Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Geldend van 16-01-2014 t/m heden

Intitulé

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Inleiding 

Uit onze gemeentelijke armoedemonitor[1] blijkt dat Leeuwarden een stad is met een relatief groot armoedeprobleem. Een probleem dat nog steeds toeneemt als gevolg van de voortdurende economische crisis, waardoor mensen hun baan verliezen of hun inkomen achteruit zien gaan. Bijna 9000 huishoudens in onze gemeente leven van een inkomen op minimumniveau[2]. Dat is 1 van elke 6 huishoudens in Leeuwarden.  Dat aantal is in de afgelopen vier jaar met 17,8% gestegen. De problemen concentreren zich daarbij steeds meer bij huishoudens met een bijstandsuitkering en hebben in toenemende mate een langdurig karakter. Uit onderzoeken van het Nibud en uit onze armoedemonitor weten we dat de positie van gezinnen met kinderen daarbij het slechtst is: hun inkomen is onvoldoende om deel te kunnen nemen aan het sociale leven. In onze gemeente leeft 16,7% van de kinderen in een huishouden met een laag inkomen.

Er zijn de nodige redenen om te komen tot een herziening van ons armoedebeleid:

  • *

    De armoedeproblematiek in Leeuwarden neemt toe, ook onder kinderen;

  • *

    Ons huidige beleid werkt op onderdelen wel en op onderdelen minder: zo weten we dat het effect van minimaregelingen op maatschappelijke participatie beperkt is. Daarnaast weten we niet goed in hoeverre onze minimaregelingen werkelijk leiden tot een verbetering van de financiële positie van mensen;

  • *

    Er zijn ontwikkelingen gaande die de financiële situatie en de mate van participatie zullen beïnvloeden. Naast de economische omstandigheden gaat het daarbij om veranderingen in wetgeving. Zo krijgen we in 2014 te maken met de invoering van de Participatiewet en in 2015 met de decentralisatie van de begeleiding en verzorging uit de AWBZ, de decentralisatie van de Jeugdzorg en een nieuwe voorziening voor chronisch zieken en gehandicapten. Ook de mogelijkheden voor inkomensondersteuning (bijzondere bijstand) worden in 2014 gewijzigd. Op dit moment weten we niet precies wie door de bezuinigingen getroffen worden. De exacte inhoud van de regelingen is immers nog niet bekend.

 

Naast financiële risico’s voor burgers bieden de decentralisaties ook kansen. De mogelijkheden om te komen tot brede oplossingen worden groter. We kunnen als gemeente zoeken naar maatregelen om armoede te bestrijden waarbij een grotere rol is weggelegd voor de eigen netwerken van onze burgers en waarbij een grotere nadruk ligt op de oplossingen van mensen zelf. Onze sociale wijkteams kunnen daarbij op een breder terrein (op maat) ondersteuning bieden. Dit kan de effectiviteit van onze maatregelen vergroten.

Een herziening van het armoedebeleid is nodig, maar omdat we nog geen inzicht hebben in de inhoudelijke en financiële gevolgen van de verschillende regelingen is het voor het opstellen van volledig nieuw beleid nu nog te vroeg. Dat geldt ook voor de herijking van bestaande minimaregelingen. Wel is het op korte termijn mogelijk om op onderdelen tot verbeteringen te komen die de effectiviteit van een aantal maatregelen verhogen. In 2014 zal een nieuwe visie op armoedebestrijding aan de raad worden aangeboden. Voor de periode 2013-2014 hebben wij een ontwikkelprogramma armoede vastgesteld. Dat programma bestaat uit een aantal maatregelen op korte termijn die vooral betrekking hebben op de participatie van kinderen en op duurzaamheid. Zodra helder is welke effecten de verschillende landelijke regelingen hebben, komen we tot een nieuwe brede visie op armoedebestrijding en maatschappelijke deelname. Wel geven we vast aan:

  • 1.

    uit welke bouwstenen ons nieuwe armoedebeleid moet bestaan

  • 2.

    uit welke stappen en fasen ons ontwikkelprogramma bestaat: wat doen we op korte termijn en wat op langere termijn (in samenhang met de decentralisaties op het sociale domein).

Doelen en bouwstenen van ons nieuwe armoedebeleid 

De volgende doelen worden onderscheiden:

  • 1.

    meer mensen moeten meedoen aan de samenleving

  • 2.

    financiële problemen bij burgers moeten zoveel mogelijk worden voorkomen

  • 3.

    er moet een vangnet zijn voor mensen die over te weinig middelen beschikken om noodzakelijke uitgaven te kunnen doen

 

Een (toekomstbestendig) armoedebeleid is een “integraal” beleid: het maakt integraal onderdeel uit van alle maatregelen die de gemeente neemt. De bouwstenen voor dat nieuwe beleid, zijn:

1. Beleid is verbonden met andere beleidsterreinen

Armoedebeleid is meer dan alleen het bieden van een vangnet in de vorm van minimaregelingen. Er zijn veel meer beleidsterreinen die van invloed zijn op de participatie en financiële situatie van onze inwoners. Het gaat dan bijvoorbeeld om maatregelen op het gebied van duurzaamheid (minder energiekosten), jeugd en onderwijs (meer kans op hoger inkomen op termijn), schuldhulp, re-integratie (meer kansen op inkomen uit betaald werk) en de voorbereiding op de Culturele Hoofdstad. Integraal armoedebeleid betekent dat we doelen op het gebied van armoedebestrijding en maatschappelijke participatie expliciet op moeten nemen in beleid op andere terreinen en de effecten van dat beleid zichtbaar moeten maken als resultaat van armoedebestrijding.

2. Maatregelen zijn gericht op participatie: armoedebeleid zet mensen in beweging

Doel van armoedebeleid is altijd om mensen meer mee te laten doen. Dat betekent dat vormen van (inkomens-)ondersteuning een activerend karakter moeten hebben. Er wordt een koppeling gelegd tussen de ondersteuning die geboden wordt en de inzet die van mensen wordt gevraagd.

3. Uitgaan van de versterking van de eigen kracht: armoedebeleid moet ertoe bijdragen dat mensen zelf uit de armoede komen

Armoedebeleid moet erop gericht zijn dat mensen zelf hun leven weer in de hand nemen, dus zelf een bijdrage leveren aan de oplossing van hun probleem. Dat betekent dat we afspraken maken over de manier waarop mensen hun problemen gaan aanpakken en wat zij ervoor nodig hebben om dat te realiseren. Die afspraken maken we onder andere in de sociale teams. Uitgangspunt is maatwerk en wederkerigheid.

4. Voorkomen is beter dan genezen

Zoals in de bijeenkomst met het maatschappelijk middenveld werd opgemerkt: re-integratiebeleid is de beste vorm van armoedebestrijding. Mensen mogen niet vervallen tot inactiviteit en inactiviteit mag nooit lonend zijn. Ook moeten we ervoor zorgen dat mensen niet onnodig over te weinig geld beschikken. Dat betekent dat ze in ieder geval makkelijk en snel moeten krijgen waar ze recht op hebben. De dienstverlening die zij nodig hebben wordt snel en goed geleverd. Of het nu gaat om het verstrekken van een uitkering, het bieden van advies over schulden of het helpen zoeken naar een baan.

5. Een vangnet alleen waar dat nodig is

Een vangnet bied je als er geen andere oplossingen zijn. Dat betekent dat het is gericht op de financiële ondersteuning van mensen die niet in staat zijn om hun noodzakelijke uitgaven te doen. Dat vangnet is gericht op individuele situaties (conform de lijn van de nieuwe wetgeving). Ons toekomstige minimabeleid is dat vangnet. Hierin beschrijven we de manier waarop we aan inkomensondersteuning doen. Dat beleid zal gericht zijn op specifieke groepen (kinderen) en specifieke kosten (noodzakelijke kosten en kosten voor participatie).

Het ontwikkelprogramma

De korte termijn: 2013/2014

Om de komende periode het armoedebeleid effectiever te maken, worden de volgende maatregelen getroffen:

1. Participatie van kinderen in armoede

Het is de vraag in hoeverre de huidige participatieregeling, waarbij ouders € 60 per kind ontvangen, werkelijk bijdraagt aan het verhogen van de maatschappelijke deelname van kinderen. We vervangen deze regeling daarom door een regeling in natura. We stellen de middelen beschikbaar aan het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld. Gevolg hiervan is deelname aan sport of cultuur toegankelijker wordt (het bedrag per kind is hoger) en dat deelname gegarandeerd is (middelen gaan naar de vereniging). De aanvraag loopt via intermediairs, zodat de rol van maatschappelijke organisaties wordt vergroot.

2. Duurzaamheid

Energiekosten maken een steeds groter deel uit van de woonlasten. In de afgelopen twaalf jaar zijn gas- en elektriciteitsprijzen met ruim tien procent gestegen. De verwachting is dat deze elke acht jaar gaan verdubbelen. Dat leidt vooral voor mensen met een minimuminkomen tot grote problemen. Wanneer we geen maatregelen nemen, is het vrij besteedbaar inkomen als gevolg hiervan in 2024 tot nul gereduceerd! Ook heeft dit grote gevolgen voor de mogelijkheid om een woning te huren of te kopen[3].

   

Prognose stijging energielasten als onderdeel van woonlasten

afbeelding binnen de regeling    

Dit betekent dat maatregelen om de kosten van energie en het energieverbruik terug te dringen van groot belang zijn bij de bestrijding van armoede. De effectiviteit hiervan kon wel eens vele malen groter zijn dan die van de huidige minimaregelingen.

 

We zijn al gestart om maatregelen rondom duurzaamheid te koppelen aan armoedebestrijding. Het gaat bijvoorbeeld om het verlagen van energielasten door isolatie, de inzet van energiecoaches en om het verlagen van de uitgaven door “de eetbare stad”. Hierbij wordt ook steeds vaker de verbinding gelegd met participatie. Daar gaan we mee door. We experimenteren de komende periode met een koppeling tussen deelname aan deze activiteiten en vormen van inkomensondersteuning. Daarnaast willen we plannen ontwikkelen voor energierenovatie, vooral binnen de kwetsbare wijken in onze stad. Dit heeft effecten op het milieu en het energiegebruik, maar ook op het gedrag van mensen, op werkgelegenheid en woningkwaliteit en op de energierekening van onze inwoners.

3. Culturele hoofdstad

Het speerpunt van de culturele hoofdstad is het verhogen van participatie van arme kinderen en inwoners van aandachtswijken. Bij de projecten die we hierin ontwikkelen leggen we de nadruk op participatie van kinderen en volwassenen in de aandachtswijken. We betrekken bewoners bij het opknappen van de wijk of het realiseren van speeltuinen in de wijk. Met deze activiteiten willen we uiteraard niet wachten tot een nieuwe visie gereed is. Binnen de activiteiten kunnen we oefenen met het combineren van ondersteuning aan ouders en hun kinderen en bijvoorbeeld een verdienmodel in te voeren voor deelnemers.

4. Maatschappelijk netwerk

Uit de bijeenkomst met het maatschappelijk netwerk kwamen suggesties naar voren over manieren om het armoedebeleid beter te organiseren. Bijvoorbeeld door de reguliere dienstverlening te verbeteren en door ruimte te geven aan professionals in de sociale teams. In de komende periode halen we deze suggesties en tips op en brengen we waar dat kan verbeteringen aan in onze dienstverleningsprocessen.

Op langere termijn

Op langere termijn (ontwikkelen in 2013 en 2014, invoeren in 2015) komen we tot een breed integraal armoedebeleid dat voldoet aan de bouwstenen zoals we die hierboven hebben benoemd. Het gaat daarbij onder andere om de vaststelling van het (brede) vangnet en de koppeling tussen de doelen van andere beleidsterreinen aan die van armoedebestrijding. Globaal ziet het ontwikkelprogramma er als volgt uit:

 

  • Speerpunt/onderdeel

    Tijdpad

    Kinderen in armoede: participatieregeling voor kinderen overhevelen naar de verschillende fondsen voor kinderen en afspraken maken over de uitvoering en resultaten.

    Direct regelen in 2013

    Maatschappelijk netwerk: inzetten sociale teams om participatie te vergroten.

    Duurzaamheid: prioriteit leggen bij gezinnen met lage inkomens

    (energiebesparing)

    Zorgen voor efficiënte dienstverlening naar aanleiding van de input van de sociale teams en cliënten.

    Culturele hoofdstad: het koppelen deelname aan projecten culturele hoofdstad en vergoeding.

    Uitproberen in 2013/2014

    Schuldhulpverlening: afspraken maken met banken om vanuit MVO inwoners gratis financieel advies te geven.

    Maatwerk: een (beperkt) “vrij” budget ter beschikking stellen aan de wijkteams om participatiedoelen te realiseren.

    Vangnet: keuzes maken. Voor wie stellen we het vangnet beschikbaar en waar bestaat het vangnet uit. Hierbij streven we naar een zo eenvoudig mogelijke regeling.

    Verder uitwerken in 2014

    Werk en participatie: keuzes maken in ondersteuning van doelgroepen, koppelen participatieverplichting aan minimaregelingen.

    Overige decentralisaties: armoedebeleid als onderdeel van de uitwerking van het totale beleid rondom decentralisaties.

    Duurzaamheid: plannen voor energierenovatie in kwetsbare wijken

 

[1] KWIZ, 2012

[2] Cijfers KWIZ afkomstig uit 2011. In 2011 is minimumniveau gelijk aan 120% van het sociaal minimum. Inkomensgrens is per 2012 wettelijk verlaagd naar 110% van het sociaal minimum.

[3] Het aantal woningen met woonlasten onder de €600 neemt af van 70% in 2012 tot 20% in 2032