Regeling vervallen per 01-01-2016

Toezichts- en handhavingsplan bodemsaneringen en bouwstoffenbesluit gemeente Leeuwarden

Geldend van 10-05-2005 t/m 31-12-2015

Intitulé

Toezichts- en handhavingsplan bodemsaneringen en bouwstoffenbesluit gemeente Leeuwarden

Leeswijzer

Het toezichts en handhavingsplan heeft als basis de fasen uit het model voor het “ adequate handhavingsproces” van de LCCM en de kwaliteitscriteria die afgesproken zijn in het project professionalisering van de handhaving.

Het toezicht op en de handhaving van saneringen en het toepassen van bouwstoffen komt in dit plan aan bod. Hierbij wordt in de verschillende hoofdstukken onderscheid gemaakt tussen toezicht en handhaving van saneringen en toezicht en handhaving bij het toepassen van bouwstoffen.

In de inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de professionalisering van de handhaving en de gevolgen die dit heeft voor toezicht en handhaving van saneringen en het toezicht en de handhaving bij het toepassen van bouwstoffen.

In hoofdstuk 2 wordt de van toepassing zijnde wetgeving, regelgeving en beleid behandeld.

In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van een risicoanalyse de prioriteiten en de doelstelling van toezicht en handhaving bepaalt voor saneringen en het toepassen van bouwstoffen.

In hoofdstuk 4, strategie en werkwijze, wordt aangegeven hoe er gehandhaafd kan worden. Tevens wordt aangegeven dat naast handhaving voorlichting, communicatie en publiciteit belangrijk zijn.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de uitvoering van de handhaving in handhavings-uitvoeringsprogramma’s voor saneringen en bouwstoffen. In hoofdstuk 6 wordt aangegeven hoe de evaluatie van de handhaving dient plaats te vinden.

De effecten van de handhaving wordt aan de hand van het nalevingsgedrag bepaald in hoofdstuk 7.

[Klik hier om het document te downloaden]

Samenvatting

Aanleiding voor het opstellen van een toezichts- en handhavingsplan

Een directe aanleiding voor het opstellen van een toezichts- en handhavingsplan is dat de gemeente Leeuwarden per 1 januari 2003 bevoegd gezag is voor saneringen op haar grondgebied. Hiermee wordt een aantal taken zoals het opstellen van beschikkingen en toezicht houden en handhaven bij saneringen, die voorheen in handen waren van de provincie Fryslân, neergelegd bij de gemeente Leeuwarden.

Het doel van het toezichts en handhavingsplan is een kader te stellen waarbinnen doelmatig en effectief toezicht en handhaving bij saneringen kan plaatsvinden. Het toezichts en handhavingsplan geeft eveneens invulling aan toezicht en handhaving die bij toepassing van bouwstoffen dienen plaats te vinden.

Ontwikkeling met betrekking tot toezicht en handhaving

Omdat uit onderzoeken van VROM is gebleken, dat toezicht en handhaving landelijk gezien te kort schieten, is er door het rijk, de provincies, de gemeenten en de regionale waterkwaliteitsbeheerders een traject (professionalisering van de handhaving) gestart om de kwaliteit van de handhaving te verbeteren. De kwaliteitsverbetering richt zich op het grijze en groene spoor. Het grijze spoor omvat de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming.

Als onderdeel van dit traject zijn gezamenlijk kwaliteitscriteria voor (goede) handhaving ontwikkeld gebaseerd op het “adequate handhavingsproces” van de Landelijke coördinatiecommissie milieuhandhaving (LCCM).

Het toezichts en handhavingsplan is gebaseerd op de fasen uit het model voor het “ adequate handhavingsproces” en de kwaliteitscriteria die afgesproken zijn in het project professionalisering van de handhaving.

Het handboek milieuvergunningverlening en –handhaving voor Wet Milieubeheer bedrijven dat begin 2003 bestuurlijk is vastgesteld door de gemeente Leeuwarden is eveneens gebaseerd op de kwaliteitscriteria en sluit daardoor qua gehanteerde systematiek en vorm aan op het toezichts- en handhavingsplan. Hierdoor wordt de eenduidigheid met betrekking tot de handhaving binnen de sector milieu van de gemeente Leeuwarden vergroot.

Wanneer is er sprake van adequaat toezicht?

Toezicht en handhaving in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) zou in principe op een breed terrein ingezet kunnen worden variërend van toezicht en handhaving bij handelingen waarbij bodemverontreiniging veroorzaakt kan worden (en het ongedaan maken van de effecten) tot toezicht en handhaving bij het uitvoeren van bodemsaneringen. Bepalend voor de keuze, waarom toezicht wordt uitgeoefend, is de kans dat een onrechtmatige handeling wordt gepleegd in combinatie met het effect dat hierdoor optreedt. Bij saneringen en het toepassen van bouwstoffen zijn grote financiële – en milieubelangen gemoeid en zijn de effecten van een overtreding groot.

Onder toezicht wordt verstaan het reguliere toezicht op de naleving van de geldende regels zonder dat er een verdenking bestaat dat deze regels overtreden worden. Nadat door toezicht is komen vast te staan dat de regels overtreden zijn kan men middels handhaving bewerkstelligen dat de regels worden nageleefd en dat indien nodig het overtreden van de regels bestraft wordt.

Er is sprake van adequaat toezicht wanneer men als overheid goed en voldoende toezicht uitvoert. Van adequaat toezicht zal een preventieve werking uitgaan omdat het op een systematische manier wordt uitgevoerd waarbij de pakkans groot is.

Het belang van voorlichting communicatie en publiciteit

In dit plan wordt toezicht en handhaving uitvoerig behandeld. Daarnaast zijn de instrumenten die zorgen dat de naleving wordt bevorderd van belang.

Door middel van voorlichting, communicatie en publiciteit dient te worden aangegeven wat de spelregels zijn met betrekking tot het uitvoeren van saneringen en het toepassen van bouwstoffen. Tevens wordt dan aangegeven wat de gevolgen zijn van de overtreding van de spelregels. Het preventief toezicht in combinatie met voorlichting, communicatie en publiciteit zorgt ervoor dat de kans op (on)bewuste overtredingen afneemt.

Handhaving bij overtredingen

Indien toezicht niet het gewenste effect heeft en er toch overtredingen worden geconstateerd dan zal er gehandhaafd moeten worden. Toezicht en handhaving zal gezien het complexe karakter van saneringen steeds meer op aspecten plaatsvinden in plaats van integrale controles.

Voor toezicht en handhaving in het kader van bodemsaneringen is in dit plan een tabel van twintig (saneringsaspecten) opgesteld waarbij bij overtreding van een saneringaspect aangegeven wordt op welke manier bestuursrechtelijk gehandhaafd kan worden. Voor handhaving bij het toepassen van bouwstoffen is voor overtreding van kernvoorschriften een tabel van twaalf opgesteld.

Daarnaast wordt door de ervaringen die worden opgedaan met toezicht en handhaving steeds meer belang toegekend aan ketengericht toezicht en handhaving van grondstromen. Een ketencontrole houdt in dat naast toezicht op de vrijkomende grond bij de sanering, ook toezicht op het transport en toezicht op de verwerking van de grond wordt uitgeoefend. Ook voor toepassing van bouwstoffen is van belang dat gemeenten in vroegtijdig stadium weten welke grond er vrijkomt en waar dit toegepast wordt zodat toezicht- en handhaving effectief en gericht kan plaatsvinden. Hiervoor is samenwerking tussen de verschillende organisaties/instanties noodzakelijk. De komende periode wordt invulling gegeven aan ketengerichte handhaving. Hiertoe wordt aansluiting gezocht bij de bestaande organen zoals LHO(Locaal Handhavings Overleg) en FMO(Fries Milieu Overleg) die met name gericht zijn op handhaving in het kader van de Wet milieubeheer.

In het toezichts- en handhavingsplan worden op basis van de ervaringen met het nalevingsgedrag uit de voorgaande periode en de risicoanalyse van de saneringsaspecten en kernvoorschriften (Bouwstoffenbesluit) de prioriteiten voor het toezicht en handhaving van de komende periode bepaald.

1. Inleiding

1.1 Algemeen

In 1997 verscheen het “Kabinetsstandpunt over de vernieuwing van het bodemsaneringsbeleid”. Hierin werd een voorstel gedaan voor het overdragen van alle bodemtaken en -bevoegdheden, die er op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) zijn, van de provincies naar de rechtstreekse ISV-gemeenten. Naar aanleiding hiervan stuurde de minister van VROM een brief aan deze gemeenten waarin hij vroeg aan te geven of en wanneer men alle taken en bevoegdheden op zich zou willen nemen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden heeft de minister aangegeven dat zij voor haar grondgebied alle taken en bevoegdheden van de Wet bodembescherming met ingang van 1 januari 2003 overnemen.

Het betreft de volgende taken:

  • -

    het afhandelen van meldingen en het nemen van beschikkingen op nader onderzoeken en beschikkingen van overheidssaneringen (in opdracht van de gemeente Leeuwarden uitgevoerd) en saneringen in eigen beheer (SEB).

  • -

    het uitoefenen van toezicht en het handhaven van zowel overheidssaneringen als saneringen in eigen beheer voor het gehele grondgebied van de gemeente.

Het Bouwstoffenbesluit is een algemene maatregel van bestuur (AMVB) op grond van de Wet bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en (voor één artikel) de Woningwet. Het Bouwstoffenbesluit stelt voorwaarden aan het gebruik van steenachtige bouwstoffen in een werk op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Met ingang van 1 juli 1999 is het Bouwstoffenbesluit volledig van toepassing en is de gemeente Leeuwarden het bevoegd gezag voor toepassing van bouwstoffen op of in de bodem en dient de gemeente toe te zien op de naleving van het besluit. De gemeente Leeuwarden heeft hieraan invulling gegeven door vanaf juli 2001 toezicht en controle (preventieve handhaving) uit te oefenen op het toepassen van bouwstoffen.

Uit onderzoeken van VROM is gebleken dat toezicht en handhaving op saneringen (rapport bodem in zicht ) maar ook toezicht en handhaving van het Bouwstoffenbesluit (de gemeenten en het BsB wat doen ze ermee) niet of onvoldoende plaatsvindt.

Inmiddels is er in 2002 landelijk een traject (professionalisering van de handhaving) gestart om de kwaliteit van de handhaving te verbeteren. In het kabinetsstandpunt beleidsvernieuwing bodemsanering is verder vastgesteld dat de bevoegde overheden gezamenlijk kwaliteitseisen dienen vast te stellen voor het uitvoeren van hun Wet bodembescherming taken. Dit heeft geresulteerd in het opstellen van een normblad voor rechtstreekse gemeenten (protocol Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer SIKB 8002, versie 2.0). Deze landelijke ontwikkelingen in combinatie met de ervaring die de gemeente Leeuwarden afgelopen periode heeft opgedaan met de preventieve handhaving van het Bouwstoffenbesluit zijn gebruikt om het toezichts- en handhavingsplan op te stellen.

1.2 Ontwikkelingen

Project professionalisering van de handhaving

Naar aanleiding van de discussienota “met recht verantwoordelijk” hebben het rijk (VROM, V&W), de provincies (IPO), de gemeenten (VNG) en waterkwaliteitsbeheerders (UvW), begin 2002 besloten om gezamenlijk het project te starten ter verbetering (professionalisering) van de milieuhandhaving. De kwaliteitsverbetering richt zich op het grijze en groene spoor. Het grijze spoor omvat de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming.

De stappen in dit professionaliseringstraject zijn de volgende:

  • -

    Gezamenlijk worden kwaliteitscriteria voor (goede) handhaving ontwikkeld gebaseerd op het “adequate handhavingsproces” van de Landelijke coördinatiecommissie milieuhandhaving (LCCM). Deze criteria zijn op 1 november 2002 vastgesteld. De criteria worden in een later stadium bij Algemene Maatregel van Bestuur vastgelegd.

  • -

    Vanaf 1 november 2002 houden alle gemeenten, waterschappen, provincies, waterschappen, VROM inspectie en de (nieuwe) Inspectie Verkeer- en Waterstaat hun huidige uitvoeringskwaliteit tegen het licht door een zelfevaluatie. Dit doet men aan de hand van een landelijke vragenlijst, die 1 november 2002 is vastgesteld op basis van de set criteria.

  • -

    Begin 2003 vond bij elke instantie een externe audit over de evaluatie plaats. Alle evaluaties samen leveren provinciaal en landelijk een nulmeting op.

  • -

    Vanuit deze uitgangssituatie werd bepaald wat er nog moest gebeuren om de kwaliteit en professionaliteit per provincie op het gewenste niveau te krijgen. De provincies zijn hierbij aangewezen als regisseur. De bereikte resultaten zullen onder verantwoordelijkheid van de regisseurs op nog af te spreken ijkmomenten getoetst worden.

Het bovenstaande traject is niet vrijblijvend.

Provinciale regisseurs en in voorkomende gevallen de ministers zullen waar nodig interveniëren om de gemaakte afspraken na te komen en om per 1 januari 2005 het afgesproken kwaliteitsniveau te halen. Mocht dat niet lukken, dan kunnen de ministers – conform het wetsontwerp Handhavingsstructuur - dwingende maatregelen treffen om de uitvoeringsstructuur te verbeteren.

De gemeente Leeuwarden is per 1 januari 2003 bevoegd gezag Wet bodembescherming en geeft middels dit toezichts- en handhavingsplan invulling aan de kwaliteitscriteria die geformuleerd zijn in het professionaliseringstraject. Het bovengenoemde traject wordt niet voor handhaving in het kader van de Wet bodembescherming doorlopen omdat er voor 2003 nog geen handhaving heeft plaatsgevonden.

Het adequate handhavingsproces ziet er schematisch als volgt uit:

Gemeentelijke bodemtaken in kader bevoegd gezag taken Wet bodembescherming

In het kabinetsstandpunt Beleidsvernieuwing Bodemsanering staat dat vanwege het grote risico op fouten (onbewust) en fraude(bewust) door de minister van VROM in overleg met de andere overheden en marktpartijen een pakket aan maatregelen is ontworpen dat tegemoet komt aan de wens om de kwaliteit van de bodemsanering te borgen. Er zijn maatregelen geformuleerd om toezicht en handhaving op de uitvoering van bodemsanering te verbeteren. In het kabinetsstandpunt is tevens vastgesteld dat de gezamenlijke overheden kwaliteitseisen vaststellen voor het uitvoeren van hun Wbb-taken en dat zij ervoor zorgdragen dat getoetst wordt of deze ook worden nageleefd. De stichting SIKB heeft in het normblad 8002 eisen geformuleerd die aan de gemeenten gesteld worden voor wat betreft de bodemtaken.

In deze norm worden eisen gesteld ten aanzien van de bevoegd gezag gemeente voor onder meer uitvoering van bodemtaken. Deze eisen hebben onder andere betrekking op:

  • -

    opleiding en vakbekwaamheid

  • -

    beoordelen en beschikkingen op meldingen, bodemonderzoeken, saneringsplannen en evaluatieverslagen

  • -

    toezicht en handhaving.

De eisen die in de SIKB-norm worden gesteld met betrekking tot toezicht en handhaving sluiten aan op de eerder genoemde kwaliteitscriteria die zijn op gesteld voor de professionalisering van de handhaving.

Aanpassing Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming zal worden aangepast om het nieuwe bodemsaneringsbeleid, dat in het kabinetsstandpunt beleidsvernieuwing bodemsanering is verwoord, vast te stellen. Enerzijds zal de wetswijziging vooral ten gevolge van de verbetering van de kwaliteitsborging, meer voorschriften (bijvoorbeeld eisen die aan het saneringsplan worden gesteld) en procedures (bijvoorbeeld procedure voor het opstellen van een evaluatierapport en nazorgplan) bevatten, anderzijds leidt de wetswijziging tot een vereenvoudiging van de toepassing van de wet.

In een eerste tranche (Wetswijziging in 2005) zullen alle essentiële aspecten van het nieuwe beleid worden geregeld. Na inwerking treding van de nieuwe Wet bodembescherming zal multifunctioneel saneren niet langer de hoofdregel zijn maar zal er functiegericht gesaneerd kunnen worden bij immobiele verontreinigingen. Bij mobiele verontreinigingen zal zoveel mogelijk de verontreiniging ter plaatse van de bron en pluim verwijderd worden op een kosteneffectieve manier.

Door het wijzigen van de saneringsdoelstelling van multifunctioneel naar functiegericht zal bij functiegerichte saneringen, van immobiele verontreinigingen in de bovengrond, toezicht in het kader van de zorgmaatregelen na sanering toenemen.

Het uiteindelijke doel van de wetswijziging Wet bodembescherming is om instrumenten te bieden om de slagvaardigheid van het bodemsaneringsbeleid te verbeteren en tegelijkertijd meer garanties te bieden voor een goede kwaliteit van de uitvoering.

Een voorbeeld is dat de handhaving op de uitvoering van het saneringsplan wordt verbeterd. De wettelijke bepaling wordt zodanig aangepast dat er niet eerst een correctiebevel door de bevoegde overheid hoeft te worden gegeven, maar dat bij een overtreding direct zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk, op grond van de Wet economische delicten (WED), kan worden gehandhaafd.

Het principe “de vervuiler betaalt” wordt meer op de achtergrond geplaatst. In veel gevallen (historische verontreiniging) is de veroorzaker immers niet meer te achterhalen en richt de plicht tot saneren zich tot de eigenaar van het verontreinigde terrein.

Beleidsbrief bodem

In de beleidsbrief wordt een beleidsvernieuwing aangegeven die tot doel heeft om tot een bewuster en duurzamer gebruik van de bodem te komen. Het Rijk gaat zelf minder sturen op de te bereiken bodemkwaliteit zodat er ruimte komt voor andere overheden die beter rekening kunnen houden met lokale omstandigheden. Bodemsanering en grondverzet kunnen dan beter op elkaar worden aangesloten.

Er wordt een grotere verantwoordelijkheid gelegd bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming. De taak van de overheid als toezichthouder en handhaver zal worden vergemakkelijkt door eenvoudiger en consistentere regelgeving.

Het bouwstoffenbesluit wordt vervangen door een eenvoudiger regelgeving waarin onder andere aandacht zal zijn voor:

  • ·

    Vereenvoudiging van de beoordeling van bouwstoffen

  • ·

    Verbetering van de handhaving en een versterking van de organisatie rond de handhaving.

    • 1.

      3 Aanleiding en doel van het toezichts- en handhavingsplan

Samenvattend kan gesteld worden dat er op landelijk niveau lering is getrokken uit de ervaringen met toezicht en handhaving in het verleden.

Aanleiding voor het opstellen van het toezichts- en handhavingsplan is de overdracht van taken in het kader van de Wet bodembescherming waarbij VROM de voorwaarde heeft gesteld dat het bevoegd gezag een toezichts- en handhavingsplan opstelt.

Het doel van het toezichts- en handhavingsplan is een kader te stellen waarbinnen doelmatig en effectief toezicht en handhaving bij saneringen en het toepassen van bouwstoffen kan plaatsvinden.

In het toezichts- en handhavingsplan wordt op basis van de fasen uit het model voor het adequate handhavingsproces en de kwaliteitscriteria aangegeven hoe toezicht en handhaving dient plaats te vinden. Tevens wordt aangegeven hoe de financiële en organisatorische randvoorwaarden worden ingevuld.

Indien toezicht niet het gewenste effect heeft en er toch overtredingen worden geconstateerd dan zal er gehandhaafd moeten worden. Voor saneringen is bij overtredingen van kernvoorschriften (afwijking van saneringsaspecten) een ‘tabel van twintig’ geformuleerd met de bijbehorende maatregelen. Deze tabel is gebaseerd op de handhavings en uitvoeringsmethode Grondstromen (HUM Grondstromen)

In de handhavings- en uitvoeringsmethode Bouwstoffenbesluit (HUM Bouwstoffenbesluit) is een overzicht met kernvoorschriften en overtredingen weergegeven. Op basis van de HUM Bouwstoffenbesluit en de ervaringen van de gemeente Leeuwarden met het toezicht op de uitvoering van het Bouwstoffenbesluit in de praktijk is in dit plan voor het toepassen van bouwstoffen een ‘ tabel van twaalf’ geformuleerd van kernvoorschriften en bijbehorende maatregelen.

Binnenkort wordt het Bodembeheerplan en de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Leeuwarden vastgesteld. Het Bodembeheerplan en de Bodemkwaliteitskaart zijn opgesteld in het kader van de Ministeriele Vrijstellingsregeling Grondverzet (VRG). Met het vaststellen van de Bodemkwaliteitskaart en het Bodembeheerplan wordt het mogelijk om licht verontreinigde grond als bodem te hergebruiken. Het hergebruik wordt daarbij vrijgesteld van een aantal eisen in het Bouwstoffenbesluit waaronder de terugneembaarheid en eisen ten aanzien van partijkeuringen. Toezicht en handhaving in het kader van de VRG zal in de komende periode ingevuld worden en als bijlage separaat een fase later bij dit plan gevoegd worden.

2. Instrumentkeuze

2.1 Wet, regelgeving en beleid

Wet Bodembescherming

De Wet bodembescherming regelt in haar saneringsparagraaf de wijze van de uitvoering van bodemsaneringen. De bevoegde gezagen (provincies en rechtstreekse gemeenten) hebben daarbij de volgende taken:

  • -

    het afhandelen van meldingen en het nemen van beschikkingen op nader onderzoeken en beschikkingen van overheidssaneringen (in opdracht van de gemeente Leeuwarden uitgevoerd) en saneringen in eigen beheer (SEB).

  • -

    het uitoefenen van toezicht en het handhaven bij zowel overheidssaneringen als saneringen in eigen beheer

Voor toezicht en handhaving kan op grond van de Wet bodembescherming gebruik gemaakt worden van bestuursdwang.

Wet milieubeheer

Voor handhaving van de artikelen in de Wet bodembescherming zijn de artikelen 18.3 – 18.16 van de Wet milieubeheer van toepassing

Wet Economische Delicten

Volgens artikel 1A WED zijn overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet bodembescherming economische delicten.

AMvB Bouwstoffenbesluit

Het Bouwstoffenbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en (voor één artikel) de Woningwet. Het Bouwstoffenbesluit stelt voorwaarden aan het gebruik van steenachtige bouwstoffen in een werk op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Per 1 januari 1999 is het Bouwstoffenbesluit in zijn geheel in werking getreden. Het bevoegd gezag voor toepassing op of in de bodem is de gemeente Leeuwarden. Dit betekent dat de gemeente toezicht en controle uitoefent op het toepassen van bouwstoffen.

Kabinetsstandpunt beleidsvernieuwing bodemsanering

In verschillende onderzoeksrapporten wordt de conclusie getrokken dat toezicht en handhaving bij bodemsanering in eigen beheer te kort schiet.

Vanwege het grote risico op fouten en fraude is inmiddels door de minister van VROM in overleg met andere overheden en marktpartijen een pakket aan maatregelen ontworpen dat invulling geeft aan de wens om de kwaliteit van de bodemsanering te borgen.

Deze maatregelen zijn voor zover van toepassing op het afgeven van beschikkingen en toezicht en handhaving van saneringen:

  • -

    In het saneringsplan komt een verplichte paragraaf waarin door of namens de opdrachtgever uit te oefenen toezicht op cruciale momenten in de uitvoering van een sanering is opgenomen.

  • -

    De bevoegde overheid dient een toezichts- en handhavingsplan op te stellen. Het toezichtsplan kan voor kleine reguliere saneringen een algemeen geldend protocol zijn.

  • -

    Het evaluatierapport wordt wettelijk verplicht gesteld en de bevoegde overheid zal hierop ter instemming beschikken.

  • -

    De handhaving van de uitvoering van het saneringsplan wordt verbeterd. De wettelijke bepaling wordt zodanig aangepast, dat er niet eerst een correctiebevel door de bevoegde overheid hoeft te worden gegeven, maar bij overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden gehandhaafd.

  • -

    De saneringsbeschikkingen worden aangepast met het oog op handhaafbaarheid.

Afstemming met provincie Fryslân

De gemeente Leeuwarden heeft het deel van het toezichts- en handhavingsplan dat betrekking heeft op bodemsanering met de provincie Fryslân afgestemd. Dit betekent dat de provincie Fryslân en de gemeente Leeuwarden op hoofdlijnen op dezelfde saneringsaspecten toezicht houden en handhaven.

Gemeentelijke bodemsaneringsverordening

Voor het uitvoeren van de bevoegd gezag taken heeft de gemeente Leeuwarden per 10 februari 2003 een bodemsaneringsverordening vastgesteld. In deze verordening wordt middels een viertal artikelen de procedures voor een beschikking ernst en urgentie, een beschikking op het saneringsplan en het toezicht en de handhaving van saneringen geregeld. Ook worden er inhoudelijk nadere eisen over de inhoud van het saneringsplan en het evaluatierapport gesteld. Ter verbetering van de controle en handhaving zijn een aantal tijdstippen opgenomen waarop het bevoegd gezag op de hoogte moet worden gesteld van de voortgang en het resultaat van de sanering. De gemeentelijke bodemsaneringsverordening zal aangepast worden op de wijzigingen in de Wet bodembescherming.

Gemeentelijk bevelsbeleid bodemsanering

Het gemeentelijk bevelsbeleid is per 27 mei 2003 bestuurlijk vastgesteld. Om de sturing van de bodemsaneringsoperatie goed vorm te kunnen geven is er voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om bevelen uit te vaardigen. In de notitie bevelsbeleid wordt de beleidslijn weergegeven die de gemeente Leeuwarden volgt voor het afgeven van bevelen voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of het uitvoeren van de sanering van ernstige gevallen van bodemverontreiniging.

Incidentenplan

Binnen de gemeente Leeuwarden wordt er gewerkt aan een incidentenplan. Dit plan bevindt zich nog in een eerste verkennende fase. Er is nu nog niet aan te geven wanneer dit is afgerond.

In het incidentenplan wordt invulling gegeven aan hoe er met ongewone voorvallen wordt omgegaan zoals deze in artikel 13 en artikel 30 lid 1 Wet bodembescherming worden genoemd.

Handboek Handhaving/handhavingsnota

In 2000 is het handboek handhaving vastgesteld ter ondersteuning van het integrale handhavingsbeleid van de gemeente Leeuwarden. Hierin is aangegeven hoe binnen de gemeente Leeuwarden omgegaan wordt met handhaving op de verschillende terreinen. Voor handhaving met betrekking tot de milieuwetgeving is het Fries draaiboek handhaving milieuwetgeving nog van toepassing. In 2002 is een integrale handhavingsnota vastgesteld .

3.Doelen en condities

3.1 Algemeen

3.Saneringen

3.Toezicht en handhaving in het kader van de Wet bodembescherming zou in principe op een breed gebied ingezet kunnen worden variërend van toezicht op handelingen waarbij bodemverontreiniging veroorzaakt kan worden en het ongedaan maken van de effecten tot toezicht bij het uitvoeren van bodemsaneringen.

3.Bepalend voor de keuze waarom toezicht wordt uitgeoefend is de kans dat een onrechtmatige handeling wordt gepleegd in combinatie met het effect dat hierdoor optreedt. Bij saneringen zijn grote financiële– en milieubelangen gemoeid en zijn de effecten van een overtreding groot. Voor toezicht is nog een ander aspect van belang: het gemak waarmee een toezichthouder een afwijking kan constateren.

3.Toezicht en handhaving bij saneringen is van belang omdat op deze manier voorkomen kan worden dat ongewenste effecten optreden. VROM geeft aan in het rapport “bodem in zicht” dat goed toezicht moet voldoen aan de volgende criteria :

3.Onafhankelijk

3.De toezichthouder mag geen belang hebben bij de gevolgen van het toezicht. Belangrijk element bij saneringen is de functiescheiding tussen afgeven van beschikkingen en het toezicht houden en de handhaving bij uitvoering van saneringen. In paragraaf 3.4 is aangegeven hoe de functiescheiding met betrekking tot het uitvoeren van onderzoek, het nemen van beschikkingen en het handhaven bij saneringen is vormgegeven. Ook is aangegeven hoe functiescheiding met betrekking tot advisering over het toepassen van werken in het kader van het Bouwstoffenbesluit en het toezicht erop is vormgegeven.

3.Transparant

3.De werkwijze en resultaten moeten verifieerbaar zijn. Verslaglegging, dossiervorming en de administratieve organisatie van het bevoegd gezag zijn hierbij van belang. Als basis voor een transparante werkwijze dienen de werkprocessen zoals die in het handboek werkprocessen zijn beschreven.

3. In paragraaf 4.8 wordt beschreven hoe de communicatie en het informatiebeheer plaatsvinden.

3.Toegerust

3.Het toezicht dient te worden uitgevoerd door mensen met voldoende vaardigheden en kennis. Tevens moeten er voldoende middelen beschikbaar zijn om goed toezicht uit te oefenen. Toegerust heeft ook betrekking op de handhaafbaarheid van de regelgeving.

3.In paragraaf 5.3 wordt aangegeven welke eisen aan de senior-bodeminspecteur worden gesteld met betrekking tot opleiding, kennis en ervaring. In paragraaf 5.4 wordt aangegeven van welke ondersteunende voorzieningen gebruikt gemaakt kan worden.

3.Gericht

3.Die punten worden gecontroleerd waar het risico van en de kans op afwijkingen groot is. Op basis van een risicoanalyse is voor zowel saneringen als het toepassen van werken in het kader van het Bouwstoffenbesluit bepaald op welke aspecten gehandhaafd gaat worden. In paragraaf 3.3 is dit in de tabellen 3.1 (saneringen) en 3.2 (toepassen bouwstoffen in werken) weergegeven.

3.Er is sprake van adequaat toezicht wanneer men als overheid goed en voldoende toezicht uitvoert. Van adequaat toezicht zal een preventieve werking uitgaan omdat het op een systematische manier wordt uitgevoerd waarbij de pakkans groot is. In het algemeen wordt gesteld dat toezicht voldoende is als elke sanering minstens één maal wordt bezocht. Voldoende toezicht is echter afhankelijk van het type sanering en de duur van de sanering. Op basis van ervaringen met toezicht bij saneringen zal de komende periode een nadere inschatting worden gemaakt hoe vaak een sanering bezocht moet worden om voldoende toezicht te kunnen uitoefenen.

3.Bouwstoffenbesluit

3.De criteria die aangegeven worden voor goed toezicht bij bodemsaneringen zijn in principe ook van toepassing op toezicht bij het toepassen van bouwstoffen.

3.Toezicht en handhaving met betrekking tot het Bouwstoffenbesluit is erop gericht te controleren dat de bouwstoffen op de goede manier toegepast worden en dat de toe te passen bouwstof voldoet aan de kwaliteitseisen die eraan gesteld worden op basis van de toepassing.

3.2 Probleemanalyse - risicoanalyse

3.Saneringen

3.Door ontwikkelingen in het beleid maar ook in saneringstechnieken ontstaat er een grote verscheidenheid in uitvoering van saneringen. De toezichtstrategie kan hierop worden aangepast door in plaats van een integrale controle uit te voeren, specifieke aspecten van saneringen te controleren.

3.Er kan afhankelijk van het soort sanering een aantal momenten voorkomen dat een overtreding van de regels (afwijking voor een saneringsaspect) plaatsvindt. Voorbeeld van een overtreding is het opstarten van een grondwatersanering zonder dat hiervan melding is gedaan of het toepassen van een deklaag met onvoldoende dikte bij een standaardaanpak voor immobiele verontreiniging in de bovengrond.

3.Afhankelijk van het type sanering, kan de kans op een overtreding van een saneringsaspect en het effect, ofwel het ongewenste gevolg van de overtreding worden bepaald. Tevens kan nagegaan worden wat het gemak is waarmee men een overtreding constateert.

3.De kans op een overtreding wordt bepaald door :

  • -

    het financiële voordeel dat men verkrijgt. Bijvoorbeeld het opmengen van sterk en licht verontreinigde grond levert geld op. Toepassen categorie I grond is aanmerkelijk goedkoper dan het reinigen van grond.

  • -

    het gemak waarmee de overtreding wordt gemaakt in combinatie met een geringe pakkans (de hoogte van de overtredingsdrempel). Een voorbeeld is het toepassen van een partij zonder dat de partij conform het Bouwstoffenbesluit gekeurd is.

  • -

    eigen beoordeling van de overtreder wat de consequenties zijn van een overtreding; voorbeeld is het starten/beëindigen van een sanering zonder tijdige melding

3.Het effect van de overtreding van een saneringsaspect kan een ongewenst milieueffect zijn (bijvoorbeeld het illegaal lozen op een riolering) maar kan ook een ongewenst maatschappelijk effect zijn ( bijvoorbeeld vanuit handhavingsoogpunt ongewenst naleefgedrag)

3.Het gemak waarmee de overtreding geconstateerd kan worden is eveneens van belang. Het achteraf controleren of een deklaag voldoende dikte heeft kost meer inspanning dan de controle tijdens de aanleg.

3.In de voorgaande periode hebben met name de volgende saneringen plaatsgevonden:

  • -

    functiegerichte sanering van immobiele verontreinigingen in de bovengrond; afhankelijk van de gebruiksfunctie die de locatie heeft het ontgraven van verontreinigde grond en aanvullen met grond die voldoet aan de vereiste bodemkwaliteit behorend bij de functie.

  • -

    het multifunctioneel saneren van mobiele verontreinigingen in de grond door ontgraven van de verontreinigde grond en het oppompen en zuiveren van het verontreinigde grondwater.

3.In de tabel 1a in bijlage 1 zijn de afwijkingen van de saneringsaspecten weergegeven die in het kader van toezicht en handhaving van belang zijn bij bovengenoemde saneringen. In de tabel zijn tevens de kans dat een afwijking optreedt, het effect van de afwijking en het gemak waarmee het geconstateerd wordt weergegeven. Dit resulteert in een weging op basis waarvan een prioritering kan worden gemaakt voor toezicht en handhaving. Immers niet alle aspecten kunnen of moeten gehandhaafd worden bij uitvoering van de sanering. Door op een aantal saneringsaspecten te handhaven en deze periodiek te evalueren is er voldoende toezicht op de saneringen. Toezicht op alle saneringsaspecten is dan niet nodig. Op basis van de evaluatie kan er voor de volgende periode op andere saneringsaspecten gehandhaafd worden als blijkt dat het naleefgedrag hoog is. In de tabel wordt ook aangegeven op welke manier er gehandhaafd wordt bij overtreding van de verschillende kernvoorschriften.Voor specifieke saneringen (bijvoorbeeld in-situ sanering van chloorkoolwaterstoffen in grond en grondwater) zal per sanering van te voren de te handhaven saneringsaspecten worden vastgesteld.

3.De afwijkingen van de saneringsaspecten (overtreding van kernvoorschriften) is gebaseerd op de HUM Grondstromen.

3.Bouwstoffenbesluit

3.Toezicht en handhaving in het kader van Bouwstoffenbesluit richt zich op de naleving van de regels met betrekking tot het (her)gebruik van grond, niet-vormgegeven bouwstoffen en vormgegeven bouwstoffen ( voor zover het de aanleg van werken betreft) en de meldingen ervan.

3.Voor invoering van het Bouwstoffenbesluit is een implementatieplan opgesteld (oktober 1999) door de gemeente Leeuwarden. In het plan wordt aangegeven dat preventieve handhaving op basis van de HUM Bouwstoffenbesluit wordt uitgevoerd. De handhaving is in het implementatieplan nog niet uitgewerkt en er wordt aangegeven dat er nog een handhavingsplan opgesteld dient te worden.

3.Preventieve handhaving omvat het geven van voorlichting, het voeren van vooroverleg en het toezicht houden zonder dat er een vermoeden is van een strafbaar feit.

3.De ervaringen met de preventieve handhaving zijn:

  • -

    acceptatie en kennis van het Bouwstoffenbesluit is bij aannemers, eigenaren en toepassers van bouwstoffen matig.

  • -

    gemeente Leeuwarden is in meer dan de helft van de gevallen opdrachtgever voor toepassen van bouwstoffen of eigenaar van een werk.

  • -

    over het algemeen is toe te passen puin gecertificeerd; er bestaan echter wel twijfels of het geleverde puin van constante kwaliteit is.

  • -

    bij het toepassen van grond komen de meeste overtredingen van procedurele kernvoorschriften uit de HUM Bouwstoffenbesluit voor. Dit heeft te maken met de voorschriften met betrekking tot meldingen die meer kaderstellend zijn dan bij andere bouwstoffen.

  • -

    in het algemeen zijn de meeste toe te passen vormgegeven bouwstoffen gecertificeerd. Het beleid van de gemeente Leeuwarden is dat klinkers en tegels, die vrijkomen uit hergebruik locaties en die niet visueel verontreinigd zijn, opnieuw zonder keuring kunnen worden toepast. Indien er wel visueel verontreiniging wordt geconstateerd dan mogen ze niet worden hergebruikt.

3.Op basis van de kernvoorschriften uit de HUM Bouwstoffenbesluit en de ervaring met de preventieve handhaving is een prioritering aangebracht in het toezicht en de handhaving van de verschillende kernvoorschriften voor de komende periode. Hierbij is dezelfde systematiek gehanteerd als bij saneringen. Bepalend voor de prioritering van toezicht en de handhaving van de verschillende kernvoorschriften is de kans dat een overtreding zich voordoet en het effect die een overtreding heeft. Tevens is het gemak waarmee een overtreding wordt geconstateerd van belang. In de tabel 1b in bijlage 1 zijn de overtredingen van de verschillende kernbepalingen en het in te zetten handhavingsinstrumentarium weergegeven.

3.3 prioriteiten en meetbare doelstellingen

3.Saneringen

3.Op basis van de afwijkingen en de weging van de handhaving van de saneringsaspecten(kernvoorschriften) zal in de periode 2004-2007 op de afwijkingen gehandhaafd worden die staan in onderstaande tabel 3.1.

3.Tabel 3.1 overzicht handhaving saneringsaspecten periode 2004-2007

3.Handhaving – afwijking saneringsaspect-kernvoorschrift

3.Algemeen

·Saneren zonder saneringsplan en/of beschikking op het saneringsplan

·Niet melden van einddiepte ontgraving; analyseresultaten controlebemonstering worden niet overlegd aan Bevoegd gezag

·Er wordt gesaneerd zonder de juiste of onvoldoende veiligheidsvoorzieningen getroffen te hebben (hekwerk ontbreekt, wordt geen overdruk cabine gebruikt); veiligheidsvoorschriften worden niet nageleefd.

·Afvoer van verontreinigde grond en materialen (puinverharding) naar niet erkende verwerker; administratie afgevoerde grond ontbreekt

·Verschillende partijen grond worden niet conform het saneringsplan separaat ontgraven en in depot gezet

·Aanvulgrond afkomstig van saneringslocatie of daarbuiten niet conform de normen onderzocht

3.Functiegericht saneren bovengrond, immobiele verontreinigingen

·Toepassen van aanvulgrond die niet voldoet aan saneringsdoelstelling en/of gestelde eisen (vooralsnog BGW)

·Er wordt geen scheiding aangebracht tussen leeflaag en ondergrond

·Niet voldoende grond of grond die voldoet aan de gestelde eisen vooralsnog Bodem GebruiksWaarde (BGW) aangebracht voor leeflaag

3.Multifunctioneel saneren mobiele verontreinigingen grond en grondwater

·Saneringsdoelstelling grond wordt niet gehaald

·Saneringsdoelstelling grondwater wordt niet gehaald

·Restverontreiniging wordt niet of onvoldoende geïsoleerd

3.Doelstelling hierbij is dat de komende 2 jaar voor de twee typen saneringen die het meest voorkomen op bovengenoemde afwijkingen gehandhaafd wordt. Doormiddel van monitoring wordt nagegaan wat het naleefgedrag is van de te handhaven saneringsaspecten. Na 2 jaar wordt opnieuw bepaald, op basis van het naleefgedrag, op welke afwijkingen gehandhaafd moet worden.

3.Klachten die ontstaan bij uitvoering van een sanering worden direct in behandeling genomen. Voor zover dit consequenties heeft voor de sanering zal de uitvoerder en het adviesbureau hiervan op de hoogte worden gesteld.

3.Voor grote locaties vanaf 4,54 miljoen euro (kabinetsstandpunt beleidsvernieuwing bodemsanering ,VROM) zal separaat een toezichts- en handhavingsplan worden opgesteld.

3.Bouwstoffenbesluit

3.De doelstellingen voor handhaving met betrekking tot het Bouwstoffenbesluit is in de programmabegroting van 2004 weergegeven. Deze doelstelling blijft onveranderd. Bij hergebruik van secundaire grondstoffen dient hiervan 100% te worden onderzocht. Dit betekent dat alle meldingen worden nagegaan en dat op basis van de meldingen gecontroleerd wordt of er een juiste toepassing plaatsvindt. Tevens wordt door middel van controle in het veld hergebruik locaties opgespoord.

3.Op basis van de genoemde afwijkingen en de weging van de handhaving zullen in de periode 2004- 2007 op de volgende overtredingen van kernvoorschriften gehandhaafd worden die staan in onderstaande tabel 3.2.

3.Tabel 3.2 overzicht handhaving kernvoorschriften periode 2004-2007

Handhaving – overtreding kernvoorschrift

HUM-kernvoorschriften

Controle meldingen

5, 6, 7

Controle bouwstoffen die niet of niet juist zijn onderzocht

9, 12

Gebruik van bouwstoffen waarbij samenstellings/-immissiewaarden overschreden worden

17

Het toepassen van asfaltgranulaat dat niet onderzocht is of niet voldoet aan de samenstellingswaarden

9, 12, 17

3.Uitgaande van een bredere invalshoek zijn in onderstaande tabel op basis van ervaringen met de preventieve handhaving voor de komende periode concrete doelen en acties geformuleerd.

3.Tabel 3.3 doelen en acties

Doelen

Acties

Verbeteren van interne communicatie/-overleg binnen de gemeente

Opzetten van structureel overleg tussen sectoren milieu, CT en Wijkzaken waarin projecten en het toepassen van bouwstoffen inclusief grond aan de orde komen.

Overleg met CT en wijkzaken over de eisen die aan bestekken (invulling) kunnen worden gesteld in relatie tot bouwstoffenbesluit

Verbeteren van het systeem van meldingen

·Verantwoordelijkheden tussen sectoren verduidelijken

·Nagaan of de procedures zoals deze in het implementatieplan zijn opgesteld worden nageleefd

·Eisen die aan meldingen worden gesteld verduidelijken naar CT en Wijkzaken toe

·Controle uitvoeren over registratie/meldingen van toepassingen van vrijkomende grond in grootschalige werken binnen de gemeente (v.b. Drachsterweg)

Volgen van grondstromen

·Uitwisseling van informatie m.b.t. grondverzet naar andere gemeenten toe

·Inventariseren van voorschriften voor (tussen)opslag van grond/ ontwikkelen van voorschriften Wet milieubeheer voor bedrijven en controle op naleving van voorschriften

·Afspraken maken met BMPF over controle grondtransport(papieren)

Afstemmen handhavingsplan Bouwstoffenbesluit met Bodembeheersplan(Vrijstellingsregeling grondverzet)

·Wat zijn de gevolgen van implementatie van Vrijstellingsregeling grondverzet voor het toepassen van partijen grond; communiceren met CT en Wijkzaken

·Knelpunten tussen BSB en VRG inventariseren

Samenwerking met andere organisaties ontwikkelen

Afspraken maken met andere organisaties zoals BMPF, OM, SEPH waterschap en andere gemeenten over overlegstructuur en afspraken maken over de verschillende verantwoordelijkheden en taken van de organisaties en het optreden naar buiten toe

Op projectbasis controleren van certificaten vanuit handhavingsoptiek

Menggranulaat maar ook grond

Registratie/administratie ontwikkelen voor bouwstoffen

GRS of ander systeem inrichten en registratie van bouwstoffen erin uitvoeren

Voorlichting doelgroepen over het bouwstoffenbesluit

·CT adviesfunctie MO benadrukken

·Wijkzaken adviesfunctie MO benadrukken

·Grondverzetbedrijven’ tussenopslagen’, aannemers

3.4 Organisatorische condities

3.Saneringen

3.Het aanbrengen van een scheiding tussen het opstellen van beschikkingen en handhaving is een voorwaarde om op een goede manier de handhaving uit te kunnen voeren. Dit betekent dat voor een geval van bodemverontreiniging één persoon de beschikking opstelt en de andere persoon handhaaft tijdens uitvoering van de sanering. Naar de opdrachtgever toe is duidelijk dat hij met twee ambtenaren te maken heeft. Degene die de beschikking opstelt en de handhaver.

3.Een voordeel van deze manier van werken is dat men bij het opstellen van beschikkingen gebruik maakt van de opgedane ervaring bij de uitvoering van de saneringen. Hierdoor treedt een lerend effect op en de kwaliteit van de beschikking met het oog op handhaafbaarheid wordt verhoogd.

3.De medewerkers die beschikkingen opstellen en handhaven bij saneringen zijn aangewezen als toezichthouder en hebben een legitimatiebewijs.

3.Het uitvoeren van onderzoek en saneringen in opdracht van de gemeente Leeuwarden vindt plaats bij het team Milieuontwikkeling. Het nemen van de beschikking wordt door de ambtenaren van het team Bedrijfsmilieuzaken gedaan. Door deze scheiding tussen de uitvoering van het onderzoek en het nemen van de beschikking in projecten waarvoor de gemeente zelf opdracht geeft wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd.

3.Bouwstoffenbesluit

3.De werkzaamheden die het Bouwstoffenbesluit met zich mee brengt voor de sector Milieu van de gemeente Leeuwarden zijn:

  • -

    advieswerkzaamheden in het kader van uitvoeren van bodemonderzoeken, (her)gebruik van grond en secundaire bouwstoffen. Het team Milieuontwikkeling voert deze werkzaamheden uit.

  • -

    beoordeling van meldingen en handhaving in het kader van de Wet milieubeheer binnen inrichtingen. Het team Bedrijfsmilieuzaken beoordeeld de meldingen en handhaaft indien nodig.

  • -

    beoordeling van meldingen en handhaving door het team Bedrijfsmilieuzaken bij toepassen van bouwstoffen door derden of in de situatie dat de gemeente opdrachtgever is.

  • -

    controle in het vrije veld.

3.Als in het kader van de Wet milieubeheer (binnen het team Bedrijfsmilieuzaken ) om advies gevraagd wordt met betrekking tot het Bouwstoffenbesluit zal een opsplitsing tussen advies en toezicht en handhavingstaken plaats moeten vinden. Op deze manier wordt voorkomen dat één en dezelfde persoon verantwoordelijk is voor advies en handhaving binnen hetzelfde project.

3.Daarnaast is de sector Bouwen en Wonen belast met controle en handhaving in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Het gaat dan om de toepassing van vormgegeven bouwstoffen zoals stenen en dakpannen bij woningen.

4. Strategie en werkwijze

4.1 Algemeen

Op basis van de doelen die in het voorgaande hoofdstuk zijn gesteld met betrekking tot toezicht en handhaving bij saneringen en het Bouwstoffenbesluit wordt in dit hoofdstuk de strategie en werkwijze bepaald. Hierin wordt aangegeven hoe de naleving van de gestelde doelen bewerkstelligd wordt. Het betreft de handelswijze voor naleving, toezicht, sanctietoepassing en gedogen.

Bij handhaving kan een onderscheid gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving betreft alle handelingen die er op gericht zijn overtredingen te voorkomen. Repressieve handhaving betreft alle handelingen nadat een overtreding is geconstateerd of wanneer er een redelijk vermoeden van een overtreding bestaat.

De meeste bevoegde overheden hebben geen overzicht van de geconstateerde afwijkingen en overtredingen met betrekking tot saneringen. Om na te gaan wat het naleefgedrag van saneringsaspecten is en de doelstellingen worden gehaald dient er registratie van de overtredingen en afwijkingen plaats te vinden. Op grond van de ervaringen met toezicht op de uitvoering van het Bouwstoffenbesluit en de analyse van de knelpunten is het naleefgedrag van de kernvoorschriften uit het Bouwstoffenbesluit wel bekend.

Toezicht en handhaving bij saneringen en toezicht en handhaving van het Bouwstoffenbesluit is geregeld in hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer en in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. In de praktijk kan handhaving van saneringen plaatsvinden op basis van de wettelijke status(er wordt een beschikking opgenomen) van het saneringsplan. In de nabije toekomst (bij inwerking treding volgende trance Wet bodembescherming) zal ook het evaluatierapport deze status krijgen.

4.2 Nalevingsstrategie= handhaving+overige instrumenten

Een nalevingstrategie omvat een totaal pakket van maatregelen dat erop gericht is de naleving van de regels voor saneringen en het naleven van toepassing van bouwstoffen te realiseren.

Een nalevingstrategie omvat naast een toezicht-, sanctie-, en gedoogstrategie ook een strategie voor inzet van overige middelen zoals voorlichting, communicatie en publiciteit.

Het ‘Fries Draaiboek Handhaving Milieuwetgeving’ geldt als formeel handhavingsbeleid voor alle in Fryslân actieve handhavingsinstanties. In het draaiboek is een aantal kernbepalingen weergegeven. Overtreding van één of meerdere kernbepalingen wordt gemeld aan het Bureau Milieuhandhaving van de politie Fryslân (BMPF). De kernbepalingen zijn opgesteld vanuit het perspectief van handhaving van de Wet milieubeheer en zijn minder geschikt voor handhaving bij saneringen of handhaving bij het toepassen van bouwstoffen.

voorlichting/communicatie/publiciteit

Voorlichting, communicatie en publiciteit zijn van wezenlijk belang bij handhaving in het kader van bodemsaneringen en handhaving met betrekking tot het Bouwstoffenbesluit.

Het doel hiervan is de uitvoerder/aannemer, adviesbureau maar ook de betrokkenen binnen de gemeente Leeuwarden op de hoogte te stellen van de regels die van belang zijn bij uitvoering van bodemsaneringen en bij het toepassen van bouwstoffen. Deze instrumenten hebben een preventief karakter en zijn gericht op het voorkomen van overtredingen door de regels uit te leggen aan deze partijen.

Saneringen

Op de website van de gemeente Leeuwarden zijn de gemeentelijke bodemsaneringsverordening en alle vastgestelde beleidsdocumenten weergegeven die in het kader van bodemsanering en de handhaving van belang zijn. Ad hoc kan aan adviesbureaus en uitvoerders van saneringen een toelichting gegeven worden op het beleid met betrekking tot toezicht en handhaving. Voorafgaand aan of bij uitvoering van een sanering kan informatie gegeven worden naar aanleiding van specifieke vragen.

Bouwstoffenbesluit

Bij implementatie van het Bouwstoffenbesluit is afgesproken dat het traject van invoering van het Bouwstoffenbesluit intern en extern gecommuniceerd zou worden met behulp met de sector Communicatie. Zo is er in het najaar 2000 een voorlichtingsmiddag gehouden voor interne/externe relaties waarbij toegelicht is wat de gemeente Leeuwarden verwacht van toepassers van bouwstoffen en hoe de procedure betreffende meldingen uitgevoerd dient te worden. Tevens is middels foldermateriaal en advertenties van de gemeente Leeuwarden het Bouwstoffenbesluit bij een breed publiek bekend gemaakt.

4.3 Toezichtstrategie

Toezicht houden bij uitvoering van werkzaamheden is noodzakelijk om (on)bewuste overtredingen van de regels vast te kunnen stellen en hierop actie te ondernemen.

Onder preventieve handhaving valt het grootste deel van het toezicht. Daarin wordt begrepen het reguliere toezicht op de naleving van de geldende regels zonder dat er een vermoeden is van een strafbaar feit.

Toezicht richt zicht op specifieke momenten tijdens de sanering zoals transport van grond naar verwerker, of bij aanleg van het werk. Maatregelen achteraf op het gebied van toezicht en handhaving lopen het risico in juridische procedures als disproportioneel te worden aangemerkt. Het is dus zaak om tijdig (bewust) onjuiste handelingen te controleren.

Preventieve handhaving/toezicht bij saneringen

Toezicht en handhaving wordt uitgeoefend op basis van een goed uitgevoerd nader onderzoek en een handhaafbaar saneringsplan. Een goed uitgevoerd nader onderzoek voldoet aan de eisen zoals deze gesteld zijn in het protocol nader onderzoek deel 1 of de richtlijn nader onderzoek voor specifieke categorieën van gevallen van bodemverontreiniging. Gemotiveerd mag van deze protocollen afgeweken worden. De motivatie dient duidelijk in het nader onderzoek aangegeven te zijn.

Een handhaafbaar saneringsplan zal als basis in ieder geval de punten uit de gemeentelijke bodemsaneringsverordening moeten bevatten.

In de gemeentelijke bodemsaneringsverordening zijn een viertal momenten aangegeven waarop toezicht aangrijpt bij uitvoering van een standaardsanering :

  • -

    kennisgeving van de aanvangsdatum van de grond- en/of grondwatersanering

  • -

    kennisgeving van de einddiepte van de ontgraving

  • -

    overleggen van de kwaliteit van de aanvulgrond (van buiten of op de locatie)

  • -

    kennisgeving van de beëindiging van de grond- en/of grondwatersanering

Op basis van deze controlemomenten kan op de verschillende saneringsaspecten uit paragraaf 3.3 toezicht gehouden worden.

Voor specifieke saneringen kan in de beschikking op basis van het saneringsplan aangepaste controlemomenten worden opgenomen.

Preventieve handhaving voor toepassing van bouwstoffen in werken

Tot op heden heeft binnen het grondgebied van de gemeente Leeuwarden en vooruitlopend op het op te stellen onderhavige toezichts- en handhavingsplan preventieve handhaving plaatsgevonden. Naast het geven van voorlichting en het voeren van vooroverleg wordt er toezicht gehouden.

Van controle dient een preventieve werking uit te gaan. Controle en toezicht bestaat uit de volgende werkzaamheden:

  • -

    Het controleren van meldingen

  • -

    Het nagaan welke werken (bouwwerken, grondwerken, weg- en waterbouwkundige werken) binnen het gebied van de gemeente Leeuwarden worden aangelegd. Checken of hiervoor een melding noodzakelijk is en vervolgens controleren of alle meldingsplichtige werken ook daadwerkelijk zijn aangemeld

  • -

    Het toezicht houden op de uitvoering van de werken en het controleren of dit conform de melding en de regels van het Bouwstoffenbesluit wordt uitgevoerd(veldcontrole).

4.4 Repressieve handhaving bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk

Uitgangspunt bij repressieve handhaving is dat een overtreding van een kernbepaling of kernvoorschrift of indien er een vermoeden bestaat van een strafbaar feit een handhavingsactie volgt.

Bij overtreding van de regels kan volgens de volgende sporen handhaving plaatsvinden:

  • 1.

    Bestuursrechtelijke handhaving

  • 2.

    Strafrechtelijke handhaving

  • 3.

    Handhaving op basis van de Wet bodembescherming (alleen voor handhaving bij bodemsaneringen)

1. Bestuursrechtelijke handhaving

Bestuursdwang

Op grond van artikel 125 Gemeentewet is de gemeente Leeuwarden bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang. De wijze waarop bestuursdwang moet worden toegepast staat in afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het uitoefenen van bestuursdwang is dus zuiver gericht op het feitelijk in overeenstemming brengen met de bestuursrechtelijke voorschriften van een onwettige situatie (reparatoire sanctie).

In de bestuursdwangbeschikking moet ex artikel 5:24 lid 4 Awb een termijn zijn opgenomen. Binnen deze termijn moeten belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld zodanige maatregelen te treffen dat de daadwerkelijke toepassing van bestuursdwang niet hoeft plaats te vinden. Treffen de belanghebbenden geen maatregelen dan kan de gemeente Leeuwarden tot daadwerkelijk optreden overgaan op basis van het genomen besluit.

Belanghebbenden hebben de mogelijkheid tot bezwaar. Maar het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van het besluit niet. Daarvoor dient een voorlopige voorziening te worden aangevraagd bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.

Last onder dwangsom

Een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen kan, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen niet verzet, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen ex artikel 5:32 Awb. Beide handhavingsmiddelen kunnen echter niet gelijktijdig worden ingezet.

Definitie

Een bestuurlijke dwangsom is de bevoegdheid de overtreder van een voor hem geldend voorschrift, een concrete last op te leggen, waarbij aan de overtreding van die last het gevolg wordt verbonden dat hij een of meer geldsommen verschuldigd wordt aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.

In het dwangsombesluit wordt de hoogte van de dwangsom bepaald en wordt aangegeven of de dwangsom per tijdseenheid of per overtreding wordt verbeurd. Ook wordt het bedrag bepaald waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Het vastgestelde bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. De dwangsom zal in ieder geval zodanig hoog moeten zijn, dat de overtreder voldoende geprikkeld wordt om de overtreding te beëindigen. Wanneer een dwangsom is vastgesteld wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld de betrokken overtreding ongedaan te maken. Daarbij wordt een termijn bepaald, gedurende welke met betrekking tot die overtreding geen dwangsom verschuldigd is (dit is de zogenaamde "begunstigingstermijn"). De begunstigingstermijn gaat lopen met ingang van de bekendmaking van het handhavingsbesluit.

Na het opleggen van de last onder dwangsom wordt gecontroleerd of de overtreding (na verstrijken van de begunstigingstermijn) daadwerkelijk beëindigd is, en zo dit niet het geval is, dan wordt in verband met de korte verjaringstermijn, binnen 3 maanden na verbeuren gestart met de invordering van de dwangsom.

Net als bij bestuursdwang is ook het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom een beschikking. Hiertegen kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld.

Het dwangsombesluit wordt van rechtswege beëindigd als het maximum aan dwangsommen is verbeurd. In de gevallen, waarin de overtreding binnen de begunstigingstermijn wordt beëindigd en zich binnen een jaar na de datum van het dwangsombesluit niet herhaald, kan overeenkomstig de wettelijke regeling van artikel 5:34 Awb door de overtreder het verzoek worden gedaan aan het bevoegde gezag om de dwangsombeschikking in te trekken.

De toepassing van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom is bij de gemeente Leeuwarden (bron: je maintiendrai, 2001) doorgemandateerd aan het sectorhoofd. Na overleg met het sectorhoofd kan, indien hiervoor wordt gekozen, bij toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom de saneerder mondeling op de hoogte worden gesteld en een volgende dag kan de beschikking worden uitgestuurd na tekening van de beschikking door het sectorhoofd.

De bestuurlijke boete / de bestuurlijke transactie

Toezichthouders krijgen in de toekomst de mogelijkheid om overtredingen zonder ernstige milieugevolgen met een transactie af te doen. De bestuurlijke transactie is gebaseerd op het Transactiebesluit milieudelicten dat op 8 juli 2000 is verschenen. Op dit moment loopt een proef in diverse regio’s tot 1 januari 2004. De gemeente Leeuwarden neemt niet deel aan deze proef.

De bestuursrechtelijke dwangmiddelen, zoals de last onder dwangsom en bestuursdwang zijn in de praktijk veelal niet direct inzetbaar. Vaak dient een vooraankondiging plaats te vinden en kan de overtreding zodoende nog enige tijd voortduren. De bestuurlijke boete geeft de overheid een middel in handen om efficiënt en effectief op te kunnen treden. De pakkans neemt daardoor ook toe.

Definitie

De verplichting door het bestuur aan een burger opgelegd tot de betaling van geldsom aan de overheid wegens het overtreden van een bij of krachtens de wet gesteld voorschrift, zonder tussenkomst van de rechter.

De boete is gericht op bestraffing van de overtreder (punitief), de boete maakt de overtreding niet ongedaan en is daar ook niet op gericht.

De bestuurlijke boete onderscheidt zich van een bestuurlijke transactie in die zin dat bij een bestuurlijke boete aan het bestuur bij wet eigen (boete)bevoegdheden zijn toegekend, terwijl bij de bestuurlijke transactie het OM primair verantwoordelijk blijft voor het vervolgingsbeleid in die gevallen waar toepassing van een bestuurlijke transactie achterwege blijft.

De bestuurlijke boete wordt naar alle waarschijnlijkheid in hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen.

2. Strafrechtelijke handhaving

De strafrechtelijke aanpak ligt bij de politie (Bureau Milieuhandhaving Politie Friesland; BMPF) en het OM. Overeenkomstig de “Bestuursovereenkomst handhavingssamenwerking” zullen alle afschriften van alle bestuurlijke handhavingsbrieven en van alle brieven met bestuursdwang verzonden worden naar het BMPF. Met het openbaar ministerie en het BMPF dienen afspraken gemaakt te worden omtrent onderlinge informatieuitwisseling met betrekking tot handhaving bij saneringen en het aanleggen van werken.

Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving zijn niet los van elkaar te zien maar kunnen in combinatie worden ingezet.

3. Handhaving op basis van de Wet bodembescherming

Op grond van de Wet bodembescherming kunnen correctiebevelen worden gegeven. Bijvoorbeeld indien de saneringsdoelstelling (terugsaneerwaarde) niet wordt gehaald bij uitvoering van de sanering kan alsnog een bevel tot verdergaande saneringen worden afgegeven. In een volgende tranche van de Wet bodembescherming zal bovengenoemd correctiebevel verdwijnen waardoor direct bestuurlijk en/of strafrechtelijk gehandhaafd kan worden.

Ketengerichte toezicht/-handhaving

De komende periode zal aandacht worden besteed aan ketengericht toezicht en handhaving op grondstromen die vrijkomen bij saneringen. Een ketencontrole houdt in dat naast toezicht op de vrijkomende grond bij de sanering, ook toezicht op het transport en toezicht op de verwerking van de grond (voorbeeld reiniger) wordt uitgeoefend. Ook voor toepassing van bouwstoffen is van belang dat gemeenten in vroegtijdig stadium weten welke grond er vrijkomt en waar dit toegepast wordt zodat toezicht- en handhaving effectief en gericht kan plaatsvinden. Hiervoor is samenwerking tussen de verschillende instanties/organisaties noodzakelijk.

In de landelijke sanctiestrategie worden in hoofdzaak twee vormen van reageren toegepast op concrete overtredingen:

  • -

    In het algemeen: een waarschuwing met termijnstelling waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Voorwaarden voor dit type reactie zijn: eerste onbelangrijke overtreding, kennelijk incident, overigens goed nalevend, maatregelen getroffen, geen verwijtbaarheid;

  • -

    Bij belangrijke of voortdurende overtredingen: een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking met bijbehorend voor- en natraject, gecombineerd met een strafrechtelijk procesverbaal. Voorwaarden voor dit type reactie zijn: herhaling of blijvende overtreding, overtreding van een kernbepaling, grote milieuaantasting of onomkeerbaarheid, aantasting van prioritair nalevingsdoel, opzettelijkheid/ verwijtbaarheid/berekening, aantasting van het algemeen normbesef, aantasting toezichtmogelijkheid, geen vaste toezichtrelatie.

Repressieve handhaving bij saneringen

In de tabel in bijlage 1a is de handhaving op afwijking van saneringsaspecten (kernvoorschriften) aangegeven. Afhankelijk van de overtreding van het saneringsaspect en de gevolgen (milieueffecten of ongewenst naleefgedrag) kan bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of middels een combinatie van beide gehandhaafd worden. Het inzetten van de handhavingsinstrumenten is maatwerk waarbij in de praktijk per overtreding en per situatie (is er bijvoorbeeld sprake van opzet) moet worden gekeken welke instrumenten effectief inzetbaar zijn.

Als uitgangspunt, voor het reageren bij overtredingen, worden de twee vormen uit de landelijke sanctiestrategie gehanteerd. In het algemeen betekent dit dat wanneer een overtreding geconstateerd is er een waarschuwing met termijnstelling gegeven wordt waarbinnen de overtreding beëindigd moet zijn. Bij belangrijke of voortdurende overtredingen zal een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking gecombineerd met een strafrechtelijk procesverbaal worden opgesteld.

Voor strafrechtelijke handhaving kunnen met het Openbaar Ministerie (OM) afspraken worden gemaakt zoals deze gemaakt zijn bij handhaving in het kader van de Wet Milieubeheer. De wijze van reageren is verwerk in tabel 1a. In de tabel wordt aangegeven dat indien er aanleiding toe is de overtreding doorgegeven wordt aan het OM. Vervolgens zal het OM nagaan of er aanleiding toe is om strafrechtelijk te handhaven.

Repressieve handhaving bij het toepassen van bouwstoffen

In tabel 1b in bijlage 1 zijn de overtredingen van de verschillende kernvoorschriften (bepalingen) en het in te zetten handhavingsinstrumentarium weergegeven. Het inzetten van de handhavingsinstrumenten is ook hier maatwerk waarbij in de praktijk per overtreding en per situatie (is er bijvoorbeeld sprake van opzet) moet worden gekeken welke instrumenten effectief inzetbaar zijn.

Als uitgangspunt voor het reageren bij overtredingen worden ook bovengenoemde vormen van de landelijke sanctiestrategie gehanteerd. Afspraken met het OM dienen nog gemaakt te worden. De komende tijd zal per situatie bekeken worden welke overtredingen in aanmerking komen om doorgestuurd te worden naar het OM.

Het optreden bij overtredingen van de eigenoverheidsorganisatie en andere overheden onderscheidt zich in principe niet van dat naar derden toe.

4.5 Gedoogstrategie

Er is sprake van gedogen, als een illegale situatie of overtreding bij het bevoegd gezag bekend is en er wordt bewust afgezien van de mogelijkheid om op te treden. Gedogen zal beperkt moeten blijven tot uitzonderingsgevallen die beperkt van omvang en/of in tijd zijn. Voorts dient gedogen slechts expliciet en na zorgvuldig kenbare belangenafweging plaats te vinden. Daarnaast moet gedogen aan controle onderhevig zijn.

De gemeente Leeuwarden volgt hierbij het landelijk beleidskader gedogen, dat op twee pijlers is gebaseerd:

  • -

    Een voorafgaand besluit (“actief gedogen”) en

  • -

    Alleen gedogen indien sprake is van een overmachts- of overgangssituatie

Voordat een gedoogbeschikking wordt verleend vindt afstemming plaats met eventuele belanghebbenden en adviseurs, zoals het ministerie van VROM en het Openbaar Ministerie. In het gedoogbesluit worden bovendien specifieke voorwaarden opgenomen. Op de naleving van deze voorwaarden wordt net als bij vergunningen en andere regels toezicht gehouden. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, zal er dus worden opgetreden.

In de praktijk zal voor handhaving bij bodemsaneringen en toepassen van bouwwerken ervaring moeten worden opgedaan met situaties waarin gedogen aan de orde is.

De gemeente Leeuwarden neemt nooit een besluit tot gedogen indien er risico´s bestaan voor de veiligheid, de volksgezondheid en/of sprake is van een bedreigingen die onomkeerbare nadelige gevolgen kunnen hebben voor mens en milieu.

4.6 Interne en externe afstemming

4.Saneringen

4.Uitwisseling ervaringen opsteller beschikking en handhaver (handhaafbaarheids-toets)

4.Degene die de beschikking opstelt voor een sanering zal afstemming dienen te hebben met de persoon die de handhaving uitvoert. Het doel hiervan is te toetsen of de eisen/voorwaarden die in de beschikking worden gesteld handhaafbaar zijn (zgn. handhaafbaarheidstoets). Dit vindt plaats tussen de personen die binnen het team Bedrijfsmilieuzaken verantwoordelijk zijn voor het opstellen en handhaven bij uitvoering van de sanering.

4.Onder het punt organisatorische condities in paragraaf 3.4 is verder aangegeven dat één persoon de beschikking opstelt en de andere handhaaft bij een sanering. Op deze manier kan ervaring worden opgedaan met de handhaafbaarheid van de opgestelde beschikking door toetsing hiervan aan de praktijk (uitvoering van de sanering).

4.Afstemming op gemeentelijk niveau tussen andere teams en bevoegd gezag

4.Er vind binnen de gemeente Leeuwarden afstemming plaats tussen de teams Bouwen en Wonen en Milieuontwikkeling waarbij de bouw- en sloop aanvragen door het team Milieuontwikkeling van advies worden voorzien. Ook de aan- of verkoop van grond wordt beoordeeld door het team Milieuontwikkeling. Indien hier onderzoek en saneringen uit voorkomen dan begeleid het team Milieuontwikkeling het onderzoekstraject tot en met het opstellen van het evaluatierapport. Het opstellen van de beschikking en het handhaven van de sanering geschiedt door het team Bedrijfsmilieuzaken daarbij worden de verschillende procedures op elkaar afgestemd zodat er geen vertraging optreed.

4.Wanneer er een gelijktijdige overtreding van de bouwverordening en de gemeentelijke bodemsaneringsverordening wordt gemaakt omdat er bijvoorbeeld illegaal wordt gebouwd op een verontreinigde locatie dan zal afstemming plaatsvinden met het team Bouwen en Wonen over een gezamenlijke handhavingsactie.

4.Afstemming op gemeentelijk/provinciaal niveau tussen Wet milieubeheer en bevoegd gezag Wet bodembescherming

4.Bij het verlenen of wijzigen van een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer zal indien nodig (bij bodemverontreiniging op de locatie) afstemming plaatsvinden tussen de vergunningverlener (gemeentelijk of provinciaal) en het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Hiervoor zijn tussen de gemeentelijk Leeuwarden en de provincie Fryslân afspraken gemaakt. Dit houdt onder andere in dat resultaten van zgn. nulsituatie-onderzoeken teruggekoppeld worden indien hier aanleiding toe is.

4.Afstemming handhavingsoverleg externe organisaties

4.Als beginnend bevoegd gezag Wet bodembescherming wordt er momenteel nog niet deelgenomen aan een overlegstructuur op lokaal of regionaal niveau. Nagegaan dient te worden in hoeverre deelname aan de bestaande overlegstructuren LMO en FMO mogelijk en zinvol is. Dit overleg is momenteel met name gericht op handhaving in het kader van de wet Milieubeheer.

4.Afstemming met GGD en arbeidsinpectie

4.Indien er bij toezicht en handhaving van saneringen overtredingen worden geconstateerd die betrekking hebben op de gezondheid of veiligheid van degenen die saneren dan worden de bevindingen direct gerapporteerd aan de GGD dan wel de arbeidsinpectie.

4.Bouwstoffenbesluit

4.Afstemming binnen de gemeente

4.Planningslijsten van werken van Civiele techniek en Wijkzaken worden naar toezicht en handhaving bij Bedrijfsmilieuzaken toegestuurd.

4.Afstemming binnen de gemeente tussen de handhaver en de initiatiefnemer voor toepassing van bouwstoffen zou nog beter kunnen zodat de meldingen voldoen aan de eisen die eraan gesteld worden. Momenteel vindt afstemming plaats naar aanleiding van toezicht en handhaving op het toepassen van werken en deels vooruitlopend op aan te leggen werken.

4.Afstemming met andere overheden

4.Er zal een overlegstructuur opgezet moeten worden waarbij de verschillende gemeenten als bevoegd gezag (handhaving bouwstoffenbesluit) met de provincie en het Wetterskip Fryslân aan kunnen deelnemen. Mogelijk zou dit overleg ook bij bestaande overleg structuren kunnen worden ondergebracht.

4.Afstemming tussen het Bouwstoffenbesluit en de Wet bodembescherming

4.Indien er zowel een overtreding in het kader van het Bouwstoffenbesluit als de Wet bodembescherming op een saneringslocatie plaatsvindt dan zal handhaving vanuit de Wet bodembescherming plaatsvinden.

4.7 Protocollen en werkinstructies

De uitwerking van toezicht en handhaving in een uitvoeringsprocedure en de bijbehorende werkafspraken is vastgelegd in het Handboek Werkprocessen van de sector Milieu.

4.8 Protocollen voor communicatie en informatiebeheer

Afschriften van een beschikking worden aan de VROM-inspectie, Vitens, het begeleidend adviesbureau en andere direct belanghebbenden gestuurd.

De communicatie van de toezicht- en handhavingsresultaten met opdrachtgevers, uitvoerders, directievoerders, andere handhavingsorganisaties en burgers wordt op hoofdlijnen vastgelegd.

Globis

Globis is een in opdracht van VROM ontwikkeld registratiesysteem dat de gegevens bevat over de status van de verschillende verontreinigingslocaties. In het systeem kan worden aangegeven of een locatie zich in de fase van onderzoek, sanering, evaluatie of monitoring bevindt. In het systeem kunnen taken en activiteiten ingevoerd worden waaronder die op het gebied van toezicht en handhaving. Door middel van planning en bewaken van termijnen is het een nuttig instrument in het kader van toezicht en handhaving bij bodemsaneringen. Globis is door de provincie Fryslân gevuld met de haar bekende (potentiële) verontreinigingslocaties en beschikbaar gesteld aan de gemeente Leeuwarden.

Biss 4 All

De gemeente Leeuwarden heeft een bodeminformatiesysteem Biss 4 All met daarin de gegevens van bodemonderzoeken in Leeuwarden. Op termijn zal Globis gekoppeld worden aan Biss 4 All zodat gegevens van het ene systeem vanuit het andere systeem geraadpleegd kunnen worden worden.

5. Uitvoering

5.1 Uitvoeringsprogramma’s

Bodemsaneringen

Op basis van de opgestelde risicoanalyse en de daaruit voortkomende prioritering voor toezicht en handhaving van de verschillende saneringsaspecten kan een concreet handhavingsuitvoeringsprogramma worden opgesteld. Dit handhavingsuitvoeringsprogramma wordt één keer in de vier jaar opgesteld. Er is in paragraaf 3.3 aangegeven op welke aspecten wordt gehandhaafd daarnaast wordt aangegeven wat de capaciteit (paragraaf 5.2) is die voor toezicht en handhaving wordt ingezet. Voor de uitvoering van dit programma zijn menskracht, deskundigheid en ondersteunende voorzieningen nodig.

Na 2 jaar zal een tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd met betrekking tot het nalevingsgedrag van de verschillende saneringsaspecten. Op basis van de ervaringen met het nalevingsgedrag uit de voorgaande periode en de risicoanalyse van de te handhaven saneringsaspecten worden de prioriteiten voor de handhaving van de komende periode bepaald.

Van belang hierbij is de controlefrequentie die nodig is om goed te kunnen handhaven. Algemeen wordt aangenomen dat een sanering in ieder geval één maal bezocht dient te worden. Meer specifiek zal dit op basis van ervaring voor de verschillende typen saneringen moeten worden bepaald.

Direct na beëindiging van de sanering kan in opdracht van het bevoegde gezag nog eens specifieke saneringsaspecten gecontroleerd worden. Op deze manier kan onafhankelijk van het begeleidend adviesbureau en de uitvoerder van de sanering nog eens een aantal saneringsaspecten gecontroleerd worden.

Bouwstoffenbesluit

In de voorgaande periode is zoals aangegeven preventieve handhaving toegepast waarvan toezicht een belangrijk onderdeel was. Er zijn werken met grond en (niet)-vorm gegeven bouwstoffen gecontroleerd. Daarnaast zijn ook productiecertificaten voor vormgegeven bouwstoffen gecontroleerd voor zover het weg en waterbouwkundige werken betrof.

De in te zetten capaciteit voor de handhaving van het Bouwstoffenbesluit zal nader bekeken worden op basis van de evaluatie (hoofdstuk 6) met betrekking tot de handhaving in de voorgaande periode en de ontwikkelingen die er gaande zijn. Er wordt momenteel een bodembeheerplan opgesteld waarbij grondverzet binnen zones en tussen zones van vergelijkbare kwaliteit verplaatst mag worden. Er zal toezicht dienen plaats te vinden bij grondverzet in het kader van het bodembeheerplan.

5.2 Omvang van de capaciteit

Het ministerie van Vrom heeft  voor de vergoeding van de apparaatskosten voor de uitvoering van de nieuwe Wet bodembeschermingstaken die voortvloeien uit de bevoegd gezag status een bedrag van (omgerekend) € 204.545 aan de gemeente beschikbaar gesteld. Dit komt overeen met 2,9 fte.  De toezichts en handhavingstaak vormt een onderdeel van het nieuwe takenpakket. In de begroting 2005 is voor het onderdeel beschikken en handhaven 1,64 fte beschikbaar. Voor de toezicht en handhaving van het bouwstofen besluit is 0,82 fte beschikbaar.

Het ministerie van Vrom erkent dat  bij de taakanalyse de capaciteit voor de nieuwe gemeentelijke taak te licht is ingeschat. Naar verwachting zal het ministerie de vergoeding voor de apparaatskosten voor 2005 verhogen naar € 277.970. Een deel van deze vergoeding kan ingezet worden voor toezicht en handhavingstaken.

5.3Kwaliteit van de handhavingscapaciteit

Voor het opstellen van beschikkingen en het handhaven van saneringen

Voor de functie senior-bodeminspecteur is een opleiding op HBO-niveau of een door werkervaring verkregen vergelijkbaar niveau benodigd. Daarbij dient de senior-bodeminspecteur, door ervaring opgedaan in de praktijk, kennis te hebben van de gangbare bodemsaneringstechnieken.

Verder is van belang dat de senior-bodeminspecteur over een handhavingsattitude beschikt. Dit betekent dat een inspecteur niet alleen maar of bij voorkeur oplossingsgericht handelt maar juist ook feitelijk handhaaft op afwijkingen van saneringsaspecten.

Hiaten in kennis of vaardigheden worden via opleiding, scholing en training aangevuld. Voor de procedurebewaking bij het opstellen van beschikkingen wordt de senior-bodeminspecteur ondersteund door adminstratief juridisch personeel. Voor het juridisch advies bij het opstellen van beschikkingen en het handhaven bij saneringen kan de bodeminspecteur terugvallen op een jurist.

Voor de sector milieu is een bedrijfsplan opgesteld. Het opleidingsplan, personeelsformatieplan en de functieprofielen komen in dit plan aanbod.

De kennisoverdracht tussen de handhavingsmedewerkers van de verschillende instanties maar ook binnen de eigen organisatie dient bevordert te worden.

Voor het handhaven van het Bouwstoffenbesluit

Coördinatie en begeleiding van de controle in het veld valt onder de werkzaamheden van de senior-bodeminspecteur. Aanvullend op de eisen die bovenstaand zijn geformuleerd dient de senior-bodeminspecteur over kennis van het Bouwstoffenbesluit, mogelijke toepassingen en onderzoekstechnieken te beschikken.

5.4 Uitvoeringsondersteunende voorzieningen

Voor het opstellen van beschikkingen en het handhaven van saneringen

Globis

Voor een overzicht van de verschillende activiteiten met betrekking tot het opstellen van beschikkingen en het handhaven bij saneringen kan Globis worden gebruikt. Het systeem levert de basisgegevens aan die voor een planning van de werkzaamheden gebruikt kunnen worden.

Voor het handhaven van het Bouwstoffenbesluit

Voor de handhaving in het kader van het Bouwstoffenbesluit zal geen specifieke planning worden gemaakt. Het betreft een doorlopend activiteit die niet aan termijnen gebonden is met uitzondering van de handhavingsbeschikkingen die worden opgesteld naar aanleiding van een handhavingsactiviteit. De registratie van de handhaving is momenteel nog onderwerp van studie. Registratie vindt nu nog plaats in een Excell-spreadsheet. Komende periode wordt nagegaan of registratie in GRS op een eenvoudige en doelmatige manier kan plaatsvinden.

De bodeminspecteur kan voor handhaving bij saneringen en in het kader van het bouwstoffenbesluit gebruik maken van fototoestel, beschermende kleding en schoeisel.

Indien noodzakelijk kan een adviesbureau ingeschakeld worden die zorg draagt voor monstername en uitbesteding van de analyses aan een milieulaboratorium.

Literatuur is beschikbaar zoals HUM Bouwstoffenbesluit en wordt indien nodig (Wet bodembescherming) ‘up to date ‘ gehouden. Tevens kan er gebruik gemaakt worden van de gemeentelijke bibliotheek en internet.

6. Evaluatie

6.1 Algemeen

In de evaluatie wordt nagegaan of de in de voorgaande periode gestelde doelen met betrekking tot naleving van de verschillende handhavingsaspecten zijn bereikt. Met andere woorden of de geleverde handhavingsinspanning het gewenste resultaat heeft opgeleverd.

Evaluatie is een cyclisch proces en dient per handhavingsuitvoeringperiode uitgevoerd te worden. De evaluatie kan plaatsvinden aan de hand van de te onderscheiden processtappen doelen en condities, strategie en werkwijze, uitvoering, en evaluatie.

Daarbij dient beoordeeld te worden of er sprake is van onafhankelijk, transparant, toegerust en gericht toezicht.

Indien de gestelde doelen zijn bereikt zal dit in algemene zin leiden tot een beter naleefgedrag en tot positieve effecten op het milieu. Indien de gestelde doelen niet worden bereikt kan dit leiden tot aanpassing in de verschillende handhavingsfasen.

6.2 Kwaliteitsborging

Een basisvoorwaarde voor kwalitatief goede handhaving is een eenduidige manier van werken en het vastleggen van de werkprocessen in protocollen.

De uitwerking in een procedure heeft voor saneringen reeds plaatsgevonden en is vastgelegd in het handboek werkprocessen milieu. Daarnaast zal nagegaan worden of er aanvullend protocollen, procesbeschrijvingen en/of werkinstructies moeten worden opgesteld voor toezicht en handhaving bij saneringen of toezicht en handhaving in het kader van het Bouwstoffenbesluit.

Procesbeschrijving

De procesbeschrijvingen voor het opstellen van beschikkingen en het uitvoeren van de handhavingstaken zijn opgesteld door een extern bureau en eind 2003 gereed gekomen.

Toetsing

De systematiek om te toetsen of de manier van werken overeenkomstig de opgestelde procesbeschrijvingen geschied dient nog ontwikkeld te worden. Toetsing kan onder andere plaatsvinden door middel van interne audits aan de hand van de procesbeschrijvingen plaatsvinden.

Op basis van de resultaten van de toetsing worden verbeterpunten opgesteld waarop bij een volgende interne audit weer gecontroleerd kan worden. Zo ontstaat een structureel verbetermechanisme waarbij het aanpassen en optimaliseren van de werkprocessen plaatsvindt.

De toetsing dient plaats te vinden door een medewerker die bekend is met kwaliteitszorg en in het kader daarvan ervaring heeft opgedaan met audits. Van belang is dat de verschillende taken met betrekking tot kwaliteit zoals het opstellen aanpassen van processen/protocollen en het uitvoeren van interne audits bij één persoon gelegd worden die hiermee verantwoordelijk wordt voor de kwaliteitszorg binnen de afdeling.

Externe toetsing kan plaatsvinden door toetsing van een medewerker van een andere organisatie (bijvoorbeeld een andere bevoegd gezag gemeente).

In het handboek werkprocessen zal in hoofdstuk 11 nog verdere invulling gegeven moeten worden aan de kwaliteitsborging door middel van meten, analyseren en verbeteren.

6.3 Monitoring

Daarnaast dient op basis van de registratie van afwijkingen van de verschillende handhavingsaspecten bij saneringen en bij toepassen van bouwstoffen nagegaan te worden of en met welke regelmaat afwijkingen optreden van deze handhavingsaspecten (indicatoren). Het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden zal eveneens gemonitoord worden.

Monitoring van resultaten is van belang om na te gaan wat het naleefgedrag is met betrekking tot de handhaving. De resultaten van de monitoring en de ervaringen uit de praktijk (ijking van het model) zijn de input voor de risicoanalyse en de daarop volgende prioritering van de verschillende handhavingsaspecten.

6.4 Verantwoording van inzet, prestaties en resultaten

In de sectorjaarrekening wordt weergegeven waar de sector milieu mee bezig is geweest en hoe het geld is uitgegeven. In combinatie met de resultaten van de monitoring en de evaluatie van de handhavingsactiviteiten vormt dit de verantwoording van inzet, prestaties en resultaten.

6.5 Vergelijking en auditing

De kwaliteit van toezicht en handhaving wordt vergroot als er sprake is van een structureel verbetermechanisme op basis van ‘plan, do, check en act’. Een toepassing is het vergelijken van de handhavingsorganisatie bij een soortgelijke organisatie. In het handboek werkprocessen zal verder invulling gegeven worden aan vergelijking en auditing.

7.Output en effecten

De effecten van toezicht en handhaving komen tot uiting in het naleefgedrag van de handhavingsaspecten. Middels monitoring van de verschillende indicatoren worden de effecten zichtbaar gemaakt. Deze gegevens vormen per handhavingsuitvoeringsperiode de input voor de risicoanalyse en de daaruit volgende prioritering van de handhavingsaspecten.

Bijlage 1a

Tabel van twintig: afwijkingen bij uitvoering van saneringen

Afwijking

Kans

Ef-fect*

Gemak

Weging hand having sanerings-aspect

Handhavingsactie

Algemeen

Saneren zonder saneringsplan en/of beschikking op het saneringsplan

+

++

+

+/++

Stilleggen sanering/-bestuursdwang

Afschrift OM

Niet (tijdig)melden van start sanering

+

-

+

+/-

Alsnog indienen melding (termijnstelling 1 week)

Niet melden van einddiepte ontgraving; analyseresultaten controlebemonstering worden niet overleg aan bevoegd gezag

+

++

+

+/++

Alsnog indienen melding (termijnstelling 1 week)

Niet of niet tijdig overleggen analyseresultaten aanvulgrond

+

++

+

++

Alsnog overleggen (termijnstelling 1 week) /vervolgens toepassen last onder dwangsom

Administratie van afgevoerde grond ontbreekt of is onvolledig

+

-

+

+/-

Alsnog in orde brengen boekhouding (termijnstelling 1 week); vervolgens toepassing last onder dwangsom

Afschrift OM

Er wordt gesaneerd zonder de juiste of onvoldoende veiligheidsvoorzieningen getroffen te hebben (hekwerk ontbreekt, wordt geen overdruk cabine gebruikt); veiligheidsvoorschriften worden niet nageleefd

+

++

+

++

Alsnog aanbrengen voorzieningen (termijnstelling 1 week); vervolgens stilleggen sanering – toepassen last onder dwangsom

Afschrift OM

Tijdelijke opslag van verontreinigde grond en/of materialen op saneringslocatie is niet in overeenstemming met saneringsplan

+

+

+

+

Acute situatie: alsnog opslag conform plan (termijn-stelling onmiddelijke ingang) zonodig bestuursdwang

Niet acute situatie: alsnog opslag conform plan (termijn-stelling 1 week); vervolgens last onder dwangsom

Afschrift OM

Afvoer van verontreinigde grond en materialen (puinverharding) naar niet erkende verwerker;

+

++

+

++

Incident: waarschuwing; erop toezien dat het correct afgevoerd wordt

Recidive: bestuursdwang-last onder dwangsom

Afschrift OM

Er treedt versmering van grond op buiten de locatie

-

+

+

+/-

Direct schoonmaken locatie (termijnstelling 1 dag) zonodig last onder dwangsom toepassen

Afschrift OM

Verschillende partijen grond worden niet conform het saneringsplan separaat ontgraven en in depot gezet

+

++

-

+/++

Acute situatie: stil leggen werkzaamheden bestuursdwangbeschikking

Niet acute situatie last onder dwangsom

Afschrift OM

Aanvulgrond afkomstig van saneringslocatie of daarbuiten niet conform de normen onderzocht

+

++

+

++

Alsnog onderzoek conform de normen (termijnstelling 3 weken); vervolgens Last onder dwangsom-bestuursdwang afschrift OM

Functiegericht saneren bovengrond, immobiele verontreinigingen

Toepassen van aanvulgrond die niet voldoet aan saneringsdoelstelling en/of gestelde eisen (vooralsnog BGW)

+

+

+

+

Alsnog toepassen van grond die voldoet (termijnstelling 2 weken) vervolgens Last onder Dwangsom-bestuursdwang

Afschrift OM

Er wordt geen scheiding aangebracht tussen leeflaag en ondergrond

+

+

-

+

Alsnog aanbrengen scheiding (termijnstelling 2 weken); vervolgens Last onder Dwangsom-bestuursdwang

Afschrift OM

Niet voldoende grond(die voldoet aan BGW) aangebracht voor leeflaag

+

+

-

+

Alsnog aanbrengen grond (termijnstelling 2 weken); vervolgens Last onder Dwangsom

Afschrift OM

Multifunctioneel saneren mobiele verontreinigingen

Saneringsdoelstelling grond wordt niet gehaald

++

++

++

++

Correctiebevel

Last onder dwangsom

Afschrift OM

Saneringsdoelstelling grondwater wordt niet gehaald

++

++

++

++

Correctiebevel

Last onder dwangsom

Afschrift OM

Het onttrekken van grondwater zonder melding of vergunning

+

++

-

+/++

Last onder Dwangsom

afschrift OM

Lozing van grondwater voldoet niet aan de normen uit de vergunning

-

+

+

+

Last onder Dwangsom

afschrift OM

Restverontreiniging wordt niet of onvoldoende geïsoleerd

+

++

-

++

Alsnog aanbrengen folie (termijnstelling 2 weken); vervolgens last onder dwangsom

Afschrift OM

Monitoring gegevens grondwater worden niet aangeleverd

+

-

+

+/-

Alsnog leveren gegevens (termijnstelling 3 weken) ; vervolgens last onder dwangsom

Afschrift OM

-= kleine kans, weinig gevolgen, moeilijk meetbaar

+ = redelijke kans, relevante gevolgen, meetbaar

++ = grote kans, grote gevolgen, makkelijk meetbaar

* het effect van de overtreding van een saneringsaspect kan een milieueffect zijn of ongewenst naleefgedrag

Bijlage 1b

Tabel van twaalf: overtredingen van kernvoorschriften bij toepassing van bouwstoffen – Grond/puin/asfaltgranulaat

Afwijking/ overtreding kernvoorschrift

Kans

Ef-fect*

Gemak

Weging hand-having sanerings-aspect

Handhavingsactie

Procedurele kernvoorschriften

Verstrekking van gegevens

Niet voldoen aan verplichting gegevens te leveren (HUM 1,2)

-

++

-

-

Acute situatie/risico’s voor milieu

Werk stilleggen (bestuursdwang)

Niet acuut geen risico’s; Alsnog aanleveren met termijnstelling 2 weken

Afschrift OM

Melding

Gebruik van bouwstoffen zonder dat is voldaan aan verplichting een melding te doen vooraf (HUM 5)

+

++

-

++

Acute situatie/risico’s voor milieu

Werk stilleggen (bestuursdwang)

Niet acuut geen risico’s;Alsnog aanleveren met termijnstelling 2 weken

Afschrift OM

Gebruik van bouwstoffen zonder dat alle vereiste gegevens zijn verstrekt (HUM 6)

+

+

+

+

Acute situatie/risico’s voor milieu

Werk stilleggen (bestuursdwang)

Niet acuut geen risico’s;Alsnog aanleveren met termijnstelling 2 weken

Afschrift OM

Gebruik van bouwstoffen terwijl melding te laat is (HUM 7)

+

++

-

++

Acute situatie/risico’s voor milieu

Werk stilleggen (bestuursdwang)

Niet acuut geen risico’s;Alsnog aanleveren met termijnstelling 2 weken

Afschrift OM

Onderzoek aan bouwstoffen

Het gebruiken van bouwstoffen die niet of niet op de juiste manier zijn onderzocht ; hieronder valt ook het opmengen van onderzochte en niet onderzochte partijen (HUM 9, 12)

+

++

+

++

Acute situatie/risico’s voor milieu

Werk stilleggen (bestuursdwang)

Niet acuut geen risico’s;Alsnog aanleveren met termijnstelling 3 weken

Afschrift OM

Het niet voldoen aan de verplichting om gegevens over samenstelling van schone grond te laten opstellen indien bevoegd gezag hierom vraagt (HUM 8)

+

++

+

++

Alsnog aanleveren met termijnstelling 3 weken

Afschrift OM

Het opstellen of gebruiken van vervalste gegevens(HUM 10, 11)

-

++

-

++

Bestuursdwang/dwangsom

Afschrift OM

Inhoudelijke kernvoorschriften

Toepassingsvoorwaarden bouwstoffen

Het gebruik van categorie I grond zonder dat voldaan wordt aan de vereiste min. hoeveelheid van 50 m3 aaneengesloten (HUM 15)

-

-

-

+

Bestuursdwang/dwangsom

Afschrift OM

Gebruik van bouwstoffen waarbij de van toepassing zijnde samen-stellings- / immissiewaarden worden overschreden (HUM 17)

+

+

-

++

Bestuursdwang/dwangsom

Afschrift OM

Overschrijden van de maximale toepassingshoogte of het onderschrijden van min. toepassingshoogte voor bouwstoffen

+

+

-

++

Bestuursdwang/dwangsom

Afschrift OM

Verwijderingsplicht

Het gebruik van bouwstoffen zonder zorg te dragen dat er geen vermenging met bodem optreed (HUM 22)

-

+

-

+

Bestuursdwang/dwangsom

Afschrift OM

Het niet zorgdragen dat bouwstoffen verwijderd worden wanneer het werk zijn functie verliest

Tot nu toe nog niet van toepassing geweest

-

-= kleine kans, weinig gevolgen, moeilijk meetbaar

+ = redelijke kans, relevante gevolgen, meetbaar

++ = grote kans, grote gevolgen, makkelijk meetbaar