Algemene Erfpachtsbepalingen Leeuwarden 1965

Geldend van 20-10-1965 t/m heden

Intitulé

Algemene Erfpachtsbepalingen Leeuwarden 1965

(Rb. 20-10-1965)

Artikel 1 Uitgifte van grond

  • 1. Uitgifte van grond in erfpacht geschiedt:

    • I.
      • a.

        bij akte, te verlijden ten overstaan van een notaris;

      • b.

        tegen betaling van een jaarlijkse canon in geld, overeenkomstig artikel 14 en volgende, van deze algemene bepalingen;

      • c.

        voor een tijdvak, eindigende op de einddatum, die algemeen geldt voor uitgifte in erfpacht van grond, behorende tot hetzelfde complex gronden als het uit te geven perceel;

      • d.

        onder de overigens in de volgende artikelen gestelde algemene bepalingen;

      voor zover van een en ander niet wordt afgeweken bij of krachtens een besluit van de Gemeenteraad, en

    • II.

      onder de bij of krachtens een besluit van de Gemeenteraad gestelde bijzondere bepalingen.

  • 2. Zowel de gemeente als de erfpachter doet door het onderte- kenen van de akte van uitgifte afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek, van de erfpachtsovereenkomst.

Artikel 2 Aanvraag

  • 1. Hij, die grond in erfpacht van de gemeente wenst te ontvangen, dient een daartoe strekkende schriftelijke aanvraag in bij Burgemeester en Wethouders, daarbij duidelijk aangevende welk terrein door hem in erfpacht wordt verlangd.

  • 2. In deze algemene erfpachtsbepalingen wordt verstaan onder "aanvrager": hij, die de in het eerste lid bedoelde aanvraag heeft ingediend, of namens wie de aanvraag is ingediend.

Artikel 3 Zekerheidsstelling

  • 1. Voordat Burgemeester en Wethouders aan de Gemeenteraad voor- stellen tot uitgifte in erfpacht over te gaan, stort de aanvrager ten kantore van de Gemeente-Ontvanger een waarborgsom tot het door Burgemeester en Wethouders op te geven bedrag van de vermoedelijke jaarlijkse canon.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen toestaan, dat anders dan in de vorm van een waarborgsom zakelijke of persoonlijke zekerheid wordt gesteld.

  • 3. Uit de waarborgsom of door effectuering, ten gunste van de gemeente, van de zakelijke of persoonlijke zekerheid in andere vorm mag de gemeente zich voldoening verschaffen van de achterstallige canon, de belopen boeten en al hetgeen de erfpachter terzake van het erfpachtsrecht of het vestigen daarvan overigens aan de gemeente verschuldigd is. Indien de gemeente van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, is de erfpachter verplicht binnen veertien dagen nadat Burgemeester en Wethouders hem daarvan schriftelijk in kennis hebben gesteld, de waarborgsom aan te vullen tot het ingevolge het eerste lid opgegeven bedrag, onderscheidenlijk te zorgen dat wederom tot laatstbedoeld bedrag zekerheid gesteld is.

Artikel 4 Vervallen van de zekerheid

  • 1. De waarborgsom, bedoeld in artikel 3, vervalt aan de gemeente of de zekerheid in andere vorm wordt ten gunste van de gemeente geëffectueerd, indien:

    • a.

      nadat de Gemeenteraad tot de gevraagde uitgifte heeft besloten en voordat de in artikel 1, sub I, onder a, bedoelde akte is verleden, de overeenkomst tot uitgifte en aanvaarding in erfpacht wordt ontbonden op verzoek van de aanvrager of tengevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden;

    • b.

      de aanvrager geen medewerking verleent aan de totstandkoming van de in artikel 1, sub I, onder a, bedoelde akte binnen JJn maand nadat Burgemeester en Wethouders hem schriftelijk om die medewerking hebben verzocht;

    • c.

      in verband met het niet nakomen van de verplichting tot voltooiing van de bebouwing van het in erfpacht uitgegeven terrein binnen de termijn, bedoeld in artikel 12, tweede of derde lid, het erfpachtsrecht wordt beëindigd op verzoek van de erfpachter of tengevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen de in het eerste lid, onder b, bepaalde termijn verlengen.

Artikel 5 Afstand van de zekerheid

  • 1. De waarborgsom, bedoeld in artikel 3, wordt terugbetaald of van de zekerheid in andere vorm wordt afstand gedaan:

    • a.

      indien de Gemeenteraad afwijzend op de aanvraag heeft beslist;

    • b.

      indien aan het besluit van de Gemeenteraad tot uitgifte in erfpacht de goedkeuring van Gedeputeerde Staten of in beroep de koninklijke goedkeuring wordt onthouden;

    • c.

      op verzoek van de erfpachter nadat de bebouwing binnen de daarvoor ingevolge artikel 12 geldende termijn ten genoegen van Burgemeester en Wethouders is voltooid.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ook in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid overgaan tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de waarborgsom of tot het geheel of gedeeltelijk afstand doen van de zekerheid in andere vorm.

Artikel 6 Ingebruikgeven van de grond

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen toestaan, dat, nadat de Gemeenteraad tot de uitgifte van grond in erfpacht heeft besloten, die grond met inachtneming van de eventueel door hen te stellen bepalingen door de aanvrager in gebruik wordt genomen.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid is door de aanvrager van de dag af, met ingang van welke de ingebruikneming is toegestaan, tot de dag, waarop de erfpacht aanvangt, dan wel waarop de grond ingevolge het vierde lid wederom ter beschikking van de gemeente wordt gesteld, als vergoeding verschuldigd een evenredig gedeelte van het bedrag, dat als canon verschuldigd zou zijn, indien de grond op eerstgenoemde dag in erfpacht was aanvaard.

  • 3. Op de ingebruikneming overeenkomstig het eerste lid is de inhoud van deze algemene erfpachtsbepalingen voor zoveel mogelijk van toepassing, tenzij Burgemeester en Wethouders anders besluiten.

  • 4. Wanneer na toepassing van het eerste lid het raadsbesluit tot uitgifte in erfpacht niet de vereiste goedkeuring verkrijgt, danwel de bij het in gebruik geven gestelde bepalingen niet worden nagekomen, is de aanvrager verplicht op eerste aanschrijving van Burgemeester en Wethouders de in gebruik genomen grond in de toestand, waarin hij deze in gebruik nam, wederom ter beschikking van de gemeente te stellen en heeft hij geen recht op vergoeding door de gemeente van kosten, hoe ook genaamd, terzake van de toepassing van dit artikel.

Artikel 7 Kosten

Alle kosten van de uitgifte in erfpacht - de kosten van de eventuele kadastrale opmeting daaronder begrepen - komen voor rekening van de erfpachter. Voor zover deze kosten door de gemeente mochten zijn voorgeschoten, moeten zij uiterlijk bij het passeren van de erfpachtsakte aan haar worden gerestitueerd.

Artikel 8 Woonplaats

De erfpachter kiest bij de akte van uitgifte voor zich en voor zijn rechtverkrijgenden onder algemene en bijzondere titel met betrekking tot het erfpachtsrecht onherroepelijk woonplaats ten Stadhuize van Leeuwarden.

Artikel 9 Hoofdelijkheid en ondeelbaarheid

  • 1. Indien het erfpachtsrecht aan meer dan JJn persoon tezamen toekomt, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk voor het voldoen aan de verplichtingen, die met betrekking tot dat recht tegenover de gemeente moeten worden nagekomen.

  • 2. De verplichtingen van de erfpachter, die met betrekking tot het erfpachtsrecht tegenover de gemeente moeten worden nagekomen, zijn, ook ten aanzien van zijn rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, ondeelbaar.

Artikel 10 Toestand van de grond

  • 1. De grond wordt uitgegeven opgehoogd tot straatpeil, met alle heersende en lijdende erfdienstbaarheden en verdere rechten en lasten, aan de grond verbonden, zonder dat de gemeente, behoudens terzake van uitwinning en hypotheek, jegens de erfpachter tot enige vrijwaring gehouden is.

  • 2. De erfpachter wordt geacht de hem in erfpacht uitgegeven grond volkomen te kennen en heeft nimmer aanspraak op vermindering van de canon wegens verkeerde of onvolledige opgave van de grootte, vorm, aard, bestemming of belendingen van de grond noch wegens op de grond rustende plichten en lasten.

Artikel 11 Lasten

  • 1. Alle lasten, welke wegens de eigendom van de grond of wegens de bebouwing van de grond geheven worden, komen ten laste van de erfpachter.

  • 2. Wanneer de gemeente lasten, als bedoeld in het eerste lid, heeft betaald, geven Burgemeester en Wethouders daarvan schriftelijk kennis aan de erfpachter. Deze is verplicht het opgegeven bedrag binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving aan de gemeente terug te betalen, hetzij door betaling ten kantore van de Gemeente-ontvanger hetzij door storting of overschrijving op de rekening van de Ontvanger.

  • 3. Een bedrag, als bedoeld in het tweede lid, moet worden betaald zonder recht op enige korting of schuldvergelijking, uit welken hoofde dan ook.

Artikel 12 Bebouwing

  • 1. De erfpachter is verplicht er voor te zorgen, dat op de in erfpacht uitgegeven grond wordt gebouwd. Burgemeester en Wethouders kunnen verlangen dat het plan, volgens hetwelk de bouw zal geschieden, wordt opgesteld onder supervisie van een door hen aan te wijzen deskundige.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bouw moet binnen drie jaren na de datum van de uitgifte van de grond in erfpacht ten genoegen van Burgemeester en Wethouders worden voltooid.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen de in het tweede lid gestelde termijn verlengen.

Artikel 13 Onderhoud van opstallen en grond

  • 1. De erfpachter is verplicht de zich op de grond bevindende opstallen in behoorlijke staat, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, te onderhouden en bij geheel of gedeeltelijk tenietgaan van die opstallen de grond binnen een door Burgemeester en Wethouders voor elk geval te bepalen termijn opnieuw te bebouwen, dan wel die opstallen te herstellen;

    artikel 12, eerste lid, tweede zin, is hierbij van overeenkomstige toepassing. Burgemeester en Wethouders kunnen van de verplichtingen tot het opnieuw bebouwen of het herstellen vrijstelling verlenen.

  • 2. De erfpachter is verplicht de grond in behoorlijke staat te onderhouden en er voor zorg te dragen, dat deze zolang en voor zover deze onbebouwd is, steeds zoveel mogelijk in een nette en behoorlijke toestand verkeert, een en ander ten genoegen van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 14 Vrijwaring door de erfpachter

De erfpachter vrijwaart de Gemeente voor alle vergoeding van kosten, schaden en interessen, waartoe zij ingevolge het bepaalde in artikel 1405 van het Burgerlijk Wetboek wegens gehele of gedeeltelijke instorting van de op in erfpacht uitgegeven grond staande opstallen mocht worden veroordeeld.

Artikel 15 Canon

  • 1. De in artikel 1, sub I, onder b, bedoelde canon bedraagt een door de Gemeenteraad bij zijn besluit tot uitgifte vastgesteld percentage van het eveneens door de Gemeenteraad bij dat besluit vastgestelde bedrag van de waarde van de grond, eventueel vermeerderd met het bij dat besluit vastgestelde bedrag wegens aandeel in de kosten van bijzondere voorzieningen.

  • 2. De Gemeenteraad stelt eenzijdig, daarmede de erfpachtsovereenkomst uitvoerende, met ingang van het vijftigste en van het vijfentwintigste jaar voor dat, waarin het erfpachtrecht eindigt, het percentage en de bedragen, bedoeld in het eerste lid, opnieuw vast.

    Het besluit van de Gemeenteraad wordt genomen voor de aanvang van het jaar, met ingang waarvan de hernieuwde vaststelling geldt.

  • 3. Van de herziening van de canon tengevolge van de toepassing van het tweede lid, doet de gemeente een eenzijdige akte opmaken, die zij doet overschrijven in de openbare registers ten hypotheekkantore.

  • 4. De kosten van de akte, bedoeld in het vorige lid, de eventueel daarop verschuldigde belastingen en de kosten van de overschrijving in de openbare registers komen voor de helft voor rekening van de erfpachter en voor de helft voor rekening van de gemeente.

Artikel 16 Tijdvak, waarover de canon verschuldigd is

  • 1. De canon is per kalenderjaar verschuldigd.

  • 2. Indien het erfpachtsrecht slechts gedurende een deel van het kalenderjaar bestaat, is daarvoor een aan dat deel evenredig gedeelte van de canon verschuldigd.

  • 3. Gedeeltelijke vooruitbetaling van de canon in die zin, dat jaarlijks nog slechts f. 1,-- verschuldigd blijft, kan plaats hebben op verzoek van de aanvrager of erfpachter en onder de voorwaarden, door de Gemeenteraad in zijn besluit tot medewerking aan de gedeeltelijke vooruitbetaling te stellen. Deze gedeeltelijke vooruitbetaling is uitsluitend mogelijk voor het tijdvak of het resterend gedeelte daarvan, dat de canon niet ingevolge artikel 15, tweede lid, kan worden gewijzigd.

Artikel 17 Tijdstip van betaling van de canon

  • 1. Betaling van de over een kalenderjaar verschuldigde canon of van het in artikel 16, tweede lid, bedoelde gedeelte van de canon dient te geschieden ten kantore van de Gemeente-ontvanger of door storting of overschrijving op de rekening van de Ontvanger vóór 1 juli van het jaar waarover of over een gedeelte waarvan de canon verschuldigd is.

    In geval van uitgifte van de grond na 1 juli echter dient het in artikel 16, tweede lid, bedoelde gedeelte van de canon te worden betaald vóór 1 januari daaraanvolgend. In geval van beëindiging van het erfpachtsrecht vóór 1 juli, dient het in artikel 16, tweede lid, bedoelde gedeelte van de canon te worden betaald vóórdat het erfpachtsrecht eindigt.

  • 2. De canon en hetgeen aan de gemeente met betrekking tot het erfpachtsrecht overigens verschuldigd is, moet worden betaald zonder recht op enige korting of schuldvergelijking, uit welken hoofde dan ook.

Artikel 18 Vermindering van de canon

  • 1. De erfpachter kan geen vermindering, kwijtschelding of teruggaaf van de canon vorderen om welke reden of uit welke oorzaak dan ook, zelfs niet indien hij gedurende vijf achtereenvolgende jaren van het gehele genot van de grond beroofd is geweest.

  • 2. In het bijzonder heeft hij niet het recht de korting, bedoeld in artikel 48 van de Wet van 26 mei 1870 (Staatsblad 82) betreffende grondbelasting, toe te passen.

Artikel 19 Splitsing

  • 1. Splitsing van het erfpachtsrecht is slechts geoorloofd met schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders en met inachtneming van de eventueel bij die toestemming gestelde eisen.

  • 2. Splitsing van het erfpachtsrecht geschiedt bij akte, te verlijden ten overstaan van een notaris. De gemeente is bij deze akte partij.

Artikel 20 Overdracht en overgang van het erfpachtsrecht

  • 1. De overdracht van het erfpachtsrecht mag, behoudens toestemming van Burgemeester en Wethouders, niet plaats hebben vóórdat aan artikel 12 is voldaan.

  • 2. Overdracht van een deel van het erfpachtsrecht is tegenover de gemeente niet van kracht zolang ten aanzien van de in die overdracht begrepen danwel aan die overdracht voorafgaande splitsing artikel 19 niet is toegepast.

  • 3. Bij overdracht of overgang van het erfpachtsrecht is de rechtsopvolger of zijn de rechtsopvolgers verplicht binnen drie maanden na de datum, waarop de overdracht of overgang heeft plaatsgevonden en vóór het verschijnen van de eerst volgende canon, aan het College van Burgemeester en Wethouders een schriftelijke verklaring, opgemaakt volgens het door dat college vastgesteld formulier, te zenden, vermeldende op wie de rechten en verplichtingen, uit het erfpachtsrecht voortvloeiende, zijn overgegaan.

  • 4. Ingeval van overdracht of overgang van het erfpachtsrecht onder bijzondere titel is de rechtsopvolger of zijn de rechtsopvolgers, naast de gewezen erfpachter, verplicht te voldoen al hetgeen door die erfpachter wegens canon of anderszins met betrekking tot het erfpachtsrecht nog aan de gemeente verschuldigd is.

  • 5. Indien het erfpachtsrecht wordt overgedragen als gevolg van verkoop wegens gerechtelijke tenuitvoerlegging of krachtens het beding, vermeld in artikel 1223 van het Burgerlijk Wetboek, wordt ten aanzien van de nieuwe erfpachter de verplichting tot betaling, bedoeld in het vierde lid, beperkt tot het bedrag, dat wegens canon nog aan de gemeente verschuldigd is.

Artikel 21 Tenietgaan van het erfpachtsrecht

Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 783, juncto artikel 765 onder 1e tot en met 3e, van het Burgerlijk Wetboek gaat het erfpachtsrecht te niet door:

  • a.

    verloop van de termijn, waarvoor de grond in erfpacht is uitgegeven, overeenkomstig artikel 22;

  • b.

    beëindiging om redenen van algemeen belang of wegens onbewoonbaarverklaring, overeenkomstig artikel 24;

  • b.

    vervallenverklaring, overeenkomstig artikel 26.

Artikel 22 Einde van het erfpachtrecht door verloop van de termijn

  • 1. Indien het erfpachtrecht eindigt door het verloop van de termijn, waarvoor de grond in erfpacht is uitgegeven, bepaalt een door de Kantonrechter te Leeuwarden op verzoek van de meest gereden partij te benoemen commissie van drie deskundigen het bedrag dat de Gemeente aan de erfpachter verschuldigd is als vergoeding van de waarde voor de opstallen.

  • 2. De commissie brengt aan Burgemeester en Wethouders en aan de erfpachter rapport uit binnen twee maanden na haar benoeming.

  • 3. Indien:

    • a.

      het rapport van de commissie niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn aan Burgemeester en Wethouders en aan de erfpachter is uitgebracht, of

    • b.

      de commissie niet tot een eenstemmig besluit is gekomen, wordt geacht een geschil tussen de gemeente en de erfpachter te bestaan, ten aanzien van welk geschil artikel 43 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie en het Beleid der Justitie zal worden toegepast. Alsdan wordt de vergoeding op verzoek van de meest gereden partij door de Kantonrechter te Leeuwarden vastgesteld.

  • 4. De kosten voortvloeiende uit de taxatiewerkzaamheden van de commissie en/of de Kantonrechter, komen ten laste van de erfpachter.

  • 5. Bij het bepalen van de in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt niet gelet op gebouwen, werken of veranderingen, gemaakt of aangebracht in het laatste jaar, aan het einde van het erfpachtrecht voorafgaande.

  • 6. De door de commissie of door de Kantnrechter bepaalde vergoeding wordt aan de erfpachter uitgekeerd na aftrek van hetgeen deze terzake van het erfpachtsrecht nog aan de Gemeente verschuldigd is. Tenzij Burgemeester en Wethouders aan de erfpachter schriftelijk anders berichten, heeft generlei uitkering aan de erfpachter plaats zolang niet de grond met opstallen ontruimd en ter beschikking van de Gemeente gesteld is, behoudens door derden rechtmatig verkregen gebruiksrechten.

  • 7. Indien na het eindigen van het erfpachtsrecht overeenkomstig dit artikel de grond en de daarop gestichte opstallen niet goedschiks worden ontruimd, is de Gemeente onherroepelijk gemachtigd de ontruiming op kosten van de erfpachter te doen bewerkstelligen door middel van de gosse der akte van uitgifte in erfpacht. Deze bepaling moet in die akte uitdrukkelijk worden opgenomen.

  • 8. Onder ‘erfpachter’ wordt in dit artikel verstaan: degene, wiens erfpachtrecht overeenkomstig dit artikel eindigt of is geëindigd.

Artikel 23 Heruitgifte in erfpacht

  • 1. Indien Burgemeester en Wethouders schriftelijk aan de erfpachter hebben meegedeeld, dat zij overwegen, heruitgifte van het desbetreffende perceel grond te bevorderen, is de erfpachter gedurende vier maanden voor het eindigen van het erfpachtsrecht overeenkomstig artikel 22 gehouden de grond en de daarop gestichte opstallen – de opstallen ook inwendig – aan gegadigden voor het erfpachtsrecht op dat perceel ter bezichtiging toegankelijk te stellen op de door Burgemeester en Wethouders te bepalen dagen en uren. Voor deze bezichtiging mag geen vergoeding worden geëist en mogen geen kosten in rekening worden gebracht.

  • 2. Indien de erfpachter binnen een maand na de in het eerste lid bedoelde mededeling met betrekking tot het desbetreffende perceel een aanvraag, als bedoeld in artikel 2, heeft ingediend, leggen Burgemeester en Wethouders deze aanvraag ter beslissing voor aan de Raad. Zij stellen daarbij voor de aanvraag in te willigen, tenzij zij gegronde redenen hebben om tot weigering van de aanvraag te adviseren.

  • 3. Na het indienen van de in het vorige lid bedoelde aanvraag is de erfpachter ontheven van de in het eerste lid omschreven verplichting, totdat hij eventueel van Burgemeester en Wethouders bericht ontvangt, dat zij inwilliging van zijn aanvraag niet zullen bevorderen.

  • 4. Artikel 22 is niet van toepassing:

    • a.

      zolang de beslissing van de Raad op een aanvraag, als bedoeld in het tweede lid nog niet ter kennis van de erfpachter is gebracht;

    • b.

      nadat een aanvraag, als bedoeld in het tweede lid, is ingewilligd.

  • 5. Heruitgifte aan de erfpachter geldt als verlenging van het erfpachtsrecht.

  • 6. Onder ‘erfpachter’ wordt in dit artikel verstaan: degene, die bij het einde van de erfpachtstermijn erfpachter is.

Artikel 24 Beëindiging van het erfpachtsrecht om redenen van algemeen belang of wegens onbewoonbaarverklaring

  • 1. Wanneer het naar het oordeel van de Gemeenteraad de Gemeente om redenen van algemeen belang de beschikking over de in erfpacht uitgegeven grond of over een deel daarvan dient te verkrijgen, kan bij besluit van ed Gemeenteraad het erfpachtsrecht op die grond of op dat deel worden beëindigd.

  • 2. Indien de gemeente de beschikking dient te verkrijgen over een gedeelte van de in erfpacht uitgegeven grond en dat gedeelte bebouwd is of tenminste een derde deel van het gehele desbetreffende perceel grond omvat, besluit de Gemeenteraad, indien de erfpachter het verlangen daartoe schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders kenbaar heeft gemaakt, tot beëindiging van het erfpachtrecht op dat gehele perceel grond.

  • 3. Wanneer een op in erfpacht uitgegeven grond gebouwde woning door het daartoe bevoegde gezag onherroepelijk onbewoonbaar is verklaard, kan bij besluit van de Gemeenteraad het erfpachtsrecht op die grond, voor zover deze geacht moet worden bij die woning te behoren, worden beëindigd. Het tweede lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn aan de Gemeenteraad een voorstel te doen om een besluit, als bedoeld in het eerste of derde lid, te nemen, geven zij van dat voornemen aan de erfpachter kennis bij aangetekend schrijven. Omtrent een zodanig voorstel neemt de Gemeenteraad geen beslissing vóórdat één maand sedert de kennisgeving is verstreken.

  • 5. Indien de Gemeenteraad een besluit neemt, als bedoeld in het eerste of derde lid, stelt hij tevens de dag vast, waarop het erfpachtsrecht eindigt en de grond, ten aanzien waarvan dat recht eindigt, met eventueel de opstallen, ontruimd ter beschikking van de gemeente moet zijn gesteld, behoudens door derden rechtmatig verkregen gebruiksrechten. Tussen de dag van het raadsbesluit en de dag, waarop het erfpachtsrecht eindigt, moet een tijdsruimte van tenminste zes maanden liggen.

  • 6. Van een besluit, als bedoeld in het eerste of derde lid, wordt binnen twee weken bij aangetekend schrijven kennis gegeven aan de erfpachter.

  • 7. De gemeente is bevoegd, indien het erfpachtsrecht op een perceel grond of een gedeelte daarvan eindigt overeenkomstig dit artikel, daarvan te doen blijken in de openbare registers met verwijzing naar het raadsbesluit en naar de krachtens dit artikel aan de erfpachter gedane kennisgevingen.

Artikel 25 Vergoeding in geval van beëindiging van het erfpachtsrecht om redenen van algemeen belang of wegens onbewoonbaarverklaring

  • 1. Indien het erfpachtsrecht op een perceel grond of een gedeelte daarvan eindigt overeenkomstig artikel 24, bepaalt een door de Kantonrechter te Leeuwarden op verzoek van de meest gerede partij te benoemen commissie van drie deskundigen:

    • a.

      de door de gemeente aan de erfpachter te vergoeden waarde van de op dat perceel of het desbetreffende gedeelte daarvan aanwezige opstallen en

    • b.

      of de erfpachter door de tussentijdse beëindiging van het erfpachtsrecht op dat perceel grond of het desbetreffende gedeelte daarvan schade lijdt en, zo ja, het door de gemeente aan de erfpachter te vergoeden bedrag daarvan.

  • 2. Artikel 22, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De kosten, voortvloeiende uit de taxatiewerkzaamheden van de commissie en/of van de Kantonrechter, komen ten laste van de gemeente.

  • 4. Bij het bepalen van de in het eerste lid, sub a, bedoelde waarde wordt niet gelet op gebouwen, werken of veranderingen, gemaakt of aangebracht na de dag, volgende op die, waarop de in artikel 24, vierde lid, bedoelde kennisgeving is verzonden.

  • 5. Artikel 22, zesde en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Vervallenverklaring van het erfpachtsrecht

  • 1. Met afwijking in zoverre van de artikelen 780 en 781 van het Burgerlijk Wetboek kan, onverminderd de verschuldigdheid van de boeten ingevolge artikel 27 en onverminderd de bevoegheid van de gemeente tot het instellen van de uit het gemene recht voortvloeiende rechtsvorderingen, de Gemeenteraad de vervallenverklaring van het erfpachtsrecht uitspreken, indien:

    • a.

      de erfpachter langer dan zes maanden na het tijdstip, waarop deze betaald had moeten zijn, in gebreke is gebleven de canon te voldoen;

    • b.

      de erfpachter niet nakomt enige bepaling, gesteld of toepasselijk verklaard bij uitgifte in erfpacht;

    • c.

      aan de in erfpacht uitgegeven grond aanmerkelijke schade is toegebracht of van die grond grovelijk misbruik wordt gemaakt.

  • 2. Voordat een besluit tot vervallenverklaring wordt genomen, wordt de erfpachter door Burgemeester en Wethouders bij schriftelijke aangetekende kennisgeving in de gelegenheid gesteld binnen een daarin bepaalde termijn van tenminste drie maanden alsnog de reden tot de vervallenverklaring weg te nemen.

  • 3. Indien de Gemeenteraad tot vervallenverklaring besluit, stelt hij tevens de dag vast, waarop het erfpachtsrecht eindigt en de grond met eventueel de opstallen ontruimd ter beschikking van de gemeente moet zijn geteld, behoudens door derden rechtmatig verkregen gebruiksrechten. Tussen de dag van raadsbesluit en de dag, waarop het erfpachtsrecht eindigt, moet een tijdruimte van tenminste vier weken liggen.

  • 4. Binnen een week na de dag van het raadsbesluit geven Burgemeester en Wethouders aan de erfpachter bij aangetekend schrijven kennis van dat besluit.

  • 5. Artikel 24, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Indien het erfpachtsrecht overeenkomstig dit artikel eindigt, is de gemeente verplicht binnen zes maanden na de in het derde lid, eerste zin, bedoelde dag de desbetreffende grond opnieuw in erfpacht uit te geven voor het op de evenbedoelde dag nog niet verstreken gedeelte van de termijn van het geeindigde erfpachtsrecht en overigens onder de bepalingen, waaronder dat erfpachtsrecht was verleend. Indien de desbetreffende grond is bebouwd, geschiedt de uitgifte in erfpacht van de grond met opstallen, in het openbaar volgens de ter plaatse voor openbare verkopingen geldende gewoonte en onder de gebruikelijke veilingsvoorwaarden.

  • 7. Het bedrag - anders dan terzake van de canon - waartegen een uitgifte, als bedoeld in het vorige lid, eventueel geschiedt, wordt aan de gewezen erfpachter uitgekeerd, onder aftrek van hetgeen die erfpachter aan de gemeente met betrekking tot het erfpachtsrecht nog verschuldigd is en van de kosten van die uitgifte, voor zover deze niet voor rekening van de nieuwe erfpachter komen.

  • 8. De gewezen erfpachter heeft, behalve op de in het zevende lid bedoelde uitkering generlei recht op vergoeding van gemeentewege terzake van de vervallenverklaring van het erfpachtsrecht. Wordt bij een openbare uitgifte geen bod gedaan, dan is de gemeente tot generlei uitkering verplicht.

  • 9. Vervallenverklaring van een aandeel in een erfpachtsrecht, welk aandeel is gevormd door toepassing van artikel 638a, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, is niet mogelijk. Indien zich ten aanzien van een dergelijk aandeel een der gevallen, genoemd in het eerste lid onder a, b of c, voordoet, is de gemeente onherroepelijk gemachtigd, het aandeel in het openbaar te doen verkopen. De Raad beslist, of tot die verkoop zal worden overgegaan. Het tweede en het vierde lid, het zesde lid, tweede zin, het zevende en het achtste lid vinden ten aanzien van die verkoop overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Boete

  • 1. Indien de canon of hetgeen aan de gemeente met betrekking tot het erfpachtsrecht overigens verschuldigd is niet ten volle voor de gestelde datum is voldaan, is de erfpachter aan de gemeente een boete verschuldigd, bedragende voor elke volle maand of resterend gedeelte daarvan, dat de betaling te laat geschiedt, 5% van het verschuldigde bedrag. Onder "maand" wordt hier verstaan: een tijdvak van dertig dagen aaneengesloten.

  • 2. Betaling van de canon of van hetgeen aan de gemeente met betrekking tot het erfpachtsrecht overigens verschuldigd is behoeft niet te worden aangenomen, indien niet tegelijkertijd de ingevolge het eerste lid verschuldigde boete wordt betaald. De boete, verschuldigd wegens niet tijdige betaling van de canon, geldt als verhoging van de canon en wordt geacht van de canon deel uit te maken.

  • 3. Buiten het geval, bedoeld in het eerste lid, kunnen Burgemeester en Wethouders de aanvrager, erfpachter of gewezen erfpachter een boete opleggen:

    • a.

      wegens het niet-nakomen van een der bepalingen, gesteld bij of krachtens artikel 12, artikel 19 of artikel 20, eerste lid, tot ten hoogste het bedrag van de waarde van de grond, zoals dit overeenkomstig artikel 15 is vastgesteld of opnieuw is vastgesteld;

    • b.

      wegens het niet-nakomen van een andere dan onder a. bedoelde bepaling, gesteld of toepasselijk verklaard bij de uitgifte in erfpacht, dan wel van een bepaling, gesteld bij of krachtens artikel 6, eerste lid, tot ten hoogste ééntiende gedeelte van het onder a. bedoelde bedrag, te betalen binnen een door hen te stellen termijn.

Artikel 28 Positie van de hypotheekhouder

  • 1. Indien het erfpachtsrecht met hypotheek is bezwaard, geven Burgemeester en Wethouders:

    • a.

      indien zij toestemming geven, als bedoeld in artikel 19, eerste lid;

    • b.

      indien de erfpachter in gebreke is in het tijdig betalen van de canon;

    daarvan schriftelijk kennis aan de hypotheekhouder, in het geval, bedoeld onder a. onverwijld, en in het geval, bedoeld onder b, binnen veertien dagen na verloop van JJn maand na de dag, waarop de betaling had moeten zijn geschied. In het geval, bedoeld onder a, worden tevens de eventueel bij de toestemming gestelde eisen aan de hypotheekhouder medegedeeld.

  • 2. Elke schriftelijke kennisgeving ingevolge artikel 24, vierde lid, of artikel 26, tweede lid, wordt de hypotheekhouder onverwijld in afschrift medegedeeld. Vervallenverklaring vindt niet plaats, indien de hypotheekhouder binnen de in een kennisgeving ingevolge artikel 26, tweede lid, bepaalde termijn alsnog de reden tot vervallenverklaring wegneemt.

  • 3. In afwijking van artikel 25, vijfde lid, juncto artikel 22, zesde lid en artikel 26, zevende lid, vinden, indien het erfpachtsrecht met hypotheek is bezwaard, de in die artikelen bedoelde uitkeringen plaats aan de hypotheekhouder, tot ten hoogste het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag, dat aan de hypotheekhouder zou toekomen in geval van gerechtelijke verkoop van het erfpachtsrecht. Het daarna overblijvende bedrag wordt aan de erfpachter of de gewezen erfpachter uitgekeerd.

  • 4. De voorgaande leden vinden slechts toepassing, indien de hypotheekhouder een schriftelijke verklaring, opgemaakt volgens het door het College van Burgemeester en Wethouders vastgestelde formulier, bij dat college heeft ingediend of heeft doen indienen, dat hij van de in die leden ten behoeve van de hypotheekhouders opgenomen bepalingen gebruik wenst te maken en dat hij er in toestemt, de daar bedoelde kennisgevingen te doen geschieden aan zijn werkelijke woonplaats of aan de door hem bij de inschrijving der hypotheek gekozen woonplaats, ter keuze van de gemeente.

  • 5. Wijziging in bepalingen, welke bij de uitgifte zijn gesteld of toepasselijk verklaard - wijziging als bedoeld in artikel 15, tweede lid, daaronder begrepen - wordt de hypotheekhouder zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld.

Artikel 29 Slotbepalingen

  • 1. Deze algemene erfpachtsbepalingen kunnen worden aangehaald als "Algemene Erfpachtsbepalingen Leeuwarden 1965" of als "AEL 1965".

  • 2. Zij zijn, hetzij in druk, hetzij in afschrift, voor belanghebbenden ter Secretarie van de gemeente Leeuwarden verkrijgbaar.