Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening clientenparticipatie werk en inkomen en Wet investeren in jongeren

Geldend van 03-12-2009 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 23-11-2009

Intitulé

Verordening clientenparticipatie werk en inkomen en Wet investeren in jongeren

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

VERORDENING CLIËNTENPARTICIPATIE WERK EN INKOMEN en WET INVESTEREN IN JONGEREN

Artikel 1

Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      advies/advisering: in afwijking van het bepaalde in afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) over advisering, verstrekt de cliëntenraad geen advies als een adviserend college in de zin van artikel 3:5, lid 1;

    • b.

      cliënt: degene die in relatie staat tot het college in verband met een bestaande aanspraak op voorzieningen op grond van landelijke en gemeentelijke wet- en regelgeving op het terrein van werk en inkomen;

    • c.

      cliëntenorganisatie: een lokaal georiënteerde organisatie die tot doel heeft in algemene zin de belangen te behartigen van cliënten op wie de landelijke en gemeentelijke wet- en regelgeving op het terrein van werk en inkomen gericht zijn;

    • d.

      cliëntenparticipatie: het betrekken van cliënten en hun vertegenwoordigers bij de beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering van landelijke en gemeentelijke wet- en regelgeving op het terrein van werk en inkomen;

    • e.

      cliëntenraad: een, op initiatief van het college ingesteld adviesorgaan, niet zijnde een adviesorgaan zoals bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet, bestaande uit vertegenwoordigers van cliënten en cliëntenorganisaties;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

    • g.

      overlegvergadering: vergadering waarbinnen de cliëntenraad en het college met elkaar overleggen;

    • h.

      vertegenwoordigers van cliënten: cliënten die na een algemene openbare kandidaatstelling op voordracht van de cliëntenraad door het college zijn aangewezen om op persoonlijke titel deel uit te maken van de cliëntenraad;

    • i.

      voorzitter: onafhankelijke voorzitter van de overlegvergadering;

    • j.

      werk en inkomen: alle aangelegenheden die betrekking hebben op het beleid en de uitvoering van de wet, gemeentelijke armoederegelingen en alle direct met deze wet en gemeentelijke regelgeving verbandhoudende onderwerpen;

    • k.

      wet: de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren.

      2.Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Awb.

Artikel 2

Toepassingsbereik

Deze verordening voorziet in de realisatie en vormgeving van de wijze waarop de cliënten worden betrokken bij de uitvoering van de wet.

Artikel 3

Bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college

  • 1.

    Het college stelt een cliëntenraad en de overlegvergadering in.

  • 2.

    Het college streeft naar een samenstelling van de cliëntenraad die een redelijke afspiegeling vormt van de cliënten en de cliëntenorganisaties.

  • 3.

    De leden van de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering en hun plaatsvervangers worden door het college op voordracht van de cliëntenraad benoemd.

  • 4.

    De benoeming als bedoeld in het vorige lid is, behoudens tussentijds aftreden, voor de duur van de zittende gemeenteraad.

HOOFDSTUK 2 DE CLIËNTENRAAD EN DE OVERLEGVERGADERING

Artikel 4

Taken en bevoegdheden van de cliëntenraad

  • 1.

    De cliëntenraad heeft tot taak om op verzoek of uit eigen beweging het college te adviseren over alle onderwerpen over beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering op het terrein van werk en inkomen en die van invloed zijn op de positie van de burger als cliënt.

  • 2.

    Tot de in het eerste lid bedoelde onderwerpen behoren niet: a. klachten, bezwaarschriften en andere zaken die op individuele personen betrekking hebben; b. onderwerpen van interne organisatie, voor zover deze geen aanwijsbare gevolgen hebben voor de dienstverlening aan de cliënten; c. onderwerpen die landelijke wet- en regelgeving betreffen, voor zover bij de uitvoering geen keuzes zijn gelaten aan het gemeentebestuur.

Artikel 5

Huishoudelijk reglement

  • 1.

    Het college stelt een huishoudelijk reglement vast voor de overlegvergadering en de cliëntenraad.

  • 2.

    Het huishoudelijk reglement geeft in ieder geval een nadere invulling van de samenstelling, taken, bevoegdheden en werkwijze van de cliëntenraad en de overlegvergadering.

HOOFDSTUK 3 VERGOEDINGEN EN FACILITEITEN

Artikel 6

Vergoedingen en faciliteiten

  • 1.

    De leden van de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering en ook de betreffende plaatsvervangers ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een onkostenvergoeding.

  • 2.

    De leden van de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering en hun plaatsvervangers ontvangen voor het bijwonen van de vergadering de werkelijk gemaakte redelijke onkosten voor kinderopvang, parkeren en vervoer.

  • 3.

    Het college regelt de hoogte van de onkostenvergoeding en de wijze van uitbetaling van de onkosten bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college draagt er zorg voor dat faciliteiten die noodzakelijk zijn voor het naar behoren functioneren van de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering kosteloos beschikbaar worden gesteld.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Wijziging en intrekking verordening

Wijziging of intrekking van deze verordening kan alleen plaatsvinden na overleg met de cliëntenraad.

Artikel 8

Uitvoering

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • 3.

    Het college kan, indien de toepassing van de bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot grove onbillijkheden leidt, afwijken van deze verordening.

Artikel 9

Rapportage

Het college rapporteert jaarlijks aan de raad over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening cliëntenparticipatie Werk en Inkomen en Wet investeren in jongeren”.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 1 dag na publicatie en werkt terug tot 1 oktober 2009.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 november 2009.

De verordening is gepubliceerd in “Huis aan huis” d.d. 2 december 2010.

, voorzitter

, griffier

Algemene toelichting

De gemeente Leeuwarden heeft de cliëntenparticipatie voor onderwerpen op het terrein van werk en inkomen al enige jaren gewaarborgd door het instellen van een Cliëntenraad en een overlegorgaan van de Cliëntenraad Werk en Inkomen en de gemeente Leeuwarden. De werkwijze van de Cliëntenraad en de overlegvergadering is vastgelegd in een reglement.

De wet schrijft echter voor dat de gemeenteraad bij verordening gestalte moet geven aan de cliëntenparticipatie met betrekking tot de uitvoering van de betreffende wet. In de verordening moet in ieder geval geregeld worden hoe, waarover en op welke wijze overleg zal plaatsvinden. Daarnaast is bij de behandeling van de wet in de Tweede Kamer expliciet aangegeven dat ten aanzien van de participatie het dient te gaan om een serieuze inschakeling en betrokkenheid.

Artikel 47 van de Wet werk en bijstand luidt als volgt:

“De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:

  • a.

    periodiek overleg wordt gevoerd met deze personen of hun vertegenwoordigers;

  • b.

    deze personen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

  • c.

    zij worden voorzien van de voor een adequate deelname van het overleg benodigde informatie.”

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren in werking getreden.

Artikel 12 van de wet luidt als volgt:

“1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:

  • a.

    de inhoud van een werkleeraanbod;

  • b.

    het verlagen van het bedrag van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 41, eerste lid;

c.het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wet;

d.de wijze waarop jongeren, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet;

  • e.

    het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 35.

    • 2.

      De regels bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop:

  • a.

    periodiek overleg wordt gevoerd met de jongeren of hun vertegenwoordigers;

  • b.

    de jongeren of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

  • c.

    de jongeren of vertegenwoordigers worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.”

Met deze verordening geeft de gemeente gestalte aan de wettelijke verplichting van cliëntenparticipatie in het kader van de wet. De wet schrijft de gemeenteraad voor, dat de cliëntenparticipatie bij verordening geregeld moet worden.

In de wet gerelateerde wet- en regelgeving zoals de Ioaw (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) en de Ioaz (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) wordt burgemeester en wethouders opgedragen om de cliëntenparticipatie bij de uitvoering van deze wetgeving te realiseren. In andere gerelateerde wetgeving zoals de Wwik (Wet werk en inkomen kunstenaars) en Bbz (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen) wordt niet specifiek ingegaan op de cliëntenparticipatie. Echter de gemeente is op grond van artikel 150 Gemeentewet wel gehouden aan het bij verordening invulling geven aan de wijze waarop belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid worden betrokken. In de Inspraakverordening Leeuwarden is tevens geregeld dat het bestuursorgaan ook een van deze verordening afwijkende inspraakprocedure kan vaststellen.

In een beleidsregel zal worden opgenomen dat de cliëntenparticipatie van personen die een aanspraak maken op voorzieningen in het kader van Ioaw, Ioaz, Bbz en Wwik onder de werkingssfeer wordt gebracht van de, op grond van de wet, vastgestelde Verordening cliëntenparticipatie Werk en Inkomen en Wet investeren in jongeren en de ingestelde Cliëntenraad Werk en Inkomen en Wet investeren in jongeren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen.

Voor de diverse omschrijvingen is aansluiting gezocht bij de formuleringen in de huidige praktijk, de bestaande verordening, de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

sub a. Advies/ advisering.

In de verordening is aangegeven dat de cliëntenraad geen advies uitbrengt als een adviescommissie in de zin van de Awb. De reden hiervoor is een puur juridische aangelegenheid. Om niet in strijd met de wet te handelen is er daarom voor gekozen om de cliëntenraad niet als een adviescommissie in de zin van de Awb te beschouwen. In de praktijk heeft de cliëntenraad echter wel de status van een adviescommissie.

Artikel 2 Toepassingsbereik.

In deze verordening wordt invulling gegeven aan de wettelijke verplichting om de cliëntenparticipatie te regelen.

Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 3 Bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college.

In dit artikel worden de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van het college geformuleerd. Deze reikt verder dan alleen gestalte geven aan de cliëntenparticipatie door het instellen van een cliëntenraad en een overlegvergadering.

Het college streeft ook naar een evenwichtige samenstelling van de cliëntenraad. De huidige praktijk laat zien dat de cliëntenraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van cliënten en cliëntenorganisaties. In de verordening is daarom een bepaling opgenomen die de afspiegeling van de individuele cliënten en cliëntenorganisaties waarborgt.

Tot slot behoort het benoemen van leden van de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering ook tot de verantwoordelijkheid van het college. De benoemingsduur van de cliëntenraad en van de voorzitter van de overlegvergadering is gelijkgesteld aan de zittingsduur van 4 jaar, uitzonderingen daar gelaten, van gemeenteraad en het college.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden van de cliëntenraad.

In de toelichting op artikel 47 van de Wwb en artikel 12 van de Wij wordt niet aangegeven op welke manier uitdrukking moet worden gegeven aan de invloed van de doelgroep bij de uitvoering van de wet. In termen van participatie wordt in de literatuur vaak verwezen naar de participatieladder. Deze ladder bestaat uit oplopende treden waarmee een toenemende invloed op de uiteindelijke besluitvorming wordt weergegeven. Het gaat daarbij om informeren, raadplegen en adviseren. Vrij vertaald dient te worden gestreefd naar een volwaardige betrokkenheid. In Leeuwarden is gekozen voor het toepassen van een minder vrijblijvende vorm van cliëntenparticipatie: naast adviserende taken heeft de cliëntenraad ook recht van initiatief. De cliëntenraad kan op verzoek van het college advies uitbrengen over aangelegenheden op het terrein van werk en inkomen, maar kan zeker ook zelf het initiatief nemen. Het is voor het college, in principe, niet mogelijk om een besluit te nemen dan wel een voorstel te doen aan de gemeenteraad zonder daarin het advies van de cliëntenraad daadwerkelijk te hebben meegewogen. Mocht de cliëntenraad het toch niet eens zijn met het “gewogen” voorstel van het college aan de gemeenteraad dan kan de cliëntenraad nog altijd de weg van de reguliere inspraak bewandelen. Is de cliëntenraad het echter oneens met een besluit dat tot de bevoegdheid van het college behoort en dus niet als voorstel aan de raad wordt aangeboden dan is de cliëntenraad natuurlijk altijd vrij om zijn zienswijze onder de aandacht te brengen van de raad.

In dit artikel wordt ook nadrukkelijk geregeld over welke onderwerpen de cliëntenraad geen adviesrecht of recht van initiatief heeft. Om de aansluiting met onderwerpen van Wet gerelateerde wet- en regelgeving te behouden is er bewust voor gekozen om de onderwerpen waar de cliëntenraad advies over uitbrengt ruimer te formuleren dan alleen de Wet. De beperking die wel is aangebracht betreft individuele zaken. Daar houdt de cliëntenraad zich niet mee bezig.

Artikel 5 Huishoudelijk reglement.

Omdat deze verordening op hoofdlijnen is geformuleerd zal het college er zorg voor dragen dat er een huishoudelijk reglement wordt opgesteld en vastgesteld. In het tweede lid staat vermeld wat er in ieder geval in het huishoudelijk reglement geregeld dient te worden. Daarbij is gekozen voor een ruime formulering. In concreto zullen in het huishoudelijk reglement zaken worden geregeld die verband houden met bijvoorbeeld de wijze van selectie van de leden, de wijze van benoeming, redenen voor beëindigen van het lidmaatschap, de taken van de voorzitter en de secretaris en de vergaderorde van de overlegvergadering en de cliëntenraad.

Artikel 6 Vergoedingen en faciliteiten.

Het college heeft invulling gegeven aan de cliëntenparticipatie door het instellen van een cliëntenraad en een overlegvergadering waarbinnen het college met de cliëntenraad kan overleggen. Binnen deze structuur hebben de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering een duidelijke positie. De cliëntenraad heeft de status van een adviesorgaan en de functie van voorzitter van de overlegvergadering spreekt voor zich en is onafhankelijk van aard.

Het ligt voor de hand om een onkostenvergoeding te verstrekken voor het bijwonen van vergaderingen en ook is het noodzakelijk dat de bijkomende kosten zoals kinderopvang en parkeer- en vervoerskosten kunnen worden gedeclareerd.

Voor wat betreft de onkostenvergoeding voor het bijwonen van de vergadering is, gelet op de doelgroep, gemeend dat deze vergoeding vrij dient te zijn van loon- en inkomstenbelasting. Het college draagt er uiteraard zorg voor om dit, in overleg met de cliëntenraad, te regelen.

Daarnaast is het gewenst dat de cliëntenraad en de voorzitter van de overlegvergadering in de gelegenheid worden gesteld om hun taak naar behoren uit te voeren. Voor de wijze waarop dit wordt geregeld, wordt aansluiting gezocht bij de huidige praktijk, waarbij onder andere sprake is van het faciliteren van het vooroverleg, de deskundigheidsbevordering en het bieden van mogelijkheden om jaarlijks de relatie met de achterban te versterken. Eén en ander wordt verwoord in het huishoudelijk reglement.

Artikel 7 Wijziging en intrekking verordening.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 Uitvoering.

Uiteraard draagt het college zorg voor de uitvoering van het gestelde in deze verordening. Indien noodzakelijk kunnen daarvoor nadere regels worden opgesteld. Indien dit zich voordoet dient het college een en ander wel in overleg met de cliëntenraad te doen.

Het gestelde in het derde lid betreft de zogenaamde “hardheidsclausule”. Een dergelijke bepaling wordt in een verordening opgenomen om het college enige vrijheid te geven bij het toepassen van de bepalingen. De eventuele toepassing van deze hardheidsclausule dient echter wel tot het uiterste beperkt te worden. Bij het regelmatig toepassen van deze clausule dient aanpassing van de verordening te worden overwogen.

Artikel 9 Rapportage.

De gemeenteraad kan zijn controlerende functie alleen op goede wijze vormgeven als beschikt wordt over de van belang zijnde gegevens. Het college zal de raad jaarlijks voorzien van informatie over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Tevens zal, indien noodzakelijk, worden gerapporteerd of het college gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde “hardheidsclausule”.

Artikel 10 Citeertitel.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Inwerkingtreding.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.