Regeling vervallen per 23-10-2015

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leeuwarden

Geldend van 20-06-2013 t/m 22-10-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leeuwarden

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leeuwarden

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaatsen: alle gemeentelijke begraafplaatsen die liggen op het grondgebied van de gemeente Leeuwarden;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • a.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • b.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • c.

      het doen verstrooien van as.

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • a.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • b.

      het doen verstrooien van as.

  • i.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • l.

    uitsluitend recht: het recht waarmee de rechthebbende van een particulier graf kan bepalen wie in dit graf begraven wordt. Dit recht kan worden verlengd en/of overgedragen.

  • m.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • n.

    grafbedekking: gedenkteken, blijvende grafbeplanting, afsluitplaat en naamplaatje op een graf, urnennis, gedenk- of verstrooiingsplaats;

  • o.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen en van de grafadministratie of degene die hem vervangt;

  • p.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • q.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • r.

    uitvoeringsbesluit begraafplaatsen: nadere regels voor het gebruik en beheer van de begraafplaatsen, de graven en gedenkplaatsen, voor de grafbedekkingen, alsmede voor de lijk- en

  • asbezorging;

  • s.

    tariefsverordening: verordening begraafrechten met tarieventabel voor het lopende jaar

  • t.

    opgraven: het opgraven van een lijk en/of van (een) asbus(-sen) binnen de grafrusttermijn;

  • u.

    ruimen: het opgraven van stoffelijke resten en/of van (een) asbus(-sen) na de wettelijke termijn van grafrust, met de bedoeling deze daarna elders opnieuw te begraven, te cremeren of te verstrooien;

  • v.

    schudden: een vorm van ruiming waarbij de resten, in opdracht van de rechthebbende, dieper in hetzelfde graf worden herbegraven.

  • w.

    kinderafdeling: graven op de kinderafdeling zijn particuliere graven;

  • x.

    foetus: menselijke vrucht die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken: a. levenloos ter wereld is gekomen dan wel b. binnen 24 uur na de geboorte is overleden.

  •  

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

    2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

    3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis, de bezorging van as of het bijwonen van een plechtigheid.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

    2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

    3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden anders dan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen; de maximaal toegestane rijsnelheid bedraagt 5 km per uur. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod voor bezoekers in het bezit van motorvoertuigen voorzien van een invalidenparkeerkaart.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaatsen kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

    2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimingen

  • Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, een urn of asbus wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

    2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula, de catering alsmede van de muziekinstallatie en de klok moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte, de aula of de voorzieningen gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

    2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

    2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

    3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

    4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren, onverlet het bepaalde in artikel 15 tweede lid.

    5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

    6. De kosten van begraven, grafrechten, leges, opgravingen, gebruik aula, et cetera, worden jaarlijks door het college vastgesteld en in de tariefsverordening aangegeven.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de tijd van begraven en het bezorgen van as.

    2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    a. particuliere graven en particuliere urnengraven;

    b. particuliere urnennissen;

    c. particuliere gedenkplaatsen.

    2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging. 3. Asverstrooiingen zijn, anders dan na toestemming van de beheerder, niet toegestaan.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

1. In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

2. In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

De particuliere graven kunnen op verzoek van de aanvrager worden uitgegeven.

Artikel 14 Categorieen

  • Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van minimaal tien jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

    2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van minimaal vijf en maximaal twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

Artikel 16 Grafkelder

  • Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

    2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

    3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn , is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

    4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is uitgegeven aan een ander of is geruimd. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn zullen graven die eerder voor onbepaalde tijd waren uitgegeven echter slechts voor bepaalde tijd worden uitgegeven.

    5. Bij graven voor onbepaalde tijd waarbij het grafrecht na overlijden van de rechthebbende wordt overgeschreven, dient de eventueel op het graf aanwezige grafbedekking door de aanvrager zonodig te worden hersteld en opgeknapt, zulks ter beoordeling van de beheerder.

Artikel 18 Vervallen en vervallen verklaren van grafrechten

1. De grafrechten vervallen:

a. door het verlopen van de termijn;

b. indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

c. indien de begraafplaats wordt opgeheven.

2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

a. indien de betaling van het grafrecht niet binnen zes maanden na aanvang van de gestelde termijn is voldaan en/of andere financiële verplichtingen betreffende het graf of de begraafplaatsen niet zijn voldaan binnen de gestelde termijnen;

b. indien de rechthebbende, ondanks een aanmaning, in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

c. indien de rechthebbende van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.  

3. In geen van de gevallen als bedoeld in het eerste en in het tweede lid vindt terugbetaling plaats van (een deel van) de kosten van het grafrecht of van eventuele andere kosten. Evenmin kan aanspraak worden gemaakt op enige vergoeding. Het doen van afstand ontslaat evenmin van de verplichting tot het betalen van de kosten voor de lopende termijn.

4. Indien het grafrecht is vervallen en geen andere bestemming voor de eventueel in het graf aanwezige menselijke resten en/of as(-bussen) kenbaar is gemaakt, worden de resten onderin hetzelfde graf of op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaatse begraven en/of de as verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen; op een door de beheerder te bepalen tijdstip.

5. De eventueel op het graf aanwezige grafbedekking of beplanting mag vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kan hij geen aanspraken hierop doen gelden.

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

Artikel 19 Aanbrengen en vergunning grafbedekking

1. Het (doen) plaatsen, hebben, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking (inclusief winterharde gewassen) geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

2. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college indien de grafbedekking afwijkt van hetgeen dienaangaande is vermeld in het uitvoeringsbesluit begraafplaatsen.

3. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

4. Geen grafbedekking mag worden geplaatst zonder melding vooraf aan de beheerder.

5. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard en de afmetingen van de grafbedekking, de wijze van aanbrengen en de wijze van aanvragen van de vergunning.

6. Het college kan een grafbedekking of een vergunning daarvoor weigeren indien:

a. niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het vierde lid;

b. de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

c. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

d. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

e. de tekst of afbeelding op de grafbedekking of het naamplaatje aanstootgevend of kwetsend is.

Indien het bij deze weigering gaat om een reeds geplaatste grafbedekking dient deze op kosten en onder verantwoordelijkheid van de rechthebbende te worden verwijderd.

7. De looptijd voor het hebben van een grafbedekking op een particulier graf eindigt op het moment dat het grafrecht vervalt. De looptijd voor een grafbedekking op een algemeen graf eindigt 10 jaar na de laatste begraving.

Artikel 20 Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

  • 1. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking en/of de (winterharde) beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de kwaliteit van het onderhoud.

    2. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking c.a. behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

    3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking c.a.. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. 4. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 21 Onderhoud door de gemeente

  • Voor de graven waarbij de onderhoudsplicht bij de gemeente ligt, voorziet het college in het schoonmaken van het gedenkteken, het verven van de letters en het na erge verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken, alles wanneer noodzakelijk. Onderhoud van grafbeplanting of van los materiaal behoort niet tot de gemeentelijke onderhoudsplicht.

Artikel 22 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting, losse bloemen en planten op een graf die in verwelkte of verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Kransen, linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden na een periode van dertien weken na de begrafenisplechtigheid  door de beheerder verwijderd.

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

    2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen.

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

    2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten en eventuele asbussen respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

    3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven onderin hetzelfde graf of op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaatsen; as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

    4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven.

    6. Rechthebbenden van een graf of urnennis en nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet, kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om de asbus ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.

    2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

Hoofdstuk 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst waardevolle graven/grafbedekkingen

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

    2. Alvorens tot ruiming van graven of verwijdering van grafbedekkingen wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

    3. Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9 Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as; dit register is openbaar.

2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

3. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijzigingen van hun adres door te geven aan de beheerder.

4. Het register met de gegevens van rechthebbenden en gebruikers is niet openbaar.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 28 Intrekking oude regeling

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leeuwarden, vastgesteld op 31 januari 2011, wordt ingetrokken.

Artikel 29 Overgangsbepaling

1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening begraafplaatsen Leeuwarden, vastgesteld op 31 januari 2011, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening begraafplaatsen Leeuwarden, vastgesteld op 31 januari 2011 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste categorie, en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leeuwarden.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 december 2012.

De griffier,

De voorzitter,

TOELICHTING wijziging Beheersverordening en Uitvoeringsbesluit begraafplaatsen

A. ALGEMENE TOELICHTING

Beheersverordening

De beheersverordening begraafplaatsen Leeuwarden is laatstelijk grondig herzien in 2010. Toen is gebruik gemaakt van de in 2010 door de VNG geproduceerde model-beheersverordening.

Na 2 jaar gebruik en mede vanwege de in uitvoering zijnde administratieve inhaalslag wordt de behoefte gevoeld op een beperkt aantal onderdelen aanpassingen te doen. Deze aanpassingen zijn in de tekst van de beheersverordening en het uitvoeringsbesluit zichtbaar gehouden; de belangrijkste wijzigingen worden hierna van een toelichting voorzien.

Bij de aanpassing is rekening gehouden met het feit dat de gemeentelijke begraafplaatsen vanuit Boarnsterhim in de toekomst ook onder deze verordening gaan vallen. Met deze verordening zijn daarmee de Noorderbegraafplaats, de Huizumerbegraafplaats en de oude Stadsbegraafplaats voorzien van adequate regelgeving en is de integratie van de 5 begraafplaatsen vanuit Boarnsterhim voorbereid.

De algemene lijn van de regelgeving is dat aan de ene kant de rechthebbenden meer op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van hun graven worden gewezen (conform de wet op de lijkbezorging, gewijzigd 1-1-2010), maar anderzijds is de regelgeving zodanig verruimd dat waar mogelijk beperkende bepalingen zijn omgezet in kaderstellende randvoorwaarden.

Uitvoeringsbesluit

Alle praktische zaken van de laatste 2 jaar, gevoegd bij ‘voortschrijdend inzicht’ alsmede met de uitkomsten van overleggen met steenhouwers en begrafenisondernemers, zijn verwerkt in het Uitvoeringsbesluit zoals dat thans eveneens voorligt.

Het Uitvoeringsbesluit zal na overkomst van de begraafplaatsen uit Boarnsterhim in 2014 op onderdelen vermoedelijk aanpassing behoeven.

Aan het onderhoud van de graven, waar de laatste jaren extra op is ingezet, is extra aandacht besteed. Het is namelijk voor alle graven die vóór 2010 (het jaar waarin de gewijzigde wet op de lijkbezorging van kracht is geworden) voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven buitengewoon moeilijk (want langdurig) om deze qua verwaarlozing aan te pakken (nl. pas na het jaar 2030).

Liever dan een beleid van sancties worden momenteel eerst alle onbekende rechthebbenden uitgeplozen en zo mogelijk aangeschreven. Na aanschrijving knappen de meeste rechthebbenden hun graven dan wel op, zo is de praktijk tot nu toe.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

I. Beheersverordening

Artikel 1.

In de ‘definities’ zijn de algemene bepalingen uit de Verordening Begraafrechten (‘tariefverordening') verwerkt; de beheersverordening blijft daarmee de basis en de tariefverordening en het uitvoeringsbesluit verwijzen daar naar.

Ter verduidelijking is het aantal definities uitgebreid.

Artikel 17.

De termijnen in dit artikel zijn in overeenstemming gebracht met andere regelgeving (wet op de lijkbezorging, andere artikelen uit de beheersverordening).

Nieuw is de bepaling dat als men ernstig verzuimt zijn grafrecht voor onbepaalde tijd over te schrijven, dit recht daarna slechts voor bepaalde tijd opnieuw wordt uitgegeven.

Ook is nieuw dat bij graven voor onbepaalde tijd waarbij het grafrecht na overlijden van de rechthebbende wordt overgeschreven, eerst de eventueel op het graf aanwezige grafbedekking moet worden opgeknapt. Het onderhoud van dit soort graven, waarvan de plicht rust bij de rechthebbende, laat namelijk nogal eens te wensen over. Het moment van overschrijving biedt de gelegenheid eisen te stellen aan de onderhoudstoestand.

Artikel 18.

Met dit sterk aangepaste artikel wordt tegemoet gekomen aan de behoefte om, als men z’n (financiële) verplichtingen niet nakomt, grafrechten te kunnen ontnemen. Een besluit om grafrechten te ontnemen, bijvoorbeeld als sanctie op niet-betalen van het graf- of begraafrecht, dient in de beheersverordening te zijn geregeld. Dit is een omissie in de modelverordening die hiermee wordt rechtgetrokken.

Ter toelichting: een grafrecht heeft een civielrechtelijke status; verplicht is wat bij het aangaan van het grafrecht is afgesproken. Inhoudelijk is het een civielrechtelijk overeenkomst, ook al is die publiekrechtelijk aangegaan. Dat is in het Nederlands recht tamelijk uitzonderlijk. Uitsluitende rechten op een graf, zoals de wettelijke term luidt, kunnen niet bij latere verordeningen gewijzigd worden; wel op details (zoals dat later geen grafkelders worden toegestaan die eerder wel mochten, of gewijzigde voorschriften inzake de maatvoering van grafmonumenten).

Een grafrecht is een zakelijk gebruiksrecht dat men wel bij publiekrechtelijk besluit kan uitgeven, maar niet bij publiekrechtelijk besluit of verordening kan beëindigen of wijzigen. Het grafrecht is vergelijkbaar met een erfdienstbaarheid, zoals een recht van opstal.

Vandaar de noodzaak dit artikel (dat in voorgaande edities van de beheersverordening in vergelijkbare vorm was opgenomen) opnieuw op te nemen.

Artikelen 20 en 21.

De volgorde van deze artikelen is omgedraaid omdat rechthebbenden van graven voor onbepaalde tijd hieruit soms afleidden dat de onderhoudsplicht bij de gemeente zou liggen.

Verder zijn nadere regels bepaald wat ‘onderhoudskwaliteit’ is.

Het totale onderhoud aan (winterharde) grafbeplanting is bij de rechthebbenden gelegd; daar bestonden nl. nogal wat misverstanden over, die voor een deel verklaard konden worden uit het gegeven dat in diverse categorieën graven (m.n. de urnen- en kindergraven) de gemeente de basisbeplanting had aangebracht, maar tegelijkertijd verzuimde rechthebbenden aan te schrijven dat ‘eigen’ beplanting of ‘eigen’ inrichting (derhalve) niet was toegestaan.

 

Artikel 22.

Gewijzigd is dat mogelijk voor rechthebbenden of nabestaanden van belang zijnde materialen, die vaak bij een begrafenis op een graf worden geplaatst, niet meer 13 weken bewaard hoeven te worden ná verwijdering, maar thans die periode op het graf (kunnen) blijven liggen. Dat sluit beter aan bij de praktijk waarbij nabestaanden meestal zelf aangeven wat bewaard moet worden. Tegelijk biedt dit artikel nu de mogelijkheid allerlei zaken zonder enige waarde te kunnen verwijderen.

Artikel 26.

Voorgesteld wordt dat het college en niet de raad beslist over het ruimen van waardevolle graven en grafbedekkingen.

Sinds 2010 is deze lijst operationeel en zijn de betreffende graven vastgelegd in het beheersysteem van de begraafplaatsen. Toedeling van de ruimingsbevoegdheid aan de raad biedt geen extra bescherming.

 

II. Uitvoeringsbesluit

 

Artikelen 3 en 4.

 

Op dringend verzoek van de uitvaartondernemers is het eindtijdstip op zaterdag van 13.00 naar 15.00 uur gebracht.

 

Ook is in dit artikel de planning van plechtigheden wat strikter geformuleerd, wat de wederzijdse duidelijkheid ten goede komt.

 

Artikelen 5 t/m 8.

 

De meeste wijzigingen in deze artikelen zijn voortgekomen uit overleg met steenhouwers.

 

Artikelen 9 t/m 12.

 

In deze artikelen wordt vooral meer duidelijkheid gegeven aan rechthebbenden, gebruikers en nabestaanden in de wijze waarop men zelf de graven van materiaal wil voorzien (beplantingen, los materiaal) en hoe zich dat verstaat met een acceptabele onderhoudskwaliteit. Daarbij is aangegeven dat alle beplantingen door de rechthebbenden c.s. moeten worden onderhouden (zie ook de toelichting bij de artt. 20 en 21 van de beheersverordening).

Als gevolg hiervan zullen in voorkomende gevallen rechthebbenden van graven die (nog) zijn voorzien van een gemeentelijke aanleg, informatie ontvangen over de mogelijkheid in dergelijke gevallen de inrichting naar eigen keuze te wijzigen; het legitimeert voorts degenen die eerder deze inrichting zelf al hebben gewijzigd.

 

Ook wordt op hoofdlijnen aangegeven wat ‘behoorlijk’ onderhoud impliceert.

 

Artikel 14.

 

Met dit artikel wordt de basis gelegd onder een recent gegroeide praktijk; het biedt nabestaanden ook de mogelijkheid stoffelijke resten bij het ‘schudden’ van een graf waardig te doen herbegraven.