Regeling vervallen per 01-01-2020

Geurverordening gemeente Leeuwarden 2014

Geldend van 10-04-2014 t/m 31-12-2019

Intitulé

Geurverordening Gemeente Leeuwarden 2014

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (datum)

overwegende dat het wenselijk is om gebruik te maken van de bevoegdheid om, binnen de bij wet- en regelgeving aangegeven grenzen, zelf normen te stellen ten aanzien van geurhinder door veehouderijen,

zodat een gemeentelijk kader ontstaat voor het afstemmen van mogelijkheden voor bestaande veehouderijen in relatie tot bescherming van het woon- en leefklimaat,

neemt de raad het voorstel van burgemeester en wethouders over.

gelet op artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij en artikel 3.118 van het Activiteitenbesluit

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening als bedoeld in artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij (de Geurverordening Gemeente Leeuwarden 2014):

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de Wet: de Wet geurhinder en veehouderij;

  • b.

    het Besluit: het Activiteitenbesluit;

  • c.

    bebouwde kom: de grens van de bebouwde kom wordt bepaald door de aard van de omgeving: een gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven;

  • d.

    voor overige van toepassing zijnde definities wordt aangesloten bij de definities genoemd in de Wet en in het Besluit. 

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op veehouderijen, genoemd in Bijlage I van deze verordening, met een dierenverblijf, waar dieren worden gehouden van een categorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, waarbij het emissiepunt van het dierenverblijf op een kortere afstand is gelegen dan de van toepassing zijnde afstanden zoals vermeld in artikel 4 lid 1 van de Wet of artikel 3.117 lid 1 van het Besluit.

  •  

Artikel 3

In afwijking van artikel 4 lid 1 van de Wet bedraagt de afstand tussen het emissiepunt van een bestaand dierenverblijf, waar dieren worden gehouden van een categorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object:

  • a.

    tenminste 50 meter binnen de bebouwde kom;

  • b.

    tenminste 25 meter buiten de bebouwde kom. 

Artikel 4

Het aantal stuks vee, van een categorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, mag niet uitgebreid worden in dierenverblijven, waarvan het emissiepunt is gelegen binnen de volgende afstanden tot een geurgevoelig object:

a. 100 meter binnen de bebouwde kom;

b. 50 meter buiten de bebouwde kom.

 

Artikel 5

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Geurverordening gemeente Leeuwarden 2014;

  • 2.

    De verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking in Huis aan Huis.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 maart 2014.
   
voorzitter,
   
griffier.

Geurverordening bedrijvenlijst

Geurverordening kaart locatieindicatie veehouderijen

Toelichting

Verordening als bedoeld in artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Leeuwarden.

Nota van toelichting

1. samenvatting

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteitenbesluit (AB) geven grenswaarden voor geurhinder door veehouderijen op geurgevoelige objecten. Deze geurgevoelige objecten zijn in de meeste gevallen woonhuizen.

 

De Wgv en het AB geven beide aan gemeenten de mogelijkheid een eigen geurverordening vast te stellen. De raad krijgt hierdoor de bevoegdheid om, binnen zekere grenzen, zelf kaders te stellen aangaande aanvaardbaarheid van geurhinder door veehouderijen. Binnen deze kaders dienen de belangen, tussen de bedrijfsvoering van bestaande veehouderijen, genoemd in Bijlage I, enerzijds en de bescherming van het milieu en een goed woon- en leefklimaat anderzijds, te worden afgewogen.

2. uitgangspunten

De Wgv stelt eisen aan geuremissie en afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object. Artikel 6 van deze wet geeft aan de raad de bevoegdheid om binnen zekere grenzen af te wijken van deze eisen door het opstellen van een gemeentelijke geurverordening. Artikel 8 van deze wet geeft de voorwaarden die als basis dienen voor de afwegingen die de raad in deze maakt. Deze voorwaarden bewerkstelligen een deugdelijke ruimtelijke inrichting en bescherming van het milieu.

 

Een aantal veehouderijen valt ook onder de reikwijdte van paragraaf 3.5.8 van het AB. Dit besluit verwijst in artikel 3.118 naar de bevoegdheid van de raad om op basis van artikel 6 van de Wgv een eigen verordening op te stellen.

 

De VNG “handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk” geeft algemene uitgangspunten ten aanzien van geurbeleid:

  • -

    “ het optreden van (nieuwe) hinder wordt waar mogelijk, voorkomen;

  • -

    indien geen sprake is van hinder zijn maatregelen niet nodig;

  • -

    indien wel sprake is van hinder worden maatregelen op basis van het ALARA-principe (as low as reasonably achievable) toegepast;

  • -

    de mate van hinder kan o.a. via een belevingsonderzoek of klachtenregistratie worden bepaald;

  • -

    de mate van hinder die nog acceptabel is wordt bepaald door het bevoegde bestuursorgaan. “ (einde citaat) 

    Wij respecteren deze uitgangspunten. Daarnaast conformeren wij ons aan de landelijke norm, dat wonen in principe plaatsvindt in woonkernen en dat landbouwbedrijven zich op het platteland bevinden.

     

De beoogde ruimtelijke inrichting van de gemeente Leeuwarden is vastgelegd in bestemmingsplannen. Indien uitbreiding van een veehouderij wordt voorzien, die een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk maakt, zal conform de Wet ruimtelijke ordening, nader onderzoek naar de milieueffecten worden gedaan. Geurhinder is hierbij een aspect.

 

De verordening is van toepassing op bestaande veehouderijen, gelegen in de gemeente Leeuwarden, die geurhinder, ex artikel 4 Wgv en paragraaf 3.5.8 AB, veroorzaken op een geurgevoelig object, omdat zij daar te dichtbij zitten en daardoor gehinderd worden in de bedrijfsvoering. De adressen van deze veehouderijen staan genoemd in Bijlage I van de verordening.

 

De verordening sluit, bij het opstellen van grenswaarden voor de afstand tussen emissie in geval van uitbreiding van een veehouderij, en geurgevoelig object, aan bij de afstanden die genoemd worden in artikel 4 Wgv.

 

De verordening kan gezien worden als een prolongatie van ‘Verordening ingevolge artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij’ van de gemeente Boarnsterhim.

3. motivering

Het opstellen van de Geurverordening gemeente Leeuwarden is een gevolg van het samengaan van Leeuwarden met een gedeelte van de gemeente Boarnsterhim op 1 januari 2014.

 

In voormalig Boarnsterhim was sinds 2008 een geurverordening van kracht. Er is voor gekozen om na de samenvoeging van Leeuwarden en Boarnsterhim op 1 januari 2014 een geurverordening te blijven hanteren om het bestaansrecht van de in voormalig Boarnsterhim gelegen bedrijven, die onder Bijlage I van de geurverordening Boarnsterhim vielen, niet in gevaar te brengen. Dat houdt in dat drie veehouderijen die al in de gemeente Leeuwarden lagen, na samengaan van de gemeenten ook onder de verordening komen te vallen.

 

De meerwaarde van de geurverordening is gelegen in het waarborgen van belangen van die veehouderijen, die door de in 2007 ingevoerde milieuwetgeving gehinderd worden in de bedrijfsvoering, gezien hun (historische) ligging in de nabijheid van geurgevoelige objecten.

Ook maakt de verordening, onder voorwaarden voor de bescherming van een goed woon- en leefklimaat, in die gevallen bedrijfsuitbreiding mogelijk, waar de Wgv en/of het AB niet in voorzien.

De feitelijke bescherming van het woon- en leefklimaat komt voort uit de bevindingen van de milieutoetsing bij een bestemmingsverandering, een aanvraag omgevingsvergunning of bij een melding op basis van het AB.

 

De verordening waarborgt de bestaande veebezetting van de bedrijven in Bijlage I. Voor de in de verordening genoemde mogelijkheden voor uitbreiding van de veebezetting is aansluiting gezocht bij de afstanden als genoemd in artikel 4 Wgv. Onder voorwaarden, zoals voor alle veehouderijen geldt, maakt de verordening dus de in de Wgv aangegeven verruiming van bezetting of uitbreiding van stallen mogelijk. Hierbij blijft een, op basis van de normen uit de Wgv, acceptabel woon- en leefklimaat onder de verordening mede gewaarborgd.

 

Gezien het feit dat er, ten tijde van de invoering van de Wgv, niet voor is gekozen bestaande bedrijven, die hierdoor niet kunnen uitbreiden, te saneren, is het wenselijk een verordening vast te stellen die het mogelijk maakt de belangen van die veehouderijen in de relatie tot een deugdelijk woon- en leefklimaat in detail op elkaar af te stemmen, waarbij de richtlijnen vanuit de VNG, de Wgv en het AB leidend zijn.

 

De bedrijvenlijst in Bijlage I is limitatief. De verordening voorziet er niet in dat bedrijven, die op dit moment op voldoende afstand van geurgevoelige objecten liggen en die op termijn te dichtbij komen en zo de geurbelasting op die objecten doen toenemen, ook in Bijlage I van de verordening worden opgenomen.

4. gebiedsvisie

Artikel 8 van de Wgv gaat er van uit dat de raad bij haar afwegingen de huidige en de te verwachten geursituatie betrekt, alsmede het belang van een geïntegreerde aanpak van verontreiniging en de noodzaak van een even hoge bescherming van het milieu. Het artikel gaat er ook van uit dat bij het bepalen van een andere afstand de gewenste ruimtelijke inrichting en de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder worden betrokken.

 

Gezien de omvang van het probleem is er niet voor gekozen de verordening in te bedden in een geurbeleid voor de hele gemeente Leeuwarden. Ten tijde van het opstellen van de geurverordening Boarnsterhim is een gebiedsvisie voor Boarnsterhim opgesteld. Deze gebiedsvisie gaat uit van een situatie waarbij, in het kader van het leefbaar houden van het platteland, het ongewenst is de van oorsprong in het gebied aanwezige veehouderijen te saneren. Deze boerderijen, genoemd in Bijlage I van de verordening, staan door hun historische ligging of door nieuwbouw (dorpsuitbreiding) dichter op omliggende woningen dan de in de wet genoemde gewenste minimale afstanden.

De visie gaat er van uit dat een toekomstige milieusituatie voor de omliggende woningen niet slechter wordt in geval een veehouderij die onder de verordening valt  gaat uitbreiden. In de randvoorwaarden voor uitbreiding, zoals genoemd in de geurverordening Boarnsterhim, wordt het leefmilieu dan ook  ex artikel 8 Wgv, beschermd.

 

De Geurverordening gemeente Leeuwarden 2014 sluit aan bij deze gebiedsvisie. Zij waarborgt tevens in de verordening de grenswaarden van Wgv en AB door deze expliciet te benoemen bij uitbreidingssituaties.

 

Voor de drie bedrijven die op het grondgebied van de voormalige gemeente Leeuwarden liggen, is ten tijde van vergunningverlening- cq meldingstraject de geurbelasting beoordeeld op grond van aangevraagde veebezetting. Die bezetting werd, met het oog op de vigerende milieuwetgeving, acceptabel geacht en is in het kader van de afwegingen ex artikel 8 Wgv aan te merken als ‘huidige geursituatie’.

 

De vergunde veebezetting is als volgt:

 

Pundyk 2 , Wytgaard

80 melk- en kalfkoeien >2 jaar

30 vrouwelijk jongvee < 2 jaar

150 schapen

 

Hegedyk 3, Wytgaard

< 100 melk- en kalfkoeien >2 jaar

< 70 vrouwelijk jongvee < 2 jaar

 

Schapendijkje 18, Leeuwarden

250 melk- en kalfkoeien >2 jaar

228 vrouwelijk jongvee < 2 jaar

100 schapen

 

Er zijn geen veranderingen in de geursituatie en -verontreiniging te verwachten op moment van in werking treden van deze verordening, aangezien deze is ingegeven door het moment van samengaan van twee gemeenten en niet door een feitelijke verandering in de geurbelasting.

 

Ten aanzien van de ruimtelijke inrichting en de relatie tussen afstand en geurhinder zijn afwegingen gemaakt in de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. De bij een bestemmingsplan behorende beoordeling van de milieu effect rapportage (plan-MER) houdt rekening met de huidige en toekomstige milieubelasting in het plangebied.

 

Afhankelijk van de soort en grootte van de bedrijfsuitbreiding is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te laten uitvoeren op grond van het Besluit m.e.r.

Indien de uitbreiding beneden de drempelwaarden voor een m.e.r.-beoordeling ligt, dient te worden nagegaan of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden door de bedrijfsuitbreiding. Dit kan tot de conclusie leiden dat er een ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ dient plaats te vinden. Indien deze niet wordt uitgevoerd, dient te worden gemotiveerd waarom niet.

 

De feitelijke bescherming van het woon- en leefklimaat, door de gecombineerde belangen vanuit milieu- en ruimtelijke wetgeving af te wegen bij bedrijfsuitbreiding, waarborgt een integrale aanpak van verontreiniging en een even hoog niveau van bescherming van het milieu.

5. risico van invoering van de verordening

Het niet invoeren van de geurverordening in de gemeente Leeuwarden na 1 januari 2014, zal nadelige gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van die veehouderijen die gelegen zijn op het grondgebied van de voormalige gemeente Boarnsterhim en die baat hebben bij de huidige geurverordening van Boarnsterhim.

 

Voor drie bestaande veehouderijen gelegen in de voormalige gemeente Leeuwarden, heeft invoering van de geurverordening een gunstig gevolg.

 

De invloed op het woon- en leefklimaat zal niet veranderen, aangezien het gaat om de prolongatie van bestaande situaties die nu deels middels de verordening van Boarnsterhim en deels via een regulier vergunningtraject mogelijk zijn.

Invoeren van de Geurverordening gemeente Leeuwarden 2014 zal aan deze rechtsongelijkheid een einde maken. 

 

6. procedure

Het voorstel tot vaststelling van de nota van toelichting en de verordening is, na vaststelling door het college van B&W, voorgelegd aan de raad d.d. 31 maart 2014.

 

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) noch de inspraakverordening van Leeuwarden schrijven een openbare voorbereidingsprocedure voor. Gezien het feit dat de verordening inhoudelijk grotendeels wordt bepaald door de marges die de Wgv stelt hebben wij, voorafgaand aan de vaststelling, de betreffende veehouderijen en omwonenden, en LTO Noord Nederland geïnformeerd over uw voornemen. Na publicatie zal een informatiebijeenkomst worden gehouden, waar veehouders en burgers zich, mochten er nog vragen zijn, met verzoeken om informatie rechtstreeks tot de behandelend ambtenaren kunnen wenden.

 

Er staat geen beroep of bezwaar open tegen het vaststellen van de verordening.