Regeling vervallen per 24-02-2011

Prostitutiebeleid

Geldend van 23-11-2006 t/m 23-02-2011

Intitulé

Prostitutiebeleid

Prostitutiebeleid (wijziging beleid)

1 inleiding

Op 1 oktober 2000 is het bordeelverbod opgeheven en is het prostitu-tiebeleid in Leeuwarden ingevoerd. Bij de invoering ervan is afge-sproken dat het beleid na 3 jaar zou worden geëvalueerd. De evaluatie van het prostitutiebeleid is in 2004 uitgevoerd en door het college vastgesteld. Uit deze evaluatie zijn bepaalde conclusies te trekken:

Op 17 januari 2005 heeft de burgemeester in een open gedachtewisseling gediscussieerd met de leden van de commissie bestuur en middelen over de evaluatie van het prostitutiebeleid en een aantal aanbevelingen tot wijziging van dat beleid. Uit deze gedachtewisseling is een aantal conclusies getrokken. Naar aanleiding van de evaluatie en de gedachtewisseling heeft het college voorstellen gedaan tot wijziging van het prostitutiebeleid zoals dat vanaf 1 oktober 2000 wordt gehanteerd. Voordat het college het gewijzigde beleid definitief vast stelt en een voorstel tot wijziging van de APV ten aanzien van het prostitutiebeleid aan de raad voorlegt is inspraak verleend conform de Inspraakverordening Leeuwarden onder de bijzondere voorwaarde dat het conceptbeleid aan de bij de gemeente bekende ondernemers is toegezonden. Ter informatie en ondersteuning van deze voorstellen zijn naast het evaluatierapport prostitutiebeleid ook het onderzoeksrapport enquête en interviews evaluatie prostitutiebeleid gemeente Leeuwarden van belang en ook beschikbaar. Na de inspraak heeft de commissie bestuur en middelen in zijn vergadering van 4 september 2006 nogmaals gesproken over de herziening van het beleid. In deze vergadering zijn wederom nieuwe standpunten ingenomen op grond waarvan het college enkele eerder gedane voorstellen intrekt.

2 grondslag prostitutiebeleid

Naast hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening van Leeuwar-den (APV) is het beleid in belangrijke mate vastgelegd in de prosti-tutienota. Op basis van de APV-bepalingen is het prostitutiebeleid verder geconcretiseerd in het door het college van B&W vastgestelde “Nadere regels betreffende de arbeidsomstandigheden in prostitutiebedrijven ”, waarin inrichtingseisen, gebruiks- en gezondheidsvoorschriften zijn opgenomen en in het ‘ aanwijzingsbesluit concentratiegebied seksinrichtingen’ voor het gebied waarin seksinrichtingen zich mogen vestigen. Mede naar aanleiding van opmerkingen en vragen tijdens de discussie in de commissie bestuur en middelen wordt ter informatie hier een gedeelte van artikel 3.1.1. van de APV geciteerd.

artikel 3.1.1 APV begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie : het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutie-bedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of

rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

Uit bovenstaande omschrijving uit de APV van de definitie van seksinrichting blijkt dat prostitutie een containerbegrip is. Naast (inpandige) raamprostitutie valt o.a. ook erotische massage onder de definitie van een seksinrichting. Een onderscheid in harde of zachte seks wordt in de APV niet gemaakt, nog los van de vraag waar eventueel een scheidslijn tussen deze vormen zou moeten liggen.

3 concentratiegebied weaze-westzijde

Vanaf 2000 heeft zich na de aanwijzing van het gebied weaze-westzijde tot concentratiegebied waarin bedrijfsvestiging werd toegestaan, een ontwikkeling voorgedaan waarbij sprake is geweest van eenzijdige bedrijfsuitoefening namelijk die van inpandige raamprostitutie. Het aan tal werkkamers voor inpandige raamprostitutie in het concentratiegebied weaze-westzijde is uitgebreid van 70 naar 132. Alle daarvoor in aanmerking komende bedrijven beschikken over de benodigde vergunningen. Op dit moment is geen verdere uitbreiding door het niet beschikbaar zijn van panden voor raamprostitutie in het concentratiegebied w eaze-westzijde meer mogelijk, laat staan dat daar andere vormen van branchebeoefening zich kunnen of willen vestigen. Daarom worden met betrekking tot het concentratiegebied Weaze Westzijde besluiten 1 en 2 voorgesteld.

Het verdient aanbeveling het ‘aanwijzingsbesluit voor het concentra-tiegebied’ in die zin te wijzigen dat deze in overeenstemming is met het al herziene bestemmingsplan. Achterliggende gedachte bij het bevriezen van het aantal werkkamers is ook dat door een verdere uitbreiding van het aantal werkkamers in het concentratiegebied er teveel prostituees in dit gebied zouden kunnen werken. Door een te groot aanbod van vrouwen zou hierdoor een sterk prijsverlagend effect optreden van de dienstverlening, waardoor vrouwen langere werkdagen moeten verrichten om de huur van de werkkamer te kunnen betalen.

4 overgangsrecht

Zoals hiervoor al is gememoreerd heeft zich vanaf 2000 in het concen-tratiegebied weaze-westzijde een ontwikkeling voorgedaan waarbij slechts sprake is geweest van eenzijdige bedrijfsuitoefening, namelijk die van inpandige raamprostitutie. In het gebied weaze-westzijde is het aantal bedrijven met 7 gelijk gebleven maar het aantal werkkamers is naar 132 gestegen. Verder heeft één van de exploitanten op de Weaze 5 sex-videocabines in zijn bedrijf geplaatst. Voor een aantal bedrijven buiten het concentratiegebied weaze-westzijde die toen in bedrijf waren, zijn in 2000 uitzonderingen gemaakt, namelijk:

  • -

    privé-huis groningerstraatweg 152

  • -

    seksclub heerestraat 21

  • -

    sexinrichting weaze-oostzijde 39

  • -

    massagesalon voorstreek.

artikel 3.5.1 van de APV luidt:

overgangsbepaling

1 voor seksinrichtingen buiten de in artikel 3.2.1, tweede lid, genoemde gebieden kan gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling ontheffing worden verleend.

2 de rechtskracht van de verleende ontheffingen vervalt in ieder geval op de dag dat het vijf jaar geleden is dat de bepaling van artikel 3.2.1, eerste en tweede lid in werking is getreden.

3 de in het eerste lid genoemde bepaling geldt alleen voor die seksinrichtingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.2.1 in bedrijf zijn.

4 de overige bepalingen van hoofdstuk III zijn van overeenkomstige toepassing.

Ten aanzien van de 4 buiten het concentratiegebied gelegen bedrijven gelden de volgende uitgangspunten: privé-huis Groningerstraatweg en seksclub Heerestraat hebben via een overgangsbepaling in de APV de mogelijkheid gekregen hun bedrijf voort te zetten totdat de huidige exploitant met het bedrijf stopt. Voor deze bedrijven zijn de in het eerste en tweede lid genoemde bepalingen van dit artikel (5-jaars-termijn) dan ook niet van toepassing voor zover de huidige exploitant de exploitatie voortzet. De exploitant van de seksclub Heerestraat heeft op grond van het voorstel om te komen tot verruiming van be-drijfsvestiging buiten de Weaze, evenwel het verzoek gedaan de huidige, ingevolge artikel 3.5.1., 4e lid van de APV persoons-gerelateerde vergunning, eraf te halen, dat wil zeggen dat in het pand een seksclub mag blijven óók als betrokkene met de bedrijfsvoering stopt. Voortzetting van deze seksclub ontmoet geen overwegende bezwaren aan-gezien het hier om een inrichting gaat met daarin een combinatie van horeca en seksinrichting van betrekkelijk geringe omvang.

Het bedrijf gevestigd aan de weaze-oostzijde 39 diende op grond van het overgangsrecht binnen 5 jaar na 1 oktober 2000 het bedrijf te ver-plaatsen naar het concentratiegebied weaze-westzijde. In verband met beperkte mogelijkheden daartoe, heeft verplaatsing in de afgelopen 5 jaar evenwel niet plaatsgevonden. De exploitante van het bedrijf heeft daarom gevraagd op de huidige locatie te mogen doorgaan met exploi-tatie tot haar pensioen in 2009. De exploitante is gedurende de inspraakperiode echter alsnóg met haar bedrijf gestopt en heeft het pand verkocht, zodat daarmee definitief een einde is gekomen aan de onwenselijke situatie van seksinrichtingen aan die kant van de Weaze.

Ook de massagesalon aan de Voorstreek diende zich te verplaatsen naar het weaze-gebied. Het verdient naar ons oordeel echter aanbeveling tegemoet te komen aan de wens van de huidige exploitante om in het betreffende pand het bedrijf te mogen continueren. Van overlast of anderszins is geen sprake. Bovendien heeft het pand een rustige uitstraling voor de omgeving en past het binnen de verderop geformuleerde criteria.

5 nieuwe aanvragen

Na opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000 valt een toename van activiteiten op het terrein van seks en erotiek te constateren. Enerzijds door de opheffing van het bordeelverbod, anderzijds door het aanbieden van nieuwe vormen van dienstverlening in deze branche die zich anders in het verborgene afspeelden en door handhavingactiviteiten zichtbaar werden.

In de loop der tijd zijn aanvragen en verzoeken gedaan voor andere vormen van bedrijfsuitoefening die vallen onder hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening Leeuwarden:

uitoefenen van prostitutie in privé-huizen (in diverse woningen);

aanvraag voor het exploiteren van een nachtclub met erotische vertoningen c.q. andere vormen van dienstverlening;

vraag naar de mogelijkheid van een pornobioscoop;

aanvraag voor bedrijfsuitoefening van erotische massage;

aanvraag voor het aanbieden van zogenaamde Thaise en tantra massage;

eventuele andere vormen van bedrijfsuitoefening die onder hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening Leeuwarden vallen.

Deze aanvragen kunnen op grond van het huidige beleid niet gehonoreerd worden omdat de bedrijfsuitoefening buiten het concentratiegebied weaze-westzijde zou plaatsvinden. Anderzijds moet worden geconstateerd dat er geen panden meer beschikbaar zijn binnen het concentratiegebied voor vestiging van bedrijfsuitoefening.

Weigering tot legalisering buiten het weazegebied heeft geleid tot diverse rechtsprocedures en handhavingacties. Zo zijn er exploitanten van massagesalons die hun vergunningplichtig bedrijf bij verruiming van het beleid buiten de weaze willen voortzetten. Met behulp van handhavingacties door het prostitutieteam in samenwerking met de bestuurlijke handhaving door de burgemeester zijn bedrijfsvestigingen buiten de weaze tot op heden tegengehouden c.q. verzoeken niet ingewilligd. Ook zijn er aanvragers voor bedrijfsuitoefening buiten het weazegebied die aangeven dat specifieke vormen van bedrijfsuitoefening die vallen onder het beleid veelal niet passen binnen het concentratiegebied weaze-westzijde dan wel daar niet uitvoerbaar zijn of dat klanten het weazegebied niet acceptabel vinden.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op grond van de APV de bevoegdheid gelegenheid te geven buiten het aangewezen concentratiegebied van de weaze-westzijde specifieke vormen van bedrijfsuitoefening toe te laten. Het college stelde zich daarbij voor de volgende voorwaarden te hanteren:

  • -

    niet gelegen binnen of in de onmiddellijke nabijheid van woonge-bieden;

  • -

    niet gelegen op bedrijventerreinen;

  • -

    niet ontsloten via woongebieden;

  • -

    gelet op de omvang van de bedrijfsvoering voldoende parkeer-gelegenheid in de directe omgeving;

Deze voorwaarden zijn met name ingegeven om overlast voor de directe omwonenden van de locatie te voorkomen. De tweede voorwaarde is opgenomen enerzijds om overlast voor bedrijfwoningen te voorkomen en anderzijds om voor andere bedrijven op het bedrijventerrein geen verdere (milieutechnische) beperkingen te creëren. Planologisch is ook de bestemming seksinrichting, soms gepaard met horeca, minder passend op een bedrijventerrein. Teneinde o.a. omwonenden de gelegenheid te geven hun zienswijzen kenbaar te maken zullen nieuwe aanvragen voor bedrijfsvestiging in Huis-aan-huis worden gepubliceerd.

De commissie bestuur en middelen heeft zich in zijn vergadering van 4 september 2006 bij meerderheid uitgesproken voor concentratie van sexinrichtingen in het weaze-gebied. De commissie wil dus niet toestaan, óók niet onder voorwaarden, dat bedrijfsuitoefening buiten het weazegebied plaatsvindt. Daarmee komt genoemde set van voorwaarden te vervallen. Dit betekent dat det verderop genoemde besluiten 5 en 6 vervallen.

De sluitingstijden voor het concentratiegebied zijn gesteld op 03.00 uur tot 10.00 uur. Het is van belang de sluitingstijden voor prostitutiebedrijven gevestigd buiten het concentratiegebied ook vast te stellen. Uit recente jurisprudentie blijkt dat de sluitingstijden niet aan hoeven te sluiten bij de openingstijden van de horeca in diezelfde gebieden. In het merendeel van de gemeente is het sluitings-uur voor de horeca van 01.00 uur tot 08.00 uur. Omdat 1.00 uur voor een dergelijke gelegenheid geen passend sluitingsuur wordt geacht, mede gelet op de sluitingstijden binnen de branche en het concentratie-gebied, wordt voorgesteld voor alle seksinrichtingen binnen de gemeente Leeuwarden het sluitingsuur te bepalen tussen 03.00 uur en 10.00 uur. Bedacht moet worden dat dit sluitingsuur geen overlast met zich mee hoeft te brengen omdat over het algemeen bezoekers van deze bedrijven weinig luidruchtig zijn.

Naar aanleiding van het debat over de evaluatie van het prostitutie-beleid in de raadscommissie bestuur en middelen vorig jaar en het ter inspraak gaan van het concept herzieningsbeleid, wordt hier ingegaan op een buiten het concentratiegebied gelegen sekswinkel. De seksshop Nieuw Buren 109 heeft bij inspraak de wens geuit eenpersoonscabines in ge-bruik te nemen om klanten de gelegenheid te bieden de eigen voorgenomen koopwaar te kunnen bekijken.

Het college constateert dat het planologisch hier niet gaat om video-cabines die vallen onder het begrip seksinrichting in de zin van het bestemmingsplan, omdat de vertoning van films strikt gekoppeld is aan de aanwezige detailhandel en de vertoning van films ondergeschikt is aan die detailhandel. Dergelijke cabines moeten nadrukkelijk worden onderscheiden van sexvideocabines, sexautomaten en (kleinschalige) seksbioscopen. Ten eerste omdat daar films tegen vergoeding worden vertoond. Ten tweede omdat daar continue voorstellingen plaatsvinden waarbij het publiek geen invloed heeft op de keuze van het te vertonen film materiaal. Kortom: dergelijke seksvideocabines zijn planologisch een seksinrichting en dienen in het weazegebied geconcentreerd te blijven.

In de seksshop Nieuwe Buren echter zijn de cabines uitsluitend bedoeld als gelegenheid om een voorgenomen aankoop te bekijken. Er staat geen financiële vergoeding tegenover. De eenpersoonscabines zijn een vorm van dienstverlening aanverwant en ondergeschikt aan de detailhandel ter plaatse. De activiteiten staan in rechtstreekse betrekking staat tot de verkoop van koopfilms. De betreffende winkel trekt ook een ander soort publiek terwijl ter plaatse de reguliere winkelsluitingstijden van toepassing zijn. Kijkend naar de begripsomschrijving in de APV moet echter wel worden geconcludeerd dat de videocabines die horen bij detailhandel vallen onder de begripsomschrijving “seksinrichting” en derhalve vergunningplichtig zijn.

Het college is van oordeel dat het bestaan van videocabines in de seksshop Nieuwe Buren met een uitsluitend dienstverlenend en op de verkoop gericht doel geen formele bezwaren ontmoet. De functie van cabines vormen een zeer klein deel van de sekswinkel. Verder is er geen aanleiding een toenemende overlast, toenemende bezoekersaantallen of een veranderende uitstraling op de buurt of anderszins te veronderstellen. Hoewel de seksshop Nieuwe Buren op grond van de APV een seksinrichting is en daarmee vergunningplichtig, past vestiging, mede gelet op het karakter van de inrichting, binnen de hierboven vermelde voorwaarden voor nieuwe vestigingen. Dit geldt ook voor soortgelijke seksshops met videocabines.

Op dit moment liggen er concrete aanvragen tot bedrijfscontinuering c.q. nieuwe vestiging van seksinrichtingen voor buiten het concen-tratiegebied. Mede vanwege deze aanvragen kan worden geconcludeerd dat het vestigingsbeleid niet toereikend is en om aanpassing vraagt. Ten aanzien van het aantal massagesalons is aansluiting gezocht bij de bij de gemeente bekende initiatieven uit de afgelopen 5 jaar. Daarom worden ook de volgende besluiten voorgesteld:

Zoals eerder gesteld heeft de commissie bestuur en middelen zich in meerderheid op het standpunt gesteld deconcentratie van sexinrichtingen niet mogelijk te maken. Onderstaande besluiten 5 en 6 komen daarmee te vervallen.

6 aanpassing prijsstelling geschiktheidverklaring en geldigheidsduur exploitatievergunning

Een aantal exploitanten heeft laten weten de huidige prijsstelling voor een geschiktheidverklaring zonder het aantal werkkamers in het pand in ogenschouw te nemen, niet redelijk te vinden. De motivatie hiervoor is dat er panden zijn met slechts 4 werkkamers en panden met wel 20 of meer werkkamers. Voor beide inrichtingen wordt thans echter hetzelfde legesbedrag in rekening gebracht.

De behandeling van aanvragen voor de bedrijven vraagt echter een verschillende inzet. Bij een nieuwe vergunningaanvraag voor een nieuwe vestiging kan de sector Bouwen en Wonen, welke zorgdraagt voor de afgifte van de geschiktheidverklaring voor het pand, tegenwoordig efficiënter te werk gaan. Veel zaken worden bij een nieuwe aanvraag al in de bouwvergunning procedure geregeld.

Ook het verlengen van een verklaring zal beduidend minder tijd in beslag gaan nemen. Van verlenging wordt gesproken indien een bestaand pand verbouwd is en er een nieuwe geschiktheidsverklaring moet komen. Dat kan nu voor 3 uur toets- en administratief werk. De controle kost een half uur per kamer en daarnaast een administratieve verwerking van een kwartier per kamer. Bij een grotere aanvraag zal het administratieve deel omhoog gaan maar zal de controle relatief minder tijd in beslag nemen. Verwacht wordt dat dit elkaar opheft.

In de inspraakperiode is door het college gekeken of de lastendruk voor burgers en ondernemers ook omlaag kon. Resultaat hiervan is dat de exploitatievergunning 5 jaar in plaats van 3 jaar geldig zal zijn. Deze termijn sluit aan bij toetsing in andere wetgeving. Een onbeperkte geldigheidsduur werd niet als een optie gezien, gelet op periodieke controle en toetsing van de inrichting.

7 in te voeren audit van seksinrichtingen op terrein van volksgezondheid

Het gemeentebestuur heeft in het kader van de Wet collectieve Preventie Volksgezondheid onder andere de verantwoordelijkheid collectieve preventie te bevorderen en bestrijding van infectieziekten en epidemieën te doen uitvoeren.

Zo is de invoering van het prostitutiespreekuur blijkens de gehouden evaluatie in 2003 een succesvol project met name als het gaat om voorlichting te geven aan personeel dat in deze branche werkzaam is. Naast het gemeentebestuur hebben ook exploitanten en de vrouwen en mannen die in deze branche werkzaam zijn hun verantwoordelijkheid tot het in acht nemen van aspecten rondom volksgezondheid. Met name het werken in een prostitutiebedrijf brengt bij de beroepsuitoefening een aantal gezondheidsrisico’s met zich mee en zijn preventieve maatregelen op het terrein van de volksgezondheid erg belangrijk.

Op basis van APV-bepalingen is het gemeentelijk prostitutiebeleid op het terrein van volksgezondheid nader geconcretiseerd in het door het college van b&w vastgestelde ‘nadere regels betreffende de arbeidsom-standigheden in prostitutiebedrijven’, waarin de inrichtingseisen, gebruik- en gezondheidsvoorschriften zijn opgenomen. Op basis van deze nadere regels wordt o.a. de geschiktheidverklaring voor de seksinrichtingen afgegeven.

Teneinde na te gaan of de inrichting van een bedrijf en de daarin werk-zame vrouwen en mannen voldoen aan de voorschriften op het gebied van hygiëne dient periodiek een audit van seksinrichtingen op het terrein van de volksgezondheid plaats te vinden.

Het Landelijk Centrum voor Infectieziektebestrijding heeft een aantal hygiëne richtlijnen ontwikkeld voor prostitutiebedrijven. Deze richtlijnen zijn overgenomen door het Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid (LCHV;zie ). Op basis van deze richtlijnen heeft het LCHV een checklist ontwikkeld die door inspecteurs van de GGD -en gebruikt wordt om prostitutiebedrijven te controleren.

De GGD Fryslân stelt zich voor dat zij de inspecties voor de hygiëne van prostitutiebedrijven gaat uitvoeren voor de gemeente Leeuwarden. De gemeente heeft de mogelijkheid om deze inspecties middels een college-besluit op te nemen in de vergunningverstrekking aan de exploitanten van prostitutiebedrijven.

De kosten van een inspectie door GGD Fryslân dienen nog nader vast-gesteld te worden. De GGD zal het tarief voor de inspectie in rekening brengen bij de exploitant. De GGD heeft reeds ervaring m.b.t. dit soort inspecties in het kader van de Wet collectieve Preventie Volksgezond-heid; zo worden door de GGD inspecties uitgevoerd in de panden voor kinderopvang in Leeuwarden.

8 aanpassing APV, legesverordening enz

Naast de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden, dient de leges voor de vaststelling van de geschiktheidverklaring te worden gewijzigd. Ten behoeve van de APV- en legesaanpassing zijn voorstellen voor de raad bijgevoegd.

De aanpassing van de ‘nadere regels betreffende de arbeidsomstandig-heden in prostitutiebedrijven’, waarin inrichtingseisen, gebruiks- en gezondheidsvoorschriften zijn opgenomen en het ‘aanwijzingsbesluit concentratiegebied seksinrichtingen’, voor het gebied waarin seks-inrichtingen zich mogen vestigen zal tegelijk met het beleid worden vastgesteld.