Regeling vervallen per 30-06-2023

Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015

Geldend van 07-04-2017 t/m 29-06-2023

Intitulé

Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015

De Raad van de gemeente Leeuwarden;

gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 29 september 2014,

gelet op artikel 108, tweede lid jo. artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,

gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet,

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdelen a, c, d en e van de Participatiewet,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

b. doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet, met uitzondering van personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van deze wet;

c. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

d. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

e. Klant: persoon die tot de doelgroep van deze verordening behoort;

 

f. ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, inclusief het bepalen en aanbieden van door het college noodzakelijk geachte voorzieningen;

 

g. participatie: alle activiteiten waaraan de klant in de samenleving deelneemt, onderverdeeld in arbeid, onderwijs en maatschappelijke participatie;

 

h. pva: plan van aanpak waarin de door het college voor een individuele klant noodzakelijk geachte ondersteuning, alsmede de voor deze klant geldende algemene en bijzondere verplichtingen zijn vastgelegd .

 

2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze verordening richt zich op het bieden van ondersteuning aan klanten die tot de doelgroep behoren bij het participeren op het voor de individuele klant hoogst haalbare niveau.

Artikel 3 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan klanten ondersteuning bij participatie voor zover deze ondersteuning door het college noodzakelijk wordt geacht. 

  • 2.

    Het college maakt een afweging van de individuele mogelijkheden en capaciteiten van een klant, teneinde de ondersteuning van klanten zodanig vorm te kunnen geven dat de beoogde mate van participatie zo doelmatig mogelijk wordt gerealiseerd. 

  • 3.

    Bij de toepassing van het tweede lid besteedt het college in ieder geval aandacht aan de afstand tot de arbeidsmarkt en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de zorgtaken, waaronder begrepen de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar en het noodzakelijkerwijs verrichten van mantelzorg. 

  • 4.

    Het college kan, bij het bepalen van de wijze waarop de ondersteuning wordt vormgegeven prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. 

  • 5.

    Het college kan de ondersteuning van een klant die vanuit de gemeente Leeuwarden naar een andere gemeente verhuist voortzetten. 

  • 6.

    Het college kan de ondersteuning van een klant die vanuit een andere gemeente naar de gemeente Leeuwarden verhuist overnemen van die gemeente; 

Hoofdstuk 3 PARTICIPATIE ALGEMEEN

Artikel 4 Ondersteuning van klanten

  • 1.

    Het college doet een klant een aanbod voor ondersteuning bij participatie dat in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening en de op deze verordening gebaseerde beleidsregels .

 

  • 2.

    De componenten waaruit de ondersteuning bestaat worden nader uitgewerkt in een op de specifieke situatie van een klant toegespitst pva.

 

  • 3.

    In geval van klanten van 27 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd wordt het pva als bijlage toegevoegd aan de beschikking waarin het aanbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt bekend gemaakt .

 

  • 4.

    In geval van klanten beneden de 27 jaar wordt het pva overeenkomstig artikel 44, vierde lid van de Participatiewet als bijlage toegevoegd aan de beschikking waarin naast de toekenning van algemene bijstand, mede het in het eerste lid van dit artikel bedoelde aanbod voor ondersteuning bij participatie bekend wordt gemaakt.

  • 5.

    Een klant heeft geen recht op ondersteuning indien er een voorliggende voorziening voorhanden is welke naar het oordeel van het college voldoende bijdraagt aan het behalen van de voor de klant hoogst haalbare participatieniveau. 

  • 6.

    Het college kan in beleidsregels vastleggen welke niet in deze verordening opgenomen voorzieningen het college kan aanbieden. 

  • 7.

    Het college kan de voorwaarden die gelden voor de in het zesde lid van dit artikel bedoelde voorzieningen vaststellen in beleidsregels. 

  • 8.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die zijn verbonden aan de inkomensvoorziening waar een klant aanspraak op maakt, nadere verplichtingen verbinden aan een deze klant aangeboden voorziening. 

Artikel 5 Verplichtingen klant

  • 1.

    Een klant die deelneemt aan een voorziening is gehouden tenminste te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de inkomensvoorziening waar de klant aanspraak op maakt, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. 

  • 2.

    Indien een klant die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan het college de aangeboden voorziening beëindigen. 

  • 3.

    Het college verlaagt de uitkering van de klant conform hetgeen hierover is bepaald in de Participatiewet of de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leeuwarden 2015, indien de klant die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4 BEPALINGEN MET BETREKKING TOT IN DE PARTICIPATIEWET OPGENOMEN VOORZIENINGEN

Artikel 6 Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. 

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht: 

  • a.

    de persoon behoort tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, alsmede personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet; 

  • b.

    die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en 

  • c.

    die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

Artikel 7 Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie

  • 1.

    In opdracht van het college kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het college adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon, waarbij een gevalideerde loonwaardemethodiek in acht wordt genomen. 

  • 2.

    In opdracht van het college kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van het college advies uitbrengen met betrekking tot de medische, dan wel arbeidsmedische situatie van een persoon.

Artikel 8 Beschut werk

  • 1.

    Een klant met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, dan wel een combinatie van genoemde beperkingen, die een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek vereist dat van een reguliere werkgever in redelijkheid niet mag worden verwacht dat hij deze klant in dienst neemt, wordt door het college de voorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet aangeboden tenzij het jaarlijks te realiseren aantal dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet reeds is bereikt. 

  • 2.

    Onverminderd artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet, kan het college ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel een voorselectie maken uit de groep klanten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt . 

  • 3.

    Het college biedt de volgende op arbeidsinschakeling gerichte voorzieningen aan om de in artikel 10b, eerste lid van de Participatiewet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken: 

  • a.

    fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving; 

  • b.

    uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.  

  • 4.

    Het college legt  in beleidsregels vast, welke voorzieningen worden aangeboden tot het moment dat de dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 10b, eerste lid van de Participatiewet aanvangt.

Artikel 9 Premieverstrekking als bedoeld in artikel 10a, zesde lid van de Participatiewet

  • 1.

    Het college verstrekt aan een klant, die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a, zesde lid van de Participatiewet, ambtshalve, een premie van € 250,-. 

  • 2.

    Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden ambtshalve beoordeeld. 

  • 3.

    De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de klant de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden. 

  • 4.

    Indien de klant niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. 

  • 5.

    Het college betrekt bij de in lid 4 bedoelde beoordeling:

  •  

  • het oordeel van degene in wiens opdracht de klant de additionele werkzaamheden uitvoert en de scholingswens van de klant.

  •  

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op personen die jonger zijn dan 27 jaar.

Hoofdstuk 5 Innovatie

Artikel 10 Innovatie

  • 1.

    Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening en voor zover van toepassing, de Beleidsregels Participatie. 

  • 2.

    De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste twee jaar. 

  • 3.

    Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van de Participatieverordening en de Beleidsregels Participatie, kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de bijstelling. 

  • 4.

    Indien het college gebruik wil maken van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt dit voornemen voorgelegd aan de Cliëntenraad Werk en Inkomen Leeuwarden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 11 Uitvoering

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de uitvoering van deze verordening. 

  • 2.

    Het college stelt voor de uitvoering van deze verordening beleidsregels vast.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015’

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 november 2014.
,voorzitter
,griffier

Nota-toelichting

Algemeen

De gemeente heeft in het kader van de Participatiewet een belangrijke taak met betrekking tot het bieden van ondersteuning bij participatie van personen die behoren tot de diverse in deze wet opgenomen doelgroepen, waarbinnen weer een aantal subgroepen te onderscheiden zijn (zie artikel 7, eerste lid, Participatiewet). De raad dient in een verordening het gemeentelijk beleid ten aanzien van voornoemde taak te bepalen. Verder dient in deze verordening ook de aanspraak van klanten op ondersteuning bij participatie te worden vastgelegd. Het bieden van ondersteuning bij participatie is maatwerk omdat de vorm waarin zij geboden kan worden sterk afhankelijk is van de mogelijkheden en beperkingen in het individuele geval. Het formuleren van gedetailleerde regels die in elke denkbare situatie kunnen worden toegepast is gelet op het voorgaande dan ook niet haalbaar. Deze verordening is daarom zo algemeen mogelijk gehouden en is procedureel van opzet. Zij bevat louter hetgeen op grond van de Participatiewet vastgelegd moet worden. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en over meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate ondersteuning. Het college is bevoegd om in beleidsregels nader uit te werken op welke manier een tot de doelgroep behorende persoon ondersteuning bij participatie zal worden aangeboden. De procedurele opzet van de verordening stelt het college tevens in staat om maatwerk aan de klant te leveren.

Binnen de dienstverlening aan personen die tot de doelgroep behoren staat participatie centraal. De gemeente Leeuwarden wil dat een zo groot mogelijke groep van deze personen deelneemt aan de samenleving. Het liefst in de vorm van betaalde arbeid, maar waar dat (nog) niet kan ook op andere manieren. Bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk. Indien nodig, biedt de gemeente hen ondersteuning.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden een aantal begrippen die in deze verordening voorkomen gedefinieerd. Voor zover de begrippen niet worden omschreven, wordt aansluiting gezocht bij de definities in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en de overige in deze verordening aangehaalde wetten.

Artikel 2. Toepassingsbereik

In dit artikel wordt omschreven wat de raad wil bewerkstelligen met deze verordening. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 3. Opdracht college

Algemeen

Het college draagt zorg voor de participatie van klanten. In dit artikel wordt aangegeven waar het college rekening mee moet houden bij het geven van ondersteuning. Behalve dat het college op grond van de Participatiewet altijd verplicht is om iedere ondersteuning af te stemmen op de klant wordt een en ander door middel van de in dit artikel opgenomen criteria nogmaals gewaarborgd.

Derde lid

In het derde lid wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van zorgtaken. Dit is een aspect waarvan de wetgever expliciet aangeeft dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de zorgtaken die betrekking hebben op de zorg voor kinderen. Ook de aanwezigheid van zorgtaken voor huisgenoten, familieleden of andere personen, de zogenaamde mantelzorg, kan ertoe leiden dat personen soms niet of in mindere mate beschikbaar zijn voor het verrichten van arbeid.

Vierde lid

In het vierde lid worden kaders aangegeven voor prioritering in de aangeboden ondersteuning.

Artikel 4. Ondersteuning van klanten

Algemeen

In artikel 10 van de Participatiewet is de aanspraak op ondersteuning van klanten die behoren tot de doelgroep van deze verordening geregeld. Aanspraak op ondersteuning betekent niet dat er een dergelijke klant zonder meer recht heeft op ondersteuning. Het college doet namelijk geen aanbod als zij dit niet noodzakelijk acht.

Tweede lid tot en met vierde lid

Alle klanten aan wie ondersteuning wordt aangeboden krijgen een plan van aanpak dat is toegespitst op de individuele situatie van de klant. Een plan van aanpak is wettelijk verplicht voor jongeren beneden de 27 jaar, maar het wordt wenselijk geacht om een dergelijk plan ook op te stellen in geval van klanten die 27 jaar of ouder zijn, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In het plan van aanpak dient helder te worden vastgelegd te leggen op welke manier de ondersteuning in een individueel geval wordt vorm gegeven en welke verplichtingen daarmee gepaard gaan.

Het college begeleidt een klant bij de uitvoering van het plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt door het college, in samenspraak met de klant, periodiek geëvalueerd en, indien nodig, bijgesteld.

Vijfde lid

Het vijfde lid geeft dat een klant in geval van een toereikende voorliggende voorziening geen recht heeft op ondersteuning door het college .

Zesde, zevende en achtste lid

In deze leden worden bevoegdheden aan het college verstrekt om nader te bepalen welke voorzieningen kunnen worden aangeboden. Tevens is het college bevoegd om aan een dergelijke voorziening nadere verplichtingen voor de klant te verbinden.

Artikel 5. Verplichtingen klant

Eerste en tweede lid

Deze leden hebben betrekking op de algemene verplichtingen die voortvloeien uit bijvoorbeeld de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ en de individuele verplichtingen die het college daarnaast kan aan een voorziening kan verbinden. Indien deze verplichtingen niet of onvoldoende worden nagekomen is het college bevoegd om de aangeboden voorziening te beëindigen.

Derde lid

In het derde lid is vastgelegd dat indien een klant zich niet houdt aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, hem een verlaging zal worden opgelegd conform de in de Participatiewet of de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leeuwarden 2015. Het voorgaande is alleen van toepassing indien de klant een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.

Artikel 6. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

Eerste lid

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

  • *

    personen die algemene bijstand ontvangen;

 

  • *

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

 

  • *

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

 

  • *

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

 

  • *

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

      

Tweede lid

 

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de

gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62).

 

In het tweede lid is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers de doelgroep loonkostensubsidie wettelijk vastgelegd.

 

Artikel 7. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie

 

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist.

 

In dit artikel is vastgelegd dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de opdracht kan worden verleend om het college te adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon en medische of arbeidsmedische aspecten van een persoon.

 

In het kader van de advisering ten aanzien van de loonwaarde van een persoon hanteert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een gevalideerde loonwaardemethodiek.

 

De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

 

Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk

 

Eerste lid

 

Het college biedt de voorziening beschut werk aan een persoon uit de doelgroep aan die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat niet van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt. De verplichting houdt op te bestaan zodra het bij ministeriële regeling bepaalde aantal dienstbetrekkingen is ingevuld.

 

Tweede lid

 

Ten behoeve van de participatievoorziening beschut werken kan de gemeente een voorselectie uitvoeren maar vanaf 1 januari 2017 kunnen mensen zich ook zelfstandig bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen melden voor een indicatie beschut werken. Tijdens de voorselectie bepaalt het college welke mensen in aanmerking kunnen komen voor beschut werk, en op welk moment. Van personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt is het vrijwel uitgesloten dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Onder de personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt is het aannemelijk dat daartoe personen behoren die uitsluitend in een beschutte omgeving kunnen werken. Hierbij moet gedacht worden aan personen die voldoen aan de kenmerken van VSO/Pro onderwijs of personen met een WSW indicatie.

  

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook als mensen zelfstandig een indicatie hebben aangevraagd wordt het college door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geadviseerd.

 

Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat. Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Een dienstbetrekking kan bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.

 

Derde lid

 

Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken.

 

Vierde lid

 

Het is niet altijd mogelijk om iemand met een indicatie direct te plaatsen op een passende dienstbetrekking. Het college legt daarom in beleidsregels vast, welke voorzieningen tot het moment van de dienstbetrekking kunnen worden ingezet.

 

Artikel 9. Premieverstrekking als bedoeld in artikel 10a, zesde lid van de Participatiewet

 

Klanten met een uitkering die moeilijk aan de slag komen kan de mogelijkheid worden geboden om werkervaring op te doen met behoud van hun uitkering op een participatieplaats. Het college verstrekt de klant telkens nadat hij op deze wijze zes maanden additionele werkzaamheden heeft verricht een premie van € 250,-. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat de klant heeft voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen.

 

Op grond van artikel 7, achtste lid van de Participatiewet komen personen beneden de 27 jaar niet in aanmerking voor een participatieplaats in de zin van artikel 10a van de Participatiewet. Hieruit vloeit voort dat zij geen recht kunnen hebben op een premie als bedoeld in dit artikel.

 

Artikel 10. Innovatie

 

Op grond van dit artikel heeft het college de mogelijkheid om in een experimentele vorm een voorziening te kunnen aanbieden, zodat adequaat op nieuwe ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Elk voornemen van het college om gebruik te maken van deze bevoegdheid zal worden voorgelegd aan de Cliëntenraad Werk en Inkomen Leeuwarden.

 

Artikel 11. Uitvoering

 

De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Het college stelt voor deze uitvoering nadere regels vast.

 

Artikel 12. Hardheidsclausule

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 13. Citeertitel

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 14. Inwerkingtreding

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.