden enkele veel voorkomende woningaanpassingen behandeld.

3.4.5.1. Aanpassingen in de keuken

Aanpassingen in de keuken zijn mogelijk als sprake is van ergonomische belemmeringen bij het uitvoeren van keukenactiviteiten en de taakverdeling dusdanig is dat betrokkene grotendeels verantwoordelijk is voor verschillende keukenactiviteiten. Voorts worden de volgende criteria gehanteerd:

  • -

    Er moet een adequate zitvoorziening aanwezig zijn (bijv. kruk of trippelstoel).

  • -

    Betrokkene is in staat de activiteiten te verrichten waarvoor de aanpassingen zijn aangevraagd.

  • -

    De kosten van de aanpassing staan in redelijke verhouding tot de belemmeringen die worden opgeheven, rekening houdend met de verwachte frequentie van gebruik. Eventueel worden andere mogelijkheden ter oplossing van het probleem overwogen.

  • -

    Bij de advisering wordt rekening gehouden met mogelijke wijzigingen in de toekomstige gezondheidssituatie van de cliënt, dit om de bruikbaarheid van de verstrekte voorzieningen te verlengen.

Mogelijke aanpassingen in de keuken kunnen zijn (niet limitatief):

  • -

    Het creëren van een onderrijdbare keuken;

  • -

    Het aanpassen van het werkblad (hoog-laag nastelbaar, mechanisch of elektrisch verstelbaar werkblad);

  • -

    De hoeveelheid en soort bergruimte en/of het soort-type kastjes [14];

  • -

    De dikte van het aanrechtblad en de lengte en vorm van het aanrechtblad [15].

3.4.5.2. Aanpassingen aan de trap

Als de gehandicapte beperkt wordt in het gebruik van de trap en daardoor belemmerd wordt in het normale gebruik van de woning kan aanpassing van de trap plaatsvinden. Voorwaarden voor het toekennen van een aanpassing aan de trap zijn:

  • -

    Traplopen gebeurt niet op een veilige manier;

  • -

    Traplopen is motorisch onmogelijk of medisch gecontraïndiceerd;

  • -

    Traplopen is noodzakelijk voor ‘het leven van alledag’;

  • -

    Het aanpassen van de trap is bouwkundig mogelijk.

Trapliften worden in afstemming met het CIZ in bruikleen verstrekt.

De volgende aanpassingen aan de trap [16] zijn mogelijk:

  • -

    Het aanbrengen van een tweede trapleuning;

  • -

    Het plaatsen van een stoeltjestraplift;

  • -

    Het plaatsen van een plateaulift.

3.4.5.3. Aanpassingen van het toilet

Handgrepen/ beugels

De gehandicapte heeft beperkingen waardoor het opstaan van en gaan zitten op het toilet wordt belemmerd en het aanleggen van steunpunten (handgrepen of beugels) bij het toilet noodzakelijk zijn.

Verhoogd toilet

Als het plaatsen van handgrepen/ beugels geen adequate oplossing is en een verhoogd toilet voor de gehandicapte noodzakelijk is om op te staan en/of te gaan zitten.

Spoel/föhntoilet

Een spoel/föhninstallatie kan worden aangelegd als de gehandicapte als gevolg van een medische aandoening niet in staat is zichzelf te reinigen na de toiletgang.

Tweede toilet

Bovenstaande voorzieningen kunnen ook worden toegepast bij een tweede toilet op de verdieping.

Een tweede toilet (op de verdieping) kan worden aangelegd als een losse toiletstoel niet adequaat is omdat:

  • -

    De gehandicapte of diens partner niet in staat is de po beneden in het toilet te ledigen en er niet dagelijks professionele hulp of mantelzorg aanwezig is die deze taak kan verrichten;

  • -

    Betrokkene de losse toiletstoel niet veilig kan gebruiken;

  • -

    Er structureel sprake is van nachtelijke defaecatie.

3.4.5.4. Aanpassingen van de was- en douchegelegenheid (natte cel)

Handgrepen/ beugels

Het plaatsen van handgrepen/ beugels is nodig als de gehandicapte belemmeringen ondervindt bij het binnengaan van de badkamer en/of tijdens de lichaamsreiniging. Ter opheffing of vermindering van de ondervonden belemmeringen kunnen handgrepen/ beugels onder andere geplaatst worden bij de ingang van de badkamer, bij de douche, bij het bad of bij de wastafel.

Opklapbaar douchezitje (aan de muur)

De gehandicapte is niet in staat om staande veilig te douchen en het plaatsen van handgrepen of beugels (alleen) is geen adequate oplossing. Voorts worden een aantal douchehandelingen zittend uitgevoerd, is een losse douchestoel niet veilig of niet mogelijk door de aanwezigheid van een douchebak of douchescherm.

Antislipvloer

De gehandicapte kan zich niet veilig over de (natte) douchevloer verplaatsen en andere voorzieningen zoals het plaatsen van beugels/handgrepen en/of een antislipmat zijn geen adequate oplossing.

Aanpassingen van de wastafel

Als de gehandicapte wordt belemmerd in het gebruik van de wastafel (bijvoorbeeld ten gevolge van rolstoelafhankelijkheid) dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt voor het aanpassen van de wastafel. Mogelijke aanpassingen kunnen zijn; een rolstoelwastafel op vaste hoogte, een rolstoelwastafel in hoogte nastelbaar of een in hoogte verstelbare wastafel, een kantelbare spiegel of een spiegel op hoogte, een beugel om de wastafel, enzovoort.

3.4.6. Uitbreiding of aanbouw van een vertrek

In bepaalde gevallen kan de gemeente een financiële tegemoetkoming verstrekken voor uitbreiding van een bestaand vertrek of aanbouw van een nieuw vertrek. De voorwaarden die in het kader hiervan worden gehanteerd zijn:

  • -

    Betrokkene is rolstoelgebonden.

  • -

    Bij uitbreiding van een vertrek geldt dat herverdeling van de ruimte in de woning niet mogelijk of niet adequaat is.

  • -

    Bij aanbouw van een vertrek geldt dat uitbreiding van een bestaand vertrek niet mogelijk of niet adequaat is.

Het aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning, is aangeven in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten gemeente Leerdam.

3.4.6.1. Aankoop van grond i.v.m. uitbreiding of aanbouw vertrek

Conform artikel 2.9 van de verordening kan de gemeente een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de aankoop van grond als uitbreiding of aanbouw van een vertrek niet binnen het bestaande kavel kan plaatsvinden. Als uitgangspunt voor het aantal vierkante meters grond waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, geldt de tabel in de voorgaande paragraaf. Als aankoop van grond nodig is voor het aanpassen van de toegang tot de woning dan kan een financiële tegemoetkoming in de kosten worden verstrekt tot een maximum van 20 vierkante meters.

3.4.7. Aanleggen of aanpassen berging

Bij het verstrekken van een vervoersvoorziening wordt gekeken of er een stallingruimte of berging aanwezig is. Als dit niet het geval is bestaat vanuit de Wvg de mogelijkheid een stallingruimte of berging te creëren. Als dit noodzakelijk is kunnen ook faciliteiten voor het opladen van de vervoersvoorziening (bijvoorbeeld in geval van een scootmobiel) hier onderdeel van uitmaken. Voor het verlenen van een dergelijke voorziening gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    Betrokkene heeft of krijgt de beschikking over een Wvg-vervoersvoorziening;

  • -

    Er is geen mogelijkheid de vervoersvoorziening te stallen of;

  • -

    De aanwezige berging is te klein voor het maken van transfers of stalling van de vervoersvoorziening of;

  • -

    De aanwezige berging is niet toegankelijk voor de vervoersvoorziening of/en;

  • -

    Er is geen mogelijkheid tot het opladen van de vervoersvoorziening in de berging.

3.4.8. Bezoekbaar maken woning voor bewoners AWBZ-instelling

Zoals vermeld in artikel 2.7, lid 2 van de verordening kan, als de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling en regelmatig één bepaalde woning bezoekt, deze woning in het kader van de Wvg bezoekbaar worden gemaakt. Onder bezoekbaar maken wordt verstaan dat de gehandicapte de woonkamer kan bereiken en gebruik kan maken van één toilet [17]. De volgende voorwaarden worden gehanteerd voor het toekennen van deze voorziening:

  • -

    Er moet sprake zijn van geregeld bezoek, tenminste 12 keer per jaar.

  • -

    De aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waar de bezoekbaar te maken woning staat.

  • -

    Er is niet eerder een woning t.b.v. de gehandicapte AWBZ-bewoner aangepast.

  • -

    De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van de woning betreft de werkelijke kosten gemaximeerd tot het bedrag dat wordt gehanteerd voor toepassing van het primaat van de verhuizing.

3.5. Aanleggen van een uitraaskamer

Het aanleggen van een uitraaskamer behoort, conform artikel 1 lid 1 onder c van de Wet voorzieningen gehandicapten, ook tot de Wvg. Een uitraaskamer is een prikkelarme verblijfsruimte (met een oppervlak van 6 tot 9 vierkante meter) waarin een gehandicapte die, vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. Criteria om voor het aanleggen van een uitraaskamer in aanmerking te komen zijn:

  • -

    Betrokkene heeft aantoonbare gedragsstoornissen (ter beoordeling aan deskundige), bijvoorbeeld zelfverwonding of vernielzucht. Met name het gevaarscriterium weegt hierin zwaar.

  • -

    Betrokkene vertoont ernstig ontremd gedrag (ter beoordeling aan deskundige), bijvoorbeeld ongecontroleerde driftbuien of overmatige apathie.

  • -

    De gehandicapte moet voor de gedragsstoornissen onder behandeling zijn geweest of zich onder behandeling stellen van een specialist. Tevens moet deskundige begeleiding voor het omgaan met de gedragsstoornissen in de thuissituatie minimaal een half jaar zijn uitgeprobeerd en geëvalueerd.

3.6. Roerende woonvoorzieningen

Onder roerende woonvoorzieningen worden voorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard verstaan (zie artikel 1 lid 1 onder c van de Wet voorzieningen gehandicapten). De voorzieningen die hieronder vallen kunnen in drie categorieën worden verdeeld:

  • -

    Woningsanering;

  • -

    Vervangen van vloerbedekking voor rolstoelvast tapijt;

  • -

    Losse woonvoorzieningen.

3.6.1. Woningsanering

Als betrokkene een medisch aantoonbare allergie heeft voor de huisstofmijt kan hij éénmalig in aanmerking komen voor woningsanering. Dit beperkt zich tot het vervangen van de vloerbedekking in de slaapkamer. Bij cliënten die meer dan acht uur per dag in de woonkamer doorbrengen kan hierop een uitzondering worden gemaakt en kan, op medische indicatie, eventueel ook de vloerbedekking en de gordijnen in de woonkamer worden vervangen.

De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij het toekennen van een vergoeding:

  • -

    Alleen vloeren die niet nat afneembaar zijn, komen voor vervanging in aanmerking.

  • -

    Bij aanschaf van het artikel kon betrokkene redelijkerwijs niet voorzien dat een overgevoeligheidsreactie ten aanzien van de vloerbedekking zou optreden.

  • -

    Verwacht wordt dat de cliënt zich bij de toekomstige aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting houdt. Ook mag geëist worden dat betrokkene zelf maatregelen treft ter voorkoming van CARA-klachten (bijvoorbeeld geen huisdieren met een vacht meer nemen).

De financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt voor het vervangen van de vloerbedekking staat vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten (bijlage 5 behorende bij dit besluit). De tegemoetkoming is afhankelijk van de leeftijd van de vloerbedekking. Bij berekening van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de ouderdom van de vloerbedekking. De percentages van vergoeding zijn:

nieuwer dan 2 jaar :

100% vergoeding

tussen 2 en 4 jaar :

75% vergoeding

tussen 4 en 6 jaar :

50% vergoeding

tussen 6 en 8 jaar :

25% vergoeding

ouder dan 8 jaar :

geen vergoeding

 

 

3.6.2. Vervangen van vloerbedekking door rolstoelvast tapijt

Een gehandicapte kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor rolstoelvast tapijt in de woonkamer onder de volgende voorwaarden:

  • -

    Betrokkene wordt belemmerd in het gebruik van de woning t.g.v. de aanwezige vloerbedekking (bijv. in geval van hoogpolige vloerbedekking) én

  • -

    De vloerbedekking is gelegd voordat betrokkene binnenshuis rolstoelafhankelijk is geworden.

De financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt voor het vervangen van de vloerbedekking staat vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten (bijlage 5). Deze tegemoetkoming is afhankelijk van de leeftijd van de vloerbedekking. Voor de vergoedingspercentages wordt verwezen naar de vorige paragraaf.

3.6.3. Losse woonvoorzieningen

Losse woonvoorzieningen worden door de gemeente in natura of in bruikleen verstrekt. Hieronder wordt een aantal vaak verstrekte woonvoorzieningen behandeld (deze opsomming is niet limitatief).

3.6.3.1. Niet verrijdbare douchestoel

Een niet verrijdbare douchestoel kan worden toegekend als:

  • -

    Het plaatsen van handgrepen of beugels niet adequaat is;

  • -

    Betrokkene niet in staat is om staande veilig te douchen;

  • -

    Betrokkene genoodzaakt is de meeste douchehandelingen zittend uit te voeren.

3.6.3.2. Verrijdbare douchestoel

Een verrijdbare douchestoel kan worden toegekend als:

  • -

    Een niet verrijdbare douchestoel niet adequaat is;

  • -

    Betrokkene zich lopend niet veilig over de douchevloer kan verplaatsen;

  • -

    Betrokkene t.g.v. zijn beperking niet in staat is tot een groot aantal transfers;

  • -

    Betrokkene zich alleen zittend kan douchen of zittend kan wassen aan de wastafel;

  • -

    De douchestoel wordt gebruikt als transportmiddel (van slaap- naar badkamer bijv.).

3.6.3.3. Douchestretcher/ douchebrancard

Een douchestretcher of douchebrancard kan worden toegekend als:

  • -

    Een verrijdbare douchestoel niet adequaat is;

  • -

    Betrokkene niet in staat is staand of zittend te douchen;

  • -

    Betrokkene merendeels wordt verzorgd;

  • -

    Als hiermee extra transfers voorkomen kunnen worden.

3.6.3.4. Badplank

Een badplank kan worden toegekend als:

  • -

    Alleen een handgreep of beugel bij het bad geen adequate oplossing is;

  • -

    Betrokkene niet over een douche beschikt;

  • -

    Betrokkene de instap in het bad niet op veilige wijze kan maken;

  • -

    Betrokkene in het bad niet van zit/ lig tot stand kan komen (en v.v.);

  • -

    Betrokkene in staat is veilig op de badplank plaats te nemen of betrokkene functioneel in staat is gebruik te maken van de badplank.

3.6.3.5. Badlift

Een badlift kan worden toegekend als:

  • -

    Betrokkene niet over een douche beschikt;

  • -

    Er een bad aanwezig is;

  • -

    Het toekennen van een badlift de goedkoopst adequate oplossing is (in relatie tot het verwijderen van het bad voor het aanleggen van een algemeen gebruikelijke douche);

  • -

    Het aanbrengen van een badplank of douchestoel boven het bad niet adequaat is;

  • -

    Betrokkene geruime tijd veilig en functioneel gebruik kan maken van de badlift;

  • -

    Er buiten het bad geen afvoer is waar het spatwater in kan worden afgevoerd;

  • -

    Er niemand is die het spatwater op kan dweilen (en waarbij het spatwater niet voorkomen kan worden, doordat plaatsing van een douchegordijn vanwege de plaats van de badplank niet mogelijk is).

3.6.3.6. Toiletstoel (postoel)

Een toiletstoel (ook wel postoel genoemd) kan worden toegekend als:

  • -

    Er geen tweede toilet op de verdieping aanwezig is, dat aangepast kan worden;

  • -

    Betrokkene gedurende de nacht of vanwege bedlegerigheid langdurig op de slaapverdieping verblijft en het toilet (op de begane grond) niet (tijdig) kan bereiken;

  • -

    Een urinaal als voorliggende voorziening niet mogelijk is;

  • -

    Betrokkene of diens partner (of ander gezinslid) is in staat de emmer of ondersteek mee te nemen en in het toilet te ledigen of;

  • -

    Er is dagelijks professionele hulp die in staat is de emmer of ondersteek te ledigen.

3.6.3.7. Transferhulpmiddelen (tilliften)

Transferhulpmiddelen kunnen worden toegekend als gehandicapten niet in staat zijn zelfstandig, zonder hulpmiddelen, transfers te maken of met ondersteuning van een hulpverlener niet in staat zijn transfers te maken en als zonder tillift geen thuiszorg gegeven kan worden. De volgende typen tilliften kunnen in het kader van de Wvg worden verstrekt:

  • -

    Actieve lift (verrijdbaar);

  • -

    Passieve tillift (verrijdbaar);

  • -

    Plafondlift (vaste rail);

  • -

    Plafondlift (XY-systeem);

  • -

    Transi-transver.

3.7. Onderhoud, keuring en reparatie

De gemeente verstrekt conform artikel 2.15 van de verordening, een vergoeding voor de onderhoudskosten van alle, vanuit de Wvg of de RGSHG verstrekte, woonvoorzieningen omdat deze kosten regelmatig gemaakt moeten worden en/of relatief hoog zijn. Bovendien zijn het meerkosten die gemaakt moeten worden in verband met de handicap. Het betreft vaak voorzieningen die (elektrisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd zoals verschillende typen trapliften, automatische deuropeners en (elektrisch) beweegbare keukens. Onderhoud en reparatie van andere woonvoorzieningen, bijvoorbeeld de roerende woonvoorzieningen, komt ook voor vergoeding in aanmerking.

De maximale bedragen die voor onderhoud, keuring en reparatie worden toegekend staan vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten (bijlage 4 behorende bij dit besluit). Om voor de vergoeding in aanmerking te komen dient de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf te bewonen. Bovendien mag er geen sprake zijn van nalatigheid van de zijde van de cliënt, dit ter beoordeling van de gemeente.

3.8. Dubbele woonlasten door aanpassing woonruimte

Als de gehandicapte, tijdens het aanbrengen van de voorzieningen, niet in de woonruimte kan blijven wonen en tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken of de te verlaten woonruimte langer moet aanhouden kan, conform artikel 2.16 van de verordening, voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt.

De kosten in verband met tijdelijke huisvesting worden alleen vergoed bij aanpassing van de huidige woonruimte van de gehandicapte of aanpassing van de, door de gehandicapte, te betrekken woonruimte. Voorwaarden voor het toekennen van een vergoeding voor tijdelijke huisvesting zijn:

  • -

    De aan te passen woonruimte moet redelijkerwijs niet bewoond kunnen worden, dit ter beoordeling van de gemeente.

  • -

    Er moet sprake zijn van dubbele woonlasten.

  • -

    De dubbele woonlasten waren door de gehandicapte redelijkerwijs niet te voorkomen.

De hoogte en de duur van de vergoeding staan vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

3.9. Huurderving

Een bijdrage in huurderving, zoals vermeld in artikel 2.17 van de verordening, kan worden toegekend aan de eigenaar van een aangepaste woonruimte die een huurovereenkomst met een gehandicapte heeft beëindigd. De eigenaar houdt de woning beschikbaar en mist daardoor inkomsten. Door de eigenaar een tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. De hoogte en de duur van de vergoeding staan vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

4. Vervoersvoorzieningen

Conform artikel 3.2. lid 1 van de verordening, kunnen vervoersvoorzieningen worden toegekend als het verplaatsingspatroon van de cliënt in belangrijke mate [18] verstoord is door (ondervonden) belemmeringen. De keuze voor de goedkoopst adequate vervoersvoorziening is afhankelijk van:

  • -

    De ondervonden belemmeringen;

  • -

    Het verplaatsingsmotief van de gehandicapte;

  • -

    De verplaatsingsbestemmingen;

  • -

    De frequentie van verplaatsen;

  • -

    De wijze van verplaatsen.

Conform artikel 3.2. lid 2 wordt er geen tegemoetkoming in de kosten van vervoer boven de 5 zones verstrekt. In principe wordt hiervoor maximaal één voorziening verstrekt die voorziet in de verschillende verplaatsingsbestemmingen van de gehandicapte.

4.1. Het leven van alledag

Door het verstrekken van een vervoersvoorziening wordt de gehandicapte in staat gesteld deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer oftewel het ‘leven van alledag’. Onder het leven van alledag vallen regelmatig terugkomende maatschappelijke – en sportieve activiteiten in de directe woon- en leefomgeving van de cliënt zoals het doen van dagelijkse boodschappen, het bezoeken van familie of kennissen, het zomaar buiten zijn, deelnemen aan sportactiviteiten, kerkbezoek, culturele activiteiten en winkelen. Vervoer in het kader van medische behandeling valt onder het aandachtsgebied ‘’gezondheid’’. Het is niet zo dat, vanwege de beperkingen in het kader van de Regeling zittend ziekenvervoer per 1 juni 2004, de Wvg zorgplicht hierdoor is uitgebreid.

De vervoersvoorziening is bestemd voor verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte omdat het leven van alledag zich, in de regel, hier afspeelt. De gemeente dient zorgvuldig onderzoek te doen naar het verplaatsingspatroon van de gehandicapte zodat kan worden vastgesteld welke verplaatsingen van belang zijn voor het onderhouden van noodzakelijke sociale contacten. Op basis van dit onderzoek wordt de voorziening afgestemd op de individuele situatie van de gehandicapte.

De gemeente heeft, behoudens uitzonderingssituaties bij dreigende vereenzaming, geen zorgplicht ten aanzien van bovenregionaal vervoer [19]. Voor bovenregionaal vervoer kan de gehandicapte gebruik maken van Valys.

4.2. Uitgangspunten verstrekking vervoersvoorziening

Alleen als openbaar vervoer niet adequaat is, kan een gehandicapte in aanmerking komen voor een Wvg-vervoersvoorziening. Openbaar vervoer is niet adequaat als de gehandicapte ten gevolge van ziekte of gebrek belemmerd wordt in het bereiken of het gebruiken van het regulier openbaar vervoer zoals staat vermeld in artikel 3.2. lid 1 van de verordening.

In de volgende situaties is openbaar vervoer niet adequaat:

  • -

    De loopafstand die de gehandicapte kan overbruggen is minder dan 800 meter.

  • -

    De gehandicapte kan niet langer dan 10 minuten staan/ wachten bij een bushalte.

  • -

    De gehandicapte kan de in/uitstap (30 cm.) van openbaar vervoer niet nemen.

  • -

    De gehandicapte kan zich niet staande houden bij wegrijden en afremmen van het openbaar-vervoermiddel.

  • -

    De gehandicapte maakt langdurig gebruik van een rollator/rolstoel op medisch advies.

4.3. Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)

Als het voor gehandicapten niet mogelijk is met het openbaar vervoer te reizen (zie de criteria in de vorige paragraaf) kunnen zij, conform artikel 3.1 lid 1, sub a van de verordening, in aanmerking komen voor CVV. Ook gehandicapten die alleen mét begeleiding gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer maar zonder begeleiding gebruik kunnen maken van het CVV (omdat het CVV vervoer van deur tot deur biedt), kunnen in aanmerking komen voor een CVV-pas. Op vertoon van deze pas kunnen gehandicapten tegen een aangepast tarief, vergelijkbaar met het tarief van het openbaar vervoer, met het CVV onbeperkt reizen binnen het vervoersgebied (dit gebied bestrijkt 5 OV-zones vanaf de voordeur).

Het CVV is een open systeem waarvan iedereen, die zich in het vervoersgebied bevindt, gebruik kan maken. Vervoer geschiedt van deur tot deur. Het CVV rijdt alleen op bestelling, waarbij tenminste één uur van tevoren gebeld moet worden. Er wordt gereden met (rolstoel)taxibusjes of een gewone taxi /personenauto. Voor kinderen beneden de twaalf jaar die met hun (gehandicapte) ouder(s) samenreizen wordt door de gemeente een vervoerskostenvergoeding toegekend op basis van OV-tarief CVV.

4.3.1. Medisch noodzakelijke begeleiding bij het CVV [20]

De chauffeur is verantwoordelijk voor het vervoer vanaf de voordeur van de woning/het wooncomplex tot de plaats van bestemming. De mogelijkheid bestaat dat een Wmo-cliënt om medische redenen niet zelfstandig gebruik kan maken van de MolenHopper. Indien de noodzaak voor een medisch noodzakelijke begeleid(st)er objectief is vastgesteld, kan de gehandicapte in aanmerking komen voor het mee laten reizen van één begeleider [21]. Dit wordt vermeld op de MolenHopperpas van de belanghebbende. De kosten van de medisch noodzakelijke begeleid(st)er komen voor rekening van de gemeente.

Op grond van artikel 2, lid 2 onder h van de Verordening wordt geen begeleiding toegekend, indien de pashouder beschikt, dan wel kan beschikken, over een OV-begeleiderspas, zijnde een voorliggende voorziening. Dat kan onder andere aan de orde zijn bij een visueel gehandicapte pashouder, die met begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

Indien er geen sprake is van een voorliggende voorziening, dan is er in de volgende situaties een indicatie voor medisch noodzakelijke begeleiding (de begeleid(st)er moet 12 jaar of ouder zijn):

  • -

    Pashouders bij wie medische zorg nodig is tijdens de rit (bijvoorbeeld het ongepland moeten toedienen van medicatie (oraal) of bedienen van medische apparatuur;

  • -

    Pashouders met gedragsproblemen of angst die door begeleiding opgeheven kunnen worden;

  • -

    Pashouders die door hun handicap (blijvende invaliditeit ten gevolge van - een combinatie van - lichamelijk en/of verstandelijke beperkingen/aandoening(en) niet in staat zijn om zelfstandig met de Molenhopper te reizen, d.w.z. de pashouder kan niet zonder hulp in de Molenhopper komen en/of er is tijdens de reis ADL-hulp noodzakelijk [22];

  • -

    Als de afstand van de voordeur naar de centrale hal van het wooncomplex waar de pashouder woont, niet zelfstandig overbrugd kan worden.

  • -

    Pashouders die beschikken over een Wmo-rolstoel, zichzelf niet kunnen verplaatsen en niet verder dan 100 meter kunnen lopen;

  • -

    Pashouders met aan beide ogen een gezichtsvermogen van minder dan 25%.

4.3.2. Sociale begeleiding bij CVV

Voor begeleiding op sociale gronden, bijvoorbeeld het bieden van hulp op de plaats van bestemming of het duwen van de rolstoel of om samen op stap te gaan, wordt geen indicatie voor medische noodzakelijke begeleiding tijdens vervoer verstrekt. In het kader van de Wvg draagt de gemeente zorg voor adequaat vervoer. Het bieden van hulp op plaats van bestemming maakt echter geen onderdeel uit van dit vervoer en behoort dus niet tot de zorgplicht van de gemeente. Voor begeleiding op sociale gronden kan de gehandicapte gebruik maken van het forfaitaire bedrag dat bij het CVV wordt verstrekt.

4.3.3. Contra-indicatie voor CVV

De gehandicapte heeft een contra-indicatie voor CVV in de volgende situaties:

  • -

    Sociaal storend gedrag (agressie, onrust, decorumverlies, etc.) dat door begeleiding niet te corrigeren is.

  • -

    Incontinentie voor faeces.

  • -

    Infectiegevoeligheid als samen reizen met meerdere personen extra infectiegevaar oplevert waardoor gezondheidsschade kan ontstaan.

  • -

    Aantoonbare fobische klachten die geen behandelingsoptie hebben.

  • -

    Ernstige aangetoonde bronchiale hyperreactiviteit, waarbij de benauwdheidsklachten verergeren door luchtjes van andere passagiers en mogelijke aanwezigheid van honden.

  • -

    Relatief frequente (1 – 2 keer per week) insulten bij optimaal ingestelde epilepsie.

  • -

    Minder dan 1 uur zonder verzorging kunnen reizen.

4.4. Financiële tegemoetkomingen voor vervoer

Als een gehandicapte een contra-indicatie heeft voor het CVV dan kan de gehandicapte in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten van het gebruik van auto, taxi of rolstoeltaxi conform artikel 3.1 lid 1 onder c van de verordening.

4.4.1. Gebruik eigen auto

Het is mogelijk dat de gehandicapte een contra-indicatie heeft voor het CVV en een eigen auto bezit (of er is een auto in het gezin van de gehandicapte op hetzelfde adres aanwezig) die hij kan gebruiken om zich te (laten) vervoeren. In dat geval kan, conform artikel 3.1. lid 1, onder c, punt 2 een financiële tegemoetkoming voor gebruik van de eigen auto worden verstrekt.

Ten aanzien van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto wordt een inkomensgrens gesteld omdat boven deze grens een auto en de daarmee samenhangende vervoerskosten algemeen gebruikelijk worden geacht (zie artikel 3.2 lid 9 van de verordening). De tegemoetkoming betreft een forfaitaire vergoeding. De hoogte van deze vergoeding staat vermeld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto wordt alleen in combinatie met het aanpassen van de eigen auto verstrekt als dit de goedkoopst adequate oplossing voor de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte.

4.4.2. Gebruik van taxi

Als er een contra-indicatie is voor het CVV én de gehandicapte niet over een eigen auto beschikt of deze auto niet kan gebruiken, kan een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de taxi worden verstrekt overeenkomstig 4.3.4 van dit verstrekkingenboek. De vergoeding vindt plaats op declaratiebasis tot een, in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten vermeld, maximum per jaar. Alleen de kosten van ritten binnen het CVV-vervoersgebied [23] komen voor vergoeding door de gemeente in aanmerking.

4.4.3. Gebruik van rolstoeltaxi

De gehandicapte kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de rolstoeltaxi als vervoer per CVV, (eigen) auto of taxi niet adequaat is overeenkomstig 4.3.2. van dit verstrekkingenboek. Dit is het geval in de volgende situaties:

  • -

    Onmogelijkheid om, met hulp, in en uit te stappen;

  • -

    Rolstoelafhankelijkheid en onmogelijkheid om zelfstandig transfers te maken;

  • -

    Noodzaak tot liggend vervoer.

De vergoeding vindt plaats op declaratiebasis tot een, in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten vermeld, maximum per jaar. Alleen de kosten van ritten binnen het CVV-vervoersgebied23 komen voor vergoeding door de gemeente in aanmerking.

4.4.4. Beperking van de financiële tegemoetkoming

Conform het bepaalde in artikel 3.2. lid 7 en 8 van de verordening kan de financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten in de volgende gevallen worden beperkt:

  • -

    In afwijking op bovenstaande wordt voor inwonende kinderen boven de 18 jaar een uitzondering gemaakt en wordt een volledige financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten toegekend.

  • -

    Bij een inkomen boven de inkomensgrens wordt geen financiële tegemoetkoming voor gebruik van de eigen auto toegekend (zie financieel besluit voor deze inkomensgrens).

  • -

    Kinderen beneden de vier jaar ontvangen geen vervoerskostenvergoeding aangezien deze worden geacht altijd onder begeleiding van hun ouders te reizen (vergelijkbaar met niet-gehandicapte kinderen). Voor kinderen boven de vier jaar gelden dezelfde regels als voor volwassenen.

4.5. Aanpassing van de eigen auto

Gehandicapten kunnen alleen in aanmerking komen voor het aanpassen van de eigen auto als dit de goedkoopst adequate voorziening is conform artikel 1.2, lid 2, onder c, van de verordening. Bij beoordeling of aanpassing van de eigen auto de goedkoopst adequate voorziening is wordt onder andere rekening gehouden met de vervoersbehoefte en de gezinssituatie. In geval van een grote vervoersbehoefte kan het goedkoper zijn de auto aan te passen. Ook kan het aanpassen van de auto de enige (adequate) mogelijkheid zijn om een gehandicapt gezinslid te verplaatsen. Bij de verstrekking van autoaanpassingen is het dan ook primair de vraag of het aanpassen van de auto (en een eventuele toekenning van een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de auto) een goedkopere oplossing is dan verlening van andere adequate voorzieningen.

De kosten voor autoaanpassingen worden volledig vergoed, voor zover de aanpassingen niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd.

Voor aanpassingen aan de auto gelden de volgende regels:

  • -

    Er moet voor de bestuurder een noodzaak zijn voor de aanpassingen, blijkend uit de restreintbepalingen die door het Centraal Bureau Rijvaardigheden (CBR) op het rijbewijs zijn gezet.

  • -

    Aanpassingen aan de auto mogen alleen plaatsvinden als de auto redelijkerwijs is aan te passen, in goede staat verkeert en niet ouder is dan drie jaar.

  • -

    De aanpassingen mogen niet algemeen gebruikelijk zijn. Als algemeen gebruikelijk worden beschouwd airco, automatische transmissie, elektrische ramen, stuur- en rembekrachtiging [24].

  • -

    Aanpassingen die voor vergoeding in aanmerking komen moeten medisch en ergonomisch noodzakelijk zijn bijvoorbeeld:

    • Aanpassingen aan de besturing van de auto (ter beoordeling van het CBR);

    • Aanpassingen aan de stoel van de chauffeur / bijrijder;

    • Aanpassingen voor het meenemen van een rolstoel in de auto;

    • Aanpassingen voor het vervoer van een rolstoelgebruiker;

    • Aanpassingen voor een zitvoorziening bij kinderen.

4.5.1. Vergoeding van aanpassing van de auto

Als het aanpassen van de auto de goedkoopst adequate oplossing is dan worden de aanpassingskosten, indien vooraf aangevraagd, volledig vergoed.Ook de keuringskosten door het RDW komen voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de vergoeding geldt dat de auto niet ouder mag zijn dan drie jaar en in goede staat verkeert. Alle noodzakelijke aanpassingskosten worden vergoed tot maximaal de waarde van de referentieauto (zie het Besluit financiele tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten).

In uitzondering op bovenstaande worden losse voorzieningen/ aanpassingen volledig vergoed bij een auto tot tien jaar oud. Bij de keuze voor de goedkoopst adequate voorziening wordt meegewogen in hoeverre de aanpassing /voorziening eenvoudig in een andere auto kan worden overgezet. De kosten voor overzetting in een andere auto komen niet voor vergoeding in aanmerking. Voorbeelden van losse voorzieningen zijn bijvoorbeeld een aangepaste autostoel (voor volwassenen en kinderen) en een tillift.

Een vergoeding voor het aanpassen van de auto kan één keer in de zeven jaar worden toegekend, dit geldt ook voor losse voorzieningen/aanpassingen.

4.5.2. Rijlessen en overige kosten voor aangepaste auto

De meerkosten voor rijlessen die noodzakelijk zijn om te leren rijden in een aangepaste auto, komen alleen voor vergoeding in aanmerking [25] als de aanpassingskosten van de auto in het kader van de WVG zijn betaald. Naast deze kosten worden ook de voorrijkosten, de kosten voor het afleggen van een rijtest bij het CBR en de kosten voor (vernieuwing van) het rijbewijs vergoed.

4.6. (Bruikleen)auto

Uitgangspunt van deze voorziening is dat hiermee alle vervoersbehoeften kunnen worden ingevuld omdat de gehandicapte geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, het CVV en ook andere goedkopere vervoersvoorzieningen (vervoerskostenvergoeding voor taxi of rolstoeltaxi, scootmobiel, rolstoel, enz.) of een combinatie van vervoersvoorzieningen niet adequaat is.

Een bruikleenauto wordt alleen verstrekt als de gehandicapte in het bezit is van een rijbewijs en voor zijn verplaatsingsprobleem beslist is aangewezen op een auto [26]. Dit wordt bepaald na individuele beoordeling van de aanvraag.

Conform art. 3.2 lid 9 van de verordening wordt een auto boven een bepaalde inkomensgrens algemeen gebruikelijk geacht zodat alleen gehandicapten met een inkomen beneden deze grens in aanmerking komen voor verstrekking van een (bruikleen)auto. De gemeente bepaalt welk type bruikleenauto ter beschikking wordt gesteld, rekening houdend met de prijs van een referentie-auto. Afgezien van de brandstofkosten worden alle overige kosten die samenhangen met het gebruik van de auto vergoed door de gemeente. Onder alle overige kosten zijn niet begrepen kosten als gevolg van nalatig of roekeloos gedrag of opzettelijk schadetoebrengend gedrag van de aanvrager. De brandstofkosten voor de bruikleenauto worden niet door de gemeente vergoed. Aangezien ook niet-gehandicapten vervoerskosten maken en deze kosten als algemeen gebruikelijk worden beschouwd, wordt de gehandicapte geacht de brandstofkosten zelf te betalen.

4.7. Gesloten buitenwagen

Met een gesloten buitenwagen wordt een gehandicaptenvoertuig bedoeld (bijvoorbeeld een Canta). Een gehandicaptenvoertuig mag in principe overal rijden en parkeren, ook op trottoirs en in winkelgebieden. Het bezit van een (brommer)rijbewijs is niet noodzakelijk.

Een, al dan niet, aangepaste gesloten buitenwagen wordt alleen toegekend als de gehandicapte geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of CVV en er geen andere goedkopere adequate vervoersvoorzieningen kunnen worden getroffen [27]. Bovendien beschikt de gehandicapte over voldoende verkeersinzicht om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen en is om medische redenen, aangewezen op overdekt vervoer, dit ter beoordeling van een arts. Een gesloten buitenwagen wordt niet in combinatie met andere voorzieningen verstrekt aangezien met deze voorziening het gehele vervoersgebied, waarvoor de gemeentelijke zorgplicht geldt, kan worden bereisd. De brandstofkosten voor de gesloten buitenwagen worden niet door de gemeente vergoed. Aangezien ook niet-gehandicapten vervoerskosten maken en deze kosten als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd, wordt de gehandicapte geacht de brandstofkosten zelf te betalen.

4.8. Scootmobiel (open buitenwagen)

Gehandicapten die belemmerd worden in het bereiken van vervoersbestemmingen op korte afstand rond de woning, dit in het kader van het leven van alledag, kunnen (eventueel in aanvulling op of in combinatie met een andere Wvg-vervoersvoorziening) in aanmerking komen voor een scootmobiel [28]. Daarnaast geldt dat het verstrekken van de scootmobiel de goedkoopst adequate oplossing is voor het vervoersprobleem van de cliënt. Aangezien de scootmobiel is bedoeld voor vervoer in de directe woonomgeving van de cliënt heeft de gemeente geen zorgplicht voor het meenemen/vervoeren van scootmobielen (bijv. naar vakantiebestemmingen).

4.8.1. Mogelijkheden van de gehandicapte

Om voor een scootmobiel in aanmerking te komen moet de gehandicapte het volgende kunnen:

  • -

    Betrokkene kan zelfstandig een transfer maken;

  • -

    Betrokkene is in staat enkele meters te lopen;

  • -

    Betrokkene heeft voldoende zitbalans en een redelijke arm/handfunctie;

  • -

    Betrokkene kan de scootmobiel goed en veilig (leren) bedienen;

  • -

    Betrokkene heeft voldoende verkeersinzicht en verkeersvaardigheid Betrokkene is bestand tegen weersinvloeden, kou, regen en mist, gedurende een groot deel van het jaar, eventueel met gebruik van hulpmiddelen;

  • -

    Betrokkene is rijgeschikt (voldoende visus, cognitieve vermogens, e.d.) heeft voldoende visus om de scootmobiel te bedienen c.q. het verkeer in te schatten;

  • -

    Betrokkene kan door het volgen van rijlessen voldoende verkeersinzicht en verkeersvaardigheid verwerven.

4.8.2. Vervoersbehoefte

Er is een aanzienlijke zelfstandige vervoersbehoefte in de directe woonomgeving in het kader van het leven van alledag. Hierin wordt meegewogen:

  • -

    sociaal leven en hieraan zelfstandig kunnen blijven deelnemen;

  • -

    verwachte frequentie van het gebruik;

  • -

    gevolgen van het niet toekennen van de scootmobiel; de mogelijkheid van alternatieven zoals CVV, vervoerskostenvergoeding, handbewogen rolstoel;

  • -

    Een scootmobiel moet wezenlijk bijdragen tot het opheffen van verplaatsingsbelemmeringen van betrokkene;

  • -

    Alleen CVV is niet adequaat, dit met betrekking tot de scootmobiel.

4.8.3. Stalling

Er is een stallingsmogelijkheid voor de scootmobiel. Indien dit niet het geval is, komen de kosten voor de aanleg van een stalling voor vergoeding in aanmerking. Indien deze kosten erg hoog zijn, kunnen andere vervoersvoorzieningen worden overwogen. Als de stalling niet te realiseren is kan de gehandicapte in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding.

4.8.4. Snelheid

In overleg tussen gemeenten, de adviserende instantie en leverancier wordt de scootmobiel standaard afgesteld op 12 kilometer per uur. Met deze snelheid kan de gehandicapte nog met iemand ‘meefietsen’ . Eventueel kan de adviserende instantie adviseren de scootmobiel op een lagere of hogere maximumsnelheid in te stellen.

4.8.5. Rijlessen

Als de cliënt geïndiceerd is voor een scootmobiel maar zijn rijvaardigheid onvoldoende is, dan kan de cliënt in het kader van de Wvg in aanmerking komen voor gewenningslessen. Als deze lessen noodzakelijk zijn voor een optimaal en veilig gebruik van de scootmobiel dan komt de cliënt in aanmerking voor maximaal drie gewenningslessen via de leverancier. Dit is het geval als tijdens de proefrit blijkt dat betrokkene niet over voldoende rijvaardigheid beschikt om verantwoord met de vervoersvoorsziening om te gaan, dan wel veilig aan het verkeer deel te nemen. Wanneer het de verwachting is dat deze rijvaardigheid niet met maximaal drie extra gewenningslessen is aan te leren, is professionele training door een ergotherapeut noodzakelijk. De training door de ergotherapeut wordt door de gemeente vergoed.

4.8.6. Medisch noodzakelijke aanpassingen en accessoires

Als aanpassingen en/of accessoires aan de scootmobiel noodzakelijk zijn dan komen deze alleen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van een medische noodzaak. De volgende aanpassingen en accessoires zijn mogelijk:

  • -

    Extra vering is mogelijk als er sprake is van een medische aandoening waardoor aannemelijk wordt gemaakt dat standaard-vering klachten oplevert in het gebruik;

  • -

    Bedieningsaanpassingen zijn mogelijk als er sprake is van een medische aandoening waardoor aannemelijk wordt gemaakt dat de standaardbediening niet voldoet én de aanpassing redelijk gemakkelijk te realiseren is;

  • -

    Het verstrekken van een spiegel is mogelijk bij beperkingen in romp- en nekfunctie waardoor iemand niet kan omkijken of bij doofheid / slechthorendheid;

  • -

    Stoelaanpassingen zijn mogelijk als om medische redenen de standaardstoel niet voldoet en een aanpassing redelijk gemakkelijk te realiseren is, bijv. een beensteun of een verhoging van het voetafsteungedeelte;

  • -

    Het verstrekken van een windscherm is mogelijk als betrokkene ten gevolge van een medische aandoening niet in staat is zonder bescherming van het gezicht te rijden;

  • -

    Schootskleed/ voetenzak /orthesejas [29]: indien er sprake is van doorbloedingsstoornissen aan het onderlichaam of het been en de gehandicapte onvoldoende in staat is zichzelf bij stilzitten te verwarmen. Ook kan deze accessoire noodzakelijk zijn als er bij koude een ernstige toename van de klachten optreedt of als er sprake is van een verstoord temperatuurgevoel;

  • -

    Stokhouder wordt geplaatst als de cliënt, ter overbrugging van korte afstanden, gebruik maakt van een stok;

  • -

    Zuurstoffleshouders indien iemand is aangewezen op het gebruik van zuurstof.

De gemeente vergoedt het plaatsen van kinderzitjes op de scootmobiel indien dit in het kader van de rol als ouder noodzakelijk is voor het vervoer van (kleine) kinderen. Er wordt gewerkt met specifieke aangepaste scootmobiels (bijvoorbeeld Mover of delta 2) waarop een goedgekeurd zitje (wat aan alle veiligheidsnormen voldoet) reeds aanwezig is.

4.9. Andere verplaatsingsmiddelen

De financiële tegemoetkomingen of een vergoeding in de kosten van aanschaf of gebruik van andere verplaatsingsmiddelen kunnen als op zichzelf staande voorziening worden verstrekt. Gehandicapten kunnen voor een verplaatsingsmiddel in aanmerking komen als met deze voorzieningen een substantieel deel van de bestemmingen in het kader van het leven van alledag bereikt kan worden. Dit wordt beoordeeld door de totale, individuele vervoersbehoefte van de cliënt in kaart te brengen.

4.9.1. Handbike

Een handbike (fietsdeel gekoppeld aan een rolstoel) kan worden verstrekt als de gehandicapte afhankelijk is van het gebruik van een rolstoel om zich te verplaatsen. Bovendien moet de gehandicapte in staat zijn om zich fietsend m.b.v. handaandrijving te verplaatsen en moet de handbike zelfstandig aan- en af kunnen koppelen. In bepaalde gevallen kan een handbike het alternatief zijn voor een scootermobiel.

4.9.2. Aangepaste fiets

Als een standaardfiets niet adequaat is dan kan een aangepaste fiets worden verstrekt aan de gehandicapte. Een aangepaste fiets is een fiets die niet in de reguliere fietsenwinkel verkrijgbaar is en die speciaal gemaakt/ontwikkeld is voor gehandicapten. In dit kader wordt de fiets met hulpmotor of elektrische fiets als algemeen gebruikelijk beschouwd aangezien deze ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gekocht.

4.9.3. Driewielfiets (met of zonder hulpmotor)

Als de gehandicapte onvoldoende motorische vaardigheden heeft voor een gewone fiets kan een driewielfiets worden verstrekt. Aan kinderen beneden de vier jaar wordt een driewielfiets verstrekt als de uitvoering niet algemeen gebruikelijk is.

4.9.4. Tandem

Een tandem kan worden verstrekt als er sprake is van problemen betreffende visus, gehoor, verstandelijke, cognitieve of fysieke vermogens waardoor zelfstandige deelname aan het verkeer onmogelijk is. Bovendien moet er een begeleider aanwezig zijn die met de tandem overweg kan.

4.9.5. Vervoers- en speelvoorzieningen voor kinderen

In veel gevallen is voor kinderen de te verstrekken voorziening niet alleen bedoeld om te voorzien in de vervoersbehoefte maar ook om mee te spelen. Bij kinderen kunnen twee voorzieningen naast elkaar worden verstrekt waarbij de ene voorziening verstrekt wordt om (voor een groot deel) te voorzien in de vervoersbehoefte en de andere voorziening verstrekt wordt om mee te spelen.

Als normale fietszitjes niet adequaat zijn kunnen speciale fietszitjes worden verstrekt aan kinderen met een handicap. Eventueel kan een aangepaste fietskar voor vervoer van een gehandicapt kind per fiets worden verstrekt, als een speciaal fietszitje niet adequaat is. Andere vervoersvoorzieningen die aan kinderen met een handicap kunnen worden verstrekt zijn onder andere aankoppelfietsen, speelvoorzieningen waarmee het kind zich kan verplaatsen, duofiets en een rolstoeltransportfiets.

4.9.6. Rolstoelscooter/pendel

Een rolstoelscooter of pendel is een soort scootmobiel waar de rolstoel ingereden kan worden. De gehandicapte kan zich vervolgens zittend in de rolstoel met bromfietssnelheid verplaatsen. Ten aanzien van de verstrekking gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    de gehandicapte is volledig rolstoelgebonden

  • -

    de gehandicapte is specifiek aangewezen op een handbewogen rolstoel

  • -

    De gehandicapte is rijgeschikt en rijvaardig

  • -

    Het gebruik van de handbewogen rolstoel in combinatie met het CVV is vanwege een specifieke (leeftijdsgerelateerde) vervoersbehoefte geen adequate oplossing. (Er worden direct na elkaar bestemmingen bezocht. Het meerdere malen op CVV wachten is hierbij geen optie vanwege het te lang onderweg zijn en/of het niet op tijd kunnen zijn bij die bestemmingen. De afstand naar de bestemmingen is te groot voor het zelf voortbewegen van de rolstoel).

  • -

    De gehandicapte is in staat zelfstandig de rolstoel en de rolstoelscooter te bedienen (kan zelfstandig in en uit de pendel rijden).

  • -

    Is op de plaats van bestemming aangewezen op gebruik van een handbewogen rolstoel (bestemming niet toegankelijk met een electrische rolstoel of handbike).

  • -

    Er is sprake van een frequente vervoersbehoefte (meerdere malen per week).

  • -

    De gehandicapte heeft de eigen rolstoel nodig op plaats van bestemming

  • -

    Een handbike/ al dan niet elektrisch ondersteunend in combinatie met een handbewogen rolstoel is niet mogelijk vanwege het feit dat het aan/afkoppelen niet zelfstandig lukt en/of de belasting van de rolstoel te zwaar is.

5. Rolstoelen

Een rolstoel is een hulpmiddel gericht op het opheffen of verminderen van belemmeringen die betrokkene vanwege ziekte of gebrek ervaart bij het verplaatsen binnen en buiten de woning. Dit betreft de directe woon- en leefomgeving van de cliënt. Dit onderscheidt rolstoelen van vervoersvoorzieningen. Rolstoelen zijn bedoeld voor het zich voortbewegen en verplaatsen (of het verplaatst worden) over kleine afstanden. Met vervoersvoorzieningen kunnen gehandicapten zich over grotere afstanden verplaatsen.

5.1. Voorwaarden voor verstrekking

De algemene criteria om voor een rolstoel in aanmerking te komen zijn de volgende (conform artikel 4.2 van de verordening):

  • -

    Er zijn aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek waardoor de gehandicapte in belangrijke mate zittend in en om de woning verplaatst moet worden;

  • -

    Andere loophulpmiddelen bieden een onvoldoende oplossing;

  • -

    De noodzaak tot zittend verplaatsen is in belangrijke mate aanwezig;

  • -

    Betrokkene is, eventueel met gebruik van loophulpmiddelen, niet in staat een afstand van 800 meter te overbruggen of;

  • -

    Betrokkene is vanwege gedragsstoornissen niet in staat om een afstand van 800 meter in een acceptabel tempo te overbruggen of;

  • -

    Gezinssituatie en activiteitenpatroon van betrokkene zijn dusdanig dat betrokkene door het gebruik van een rolstoel in staat wordt gesteld deel te nemen aan het ‘leven van alledag’;

  • -

    De rolstoel is bedoeld als verplaatsingsmiddel;

  • -

    De rolstoel is niet anti-revaliderend en is niet strijdig met het behandelplan;

  • -

    Er zijn geen adequate, voorliggende voorzieningen aanwezig (bijv. uitleenrolstoel).

5.2. Uitgangspunten voor verstrekking

Conform artikel 4.3 lid 1 van de verordening gelden de volgende uitgangspunten voor verstrekking:

  • -

    Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt;

  • -

    Voor een rolstoel wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht (voor de sportrolstoel geldt een andere financiële regeling);

  • -

    Als een rolstoel uitsluitend is bestemd voor school of werk dan dient een rolstoel in het kader van de wet REA te worden verstrekt.

5.3. Indeling van rolstoelen

Er zijn verschillende typen rolstoelen met elk een eigen, specifiek gebruiksdoel. De volgende typen worden onderscheiden:

  • -

    Handbewogen rolstoelen;

  • -

    Elektrische rolstoelen;

  • -

    Kinderrolstoelen;

  • -

    Sportrolstoelen.

Naast deze indeling kan nog onderscheid worden gemaakt naar incidenteel, regelmatig en permanent gebruik.

De keuze van de rolstoel hangt af van veel verschillende factoren. Bijvoorbeeld de mogelijkheden die de gehandicapte heeft ten aanzien van zich verplaatsen, zitten en bedienen van de rolstoel. Het doel waarvoor de rolstoel wordt gebruikt zoals binnen en/of buiten gebruik, korte en/of middellange afstand en/of sportactiviteiten. De eisen die worden gesteld aan de meeneembaarheid van de rolstoel en zo zijn er nog veel andere factoren die de keuze van de rolstoel bepalen. Op basis hiervan wordt een ‘programma van eisen’ (PVE) opgesteld aan de hand waarvan wordt bekeken welke rolstoel het goedkoopst adequaat is om het verplaatsingsprobleem van de cliënt op te lossen.

5.4. Handbewogen rolstoelen

5.4.1. Zelfbeweger

Een zelfbeweger is een rolstoel die door de gebruiker op eigen kracht voort te bewegen is, maar die ook als duwrolstoel gebruikt kan worden. De manier van aandrijven kan verschillend zijn. Het meest gebruikelijk is dat de rolstoel wordt voortbewogen door met beide handen aan de hoepels van de achterwielen te pakken/bewegen. Een andere vorm is trippelen met één of beide benen, eventueel ondersteund door hoepelen met een of beide handen. Het zelfstandig rijden in een handbewogen rolstoel vraagt over het algemeen een goede arm/handfunctie, een goede balans en een redelijk uithoudingsvermogen /kracht.

Een gehandicapte kan in aanmerking komen voor een zelfbeweger als de verwachte frequentie van gebruik gemiddeld 1 keer per maand bedraagt.

5.4.2. Duwrolstoel

Bij voorkeur wordt een zelfbeweger verstrekt maar als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld doordat er contra-indicaties zijn voor een zelfbeweger, kan een gehandicapte in aanmerking komen voor een duwrolstoel. Naast de algemene criteria om voor een rolstoel in aanmerking te komen, dient voor de verstrekking van een duwrolstoel rekening gehouden te worden met de beschikbaarheid van een begeleider. De verplaatsing kan immers alleen met begeleider plaatsvinden. Hierbij moet worden onderzocht of de reguliere begeleider fysiek in staat is om de rolstoel met cliënt voort te duwen. Onder het fysiek in staat zijn wordt verstaan, voldoende uithoudingsvermogen en kracht.

5.4.3. Aankoppelmotor

Een aankoppelmotor is een elektrische aandrijving op een handbewogen rolstoel ter ondersteuning van de persoon die de rolstoel duwt. Het systeem bestaat meestal uit een, door een elektromotor aangedreven, vijfde wiel dat onder de handbewogen rolstoel wordt geplaatst; er zijn echter ook andere vormen op de markt. Op de duwhandvatten wordt een bedieningskast geplaatst waarmee de duwende persoon het systeem bedient.

Een aankoppelmotor kan worden verstrekt als de cliënt een indicatie heeft voor een transportrolstoel en noch de cliënt zelf, noch de echtgeno(o)t(e) van cliënt is in staat, ten gevolge van aantoonbare beperkingen, de transportstoel voort te bewegen. Bij beoordeling van de aanvraag voor een aankoppelmotor wordt met de volgende punten rekening gehouden:

  • -

    De gebruiksfrequentie van de voorziening

  • Omdat het om een relatief dure verstrekking gaat, dient de gebruiksfrequentie in redelijke verhouding te staan tot de hoge kosten. Als vast staat dat de rolstoel slechts zeer incidenteel wordt gebruikt en het gebruik alleen recreatief van aard is, is de verstrekking van een aankoppelmotor niet de goedkoopst adequate oplossing. Voor dergelijk incidenteel gebruik kan van cliënt worden verwacht dat hij zelf iemand inschakelt om de rolstoel te duwen. Deze problematiek speelt immers ook bij alleenstaande mensen die niet in staat zijn hun eigen (transport)rolstoel voort te bewegen;

  • -

    De aanwezigheid van een “duwer” in het huishouden van cliënt

  • Het is van belang dat de persoon, die de rolstoel met aankoppelmotor bedient, bij de cliënt inwoont. Als de cliënt voor de bediening van de aankoppelmotor is aangewezen op mensen die elders woonachtig zijn (zoals uitwonende familie, kennissen of vrijwilligers) wordt een aankoppelmotor niet adequaat geacht. Bovendien kan gesteld worden dat in dergelijke situaties de gebruiksfrequentie niet in verhouding staat tot de kosten.

5.5. Elektrische rolstoelen

Dit zijn rolstoelen die met een elektromotor worden aangedreven. Bediening vindt meestal plaats via een joystick die met de hand wordt bediend. Er zijn echter ook ingewikkelder vormen van besturing mogelijk. Een cliënt kan voor een elektrische rolstoel in aanmerking komen als deze rolstoelgebonden is en het verstrekken van een zelfbeweger geen adequate voorliggende voorziening is. Bovendien moet de cliënt een zelfstandige verplaatsingsbehoefte hebben en in staat zijn de elektrische rolstoel zelfstandig te bedienen. Bij het maken van een juiste keuze wordt onder andere gekeken of het accent ligt op verplaatsing binnens- of buitenshuis, waarbij zoveel mogelijk gestreefd wordt naar verstrekking van één rolstoel die voldoet aan de totale verplaatsingsbehoefte.

5.6. Kinderrolstoelen

In principe gelden voor rolstoelen bij kinderen dezelfde verstrekkingscriteria als voor volwassenen. Bij het maken van een juiste keuze zijn echter een aantal aanvullende criteria van belang die extra aandacht vragen zoals de ontwikkeling en de groei van het kind en de mogelijkheid tot spelen en spelenderwijs ontwikkelen. Daardoor kunnen de eisen die aan de rolstoel worden gesteld soms snel veranderen.

5.6.1. (Duw)wandelwagen / buggy

Gehandicapte kinderen kunnen voor een (duw)wandelwagen of buggy in aanmerking komen als de normaal in de handel zijnde wandelwagens/buggies niet voldoen met betrekking tot de grootte [30] en de benodigde zitondersteuning. Als in de wagen zitondersteuningselementen medisch noodzakelijk zijn voor het handhaven van een juiste lichaamshouding van het kind, dan komen deze elementen voor vergoeding in aanmerking.

5.6.2. Handbewogen rolstoel

Als het kind zich zelfstandig kan en wil voortbewegen en/of de duwrolstoel/wandelwagen niet adequaat is, kan een handbewogen rolstoel worden verstrekt.

5.6.3. Elektrische rolstoel

Als in de toekomst een zelfstandige verplaatsingsbehoefte ontstaat (zowel in eventuele school- als thuissituatie) en het kind fysiek en cognitief in staat is de rolstoel zelfstandig te (leren) bedienen, kan een elektrische rolstoel worden verstrekt. Over het verstrekken van een elektrische rolstoel aan kinderen vindt altijd overleg plaats met de behandelaar.

5.7. Tweede rolstoel

Als één rolstoel niet voldoet voor de verplaatsingsbehoefte van betrokkene dan kan eventueel een tweede (elektrische) rolstoel worden verstrekt in de volgende gevallen:

  • -

    Bij voornamelijk gebruik van elektrische rolstoel kan een handbewogen of duwrolstoel verstrekt worden om mee te nemen in de auto en/of om bij anderen op bezoek te kunnen gaan (een elektrische rolstoel is vaak te groot).

  • -

    Als de woonsituatie geen gecombineerde elektrische binnen/buitenrolstoel toelaat en niet volstaan kan worden met een combinatie van andere voorzieningen zoals een loophulpmiddel of scootmobiel.

  • -

    Als een tweede rolstoel voor boven, ingeval van reeds aanwezige traplift.

5.8. Herstel, onderhoud en reparatie

De gemeente neemt de kosten voor onderhoud, gebruik en reparatie van de rolstoel voor haar rekening zodat de levensduur van de rolstoel zo groot mogelijk is. De voorwaarden ten aanzien van vergoeding van deze kosten staan vermeld in de bruikleenovereenkomst die de cliënt van de leverancier ontvangt bij verstrekking van de rolstoel. In het algemeen kan worden gesteld dat alle kosten worden vergoed, tenzij er schade is ontstaan door opzettelijk onzorgvuldig gebruik van de rolstoel door de cliënt.

5.9. Verzekering

Voor alle elektrisch voortbewogen rolstoelen, die buiten deelnemen aan het verkeer geldt een verplichting tot verzekeren. Deze (WA) verzekering maakt onderdeel uit van de huurovereenkomst die tussen leverancier en gemeente wordt afgesloten. Indien er sprake is van een rolstoel die door de gemeente wordt aangeschaft geldt dat de gemeente dient te zorgen voor een WA-verzekering. Dit wordt geregeld met de leverancier.

5.40. Training in het gebruik van de (elektrische) rolstoel

Vooral bij elektrische rolstoelen kan instructie en training (in de vorm van lessen) nodig zijn. Als deze lessen noodzakelijk zijn voor een optimaal en veilig gebruik van de rolstoel dan kan de cliënt in het kader van de Wvg in aanmerking komen voor maximaal drie gewenningslessen via de leverancier. Dit is het geval als tijdens de proefrit blijkt dat betrokkene niet over voldoende rijvaardigheid beschikt om verantwoord met de vervoersvoorsziening om te gaan, dan wel veilig aan het verkeer deel te nemen. Wanneer het de verwachting is dat deze rijvaardigheid niet met maximaal drie extra gewenningslessen is aan te leren, is professionele training door een ergotherapeut noodzakelijk. De training door de ergotherapeut wordt door de gemeente vergoed.

5.5. Medisch noodzakelijke aanpassingen & accessoires

Aanpassingen aan de rolstoel die medisch noodzakelijk zijn, worden als (vast) onderdeel van de rolstoel beschouwd en komen voor verstrekking/vergoeding in aanmerking. Alleen de aanpassingen die in het programma van eisen staan vermeld, komen voor vergoeding in aanmerking.

Hetzelfde beleid wordt gehanteerd voor het verstrekken van accessoires voor de rolstoel. Alleen medisch noodzakelijke accessoires komen voor vergoeding in aanmerking. De volgende accessoires kunnen hiertoe behoren:

  • a.

    Schootskleden/ voetenzakken /orthesejassen:

  • Indien er sprake is van doorbloedingsstoornissen aan het onderlichaam of het been en de gehandicapte onvoldoende in staat is zichzelf bij stilzitten te verwarmen. Ook kan deze accessoire noodzakelijk zijn als er bij koude een ernstige toename van de klachten optreedt of als er sprake is van een verstoord temperatuurgevoel.

  • b.

    Spaakbeschermers:

  • Als de handfunctie gestoord is zodat het gevaar bestaat dat de hand in de spaken komt of als er kleine kinderen in het gezin zijn die met hun handen in de spaken kunnen komen.

  • c.

    Stokhouder:

  • Als ter overbrugging van korte afstanden gebruik wordt gemaakt van een stok.

  • d.

    Zuurstoffleshouder:

  • Als de gehandicapte is aangewezen op het gebruik van zuurstof.

  • e.

    Rolstoelhandschoenen of hoepelovertrek:

  • Als voor de gehandicapte meer grip op de hoepels noodzakelijk is.

  • f.

    Werkblad:

  • Als betrokkene geen mogelijkheid heeft om met de rolstoel gebruik te maken van een tafel (maar niet in het kader van ‘beschermende maatregelen’).

  • g.

    Zonnekap/ scherm:

  • Als er een medische noodzaak is om niet blootgesteld te worden aan zonlicht en reguliere, in de handel verkrijgbare, zonnekappen of zonneschermen niet op de verstrekte wagen passen.

  • h.

    Zijspiegels:

  • Als de gehandicapte ten gevolge van beperkingen in romp- en nekfunctie niet in staat is zich om te draaien.

  • i.

    Taxi-fixatieset:

  • De gemeente zorgt voor de noodzakelijke aanpassingen aan de rolstoel zodat deze in de rolstoeltaxi kan worden vastgezet. De vervoerder zorgt voor de mogelijkheden om de rolstoel in de taxi vast te zetten. In geval van afwijkende rolstoelbreedte kan de horizontale taxibeugel tussensteun van het Bierman vergrendelingssysteem aan de cliënt worden verstrekt aangezien alleen de standaard maatvoering in het CVV aanwezig is.

5.6. Sportrolstoelen

De vergoeding voor een sportrolstoel is een forfaitair gemaximeerd bedrag, dat wordt toegekend voor een periode van drie jaar. Voor de hoogte van dit bedrag wordt verwezen naar het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten. Naast het bedrag voor aanschaf van de sportrolstoel wordt, tevens voor een periode van drie jaar, een forfaitair gemaximeerd bedrag beschikbaar gesteld voor de kosten van onderhoud, reparatie en aanpassingen aan de sportrolstoel [31]. Voor de bedragen voor aanschaf en onderhoud van de sportrolstoel wordt verwezen naar het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

De criteria voor het verstrekken van een sportrolstoel zijn als volgt:

  • -

    Als betrokkene zonder rolstoel niet in staat is zijn gekozen sport te beoefenen

  • -

    Als de sportrolstoel bedoeld is voor recreatief sportgebruik in het kader van het leven van alledag.

  • -

    Als de sport actief met een rolstoel beoefend kan worden

  • -

    Als de sport niet beoefend kan worden met een, door de Wvg verstrekte, voorziening (vanwege een te zware belasting van het materiaal)

  • -

    De volgende criteria zijn ter toetsing aan de adviesinstantie:

  • Als betrokkene lid is van een gehandicaptensportvereniging;

  • Als betrokkene regelmatig traint bij een vereniging;

  • Als de sportvereniging geen rolstoelen heeft die gebruikt kunnen worden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam in zijn vergadering van 20 februari 2007
Burgemeester en wethouders van Leerdam,
De secretaris de burgemeester,

Bijlage 1: Voorzieningen met wettelijk vergoedingskader

Bijgaande lijst is toegevoegd om na te zoeken vanuit welk (wettelijk) kader een bepaalde voorziening kan worden verstrekt. Updates zijn te vinden op de website www.vng.nl

Als in dit verstrekkingenboek een ander beleid wordt gevolgd dan op deze lijst staat weergegeven, dan geldt het beleid in dit verstrekkingenboek.

Voorziening

Wet of regelgeving

Aangepaste auto

Wvg

Aangepaste box

Geen vergoeding

Aangepaste kinderstoel

Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste stoel

Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste tafel

Regeling hulpmiddelen 1996

Aankleedtafel voor kinderen en volwassenen

Geen vergoeding

Aankoppelfiets (fietswiel gekoppeld aan een rolstoel)

Wvg

Aanpassingen aan auto's

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan binnenschip

Wvg

Aanpassingen aan rolstoelen

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan sportrolstoelen (i.v.m. handicap)

Wvg

Aanpassingen aan vervoermiddelen

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan woonwagens

Wvg

Aanpassingen in Fokuswoningen

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring van aanpassingen bestaande ADL-clusters 2000

ADL-assistentie

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring ADL-assistentie

ADL-clusterwoning

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring van te verwezenlijken ADL-clusters 2000

ADL-unit

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring van te verwezenlijken ADL-clusters 2000

Airconditioning

Wvg

Alarmeringsapparatuur

Flankerend beleid Welzijnswet bij een sociale indicatie; Regeling hulpmiddelen 1996 bij een medische indicatie

Alarmintercomsysteem in ADL-clusters

Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring ADL-clusters

Allergeenvrije matras-/kussenhoezen

Regeling hulpmiddelen 1996

Anti-decubitus kussen (muv. rolstoel of auto)

Regeling hulpmiddelen 1996

Anti-decubitus matras/overtrek

Regeling hulpmiddelen 1996

Asbak aan de rolstoel

Geen vergoeding

Autoaanpassing

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Autokeuringskosten

Wvg

Autokostenvergoeding

Wvg

Automatische transmissie

Algemeen gebruikelijk

Autorijlessen (meerkosten)

Wvg (indien noodzakelijk ivm. de vervoersvoorziening)

Autostoel (speciale)

Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Autoverzekering

Wvg (bij bruikleenauto)

Autozitje

Wvg

Badlift

Wvg

Badzitje

Wvg

Bagagetas bij rolstoel

Geen vergoeding

Bandenpomp bij rolstoel

Geen vergoeding

Bedbox voor de liggende verzorging van kinderen

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedden in speciale uitvoering

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedgalgen, losstaand

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedportalen

Regeling hulpmiddelen 1996

Bedverkorters/-verlengers

Regeling hulpmiddelen 1996

Beenzak voor rolstoel

Wvg

Begeleidingskosten openbaar vervoer

Wvg

Binnenschip (aanpassingen)

Wvg

Blindengeleidehond

Awbz

Blindentaststokken

Regeling hulpmiddelen 1996

Boodschappennet bij rolstoel

Geen vergoeding

Braillehorloge

Geen vergoeding via Regeling hulpmiddelen 1996 of anderszins

Brillen gecombineerd met bijzondere gezichtshulpmiddelen

Regeling hulpmiddelen 1996

Bromfiets

Algemeen gebruikelijk

Brommobiel

Algemeen gebruikelijk

Bruikleenauto

Wvg

Buitenwagen

Wvg

Buggies

Wvg

Centrale verwarming

Algemeen gebruikelijk

Click and go-systeem

Algemeen gebruikelijk

Collectief vervoersysteem

Wvg

Communicatie-apparatuur (aangepast)

Regeling hulpmiddelen 1996

Computer, incl. in- en uitvoerapparatuur (op indicatie)

Regeling hulpmiddelen 1996

Contactlenzen (op zeer strikte indicatie)

Regeling hulpmiddelen 1996

Dekenbogen

Regeling hulpmiddelen 1996

Dieetkosten indien dieetpreparaten

Regeling farmaceutische hulp 1996

Dieetkosten indien dieetproducten

Bijzondere bijstand

Dieetpreparaten bij bepaalde indicaties

Regeling farmaceutische hulp 1996

Dieetproducten

Bijzondere bijstand

Douche-/toiletstoel

Wvg

Douche-brancard

Wvg

Douche-stretcher

Wvg

Douchestoel

Wvg

Doventelefoon/teksttelefoon

Apparatuur via Regeling hulpmiddelen 1996; gen vergoeding voor gesprekskosten

Doventolk in leefsituatie

Awbz

Doventol in werksituatie

Wet Rea

Draaischijf (hulpmiddel om van bed op stoel te komen)

Wvg

Driewielfiets

Wvg

Duwwandelwagens

Wvg

Eénhendelmengkraan

Algemeen gebruikelijk

Eetapparaten

Regeling hulpmiddelen 1996, uitsluitend indien hulpmiddel niet algemeen gebruikelijk is en de aanschafkosten redelijk subsidiabel zijn

Elastische kousen

Regeling hulpmiddelen 1996

Elektrische schrijfmachine

Regeling hulpmiddelen 1996

Elektrische rolstoel

Wvg

Elektrische buitenwagen

Wvg

Faxapparatuur

Regeling hulpmiddelen 1996

Fiets/spartamet/fiets met hulpmotor

Algemeen gebruikelijk

Fietszitje (speciaal)

Wvg

Gebruikskosten eigen/bruikleenauto

Wvg

Gehoorhulpmiddelen (beperkt aantal hoortoestellen)

Regeling hulpmiddelen 1996

Gesloten buitenwagen

Wvg

Gezichtshulpmiddelen (op zeer strikte indicatie)

Regeling hulpmiddelen 1996

Handbewogen rolstoel

Wvg

Handi-move (onderdeel patiëntenlift)

Wvg

Herstelonderhoud rolstoelen/vervoermiddelen

Wvg

Herstelonderhoud woonvoorziening

Wvg

Hobbyruimte (aanpassing)

Geen vergoeding mogelijk, woningaanpassing betreft het normale gebruik van de woning

Hobbyvoorziening

Eventueel bijzondere bijstand

Hoepelrolstoel

Wvg

Hoog-laag bed

Regeling hulpmiddelen 1996

Hoortoestellen

Regeling hulpmiddelen 1996

Huishoudelijke hulp

Regeling Ziekenfondsraad huishoudelijke hulp; via gezinsverzorging

HDL (gezinsverzorging)

Awbz

Hulpmiddelen voor communicatie

Regeling hulpmiddelen 1996

Hulpmiddelen voor het slapen

Regeling hulpmiddelen 1996

Hulpmiddelen voor het zitten

Regeling hulpmiddelen 1996

Inductiekookplaat

Algemeen gebruikelijk

Injectiespuiten

Regeling hulpmiddelen 1996

Inkomensondersteunende voorzieningen

Bijzondere bijstand

Invalidentoilet schoolgebouw

Geen vergoeding, verantwoordelijkheid schoolbestuur (WPO, WEC, WVO)

Invalidenparkeerkaart

Gemeente voor afgifte; Wvg wat betreft de kosten

Invalidenparkeerplaats op kenteken

Gemeente voor afgifte, Wvg wat betreft de kosten

Keramische kookplaat

Algemeen gebruikelijk

Keuringskosten auto

Wvg

Kilometer- en taxikosten

Wvg

Kilometervergoedingen

Wvg

Kinderrolstoel

Wvg

Kledingslijtage

Bijzondere bijstand

Kruiphulpmiddel

Wvg

Kruipwagen

Wvg

Krukken

Regeling hulpmiddelen 1996

Kussenhoezen (stofdicht/allergeenvrij)

Regeling hulpmiddelen 1996

Leerlingenvervoer

Gemeente (Wet op het basisonderwijs en Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs)

Ligbad

Wvg, indien aan te brengen om ergonomische belemmeringen te verminderen

Ligfiets

Algemeen gebruikelijk

Loophulpmiddelen (loopfiets)

Regeling hulpmiddelen 1996

Looprek

Regeling hulpmiddelen 1996

Loopwagens

Regeling hulpmiddelen 1996

Losse woonvoorzieningen in ADL-clusterwoningen

Wvg

Luchtfilters (plaatsing)

Wvg (indien er sprake is van ergonomische beperkingen, want het betreft een onroerende woonvoorziening)

Maaltijdvoorziening

Flankerend beleid Welzijsnwet

Matras- en kussenhoezen (stofdicht)

Regeling hulpmiddelen 1996

Matrassen (orthopedisch)

Niet opgenomen in de Regeling hulpmiddelen 1996, derhalve geen vergoeding

Mobiele telefoon

Algemeen gebruikelijk

Onrusthekken

Regeling hulpmiddelen 1996

Ontwikkeling en ontspanning

Bijzondere bijstand

Open buitenwagen

Wvg

Oplaadkosten

Geen vergoeding

Orthesen

Regeling hulpmiddelen 1996

Orthopedische matrassen

Niet opgenomen in Regeling hulpmiddelen 1996, derhalve geen vergoeding

Papegaai (langdurige verstrekking)

Regeling hulpmiddelen 1996

Parkeerontheffing

Gemeente voor afgifte; Wvg wat betreft de kosten

Parkeervoorzieningen

Gemeente voor afgifte, Wvg wat betreft de kosten

Patiëntenlift

Wvg

Patiëntenlift met bandages

Wvg

Personal computer

Regeling hulpmiddelen 1996

Personenalarmering

Flankerend beleid Welzijnswet bij een sociale indicatie; Regeling hulpmiddelen 1996 bij een medische indicatie (excl. Abonnementskosten)

Plateaurolstoel

Wvg

Po-stoel

Wvg

Prothesen

Regeling hulpmiddelen 1996

Pruiken

Regeling hulpmiddelen 1996

Reclinatie-corsetten

Regeling hulpmiddelen 1996

Rekenmachines (aangepast)

Regeling hulpmiddelen 1996

Reparatiekosten rolstoel/vervoermiddel

Wvg

Roadmaster (speelmobiel)

Wvg

Rollators

Regeling hulpmiddelen 1996

Rolstoel

Wvg

Rolstoelaanpassingen

Wvg

Rolstoelaccessoires

Wvg (alleen bij medische noodzaak)

Rolstoelhandschoenen

Wvg

2e rolstoel AWBZ-bewoners (muv. GVT en RIBW)

Awbz

Rolstoel in focus-woning

Wvg

Rolstoel in verpleeghuis

Awbz

Rolstoel in verzorgingshuis

Wvg

Rolstoeltaxivervoer

Wvg

Rolstoeltraining

Wvg

Rolstoelverzekering

Wvg

Schootskleed

Wvg

Schrijfmachines

Regeling hulpmiddelen 1996

Scootermobiel

Wvg

Serveerwagen

Regeling hulpmiddelen 1996

Sociale honden (SOHO)

Geen vergoeding

Sondevoeding (toedieningsapparatuur)

Regeling hulpmiddelen 1996

Sondevoeding (preparaten)

Regeling farmaceutische hulp 1996

Spaakbeschermer (bij rolstoel)

Wvg

Spartamet

Algemeen gebruikelijk

Speciale auto

Wvg

Speelmobielen

Wvg

Speelvoertuigen

Wvg

Sportrolstoel

Wvg

Sta-orthese

Regeling hulpmiddelen 1996

Sta-/zitrolstoelen voor kinderen

In zijn geheel Wvg

Stoelen op wielen (niet elektrisch te verplaatsen)

Regeling hulpmiddelen 1996

Stoel met katapultzitting

Regeling hulpmiddelen 1996

Stofdichte matrashoes

Regeling hulpmiddelen 1996

Stookkosten

Bijzondere bijstand

Stuurbekrachtiging

Algemeen gebruikelijk

Systemen van aanvullend openbaar vervoer

Wvg

Tandem (ontwikkeling en ontspanning)

Bijzondere bijstand

Tandem (verplaatsing alledag)

Wvg

Tandemet

Wvg

Taxikostenvergoedingen

Wvg

Teksttelefoon

Apparatuur via Regeling hulpmiddelen 1996 geen vergoeding voor gesprekskosten

Telefoneerhulpmiddelen

Regeling hulpmiddelen 1996

Teleplusdienst

Geen vergoeding gesprekskosten, niet opgenomen in Regeling hulpmiddelen 1996

Thermostatische mengkraan

Algemeen gebruikelijk

Tijdelijke rolstoelverstrekking

Besluit hulp vanwege een kruisorganisatie bijzondere ziektekostenverzekeringen

Tilvest (bij patiëntenlift)

Wvg

Tinitus maskeerders (ter behandeling van ernstige oorsuizen)

Regeling hulpmiddelen 1996

Toegankelijk maken terrein schoolgebouw

Verordening onderwijshuisvesting

Toiletstoel

Wvg

Toiletverhoger

Wvg

Transferbed

Regeling hulpmiddelen 1996

Transferhulpmiddelen

Wvg

Traplift

Wvg

Traplift schoolgebouw

Verordening onderwijshuisvesting

Trippelstoel

Regeling hulpmiddelen 1996

Uitleenartikelen (tijdelijk)

Besluit hulp vanwege een kruisorganisatie bijzondere ziektekostenverzekering

Uitraasruimte

Wvg

Vakantiewoning (aanpassing)

Geen vergoeding mogelijk

Vergoeding voor extra kledingslijtage

Bijzondere bijstand

Vergoeding voor extra stookkosten

Bijzondere bijstand

Verhoogde toiletpot

Algemeen gebruikelijk

Verhuis- en (her)inrichtingskosten

Wvg

Verhuiskostenvergoeding

Wvg

Verzorgingsmiddelen

Regeling hulpmiddelen 1996 (art. 15)

Verstelbare keuken

Wvg

Verticale sta-unit

Regeling hulpmiddelen 1996

Vervangen van lavet door douche

Algemeen gebruikelijk

Vervoer sociale werkvoorziening

Wet sociale werkvoorziening

Vervoer naar ziekenhuis

Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden of particuliere ziektekostenverzekering

Vervoer naar (medisch) specialisten

Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden of particuliere ziektekostenverzekering

Vervoerskosten overig onderwijs

Wet Rea, anders op basis van CAO afspraken

Vervoerskosten schoolbezoek gemeenten

Wet op het basisonderwijs en Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of Wet Rea

Vervoersvoorziening (leef-)

Wvg

Vervoersvoorziening (werk)

Wet Rea

Vervoersvoorzieningen voor Nederlanders die in het buitenland wonen

UWV

Verwijderen woonvoorzieningen

Wvg

Vierpoots eifelkruk

Regeling hulpmiddelen 1996

Vierwielfiets

Wvg

Vliegende hollander

Wvg

Voetenzak (bij rolstoel)

Wvg

Warme-maaltijdvoorziening

Flankerend beleid Welzijnswet

Wasdroger

Algemeen gebruikelijk

Waterbed

Algemeen gebruikelijk

Wek- en waarschuwingsinstallatie (voor doven)

Regeling hulpmiddelen 1996

Werkblad bij rolstoel

Wvg

Werkrolstoel (i.v.m. arbeidstoeleiding)

Wet Rea (gemeente)

Werkrolstoel (bij dienstverband langer dan 6 maanden in dienst)

Wet Rea (UWV)

Werkvoorzieningen (i.v.m. arbeidstoeleiding)

Wet Rea (gemeente)

Werkvoorzieningen (bij dienstverband langer dan 6 maanden in dienst)

Wet Rea (LISV)

Winterkleding (op rolstoel)

Wvg

Woningaanpassing

Wvg

Woningaanpassing in ADL-clusters

Regeling Ziekenfondsraad ADL-clusters en ADL-assistentie 1996

Woningsanering

Wvg

Woonschip (aanpassing)

Wvg

Woonvoorziening

Wvg

Woonwagen (aanpassing)

Wvg

Zitbad

Wvg, geen vergoeding indien aangebracht om therapeutische redenen (huidziekte)

Zitorthesen

Wvg, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen

Zitschalen

Wvg, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen

Zonnescherm (bij buggy/wandelwagen)

Wvg (indien in verordening/verstrekkingebeleid opgenomen)

Voetnoten

[1]

De term gehandicapten wordt in dit verstrekkingenboek gebruikt voor mensen met beperkingen of mensen met een handicap.

[2]

Dit betreft gehandicapten in instellingen voor verstandelijk gehandicapten, psychiatrische instellingen, verpleeginrichtingen, instellingen voor auditief en visueel gehandicapten, gezinsvervangende tehuizen, regionale instellingen voor beschermd wonen of verzorgingshuizen.

[3]

In een geval constateerde de President van de Arrondissementsrechtbank in Utrecht dat bij het verblijf van een visueel gehandicapt kind in een AWBZ-instelling vanwege het bezoek aan een bepaalde school voor speciaal onderwijs geen sprake was van een vervangende woonsituatie, maar van bezoek aan een schoolinternaat. In die situatie vond het sociale verkeer in hoofdzaak plaats in de gemeente waar de ouders wonen en het kind overigens ook de meeste nachten doorbracht. In dit specifieke geval heeft de gemeente waar de ouders wonen de zorgplicht voor het verstrekken van een Wvg-voorziening.

[4]

Conform art. 8, lid 1 van de Wvg, wordt het CIZ ook om advies gevraagd bij woningaanpassingen boven de € 20.420,-

[5]

Bij de adviesinstantie is altijd een arts aanwezig die geconsulteerd kan worden door de adviseurs. De bevindingen worden door de arts geregistreerd in het dossier.

[6]

Dit betekent dat ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard slechts voor vergoeding in aanmerking komen als er zich bij een gehandicapte een – hetzij uit een lichamelijke, hetzij uit een geestelijke handicap voortvloeiende – belemmering voordoet ten aanzien van één van de elementaire woonfuncties welke in direct verband staat met een lichamelijke functionele beperking.

[7]

CRvB 15-10-1999, 98/3698 en 3699 Wvg RO 1193

[8]

CRvB 06-08-1999 nr. 98/3172 Wvg RO 1193

[9]

CRvB 19-11-1999 nr. 98/4307 Wvg 1193

[10]

Het hoofdverblijf is de plaats waar de gehandicapte woonachtig is. Hieronder wordt de plaats verstaan waar iemand gewoonlijk verblijft en alwaar het centrum van diens dagelijkse sociale en economische activiteiten is gelegen.

[11]

Bij de indicatie geldt dat het realiseren van bouwkundige woningaanpassingen of een verhuizing per direct noodzakelijk is en dat de geïndiceerde voorzieningen binnen een half jaar gerealiseerd dienen te zijn. Als deze termijn niet verantwoord is, wordt dit apart in het advies vermeld. De arts van het CIZ wordt bij deze vaststelling betrokken.

[12]

Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpbehoevend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door een of meer leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Mantelzorg is veel ingrijpender dan burenhulp. Bij burenhulp worden allerlei hand- en spandiensten verricht zoals vuilnis buitenzetten, kleine boodschappen doen, etc.

[13]

In de praktijk komt dit erop neer dat de gehandicapte deels zelf de woningaanpassing zal moeten financieren.

[14]

Hierbij wordt uitgegaan van een standaardkeuken met 5 kastjes.

[15]

De kookbron behoort in beginsel tot de algemeen gebruikelijke voorzieningen

[16]

Een traplift wordt niet buiten de woning geplaatst, bijvoorbeeld bij portiekwoningen, vanwege een verhoogd risico voor beschadiging en aantasting door weersomstandigheden.

[17]

Volgens de Centrale Raad bestaat deze tegemoetkoming voor het kunnen bereiken van de woonruimte, de woonkamer en één toilet en niet voor het gebruiken (CRvB 19-3-1999, 98/5894, Wvg).

[18]

Hiervan is geen sprake als slechts incidenteel moeilijkheden optreden in het verplaatsingspatroon.

[19]

Hierop is alleen een uitzondering mogelijk als het gaat om bezoek naar een wezenlijk contact buiten dat gebied dat alleen onderhouden kan worden door persoonlijk bezoek van de gehandicapte en wanneer het wegvallen van dat contact zou leiden tot vereenzaming.

[20]

De gemeente kan conform artikel 2, lid 1 b van de Verordening besluiten wat de goedkoopst adequate oplossing is: het verstrekken van CVV inclusief medisch noodzakelijke begeleiding tijdens vervoer of het verstrekken van een (rolstoel)taxikostenvergoeding.

[21]

Indien er een indicatie is voor medisch noodzakelijke begeleiding tijdens vervoer, dan wordt dit vermeld in de beschikking en wordt de vervoerder hiervan op de hoogte gesteld.

[22]

Eenvoudige verzorgende handelingen zoals het afvegen van mond en neus indien mondmotoriek en handfunctie gestoord zijn.

[23]

Dit gebied bestrijkt 5 OV-zones vanaf de voordeur.

[24]

C.R.v.B. 31-10-2000 99/2873

[25]

In het algemeen zijn 3 tot 5 rijlessen voldoende (indien iemand al in het bezit is van het rijbewijs).

[26]

Bijvoorbeeld als een gehandicapte vanwege medische redenen geen gebruik kan maken van een open buitenwagen vanwege hart/longklachten, intolerantie kou, etc. Dit ter beoordeling van de arts.

[27]

Dit wordt afgewogen tegen gebruik van eigen auto (evt. met aanpassingen) of bruikleenauto (evt. met aanpassingen) en het al dan niet in bezit zijn van een rijbewijs.

[28]

Het gaat niet alleen om de loopafstand die iemand heeft maar ook om de vraag of de vervoersbehoefte van de gehandicapte zodanig is dat die opgelost kan worden met bijvoorbeeld alleen collectief vervoer of dat er ook veel bestemmingen die de loopafstand te boven gaan en ongeschikt zijn voor het collectief vervoer, gezien de hoge kosten die dat met zich meebrengt in relatie tot anderen die kunnen lopen en fietsen.

[29]

Thermo-ondergoed komt niet voor vergoeding in aanmerking.

[30]

Een reguliere buggy is in het algemeen bestemd voor een kind tot 4 jaar.

[31]

In een aantal gemeenten wordt dit bedrag uitgekeerd op declaratiebasis.